Skip to main content

Full text of "De Oude Tijd. Deel 2"

See other formats


This is a digital copy of a book that was preserved for generations on library shelves before it was carefully scanned by Google as part of a project 
to make the world's books discoverable online. 

It has survived long enough for the copyright to expire and the book to enter the public domain. A public domain book is one that was never subject 
to copyright or whose legal copyright term has expired. Whether a book is in the public domain may vary country to country. Public domain books 
are our gateways to the past, representing a wealth of history, culture and knowledge that's often difficult to discover. 

Marks, notations and other marginalia present in the original volume will appear in this file - a reminder of this book's long journey from the 
publisher to a library and finally to you. 

Usage guidelines 

Google is proud to partner with libraries to digitize public domain materials and make them widely accessible. Public domain books belong to the 
public and we are merely their custodians. Nevertheless, this work is expensive, so in order to keep providing this resource, we have taken steps to 
prevent abuse by commercial parties, including placing technical restrictions on automated querying. 

We also ask that you: 

+ Make non-commercial use of the files We designed Google Book Search for use by individuals, and we request that you use these files for 
personal, non-commercial purposes. 

+ Refrain from automated querying Do not send automated queries of any sort to Google's system: If you are conducting research on machine 
translation, optical character recognition or other areas where access to a large amount of text is helpful, please contact us. We encourage the 
use of public domain materials for these purposes and may be able to help. 

+ Maintain attribution The Google "watermark" you see on each file is essential for informing people about this project and helping them find 
additional materials through Google Book Search. Please do not remove it. 

+ Keep it legal Whatever your use, remember that you are responsible for ensuring that what you are doing is legal. Do not assume that just 
because we believe a book is in the public domain for users in the United States, that the work is also in the public domain for users in other 
countries. Whether a book is still in copyright varies from country to country, and we can't offer guidance on whether any specific use of 
any specific book is allowed. Please do not assume that a book's appearance in Google Book Search means it can be used in any manner 
anywhere in the world. Copyright infringement liability can be quite severe. 

About Google Book Search 

Google's mission is to organize the world's information and to make it universally accessible and useful. Google Book Search helps readers 
discover the world's books while helping authors and publishers reach new audiences. You can search through the full text of this book on the web 

at http : //books . qooqle . com/| 




Over dit boek 

Dit is een digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliotheekplanken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Dat 
doen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken. 

Dit boek is zo oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke 
domein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteursrechttermijn is verlopen. Het kan per land 
verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron van 
geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn. 

Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan de 
lange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u. 

Richtlijnen voor gebruik 

Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boeken 
uit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijven 
leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciele partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen op 
automatisch zoeken. 

Verder vragen we u het volgende: 

+ Gebruik de bestanden alleen voor niet-commerciele doeleinden We hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik door 
individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet-commerciele doeleinden. 

+ Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoek 
doet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelhe- 
den tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschien 
hiermee van dienst zijn. 

+ Laat de eigendomsverklaring staan Het "watermerk" van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over het 
project te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet. 

+ Houd u aan de wet Wat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt er 
niet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein is 
voor gebruikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek rust, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval 
met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het 
eenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng. 

Informatie over Zoeken naar boeken met Google 

Het doel van Google is om alle informatie wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uit 
allerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en ui tgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoeken 



op het web via http : //books . google . com 



Digitized by VjOOQIC 




INDIANA 

UNIVERSITY 

LIBRARY 



Presented by 



Digitized by VjOOQIC 



.0^ 

Digitized by VjOOQIC 



Digitized by VjOOQIC 



DE OUDE TIJD. 



Digitized by VjOOQIC 



Digitized by VjOOQIC 



DE OUDE TIJD. 



GE8CHIEDENIS — MAATSCHAPPELIJK EN HUISELIJK LEVEN — MONUMENTEN 

VOLKSEIGENAARDIGHEDEN — OVERLEVERINGEN — 
KUNST — NIJVERHEID — GEBRUIKEN — KLEEDING — VOLKSVERHALEN 

SPREEKWOORDEN — LIEDJES 



hit 



NOORD- EN ZUID-NEDERLAND. 



ONDEB LEIDING VAN 



DAVID VAN DER RELLEN Jr. 



MET MEDEWF EKING VAN 



NOORD- EN ZUID-NEDERLANDSCHE GESCHIED- EN OUDHEIDKUNDIGEN 

EN KUNSTENAARS. 



1870. 



HAARLEM, 
A. C. KRUSEMAN. 



Digitized by VjOOQ IC 



453375 



f * L Dch 



\£10 



: .• • • •••••••• • • •••••!••:; 



Gedrukt by Gchr. van Aspcren van der Velde, tc Haarlem. 



Digitized by VjOOQIC 



I 

I 



Ken Heidenkamp. Zie bladz. 16. 



NIEUWEJAAR. 



Het is een oud gebruik, elkaar geluk te 
wenschen bij <le eerste gelegenheid , dat men 
elkaar ontmoet, na een nieuwen jaarkring 
ingetreden te zijn. 

Wellicht verwacht gij zulks ook van de 
Redaktie van "De Oude Tijd." In die ver- 
wachting zal zij u dan ook niet teleurstel- 
len , en daarom , gegerde lezers , wenscht zij 
u toe, dat gij ook dit ingetreden jaar haar 
werk wilt en kunt blijven volgen met een 
gezond lichaam, een gezond hoofd en een 
gezond hart. Dat gij u opgewekt moogt 
voelen om mede te werken tot geheele ver- 
nietiging van het verkeerde , wat de vroegere 
tijden nog aan den onze als erfenis over- 
lieten , en tot herwinning van het goede , wat 
zij boven den tegenwoordige \66r hadden. 
Ziet daar, wat u de Redaktie van harte toe- 
wenscht. Gewoonlyk wordt zulk een wensch 
beloond met eenig geschenk, maar gy be- 

1870. 



grijpt, lezers, daarom is het de Redaktie 
niet te doen ; neen dat in 't geheel niet. 

Spijt u zulks? Zijt gij er dan z66 bijzon- 
der op gesteld geschenken te maken , welnu , 
denkt dan nog eens aan het Museum van 
Oudheden en aan de inschrrjvingsbiljetten , 
die gij in de ll c aflevering zult gevonden 
hebben. Waarschijnlijk was door devele be- 
moeiingen en door al de feestdagen op 't 
einde Tan 't jaar die zaak u door 't hoofd 
gegaan. 

Maar laat ons daarover verder zwijgen 
en 't alleen als een kleine herinnering be- 
schouwen. 

Van oudsher dan , was het geven van ge- 
schenken op den Nieuwjaarsdag een vast 
gebruik. Klein en groot, ieder deed daar- 
aan mede. Gevangenen kregen dikwyls tot 
nieuwjaars-cadeau gratie of vermindering 
van straf. Kloosters, gasthuizen en verachil- 

l 



Digitized by VjOOQIC 



453375 






Digitized by VjOOQIC 



N 



t~^« 



Een Ueidenkamp. Zie bladi. 16. 



NIEUWEJAAR. 



Het is een oud gebruik, elkaar geluk te 
^enschen bij de eerste gelegenheid, dat men 
<?liaar ontmoet. na een nieuwen iaarkrine 



grijpt, lezere, daarom is het de Redaktie 

niet te doen ; neen dat in 't gehed niet. 

SDiit u zulks? Ziit eii er dan zoo bozoa- 






Digitized by VjOOQIC 



2 



DE OUDE TIJD. 



lende liefdadigheidsgestichten deelden op dien 
dag brood en geld aan de armen uit. In 
Belgie zond men elkaar vergulde koeken 
(waarschynlijk als onze Sint-Niklaas koek) 
die nit Henegouwen kwamen, "cruitkoeken" 
"Lovensche koeken" en "specie" (gedroogde 
en geconfijte vruchten). In Brussel werden 
op dien dag voor de huizen der rijken aan- 
rechttafels geplaatst , waarop tusschen allerlei 
ververschingen ten dienste der voorbijgan- 
gers, een tal van waskaarsen schitterde. 

Hoe zelfs vorsten geen nienwjaarsgiften 
versmaadden blijkt nit den inventaris van de 
kleinodien van Philips den Goede, 1421, 
waarin we vinden een gouden beker met 
deksel, dien de hertog van zijnc gemalin 
tot een Nieuwjaarsgeschenk had gekregen. — 
Zoo bood in 1503 de stad Mechelen aan den 
jongen aartshertog Karel (later keizer Karel V) 
een zilveren obliekorf voor zijn nieuwjaar 
aan. Dat waren andere cadeanx als de nieuw- 
jaarsprenten , die we van aschkarman of 
torenwachter krjjgen! En toch zou het zeer 
belaugrijk zijn , als wij al de leelyke prenten , 
die door de verschillende ondergeschikte ambte- 
naren van verschillende steden en in ver- 
schillende tjjden zjjn uitgegeven, bij elkaar 
hadden. 

Een andere gewoonte was het schieten'm 
den nacht van het oude- op het nieuwejaar, 
wat tegenwoordig ook al minder wordt. 
Vroeger was een meisje daarop zeergesteld, 
want uit het meer of minder groot aantal 
schoten, door haar minnaar aan haar ven- 
ster gelost, werd haar de graad vanliefde, 
die hjj haar toedroeg, duidelflk. Ook hield 
men er veel van, zich alsdan in vreemde 
pakken te steken, of in beeste-, vooral in 
hertenvellen , en zoo zingende en dansende 
langs de straten te loopen, wat door de 
kerk streng veroordeeld werd, zoodat de 
Antwerpsche overheid in 1566 op den 31 
December door den stads-omroeper liet uitroe- 
pen, "dat niemand 't s' avents on* s' nachts en 
soude gaen mommen off d' nienwe jaar sin- 
ghen noch met eenich spel spelen, op arbi- 
trare correctie." Of daarby ook het zingen 
en het blazen van den torenwachter ver- 
boden werd , weten wy niet. In troepen gingen 
gedurende dien tyd kinderen en grooteren 



Nieuwjaarsliedjes zingende langs de huizen, 
om eenig geldelijk geschenk op te halen, 
wat in pretmakerij verteerd werd. We laten 
hier eenige van die liedjes volgen, ofschoon 
ze weinig om 't lyf hebben : 



Dag vrouw, dag man, dat al te gaer, 
Ik kom a wenschen een nieaw jaer. 
Dear dik, dcur din, ik kom loopen, 
Heb ge niet een wafertjen of twee, 
Ik en gaen ze niet verkoopen. 

't Is een good vrouwtjen die me dat geeft ; 

't Is te wenschen , dat ze nog 't naeste jaer leeft. 

Goed vrouwtjen, goed vrouwtjen, 

Heb ge niet een wafertjen of twee , 

Ik steken ze al in myn mouwtjen. 



Nienwejaerken ik sta hier buiten 

Ik heb een korfken en 't wil niet sluiten, 

Ik heb een mesken en 't wil niet snyden, 

Ik heb boter en *t wil niet braijen, 

Ik zie een koekjen en ik kan 't niet koopcn , 

Geef my ecu stuivcr eu lact my loopeu. 

3. 

Op nieuwjaers avond 

De bakker slocg zyn wyf, 

Al met de hcetc palen, 

Zoo deerlyck op haer lyf, 

Het wyf kroop in den oven, 

De bakker achterna, 

Zy waren zoodanig bestoven: 

Ik wensch u een zalige niewejaer. 



Nieuwejaerken zoete, 

Het verken heeft vier voeten; 

Vier voeten en eencn steert, 

't Is nog wel een waffelken weerd. 

terwyl de jongens er dan bij voegden: 

Vier voeten en een kloon 
Ik ben .... N *s zoon. 

de meisjes : 

Vier voeten en een fleschken 
Ik ben N *s mesken. 

Verder waren de Nieuwjaarsliederen groo- 
tendeels Kers-, ook wel Driekoningen-liede- 
ren, zooals b.v. 



Digitized by VjOOQIC 



NIEUWEJAAE. 



Met desen niewen jare 

So wert cms openbare, 

Hoe dat ene maecht vruchtbare 

Die werelt al verblijt. 

Ghtloeft moet sijn dat kindekijn, 

Gheecrt moet sijn dat maechdekyn, 

Nu ende ewelyc tot aire tijt. 



Hoe wcl was haer te moede, 

Doe si in vleise endo bloede, 

Aensach haers harten hoede, 

Den Heer der werelt wyt. 

Gheloeft moet sijn dat kindekijn, enz. 



Si baerden sonder pine 

Ende si bleef maghct fine, 

Des sondaen medecine, 

Des hebben die joden spijt. 

Gheloeft moet sijn dat kindekijn, enz. 

Die enghelen songhcn scone 

Glorie in den trone, 

Ter eren ende ten love 

Den kinde, seker sijt. 

Gheloeft moet sijn dat kindekijn, enz. 



Doen achte daghcn warcn leden, 
So wert Jesus besneden, 
Al naer den joctscer seden, 
Dwelc ons Tan sondcn vrijt. 
Gheloeft moet sijn dat kindekijn, enz. 

Dat de waarzeggers en het volksbijgeloof 
aan de omstandigheden van weer en wind, 
waaronder een nieuw jaar ingetreden werd, 
groot gewicht hechtten, zal wel geen ver- 
wondering baren. 

Een goed jaar b.v. zal het geven, wan- 
neer de lucht klaar en het weer stil is, 
zonder regen of wind. 



Mocht het waaien, zoo heeffc men toe te 
zien, van waar de wind komt. Waait hij 
nit het oosten , zoo heeft men ziekte onder 
't vee te wachten, — komt hij uit het 
westen, rekent er dan op, dat er vele vor- 
sten znllen sterven , — znidenwind brengt 
besmettende ziekten onder de menschen aan , 
— noordenwind gee ft een vruchtbaar jaar. 

Waait het erg, dan volgt pest. 

Is de hemel 's morgens rood , stellig kan 
men zich op veel slecht weer voorbereiden. 

B\j mooi weer en een helderen zonneschijn 
op i Januari, mogen de visschers zich ver- 
heugen ; zij kunnen zeker zijn een goed visch- 
jaar te znllen hebben. 

Smeult het vnnr van den laatsten avond 
des ouden jaars nog op den morgen van het 
nieuwe onder de asch, dat is een goed 
teeken. (Zeker een voorteeken nit den tyd 
toen er nog weinig tnrf gebmikt werd ; 't zon 
anders op die wyze niet moeielijk zyn , een 
goed jaar te bespreken). 

En lieve jonge dame , wilt gy weten , hoe 
de voornaam is van uw aanstaande? Vraag 
het aan de Luiksche meisjes, — zjj zullen 
u zeggen, dat ge slechts te letten hebt op 
het eerste kind, natuurlijk liefst een jon- 
gentje, wat op Nieuwejaar uw huis inkomt. 
Uw toekomstig minnaar heeft stellig den- 
zelfden voornaam dien dat kindje draagt. 

Nu, lezers, volgens de bovengenoemde 
wetten moeten wij u veel Noordenwind toe- 
wenschen, maar, overtuigd dat gy niet op 
dien wind gesteld zyt , en volgens onze hier- 
boven opgedane overtuiging geen der andere 
windstreken aan iemand toe te wenschen 
is, zullen wy best doen, hier onze verdere 
wenschen maar voor ons te honden. 



OUDE RECHTSSPRAAK, 

DOOR 

Mr. A. H. VERSTER. 



De hedendaagsche rechtspleging huldigt 
het beginsel : "beter dat tien schuldigen vrij 
zfin , dan dat een onschuldige gestraft worde ," 
en in de toepassing der straffen beoogt men 



slechts de misdadigers onschadelijk te inaken , 
zoo veel mogelijk zorgende dat zij niet voor 
de maatschappy verloren gaan, terwjjl de 
policie moet trachten misdrijven te voorko- 



Digitized by VjOOQIC 



BE OUDE TIJD. 



men. Vergelijkt men dezen toestand, ook in 
zjjn uitkomst , met hetgeen vroeger gebeurde , 
dan kan men den tegenwoordigen tyd niet 
genoeg prijzen. 

Vroeger was het eenige beginsel, zoo er 
van beginsel sprake was (wij hebben het oog 
op 15de en 16Je eeuw) misdadigers te straffen , 
en zoo hard te straffen als maar mogelyk 
was, om door afschrikkende voorbeelden het 
kwade te keeren. Dit werkte daarenboven 
zeer verkeerd , doordien aan de rechterlijke 
personen of heeren premie*n werden toe- 
gekend of het gestolen goed in 6igendom over- 
gelaten , zoodat er veel misbruiken ontston- 
den. Het edict crimineel van 1570 spreekt 
van deze misbiuiken : "In eenige plaatsen ," 
zegt art 61 , "den offieier oft den heere 
neemt 't hemwaerts al 't geen de ghe van- 
gen heeft al waert gheHolen goed of kerck 
roof. — Alle de gouden specien door den 
gce*xecuteerden achter te laten , de schulden 
betaeld, zijn voor den schouteth, het zilve- 
ren geld word onder de dienaers die hem 
hebben aengehouden verdeeld." Antwerpen 
tit. 13. art. 13. 

Een vrachtvoerder op zondag koopmans 
goederen vervoerd hebbende werd veroordeeld 
in de boete na uytwijzen het verbod; maar 
werd van den verderen eisch des bailjuws 
ontslagen , salvo dat hij den Bailliu eene 
reijse in de duijnen doen sal met zijn beste 
peerden (1544). 

De straffen waren ordinaire en extraordi- 
naire; de ordinaire zijn, zooals Damhouder 
zegt: "degenedie 't regt gesteld heeft, oft 
die den prince gheordonneert oft gestatueert 
heeft , oft die ghebrogt zijn by costumen ende 
usantien elck in 't sijne; de extraordinaire 
sijn degene die den juge stelt 't synder 
discretie om groote merckelijke en urgente 
cause, b\j dat noch recht, noch den prince, 
noch de costume, noch usantie daaraf ghe- 
statueert hebben" (cap. 55.). 

En verder van buitengewone en snoode 
euveldaden handelende , zegt hij : "deze wor- 
den extraordinairelyk en singulierlijk , ter 
discretie van den juge , gepuniert , en in dat 
stuk is er geen special regel te geven om 

de enormiteyt van den sticke Wilde 

nogtans de juge iels meer doen, hg sonde 



dit mogen doen, om de enormiteyt ende 
leelykheijt van den sticke " 

Nu behoeft het geen betoog dat de hee- 
ren juges destijds weinig discreet waren, 
en dat iets meer doen tot veel fraais aan- 
leiding gaf op het veld van pijnigingen , 
waarop reeds zooveel gedaan was en waar 
men artistes aantreft als een Tristan V Her- 
mite, den grooten hofrechter van Lodewijk 
XI (1483.). 

In den regel jaagt die rechtspleging reeds 
bfl de vermelding der feiten een rilling door 
de leden , maar soms geeft zrj stof tot ver- 
wondering over de schending der geringste 
begrippen van gezond verstand. 

Onder de eersten behooren die van het 
verdrinken in een pijp (ton) met water, 
zooals zekere Neelke (Cornelia) Aalders over- 
kwam , wegens Kindermoord , den 1 2 Pe- 
bruari 1631. 

Verscheidene Costuymen van Vlaanderen 
houden in : de straf tot den put voor herhaal- 
delyk overspelige Vrouwen , dat is , die 
ongelukkigen werden levend in een put be- 
graven. Een oud werk vermeldt zulk een 
executie van den 19 Juli 1597 , aldus : 

: 'Maria Barbier toen zij in het graf ne- 
derlegde, begeerde sy eenen snuytdoek op 
haer aengesicht te hebben , 't welck gedaen 
werd. Doe wird haer lichaem ende aenge- 
sicht met aerde bedeckt ende de scherpreg- 
ter sprank op de selce ende stample met 
de voeten soo seere op haren buyck , dat 
sy terstond haren geest gaf." 

Het jus talionis , oog om oog en tand om 
tand , gaf aanleiding tot afschuwelyke wreed- 
heden in rechterlijken vorm, welk recht in 
bijna alle oude costuymen is omschreven, 
b. v. : "soo wie eenen anderen beneemt ooghe , 
hant, voet, oor ofte neuse, verbeurt gelijck 
lidt, achtervolgens de previligien" (Cost: 
van *s Hertoghen-Bosch cap 3, art. 16, 1609.). 

Akeligheden zgn evenwel uit de straf- 
pleging dier tgden genoeg bekend, zoodat 
het doelmatiger is eenige zonderlinge geval- 
len op te geven waaruit men den geest dier 
tijden kan opmaken: ex ungue leonem. 

Vele mesgrepen en mesusen, zoo als de 
Costuymen zeggen, werden gestraft met het 
afhouwen der vuist , zooals beleedigingen te- 



Digitized by VjOOQIC 



OUDE RECHTSSPRAAK. 



gen de overheid, het verbreken der roede 
van de Justitie, het doorsteken der dijken, 
het uitrukken van grenspalen enz, hoewel 
op andere plaatsen hiervoor bedevaarten of 
geldboeten werden opgelegd. 

Soms evenwel werd de vuist niet afgesla- 
gen, maar vergenoegde men zich den delin- 
quent ootmoedig vergiffenis te doen vragen 
in de kerk, waar hij met een brandende 
kaars moest verschijnen, aan welke kaars 
een metaele vuist met sijnen naem daerop 
moest hangen; "Zal voorts tot syne coste 
binnen ses weken doen gieten een metaele 
vuist met een bylken daarin, doende daer- 
op sculperen syn naem ende doen hanghen 



met een stok mishandeld ; daarvoor werd deze 
zachtzinnige vrouw veroordeeld de rechter- 
hand te doen afhouwen, hetwelk veranderd 
werd in de hier boven vermelde straf van 
de offerande eener zilveren vuist , welke plech- 
tigheid in de abdij van St. Pieter te Gent 
plaats had ; zij moest daarenboven haar por- 
tret en haar wapen naast dat vuistje aan- 
bieden, welke voorwerpen in de kerk wer- 
den opgehangen. 

Veeltijds werden er ook bedevaarten als 
straf opgelegd, meestal voor het uiten van 
scheldwoorden. Elke plaats had haar eigen 
begunstigde bedevaartsoorden. Leuven stuurde 
haar pelgrims naar Sint Joos ; de baanderij 



Arrestatie op een gewyde plaats. 



hier in den vierscharen , openbaerlick ten 
aensien van een yegelycken tot een eeuwige 
memorie" (Zeeuwsche oudheden). 

In vele gerechtszalen zag men zulke me- 
talen vuisten met hun opschriften hangen. 
In de groote vierschaar van het Brugsche 
Vrge, vond men koperen hoofden hangen 
waarvan de tongen met een ijzer doorboord 
waren. In 1794 zijn de meesten dier gedenk- 
stukken geroofd en vcrnietigd. 

In 1396 had zekere dame, Yolante van 
Cortericke, vrouwe van Melle, den baljuw 
van Letterhoutem , toen hij bij haar in qua- 
liteit aan huis kwam , grovelijk beleedigd en 



van Grimberghen naar het H. Bloed te Wilse- 
maken ; Mechelen naar St. Martin te Tours , 
en naar St. Jacob in Gallicie. Het graafschap 
Limburg naar Reuchemont ; Diest naar Rome 
en naar Ferrare , Straatsburg enz , en de pel- 
grims moesten het bewijs mede brengen dat 
zij er geweest waren. 

Art. 20 van de Luyksche costuymen 
houdt in: 

"Qui coupe le poing a un autre , eschet en 
quinze voyage de St. Jaque en argent en- 
vers la partie , et en la moitie" envers TofBcier ; 
et pour un oeil eschet en pareille peine que 
pour le poing. 



Digitized by VjOOQIC 



6 



DE OUDE TLTD. 



Geld was ook vroeger de ziel dernegotie, 
en die reizen werden dikwyls voor klinkende 
specie afgemaakt ten profijte van den bal- 
juw; en dat werd ten laatste z66 de ge- 
woonte , dat vele Costuymen , zoo als die van 
Diest en Luik, een vast tarief aannamen. 

"Item deghene die ghewezen wort ter saken 
van eenighe fourfeyten in eenen wegh in 
Cypres, mach lossen met dertich realen. 

"Item die wech tot Sint- Jacobs in Galissen , 
die mach lossen met twintig realen. 

"Item die wech tot Roomen, die mach 
lossen met tien realen. 

"Den wech tot Ferraren staet der redemptie 
met vijf carels. 

"Den wech naer Straesburch staet ter re- 
demptie met dry carels. 

"Den wech tot Milanen staet ter redemptie 
met vijf carels." cap. 6. art. 22. 

"Les voyages accoustumez et les composi- 
tions d'y ceux sont tels: 
"Le voyage d'outremer de 20 florins, d'or 
"Le voyage de S' Jaques 10 ,. „ 
"Le voyage de Rochemadoux 5 „ „ 
"Le voyage de Vendosme 2 et derai 

"Le voyage de Walcourt 1 florin J". 

Voor slagen , stooten en diergeljjke werden 
enkel geldboeten opgelegd en, daar de cos- 
tuymen de verschillende artikelen nauwkeurig 
omschreven met vermelding daarachter van 
den prijs even als een behoorlijke spijskaart , 
zoo wist een burger destjjds juist hoeveel hij 
voor een klap kwijt was. 

Zoo leest men in de costuymen van De- 
wene art. 450 : t4 Soo wie in fellen oft gram- 
men moede op yemanden wapen treckt om 
hem te evelen (nocere) aen lyf oft aen lith 
ende hem niet en raeckt, noch bloedt en 
laet , verbeurt twee guldens ; Ende indien hy 
denselven bloedt reysde sonder verminckt, 
verbeurt dry guldens; Ende indien hy den- 
selven verminckt sonder oogen, neuse, han- 
den oft voeten te benemen, verbeurt boven 
de voors. breuck noch ses guldens ; Ende in- 
dien hy eenighe van dien bename, verbeurt 
boven de voorschreven breucken noch 24 
guldens , ende den beschadigden syne schade." 
's Hertogenbosch Cap. 3. — "Van eenen 
vuysten slach , eenen stuyver drie oort — van 
messe oft andere gheslepen wapenen te tree- 



ken om eenen anderen te invaderen , vyfthien 
stuyvers dry oort , — eenen anderen te slaen 
sonder quetsen met eene gheswaerder handt, 
te wetene met steen ofte houdt, oft dier- 
gelijke oft yemanden daer mede te werpen , 
vyfthien stuyvers dry oort; — eenen ande- 
ren met gelycke gheswaerder handt te quetsen , 
een en twintich stuyvers; — eene bloedige 
oft lendige wonde dry carolus guldens ende 
thien stuyvers." 

Daar wjj toch aan de rekeningen courant 
der heilige Hermandad zjjn , behoort hier ter 
plaatse : 

"Reglement voor den scherprechter te Brug- 
ge en wat hij voor iedere executie hebben 
moet." 

u 4. Voor 't vier oft als iemand levende 
verbrandt of geworght wort ontfanght desen 
scherpregter dertich vlaemsche stuyvers. 

2. Voor 't sweert oft als iemand onthoofd 
wordt dertich stuyvers. 

3. Voor begravinghe in d' aerde , 't welk 
noghtans bijna (alleen) aen de vrouwen ge- 
schiet , dertich stuyvers. 

4. Voor frytinghe oft verziedinghe in d' olie- 
ketel: dertigh stuyvers. 

5. Voor ontledinghe: dertigh stuyvers. 

6. Voor het rat: dertigh stuyvers. 

7. Voor het strop oft de baste, 't welck 
woelinghe gheseyt wordt : dertigh stuyvers. 

8. Voor de galghe ontfanght hy diesge- 
lyckx dertigh stuyvers. 

9. Voor verscheuringJie met peer den ont- 
fanght hij thien stuyvers. 

10. Voor stroppelkoorden : thien stuyvers. 

1 1 . Voor nypinghen , vierighe en onvie- 
righe, ontfanght hy thien stuyvers. 

12. Voor afkappinghe van vuyst, vingher, 
duym , voet oft ander litmaet , ontvanght hy 
thien stuyvers. 

13. Voor gestomptheydt (mutilatus) ont- 
fanght hy thien stuyvers. 

14. Voor doorstekinghe der tonghe thien 
stuyvers. 

15. Voor uyt-treckinghe der tonghe , thien 
stuyvers. 

16. Voor 't brandt-mercken op de kake 
oft op de rugghe , ontfanght hy thien stuyvers. 

1 7. Voor gheeselinghe , ontfanght hy thien 
stuyvers. 



Digitized by VjOOQIC 



OUDE BECHTSSPRAAK. 



18. Voor vertooninghe oft te tooghen te 
stellen eenig persoon op *t schavot van jus- 
tice ende de gheeselinghe daer uyt namaels 
volgende, ontfanght hy diesgelyckx thien 
stuyvers. 

Nota : Dat het officie van hondenslaeger te 
Brugge , aan het beulschap is verbonden." 

Het baantje van beul was te Brugge al 
even weinig winstgevend als tegenwoordig de 
rjjksbetrekkingen in den regel zjjn ; er is een 
opmerkeiyke eentoonigheid in dat tarief van 
dertigh en thien stuyvers. Voor verscheu- 
ringhe met peerden kreeg de man slechts thien 
stuyvers , even als voor de uyt-treckinghe der 
tonghe ; — neen , het is al heel min gesteld , of 
misschien had de ambtenaar het druk , en dan 
leverde het een bestaantje op. Gent was vrij 
wat milder; die stad kende in haar regle- 
ment van 17 Januari 1676 gansch andere 
8ommen aan dien titularis toe : 

b. v. "VII Item voor het raeybraecken met 
woelen , of afsnjjden van den hals ende met 
het transporteren ende exposeren van het 
dood lichaem ter plaetse patibulaire 't samen 
24 guldens" enz. 

Ook Amsterdam , blijkens een rekening van 
den scherprechter wegens executien doonhem 
in het jaar 1712 gedaan: 

«1 Onthaist / 6—0—0 

Voor 't zwaart en den doek g 6—0—0 

Voor *t kisten // 3—0—0 

1 Gewurgt u 6—0 — 

Voor *t kisten „ 3 - 0—0 

1 Gerabraakt 9 slagen a/ 3— 0—0 

yder slag « 27—0—0 

Voor 't wurgen » 6 — 0—0 

Afgenomen en bay ten gebragt .... « 9 — 0—0 

2 gehangen, een mes boven'thoofd a 19—0—0 

Ben daarvan buyten gebragt u 9 — — 

De andere gekist „ 3 — — 

2 met brieven te pronk „ 12 — 0—0 

3 onder dc galg a f 6 — -0 „ 18—0—0 

24 Gegeeselt a f 3—0—0 a 72—0—0 

5 daarvan met *t mes boven'thoofd * 15 — — 

1 met een coevoet boven 't hoofd. « 3 — — 

1 het dubbeld swaart a 6—0 — 

1 Gebrandmerkt « 6--0— 

Touwe en garde gelt ;/ 12 — — 

Voor reysgeldt „ 12 — — 

Voor assistentie a 12 — 0—0 



Samen f 265—0—0 



Niet elke plaats kon zich de weelde ver- 
oorloven er een eigen beul op na te houden , 
maar dan werd het volk geprest om beuls- 
werk te doen , en soms moesten de veroor- 
deelden elkander helpen. Zoo werden twee 
jongelieden veroordeeld "malkander in beslo- 
ten camere wel strengelijk te geesselen tot 
discretie van schepenen." 

Er kwamen gevallen voor, dat de scherp- 
rechter met deskundigen consult moest hou- 
den, zooals bij het onderzoek naar het too- 
verteeken of stigma diabolicum , dat sommigen 
in den rechter kuit hadden , maar anderen 
onder den rechter schouder verborgen hadden ; 
bij welk onderzoek de heeren consulenten in 
den regel overhoop lagen, zoodat het hof 
van Vlaanderen , bij ordonnantie van 31 Juli 
1660, beval: ;< dat voortaen tot bezigtinghe 
van hetzelve teecken ofte charactere , niet 
en sullen gheadmitteerd worden eenighe scherp- 
regters , maar wel neutrale en insuspecte doc- 
teurs." 

Maar niet alle toovenaars hadden dat stigma 
diabolicum, en dan werden ze aan de vuur- 
of waterproef onderworpen of ze werden , zoo- 
als te Oudewater, gewogen. Hadden ze hun 
gewicht , dan waren zij bevryd van alle ver- 
denking en kregen getuigschriften of passe- 
avants , die hen overal elders veilig maakten. 

Het beicijs der misdrijven werd in den 
regel uitsluitend geleverd door de bekentenis 
der steeds gepijnigde beklaagden; getuigen- 
bewijs kwam nauwelijks in aanmerking. Men 
rekende het den poorters als een privilegie 
aan dat geen vreemden tegen hen mochten 
getuigen, maar dan trad toch de pgnbank 
daarvoor in de plaats. 

In civiele processen moest het lot meer- 
malen beslissen, zooals o. a. blrjkt uit een 
vonnis te Melle (Frankrijk) , gewezen den 24 
Sept. 1644. 

Zeker presbgter Prudhomeau vorderde van 
de vrouw Brune de teruggave van een gouden 
pistool, welke zij beweerde te hebben terug- 
gegeven. 

Elk der beide partijen had reeds verscbei- 
dene eeden gedaan, zoodat de rechter even 
wijs bleef als in den beginne, maar hjj be- 
paalde dat het lot hem uit de verlegenheid 
zou helpen. " Officie- wege" voorzag h^J zich 



Digitized by VjOOQIC 



8 



DE OUDE TIJD. 



van twee strootjes of stokjes. Om te weten 
wie het eerst moest trekken wierp hij een 
stuk geld op. Een gerechtsdienaar moest voor 
den eischer kruis of munt raden. Deze raadde 
munt , en het was kruis ; zoodat de gedaagde 
moest trekken aan een der strootjes, welke 
de reenter zoodanig met den voorsten vinger 
en den dnim hield , dat er niets dan de bo- 
venste gedeelten te zien waren. Vrouw Brune 
trok het langste, en de reenter "de beoor- 
deeling dezer duistere zaak aan de Godde- 
lyke voorzienigheid overlatende ," stelde de 
gedaagde buiten proces en kosten , zooals om- 
standig staat te lezen in het vonnis van Petrus 
Satnrnus Houlijer , raadsheer des konings, pre- 
sidents-rechter , ordinaris , civiel en crimi- 
neel assesseur van Z. M. 

Maar ook in criminali werd soms het lot 
ingeroepen , en , hetgeen nog vreemder is , om 
te weten wie van twee gelykeljjk van schuld- 
plichtigheid overtuigde deserteurs moest ster- 
ven en daardoor zijn medeplichtige vrijmaken. 

u Soo ist dat wy Octavio Schuis , raet 's ko- 
ninckx ende auditeur van het krygsvolck van 
Oost-Vlaenderen , naer praealable consulte 
daerop gehouden aan den heere Superinten- 
dent van de justitie militaire, recht doende 
nl: bebben ghecondemneert ende condemne- 
ren u mits desen te worpen met dry scherpe 
teerlinghen, ende den gonnen in dry worpen 
sal hebben de minste pointen ofte oogen ge- 
straffc te worden met de doot ende public- 
quelyck ghearquebuseert te worden ; u voorder 
condemnerende in de costen en de misen van 
justitie , Actum in audientie dezen 4 2 Ougtse 
4644. 

Ten slotte zy het my vergund nog eenige 
merkwaardige processen aan te stippen. 

Om te beginnen, een heksenproces. 

Sententie verleent tot laste van Joosyne 
Labyns f l . Pieters tooveresse den 4 Augusti 
4664." 

u Omme dieswille dat gy Joosyne Labyns 
f. Pieters, huysvrouwe van Joos Meynfroet, 
out omtrent 50 jaren , geboren en woonach- 
tigh binnen deze parochie Heestert (by Kort- 
ryk), u soo verre hebt vergeten van nu ge- 
leden de 4 9 jaeren , te maeken een compact 
met den duyvel der helle ," alzoo gaat het 
vonnis voort en verhaalt daarin zeer omstandig 



hoe of die heer duivel in het zwart en met 
pluimen was uitgemonsterd en hoe kg by 
haar kwam aan den "borreput", waar z\j water 
haalde; daar onderteekende zij een contract 
met "Hancxken" (zoo heette de duivel) , waar 
zy God, Schepper en Zaligmaker, het doop- 
sel, de H. Maagd en alle "lieve Heylighen" 
afzwoer en "Hancxken' * voor haar God nam. 
Die onderteekening geschiedde door haar met 
een "haeexken" , omdat zy niet schrijven kon. 
Er wordt vermeld hoe de duivel haar drie 
maanden te voren reeds verzocht had in de 
gedaante van een zwarten priester, toen zy 
in den schaapsstal van zekeren Arent van den 
Cruycen stond te "dubben" (tobben) over de 
dure tijden ; daar had vriend Hancxken haar , 
de getrouwde vrouw, zeer leelijke dingen 
voorgesteld , die onverholen worden medege- 
deeld als door een oor- of ooggetuige. Zy kreeg 
soms zelfs geld , namelijk "vijf schelen para- 
syse," en niet alleen geld, maar ook een 
"roodt ende geluwe poeder, daer mede" zfl 
menschen betooverde en deed sterven. Z66 
nauwkeurig was alles bekend , dat er in het 
vonnis te lezen staat wat Hancxken beloofde 
te betalen, namelijk: "Voor elcken man die 
gy soudt betooveren 10 schelen parasyse, 

u Voor elcke vrouwe vijf schelen. 

"Voor elck kindt dry schelen. 

"Voor elck peert veerthien schelen. 

"Voor elcke koe ses schelen. 

"En voorts al naer advenante , soo gy oock 
by uwe eyghen confessie hebt bcleden." 

Die confessie was waarschijnlyk door py- 
niging verkregen. Merkwaardig zyn de cijfers : 
voor een paard 44 schellingen, dan volgt in 
prijs de man , dan de koe , daarop de vrouw. 

Dat poeder had zij gekregen "f elckens 
als sy ten dansen vloog" , en dat gebeurde 
"by het soeten vrauwken van Eecken op den 
cnock Michel Algoets , op den cnock bij Jan 
Libberechts gheseyt Leenman, op de papen- 
straete voor het hofgat Arent van Houtte, 
mitsgaeders binnen den nieuwen bosch bij 
Corterycke, op de solders 't Ooteghem en 
elders." Dat ten dansen vliegen was het 
Sabbath vieren; daarvoor kreeg zij vet om 
zich te smeeren. In het u Traite* des sorciers 
et de sorcellerie, livre tres utile et nCces- 
saire aux juges etc. Paris 4643, wordt dat 



Digitized by VjOOQIC 



OUDE RECHTSSPRAAK. 



9 



vliegen zeer omstandig omschreven : hoe zij 
gesmeerd en zonder eenig kleedingstuk op haar 
bezemsteel of bok de lucht door vlogen met 
den duivel achterop, u comme un rude fouet- 
teur. ,, 

Nu volgt de lijst der menschen en dieren, 
die door hs&r fatalen poeder het hachje er 
bij hebben ingeschoten. Zij scheen het bijzon- 
der te hebben tegen zekere famielie Gaennijn , 
waaryan zij vader, twee zoons en een doch- 
ter liet sterven aan booze zweeren. Francois 
Gaeremijn was er het ergste aan toe : die 
werd lain, en "uyt syn elleboghe croop een 
beeste ghelijck een roode slecke met twee 
oorens, welck oorens afghesneden synde, de 



ven. Zij vergreep zich onophoudelijk aan kal- 
veren. 

"Omme alle welcke abominabele en exe- 
crabele faiten en delicten" Jufvrouw Joosyne 
Labyns werd veroordeeld "gheworgt te worden 
aen een staeck patibulaire , ende het lichaem 
verbrandt te worden al in asschen." 

Niet onbelangrijk is ook de sententie van 
Anna Maria Eeltjens van "Tielbourg geap- 
prehendeerde en beklaegde". Deze vrome zus- 
terhad aan het lichtgeloovig volk wijsgemaakt 
dat zij nooit voedsel nam ; in e*e*n woord een 
tweede Besje van Meurs. Daardoor had zij 
voor heilig willen doorgaan ten haren bate , 
maar zij had het scherpe oog der heilige 



Tortuur. 



selve beeste wederom in den arm en ellebo- 
ghe croop." "Eindelijk stierf Mijnheer Fran- 
cois seer ellendigh en miserabel uytgedroogbt 
ghelijck een en koolstock." 

Zij betooverde paarden en koeien, ook 
kinderen; sommige menschen betooverde zij 
half, door ze vriendelijk op den schouderte 
kloppen , o. a. de vrouw van zekeren Arent 
Gaennijn , die , zooals wordt medegedeeld , is 
gestorven , ook "uytghedroogt gelijck een kool- 
stock, seer miserabel." 

Wat onderscheid er is tusschen half en 
heel betooveren , blijkt niet ; men schijnt toch 
van beiden op die miserabele wflze te ster- 

1870. 



justitie niet kunnen misleiden , die haar tot 
boetedoening veroordeelde "in een wit hembde" 
benevens tot een gevangenisstraf en in de 
kosten. 

Hieruit blijkt dat de bekentenis (door de 
prjnbank) alles afdeed. In het vorige geval 
zal een hoogst onschuldige geboet hebben voor 
de excessen van de famille Gaermijn of dier 
vaderen, en voor een veeziekte, terwgl in 
het tweede geval een bedriegster aan de kaak 
werd gesteld. 

Het is dus niet te verwonderen, dat er 
lieden ten onrechte ter dood veroordeeld wer- 
den ; maar dan maakte men maar weer een 

9 



Digitized by VjOOQIC 



10 



DE OUDE TIJD. 



vonnis , waarbij het vorige vernietigd werd , en 
dan was alles weer in orde , zooals een sen- 
tence waarbjj zekere Hans van de Velde ter 
dood veroordeeld was , twee jaar na de executie 
vernietigd werd. 

De rechtsspraak strekte zich over alles en 
alien nit , over levenden , ook over dooden. 
Zoo werd er vonnis in 1747 geveld over u het 
doodt ligchaem van Johannes van Overbeke , 
sigh in de gevangenisse hebbende verhanghen", 
daar zelfmoord strafbaar was. 

"'t Hof recht doende, condemneert het doodt 
lichaem van den voorss. Joannes van Over- 
beke door den scherprechter ghesleept te 
worden van uyt de plaetse van vangenisse 
tot buflten de deur, ende aldaer geleijt te 
worden op een hurde met het aensicht naer 
de aerde, om voorder gesleept te worden 
naer de ordinaire plaetse patibulaire ende 
aldaer ghehanghen in eene micke." 

Kinderen werden eveneens geyonnisd, nu 
eens streng, dan weder z66 dat het zonde 
was er zoo veel deftigheid om te vermor- 
sen. Zeker knaapje Lambrechts Hendricx 
had te Vere in 1655 met een dieventroep 
medegedaan, had goederen helpen helen en 
werd daarvoor met de meest mogelyke for- 
maliteit veroordeeld : u den broeck afgestreken 
ende wel strengelrjck op de bloote billen met 
roeden te worden gegeesselt." 

Bij een ander vonnis werd een jongen van 
elf jaar veroordeeld om "ghesleept ende ghe- 
hanghen te worden", daar hij een meisje zoo- 
danig met een steen op het hoofd had ge- 
slagen dat zij er aan gestorven was , en zulks 
daar het kind hem zijn "caproen" had af- 
getrokken. 

De procedures tegen dieren zijn zeer ver- 
makelyk wegens den onverstoorbaren ernst 
waarmede zij behandeld werden. Van 1522 
tot 1530 waren de ratten te Antun zooda- 
nig vermenigvnldigd dat men voor hongersnood 
vreesde. Er werd een eisch van verbanning 
tegen die dieren ingesteld en van excommu- 
nicatie. Opdat alle vormen in achtgenomen 
zouden worden, kregen zij den advokaat 
Mr. Chassane'e , een groot rechtsgeleerde , tot 
verdediger, die dan ook alle exception op- 
wierp van nietige dagvaarding enz. , waardoor 
hjj de zaak op de lange baan schoof. 



Evenzoo werd er in 15.31 een vervolging 
ingesteld tegen de meikevers. Aan denzelfden 
advokaat werd in dezen advies gevraagd. Hij 
onderzocht eerst, of de bewoners der plaats 
wel recht hadden. V6<3r alles moesten de 
kevers gedagvaard worden. Er is niet ver- 
meld of de ratten en kevers na de eerste 
dagvaarding getracht hebben te transige'ren. 

Pieter de Vos, onderbaljuw van Belle in 
Vlaanderen, deed in 1486 door den beul van 
Yperen aan een varken op het schavot het 
leven benemen, en dit dewijl het beest het 
kind van zekeren Matthijs Cicx gebeten en 
gedeeltelijk genuttigd had. Van al hetwelk 
een acte is opgemaakt den 12den September 
van dat jaar. 

Voorbeelden van dergelyke strafplegingen 
vindt men in menigte , en vooral waren het 
de varkens , die veel met het gerecht te ma- 
ken hadden. De opvatting dat dieren mis- 
dry ven konden begaan en daarvoor strafbaar 
waren, werd door nagenoeg alle rechtsge- 
leerden der vijftiende en zelfs in de zestiende 
eeuw gehuldigd ; z$j steunde op de Mozaische 
leer , nitgedrukt in Exodus XXI vs. 28. 29. , 
waar de straf van steeniging wordt uitge- 
sproken tegen ossen die stooten , maar tevens 
bepaald dat de eigenaar van den os aanspra- 
kelijk voor diens euveldaden is , zoo hjj van 
te voren de kwaadaardige neigingen van het 
dier gekend , maar geen voorzorgen genomen 
heeft. Van deze onderscheiding maken de 
vonnissen , waarvan hier sprake is geen 
melding. 

i 
De beide hierbij gegeven plaatjes zijn ge- 
nomen uit Damhouder's Practycke in crimi- 
nele Saecken. Druk van Rotterd. 1628. 

Op het eerste zien wij, hoe een misda- 
dadiger uit een kerk gehaald wordt, waar 
hij zich zeker rekende. "Maar", zegt Dam- 
houder, u Heylighe oft ghewijde plaetsen en 
bevrijen geen" ; en vult dit aan door een 
tal misdaden, te veel om hier te noemen. 

Het tweede is uit zijn 37 stc artikel over 
het "pynen", wat de Juge "eerst soetelgck 
moet beginnen en daernaer noch stranghe- 
lijcker." Hier ligt de patient gebonden op 
een smalle plank; de hangman legt een 
natten doek over zyne oogen of houdt hem 



Digitized by VjOOQIC 



OUDE RECHTSSPRAAK. 



11 



den neus dicht. Een tweede stelt hem , nadat 
hij geheel met koud water begoten is , "een 
brej'delkcn binnen zijnen mont , ende giet met 
eenen waterpot oft canneken coudt water in 
zijnen mondt ende lichaem, tot dat het li- 
chaeni gheswollen is, alsoo dickmael ende 



langhe alst de Juge ende zijnen Raet schijnt 
dat 't lichaem verdraghen mach sonder groot 
dangier en peryckel," enz. Hoe onmensche- 
lijk, al wordt zulk pijnen nog zoo "soete- 
lyck" toegepast! 



BESCHOUWINGEN EN OPMERKINGEN NAAR AANLEIDING VAN EEN ZONDERLING BOEK. 

DOOR 

D. F. VAN HEY ST. 



De aan iedereen bekende uitspraak van 
het Bijbelboek, de Prediker : "Hetgeen er 
geweest is , hetzelve zal er zrjn , en hetgeen 
er gedaan is, hetzelve zal er gedaan wor- 
den, zoodat er niets nieuws is onder de 
zon," komt ons niet zelden in de gedach- 
ten, wanneer wij den tijd, dien wij bele- 
ven, met vroegere dagen vergelijken. Hoe 
menigmaal hooren wij niet den een of ande- 
ren onzer bejaarde kennissen uitroepen : "Wei, 
zie eens , die mode is er in mijn tijd ook al 
geweest!" of wel : "Denkt ge dat die uit- 
vinding nieuw is? Och, kom. Veertig jaar 
geleden heb ik die dingen ook al gezien!" 
Wanneer wij ons voor de groote spiegelrui- 
ten van een prachtigen galanterie- of meu- 
belwinkel te Amsterdam of 's Gravenhage 
bevinden, dan worden wij bij het beschou- 
wen der sierlijke vazen, tafels en fauteails 
menigmaal gefrappeerd door de vele antieke 
vormen , die zich aan ons oog vertoonen , 
waardoor al de glans der nieuwheid noodig 
is om ons te overtuigen, dat die voorwer- 
pen eerst kort geleden de fabriek hebben 
verlaten. Het woord renaissance duidt dan 
ook reeds genoegzaam aan, dat men in de 
kunst gaarne de oude tijden wil laten her- 
leven. En de kunst doet daar wel aan, want 
wat degelijkheid en bevalligheid betreft kan 
menig hedendaagsch kunstenaar nog met 
vrucht bij onze voorvaderen ter seholegaan. 
Maar ook daar, waar men geene navolging 
of opwekking van het oude bedoelt, maar 
werkelijk pretendeert iets nieuws te leveren , 
d£ar is het soms of een oud heertje met 



steek en staartpruikje , korte broek en zil- 
veren gespen spotachtig fluistert: "Neen , 
mannetje, bluf maar niet te hard op 
uwe nieuwe inventie! Als er in mijn tijd 
tentoonstellingen geweest waren , dan zou ik 
met uw zoogenaamd nieuw id£e al eene me- 
daille verdiend hebben!" 

Ja , het is waarlijk oin wanhopig te wor- 
den ! Hoe zal men op het gebied van kunst 
of literatuur nog iets nieuws bedenken? 
Maak een vers, en dadelijk roept een re- 
censent u toe: "Datzelfde onderwerp is wel 
reeds twintigmaal , en veel beter dan door u , 
behandeld." Die jonge dichter in een van de 
Blijspelen van Scribe wist het wel , toen hij 
begreep dat de wereld reeds overvoerd was 
met romancen en balladen, met vroolijke 
feest- en minneliederen , en hij gaf daarom , 
in tegenoverstelling van alle andere jonge 
dichters , als zijn eersten bundel eene verza- 
meling van lijkzangen in het licht, onder 
den naam van "de Katafalk." Het sterven 
was wel niets nieuws, maar als onderwerp 
van een eersten dichtbundel, had het ide*e 
toch nog iets origineels. Alle mogelijke on- 
derwerpen zyn ontelbare malen in pofizy of 
proza behandeld : Zon , maan , sterren , — 
liefde van allerlei soort, verboden en ge- 
permitteerd , — zoowel als mindere verheven 
zaken, bijv. vlooien, pruiken, Orandnetels, 
ezels , ganzen en dergelijke. Wilt grj won- 
derlyke titels verzinnen, dan moet grj al 
zeer vindingrijk zijn om het onze oude ltd 
te verbeteren. Denken wij maar eens aan: 
a Vier stukgesneden galgestroppen , benevens 



Digitized by VjOOQIC 



12 



BE OUDE TUD. 



even zoovele toegeworpen liefdekoorden" 
(1680), of aan "Schoenen met hooge hielen 
voor dwergen in heiligheid" (uit den tyd 
van Cromwell) ; of aan "Den Grooten en 
Witten Duyvel ; dat is een klaer vertoon en 
aenwijsinge dat den Koninck van Vranckryck 
niet door gewelt van wapenen, maer door 
de malitieuse directie van Jan de Wit, Pen- 
sionaris en syne Groole complicen, onder 
't Canon van goude Lowysen soo veel steden 
en sterckten onses lieve Vaderlants onder 
sijn gehoorzaemheydt heeft bekomen ;" of 
aan U D' oprechte Oranje oogensalf, opge- 
veylt door een Hollantse Quaksalver, aen 
alle Oranjelief hebbers. Gedrukt in d' Oranje 
Druckery" (1672). Maar vooral aan : u De gees- 
telijke mosterdpot om de ziel stichtelijk te doen 
niezen" (uit den tijd van Cromwell). Dit 
lijstje zou nog met een aantal andere na- 
men vermeerderd kunnen worden, en dus 
komt ook geen rare boektitel ons meer 
nieuw voor. 

Op het gebied van kleeding en opschik, 
waar de mode met tyrannieke hand regccrt, 
is wel het allerrainst iets nieuws te vinden. 
De crinoline, die tot zoovele geestigheden 
aanleiding gaf, was immers slechts een 
gewijzigde vorm van de verdegale der 16 e 
eeuw , of nog meer van de enorme hoepelrok 
of panier der 18 . De korte nauwsluitende 
japonnen der laatste dagen herinneren aan 
de kleeding van het begin dezer eeuw, tcr- 
wijl sommige dames, om zich van achteren 
meer voorkomen te geven , de culs de grin , 
zijnde kussens van wol of paardenhaar, weer 
schijnen ingevoerd te hebben. Ja , in den vorm 
der rokken vinden wij de 16', 17 c en 18° 
eeuwen telkens terug. 

Met de kapsels is het waarlyk niet an- 
ders. Lacht ge nu om de massa haar, die 
de dames aan haar hoofd bevestigen , en 
die een soort van toren vorrat, waarop een 
klein hoedje, by wijze van schild, de punt 
der neus raakt, zoodat het lieve en edele 
voorhoofd geheel onzichtbaar wordt, — o, 
in het grijs verleden was het nog wel an- 
ders ! Toen bouwden de dames nog wel kun- 
stiger torens op haar hoofd. Lees maar eens 
u Ecn nacht in een armstoel" van mevr. Bos- 
boom-Toussaint. Daar vindt ge het voorbeeld 



van eene dame , die , bij gelegenheid van een 
aanstaand feest, een ganschen nacht op een 
stoel moest blijven zitten, om haar prachtig 
kapsel, waaraan een coiffeur naar de mode 
uren lang had gearbeid, niet in de war te 
brengen. 

Ook het Tijdschrift "De Oude Tyd" heeft 
reeds meer dan eens de bewijzen geleverd 
voor de waarheid van Salomo's bewering: 
dat er niets nieuws onder de zon is. 

Hebben wij op onze schouwburgen nog 
kort geleden de bekwame schaatsenrijders 
Leopoldine Adacker en Horatio Syr bewon- 
derd , in ons Tijdschrift leest gij op biz. 62 , 
dat het rijden op rolletjes reeds in 1792 by 
ons werd uitgeoefend. 

Toch zou het wat kras zijn, om nu na 
al die opmerkingen de nieuwheid van al 
wat ons voorkomt te ontkennen, en bij elke 
nieuwe uitvinding te zeggen : "0 , dat is er 
zeker vroeger ook wel geweest, al weten 
wij het thans niet meer !" Ongetwijfeld heb- 
ben kunst en wetenschap bij de verschillende 
volken der oudheid op veel hooger trap ge- 
staan, dan wij zelfs maar kunnen vermoe- 
den. Er moct eene beschaving en ontwikke- 
ling zyn geweest, waarvan wy ons nauwe- 
lijks een denkbeeld kunnen maken. De over- 
blijfsels van oude kunstgewrochten , die nog 
tot ons zijn gekomen, bewyzen dat. Dui- 
zende nuttige en schoone zaken, die ons 
met verbazing zouden vervullen , moeten ver- 
dwenen zijn met die onmetelijke en mach- 
tige rijken , van welker bestaan slechts en- 
kele steenklompen getuigen. Van vele uit- 
vindingen , die tot de nieuwere tijden behoo- 
ren, weten mij met gcnoegzame zekerheid, 
dat reeds een vroeger tyd er aanspraak op 
mag maken. Arabieren en Chinezen mogen 
daaromtrent een woordje meepraten. Zoowel 
het kompas, als het buskruid, en het pa- 
pier uit lompen vervaardigd, waren volgens 
Sismondi by de Mooren in Spanje niet on- 
bekend. Maar toch zouden wij veel te ver 
gaan , wanneer wij meenden , dat alle merk- 
waardige ontdekkingen reeds vroeger gedaan, 
en alleen in den loop der tijden. vergeten 
zijn , zoodat er bijv. (zooals ik eens ergens 
gelezen heb) een bliksemafleider op den tera- 
pel te Jeruzaleni zou gestaan hebben. Al 



Digitized by VjOOQIC 



BESCHOUWINGEN NAAR AANLEIDING VAN EEN ZONDERLING BOEK. 13 



mogen daarbg somraige natuurkrachten ook 
al eeuwen geleden ontdekt zijn, dan bleef 
het toch voor latere dagen bewaard om die 
z66 toe te passen, dat de menschheid er 
werkelijk groot nut van had. Leert de His- 
toric ons, dat de kracht van den stoom 
reeds in de 17 e eeuw bekend was , en ver- 
haalt de dichterlgke traditie ons zelfs het 
treurig lot van den uitvinder, Samuel de 
Cans, — welk belang heeft die nitvinding 
toen gehad, wanneer het nog twee eeuwen 
dnren moest vdtfrdat de stoomkracht op ver- 
schillende wijzen werd toegepast ? Een Napo- 
leon I wees zelfs nog den man af, die hem 
stoomschepen wilde bezorgen. Waarlgk, nu 
door de werking van den stoom de gedaante 
der maatschappij bijna geheel veranderd is, 
nu mogen wij ook aan onze eeuw de nieuw- 
heid der nitvinding niet betwisten. 

Maar hoe dit zjj, zeker is het, dat het 
woord van den Prediker nooit ztioveel waarheid 
bevat, dan wanneer er van de dwaasheden 
en gebreken der menschen sprake is. Dan 
zien wij dat de mensch nog even zwak, even 
inhalig , even ijdel , even trotsch is als een 
duizend jaar geleden. Dan geven wij Mephi- 
stopheles uit Goethe's Faust gelijk, als hij zegt : 

"Der klcine Gott der Welt bleibt stets von glei- 

(chem Selling, 
Und ist so wundcrlich als wie am crsten Tag." 

Klagen wij over de onzedelijkheid onzer 
dagen; jammeren wij over de toenemende 
wcelderigheid en ontucht der hoogere stan- 
den , zoowel brj ons als in het buitenland, — 
lezen wij dan eens wat oude schrjjvers ons 
verhalen omtrent de wellust en verfijnde zin- 
nelijkheid van vroegere eeuwen , en al geloo- 
ven wij daar zelfs maar een klein gedeelte 
van, dan zullen wij volmondig verklaren: 
"de mensch blijffc zich zelven altijd fifelijk, 
er is niets nieuws onder de zon." Immers, 
Dr. van Deventer getuigt zelfs in zijne voor- 
rede voor de Blflspelen van Terentius, dat, 
indien men de Grieksche namen in die stuk- 
ken in hedendaagsche veranderde, voor de 
Haven vertrouwde vrienden en voor de lie- 
taeren "lorettes" nam , niemand meenen zon, 
menschen voor zich te zien van voor ruim 
twee duizend jaren. 



Neen , hoe meer men het verledene be- 
studeert, hoe meer men het goede van on- 
zen tijd zal erkennen en hoe minder men het 
voorgeslacht zal verheffen ten koste van het 
tegenwoordige. 

Menige bladzijde in dit Tfldschrift heeft 
in dat opzicht reeds heilzame lessen gege- 
ven. Denken wij maar aan de bijzonderheden 
der lijfstraffelgke rechtspleging en de gru- 
weDjke vonnissen van honderd of twee hon- 
derd jaar geleden. 

Klaagt gjj over het tijdverbeuzelen in def- 
tige vergaderingen , over eindelooze redevoe- 
ringen in 's lands raadzalen, dan leert u 
biz. 446 dat dit 80 jaren geleden niet 
beter was, zoo gg al het oude versje niet 
kendet : 

u Zij dron ken een glas, 

En lieten de zaak zooals zij was." 

Neem verder het artikel : dienslboden !. . . 
wee , wat heb ik daar gezegd ! Nu komen 
de tongen van oude en jonge huismoeders 
los. Ieder heeft wat omtrent oneerlijkbeid , 
lichtzinnigheid , zucht tot opschik, luiheid, 
enz. enz. in het midden te brengen. Zooals 
het tegenwoordig wordt , is het vroeger nooit 
geweest! Alle ondeugden vindt gjj vertegen- 
woordigd! Het is of een booze geest in de 
dienstboden gevaren is ! . . . , Mevrouw ! 
zwijg toch, roep geene booze gecsten op, 
bid ik u, want daar lees ik juist in den 
Catalogus van eene voorname Bibliotheek, 
dat reeds in het jaar 1682 te Amsterdam 
een boek is uitgekomen, getiteld: "Seven 
Duyvelen, regeerende en vervoerende de he- 
densdaegsche Dienst-maegden." Och , het was 
toen ook al zooveel beter niet dan nu, en 
de dienstmcisjes schijnen zich voor een groot 
deel aan dezelfde euvelen te hebben schul- 
dig gemaakt. u Ja, maar 266 erg als nu is 
het toch zeker vroeger niet geweest! Keetje, 
mijn keukenmeid, draagt een hoed, die er 
zoo op het oog bijna evenals de mijne uit- 
ziet. Men heeft haar verleden aan de deur 
zelfs voor mij aangezien." — "Zoo , Mevrouw , 
dat is zeker heel erg, maar — de dichter 
Paffenrode heeft in de 17 e eeuw toch ook 
reeds gezegd: 



Digitized by VjOOQIC 



u 



DE OUDE TUD. 



"Zie maer eens hoe dat zich cen dccl van dc 

kameniertjes wcct op te tooijen. 
Ze xijn bestrikt en bequiekt, spijt de juffrouw 

zoo zija er lokjes gekruld, 
Zoodat je dik niet wcet of jc sc voor de mr.it 
of dc juffer houden sult. v 



Nog eens: "Er is niets nieaws onder de 
zon." Die woorden herhalen wy ook , als wrj 
eens nagaan welke boeken of tooneelvertoo- 
ningen tegenwoordig het meest in den smaak 
van het publiek vailen , en vervolgens onder- 
zoeken hoe het daarmede in oude tjjden ge- 
steld was. De mensch blijft ook daarin zich- 
zelven gelyk. Sterk gekruide kost werd ook 
toen het gretigst verslonden. Al wat op de 
verbeelding werkte, wat opwekte en arau- 
seerde of het oog verrukte , was ook toen het 
meest welkom. Over de dramas a grand spec- 
tacle van onze dagen is algemeen het anathe- 
ma uitgesproken. Wij ergeren ons als wij den 
schouwburg zoo druk bezocht zien, wanneer 
men stukken opvoert als "De zoon van den 
nacht" of u De ridders van den nevel." Maar 
vergcten wij niet, dat Jan de Marre's "Eeuw- 
getyde van den Amsterdamschen Schouwburg" 
in 1738 niet minder dan 16 kecren met groo- 
ten bijval werd opgevoerd , terwijl men in dat 
stuk eene duidelijke voorstelling zag van de 
hel met al hare verschrikkingen , van Apol- 
lo^ zonnehof , enz. Menig voorbeeld zou men 
van vrocgeren tooneeltoestel kunnen vinden. 
Zoo daalde in de "Faeton" van Vondel de 
Nacht op cen wolkenwagen neder, omringd 
van vleermuizen en nachtgedrochten. De Am- 
sterdamsche Schouwburg was goed voorzien 
van valluiken en "konst- en vliegwerk." De 
zucht voor prachtige en geruchtmakende ver- 
tooningen is den mensch als ingeschapen. 
Ieder weet hoe de oude Mysterien en de 
Rederijkersoptochten van heinde en ver eene 
verbaasde en ongeduldige menigte deed toe- 
stroomen. Ja, reeds Horatius ergerde zich 
dat z^ne medeburgers het meest behagen 
vonden in groote legerbenden, optochten of 
schepen. 

Door alle eeuwen heen wilde men ge- 
schokt, medegesleept of tot luidruchtige 
vroolijkheid gebracht worden. Vandaar dat 
de meest onkiesche kluchtspelen van vroc- 



gerc dagen, vol platte en dubbelzinnige aar- 
digheden , het onstuimigst werden toegejuicht. 
Zien wij aldus hoe de smaak van het 
publiek zich gelden laat by de tooncelver- 
tooningen van voorheen en thans, ook de 
voortbrengselen der pers geven daaromtrent 
een niet minder sprekend getuigenis. Hoogst 
merkwaardig zou het zyn om eens opzette- 
lyk te onderzoeken , welke soort van lectuur 
in verschiilende tydperken het meest in den 
smaak viel en hoe lang de ingenomenheid 
met een of ander werk duurde. De geschie- 
denis onzer Letterkunde, zooals die door 
verschiilende auteurs is beschreven, geeft 
daaromtrent wel belangryke inlichtingen , 
maar toch moeten de opgaven onvolledig 
blijven. Zulk eene geschiedenis moet zich 
uit den aard der zaak tot die dicht- of proza- 
werken bepalen , die de meeste waarde heb- 
ben; maar het zijn waarlijk niet altyd de 
beste boeken geweest, die het meest in den 
smaak vielen. Het oprakelen van menig kng 
vergeten prul zou nu zeker geen aangenaam 
werk zyn , maar toch zou een dergeiyke wyze 
van beschouwen misschien menigraaal een 
verrassend licht werpen over den maatschap- 
pelgken toestand onzer voorvaderen. 

Uit onzen eigen leeftijd herinncren wy 
ons , dat er telkens werken zijn geweest , 
die de algemeene aandacht trokkeu en een 
poos bezig hielden. Wie herinnert zich niet 
de koortsachtige drift waarmede Sue's u Mys- 
teres" en "Juif errant" werden verslonden ? 
Toen nam die algemeene opmerkzaamheid 
op den invloed der Jezuiten een aanvang, 
die nog in onze dagen door boeken als "Le 
Maudit" enz. wordt gaande gehouden. Later 
maakte Mevr. Beecher-Stowe's "Negerhut" 
zich van het terrein meester en hield het 
treurig lot der slaven hoofden en harten 
bezig. AUer oog werd naar Amerika gericht , 
en de Amerikaansche literatuur, door romans 
als "De Lantarenopsteker" en door Long- 
fellow's Dichtwerken vertegenwoordigd, ver- 
kreeg een blyvend burgerrecht in Europa. 
Weer later was het Multatuli's "Max Have- 
laar" en al wat Indie betrof , dat het lezend 
publiek bezig hield. De Indische questie werd 
het wachtwoord, en is het grootendeels ook 
nu nog. — De meer en meer veld win- 



Digitized by VjOOQiC 



BESCHOUWINGEN NAAR AANLEIDING VAN EEN ZONDERLING BOEK. 15 



nende zucht voor het bespreken van gods- 
dienstige vraagpunten, voor het theologi- 
seeren onder allerlei standen, gaat samen 
met boeken als: Limburg Brouwer's "Lees- 
gezelschap van Diepenbeek*' en dergelijke, 
en kenteekent zich in den bijval dien deze 
romans vonden. En z66 zou men nog andere 
tydperken en andere voorbeelden kunnen aan- 
halen, en ook nog veel meer in bijzon- 
derheden kunnen treden. Want menig boek , 
al wordt het later vergeten of verwor- 
pen, ja zelfs enkele passages van een of 
ander boek, zijn soms als een merkwaardig 
teeken des tyds te beschouwen. 

Maar ook reeds de oppervlakkigste blik 
op den volkssmaak door alle eeuwen heen, 
bewjjst ons dat wonderbaarlijke verhalen , 
vreemde avonturen en lachverwerkende grap- 
pen altijd de meeste aantrekkelijkheid heb- 
ben 'gehad. En hoe minder een volk nog 
ontwikkeld is , hoe meer dat in het oog valt ; 
het is daarin dan gelijk aan de kinderen, 
die met open mond staan te luisteren naar 
de vertellingen oratrent toovenaars en schoone 
princessen. Wordt het kind ouder en wyzer, 
dan vindt het die sprookjes flauw en onbe- 
dnidend; is het publiek meer ontwikkeld, 
dan eischt het ook van een Romanschrijver 
iets meer 2 dan eene opeenstapeling van sterk 
gekleurde gebeurtenissen. 

Deze en dergelijke denkbeelden rezen by 
mfl op , toen ik een oud historisch werk door- 
bladerde, waarover ik in de volgende afleve- 
ring hoop te spreken. 

(Wordt tercolgd.) 



SWOB'S LAAUWE. 

FRIESCH SPREEKWOORD. 

Hoort men in Friesland van "Swob's 
Laauwe" spreken, zoo heeft men daaraan 
de beteekenis te hechten van "valsche, be- 
driegelyke trouw." 

Zjj , door wie dat gezegde in de wereld is 
gekomen, heette Swob Sjaardima, weduwe 
van Jarich van Hottinga. 



In haar tyd zuchtte Friesland onder den 
druk van de gevloekte burgertwisten tus- 
schen de Vetkoopers en Schieringers. Swob 
en hare bloedverwanten waren de laatste 
partij toegedaan; haar huis — Hottinga-huis 
te Nieuwland — was door haar broeder ver- 
sterkt , en van daar uit werden zoo vele voor 
de tegenpartij nadeelige tochten ondernomen , 
dat de Vetkoopers eindelijk het beleg voor 
't kasteel sloegen, en het met de "groote 
Sneker Busse" ' fel beschoten. 

Om afleiding te bezorgen, overrompelde 
Swob's broeder Sikko de stad Bolsward, in 
de hoop, dat de Bolswarders, die \66t 
't kasteel lagen, nu spoedig zouden aftrek- 
ken, maar weldra werd hij genoodzaakt de 
stad weder te ontruimen. Dapper hidden 
zich de belegerden, zoodat de belegeraars 
besloten ze door den honger te dwingen en 
tevens beproefden door verdrag of door list 
meester van het slot te worden. Een van 
de hoofden der Vetkoopers , Wybe Groustins , 
verzocht daarom een onderhoud met Swob, 
wat toegestaan werd. Maar de slimme Swob 
was op hare hoede en betaalde list met weder- 
list. Zij hield zich alsof ze ziek en zwak was , 
en niet voort kon zonder hulp van een paar 
mannen , op wie ze leunde. Zij wenkte Wybe 
tot haar te komen. Op zyn vraag: "Swob, 
is 't lauwa ? (in trouwe, eerlyk, zonder bedrog), 
kreeg hij een bevestigend antwoord; maar 
op de Valbrug en onder haar bereik geko- 
men , werd hij door de beide begeleiders 
van de op eens gezond geworden vrouw aan- 
gegrepen en naar binnen gesleept. Dit was 
dus de eerlijkheid en trouw van Swob, 
"Swob's Lauwa." — 

Zulk een daad verwekte bij de omhunne 
trouw en eerlijkheid bekende Friezen zulk 
een afkeuring, dat sinds 1480, het jaar, 
waarin dit voorval plaats greep , deze spreek- 
wijze bij hen in gebruik gekomen is om iets 
laags en oneerlflks uit te drukken. 



1 De grootc bus van Sncek. Zic over de bnssen 
1° jaarg. bladz. 22 van dit tijdschrift. 



Digitized by VjOOQIC 



16 



1>E OUDE TIJD. 



DE HEIDENEN, INZONDERHEID MET BETREKKING TOT HUNNE BEHANDELING IN ONS 
VADERLAND GEDURENDE VROEGERE EEUWEN, 

DOOR 

Mr. J. W. STAATS EVERS. 



Het is nog niet langen tijd geleden, dat 
eenige troepen Zigeuners door hunne ver- 
schijning in enkelc oorden van ons vaderland 
op nieuw de aandacht van velen tot zich 
trokken. Ofschoon er reeds meer dan vier 
eeuwen verloopen 
zijn sedert deze 
lieden voor het 
eerst onzen va- 
derlandschen bo- 
deni betraden , 
ontnam de strooin 
des tijds echter 
weinig aan eene 
goheimzinnig- 
lieid , die hun 
als eon Nomaden 
volk door bjjzon- 
dere gebruiken , 
onbekende taal, 
vreemdsoortige 
kleeding,gewaan- 
de kennis van de 
toekomst , bij- 
zondere bedrijven 
enz. voortdurend 
is bijgebleven en 
by herhaling de 

aandacht van be- ^^w- ^ 

oefenaren derge- 

schiedenis, dich- 

ters, soras ook van tooneelschrijvers op hen 

bleef gevestigd houden. Vader Cats zeide 

reeds van hen: 

Daer is en scldsacm volck genegen 0111 te dwalen, 
Gcdurig oragevoert in aile vrecmdc palcn , 
Dat, 800 hctschijnen mag, als in het wilde Iceft, 
Maer des al niet te min sijn va s tc wcttcn hcefl : 
Het lact zich overal den nacin van Heijdcns 

(geven , 
En leyt, al waer het komt, ccn wonder scldsaem 

(leven ; 



Hcidenen , miar Rembrandt. 



Hot roemt zich dat het wcet uyt yders hant te sicn , 
Wat icmand voor gcluck of onheyl sal geschifin. 

Wij zullen thans eenige geschiedkundige 
bijzonderheden aangaande deze heidenen 
mededeelen en 
daarby tevens 
beschrijven hoe 
onze voorouders 
over deze lieden 
dachten en hoe 
zij ze behandel- 
den. ' 

Deze Zigeuners, 
omtrent wier her- 
komst de gevoe- 
lens in verschil- 
lende landen nit 
elkander liepen , 
waren bij onze 
voorouders onder 
den naam van 
Heidens bekend , 
6f omdat zij zulks 
met der daad wa- 
ren , ofschoon zij 
voorgaven Chris- 
tenen te zyn , uf 
*~~ omdat men ge- 

loofde dat zij nit 
Egypte kwamen , 



» Het onderstaande werd , behalvc uit cigen 
nanteokeningen, door ons ontlceud aan het werk 
van Mr. J. Dirks ^Geschiedkundige onderzoc- 
kingeu aangaande het verblijf der Hcidens of 
Egypticrs in de Noonlelijkc Nederlandcn"; en 
aan de verhandclingen van Mr. Is. An. Nijhoff 
"De Hcidenen in Geldcrland", opgenomen in den 
Volks-Almanak 1853, en "Bijdragc to( dcGcsehic- 
denis der Heidenen in Geldcrland", van Mr. L. 
A. J. W. Baron Sloct van den Bcele, voorko- 
mende in de Bijdragen voor Vadcrl. Gesch. en 
Oudheidkundc , deel V. 



Digitized by VjOOQIC 



DE HEIDENEN, ENZ. 



17 



hetgeen destijds als een heidensch land be- 
schouwd werd. Zy heetten van daar oudtijds 
in officieele stukken "lieden die het habyt 
der Egyptiers droegen" en werden in Enge- 
land ook "Gipsies'* genoerad. In Duitsch- 
land gaf men hun echter de benaming van 
Zigeuners, welke in lateren tyd meer alge- 
meen werd aangenomen ; in Frankrijk die van 
"Bohemiens" op de meening berustende dat 
zg uit Boheme kwamen , en in Spanje en 
Portugal werden ze weder "Gitanos" genoemd. 



Indische dan eene Egyptische afkomst. Men 
beweert dat zy tot de kaste der Indische 
Parias of, gelyk zy in Hindostan genoemd 
worden, Suders behoorden en dat zy, toen 
Timur Bey Indie in het laatst der 44 e ecuw 
met zijne Mongolen verwoestte, het zwaard 
diens bloeddorstigen veroveraars ontvloden 
en westwaarts opgetrokken zijn , hetgeen met 
hunne eerste verschyning in Moldavie in 
1417 goed overeenkorat. Met dat al wist 
echter niemand volkomen juist van waar zy 



Huidencn op wcg , naar J. Cullut. 



Velen, en men houdt dit voor niet onwaar- 
schijnlijk, zijn ook van meening dat deze 
heidenen eens in het westelijk gedeelte van 
Indie , aan den vloed Indus , welke in de 
landtaal Sint beet, hebben gewoond, waar- 
naar zy zich zelven ook "Suite" noemden. Van 
daar worden zrj in Wallachye en Moldavie 
Tschingenes genaarod naar een door Timur 
Bey uit Indie verdreven volk. Hunne over- 
eenkomst in Weeding , zeden , levenswyze en 
bedryven, vooral hunne wigchelarij, verra- 
den dan ook , naar men zegt , veel meer eene 

1870. 



kwamen, zoodat hunne hcrkomst even ge- 
heimzinnig bleef als dit hunne personen waren. 
Het schijnt dat deze heidenen, waar men hen 
ook heeft aangetroffen, hetzy in Spanje, 
Engeland, Rusland, Hongarye, Nederland 
enz. , met geringe uitzonderingen steeds de- 
zelfden gebleven zijn. Als zwervende her- 
dersvolken onbeschaafd, waren zij niet 
kiesch in hunne spijzen en versmaadden zy 
soms niet de walgelijkste voorwerpen, als 
het aas van eene koe of zwjjn. By de mees- 
ten dienden vingers en tanden voor mes. 

8 



Digitized by VjOOQIC 



18 



DE OUDE TIJI). 



Hunne gehardheid deed Cats reeds zeggen: 

"Wij kunncn noordewind en alle storremvlagcn , 
a Wij kuanen harde vorst ook zonder hinder dragcn, 
a Soo dat ons gan9che lijf geeu kond of hit en kent." 

Jonge heidinnen waren over het algemeen 
schoon , met zeer fraage zwarte oogen , maar 
oud geworden waren het de leelykste draken , 
dien men kon zien. De meeste kinderen liepen 
tot hun 10 lc jaar geheel toiletloos. Even 
als alle Oostersche volken waren zij vroeg 
ontwikkeld en gewoonlyk zag men huwelij- 
ken tusschen knapen en meisjes van 12 tot 
14 jaren. Was er meer dan e'e'n vryer om 
dezelfde Preciosa, dan besliste een kampge- 
vecht met vuist of zakmes somtijds den strijd , 
terwijl de overwinnaar de braid kreeg. Bij 
hen gold de regtsregel "Consensus facit 
nuptias". De meisjes waren meer of minder 
gezocht naar mate zg goed konden waar- 
zeggen en vlug bij de hand waren om geld 
te verdienen. Onder koningen of andere op- 
perhoofden , als hertogen , graven of barons 
rondzwervende , was echter, zoo als dit nit 
den aard der zaak bjj nomaden volken voort- 
vloeit, de band tusschen vorst en onder- 
hoorigen zeer zwak. Zich steeds van eene 
beschaafde wereld isolerende , behielden zij 
hunne eigen taal en zelfstandigheid. 

De heidenen namen al spoedig eenig be- 
dryf ter hand , dat aan hunne zwervende 
levenswijze voegde : zij werden rondtrekkende 
scharensljjpers , ketellappers , hoefsmeden ; met 
hunne gebrekkige werktuigen vervaardigden 
zij ringen, spijkers, nagels, hoefyzers en 
messen, lapten daarmede ketels en potten, 
ook goten zij soms tinnen voorwerpen. In 
Hongaiqje waren zij mede paardendocters , 
beerenleiders of scherpregters , en in Spanje 
scheerders van muilezels. Ook vermaakten 
zij het volk met zang en dans en wisten 
zich vooral bij de plattelandsbewoners in te 
dringen door hunne gewaande tooverkunsten , 
duivelsbanning , handkijkerg , waarzeggerij , 
droomuitlegkunde en diergelijke. 

In het jaar 1827 werd er te Southampton 
eene maatschappjj tot verbetering van hei- 
denen opgerigt. Behalve de zwervende hei- 
denen trof men ook enkele gezetene aan , 
als de Gitanerias , die in Spanje afgezonderde. 



deelen der steden bewoonden, toen koning 
Ferdinand hun in 1499 daarbij vaste woon- 
plaatsen had aangewezen. 

Nadat de heidenen zich orastreeks 1417 
voor het eerst in Duitschland hadden ver- 
toond , bezochten zg twaalf jaren later het 
eerst ons vaderland en wel Arnhem. Daar 
zij het doel hunner togten met godsdienstige 
verrigtingen in verband bragten, zich als 
pelgrims en verrolgden om der godsdienstwil 
voordoende, ontving men hen op Neder- 
landschen bodem aanvankelijk overal gastvrij 
en met vereering. Van daar dat de regeering 
van Arnhem in 1429 hunne eerste bende, 
onder aanvoering van den graaf van Klein 
Egypte , ter eere (rods op een half malder 
weit, een vat bier en 100 haringen ont- 
haalde en daarbg bovendien nog / 6 aan 
geld gaf, voor dien tijd eene rijke en met 
de toenmalige behoeften overeenkomende gift. 
Behalve dat ook Zutphen hen gastvrij ont- 
ving , vinden wij verder opgeteekend dat Karel 
van Egmond in 1496 aan eene bende hei- 
dens, te weten Martijn en zjjn gezelschap, 
vrijgeleide gaf om met hun vee, goud, zil- 
ver en andere voorwerpen door zrjn land te 
trekken : de Geldersche hertog kende Martijn 
bovendien den grafelrjken titel toe. Het duurde 
echter niet lang of onze heidens begonnen 
de hun in ons land verleende gastvrijheid 
te raisbruiken en inzonderheid den platte- 
landsbewoners tot grooten overlast en schrik 
te verstrekken. Kondreizend voor beroepen , 
gelijk wij hierboven omschreven , verzuimden 
zy niet de landhoeven op te nemen, en als 
hun aanbod of bedelen onbeantwoord bleef , 
de bevreesde bewoners onder bedreigingen 
van brandstichting enz. , tot het doen van 
giften te dwingen, of ter sluiks weg te 
nemen wat voor de hand lag. Ook gebruikten 
zij wel eens geweld om tot hun doel te ge- 
raken , waaruit dan by verzet van de zijde 
der aangeranden, hevige vechtpartijen ont- 
stonden. Dit veroorzaakte , vooral in een tijd , 
waarin eene niet al te goede politie , bij den 
toenmaligen slechten toestand der commu- 
nicatie-middelen , dikwerf geen dadelijken 
bystand kon verleenen, onder het goede 
landvolk al spoedig zulk eene paniek, dat 
dit uit vrees voor wraak, aan de heidenen, 



Digitized by VjOOQIC 



BE HEIDENEN , ENZ. 



19 



die dikwerf in talrjjke benden rondzwierven , 
niets meer durfde weigeren. Hierbij kwam 
dat ook veel inlandsch geboefte en afgedankte 
soldaten , die liever in luiheid gebedeld brood 
wilden eten , dan door arbeid in een eerljjk 
onderhoud te voorzien, zich als heidens be- 
gonnen te kleeden en aan te stellen, voor- 
gevende de kanst Tan waarzeggen en dui- 
yelsbezweren te verstaan. Het platte land 
kreeg alzoo den grootsten overlast van eene 
bestorming door echte en gewaande heide- 
nen. bedelaars, lediggangers , vagebonden, 
beerelooze knechten enz. , die zich soma in 
talrijke benden in den omtrek der dorpen leger- 
den , om nu eens met de vrees , dan weder met 
de ligtgeloovigheid der bewoners hun voordeel 
te doen. Het werd nu noodzakeljjk daartegen 
maatregelen te nemen. Er komen in geen 
gewest van ons vaderland talryker en scherper 
verordeningen tegen de heidenen voor dan 
in Gelderland. Wij zien met het jaar 
4544 aldaar onder Karel V eene reeks van 
plakkaten tegen hen geopend, die tot 1738 
voortdurend vernieuwd en verzwaard werden. 
Men gelastte hun aanvankelijk binnen drie 
of vier dagen het land te verlaten, onder 
bedreiging van , daar weder in komende , voor 
de eerste maal gegeesseld en gebrandmerkt 
en voor de tweede maal om zonder eenigen 
vorra van proces opgehangen te worden. 
Soms geschiedde dit brandmerken ook dubbel , 
op den rug en op de muis van de hand. Uit 
de rekening van Nijmegen blykt dat reeds 
in 1551 aan "meister Hans, scherprichter , 
voor twee heydenschc vrouwen te geijzelen 
een schild en twee vaten bier gege ven werd." 
Het stond vrij hen , die zich te weer stelden , 
straffeloos dood te schieten. Een plakkaat 
beval den ambtlieden hen met den klokslag 
te vervolgen, dat is met de weerbare man- 
schap van het ambt gewapend tegen hen op 
te trekken. Aan herbergiers, kroeghouders 
en alle ingezetenen in 't gemeen werd streng 
verboden hun huisvesting te verleenen of 
hen in schuren , stallen , hooibergen of schaaps- 
schotten te laten vernacbten , zelfs hun eten en 
drinken te geven. In de crimineele senten- 
tieboeken van het Geldersche hof staat op- 
geteekend dat dit collegie 10 December 1725 
den scherprcgter naar Bommel zond om Arien 



Snoeck, schoolmeester te Vuren, en zijne 
huisvrouw Aeltjen Ariense beiden te geesselen 
en laatstgenoemde , die misschien al te goed- 
hartig was geweest, daarenboven te brand- 
merken "wegens het logeren van het roof- 
en moordenaarsgezelschap van de zoogenaamde 
heidens." Toen de heidens in weerwil van 
de gestrenge tegen hen uitgevaardigde plak- 
katen zich met het jaar 1699 bij benden 
van drie honderd man te gelijk, waarvan 
sommigen van vuurwapenen voorzien waren, 
in ons vaderland begonnen te vertoonen, 
werden meestal jaarlijks algemeene jagten 
tegen hen verordend. ' Men riep het volk 
daarvoor met kolkslag op, om gewapend op 
te komen, terwijl de militaire magt haren 
bijstand verleende: eene groote streek werd 
dan in het ronde afgezet en de heidens , in 
de engte gedreven , als wild gedierte dood- 
geschoten. Doorgaans waren zij, die op deze 
wgze den dood vonden, er wel aan too; 
want, zegt Nijhoff teregt, de haren ryzen 
te berge en het hart krimpt van weedom in- 
een bij 't verhaal der barbaarsche straffen , 
die vaak den gevangen heidens werden aan- 
gedaan en de folteringen onder welke onze 
voorouders hen martelden of ter dood lieten 
brengen. Was het den heidenen soms doenlijk 
in de digte bosschen der Veluwe aan hunne 
vervolgers te ontsnappen , onmogelijk konden 
zij dit in de Nederbetuwe , waar men , in- 
zonderheid in 1725, op verzoek der Staten 
eene groote jagt op hen hield. Volgens sche- 
penvonnis der stad Zalt-Bommel werden den 
21 November van evengemeld jaar van de 
vijftig op zoodanige jagtpartij aangehouden 
heidens, twaalf vrouwen gegeesseld en ge- 
brandmerkt en tien eerst half geworgd, 
daarna van onderen op geradbraakt en hun 
hoofd vervolgens op palen gezet. Dit is slechts 
de*n drama uit velen. Op geesseling volgde 
steeds bannissement met de bedreiging van 
de doodstraf bij overtreding hiervaiu Ik lees 
van daar in de acta van het Geldersche hof 
dd. 17 Nov. 1733: "Also enige Heidens op 



1 Ook tegen bedelaars en landloopcrs vaardigde 
men sedert in ons vuderland vele generate jacht en 
uit, hocdanige 24 November 1808 nog te A rnhem 
gfhonden werden. Zic len janrg. bl. 397. 



Digitized by VjOOQIC 



20 



BE OUDE TLTD. 



de dood gebannen voorgewend hadden dat 
door het gedruis der menschen deese clausule 
by het lezen van de sententie niet hadden 
kunnen verstaan, so is den Landdrost van 
Veluwe aangeschreven om, ter voorkoming 
van zulke inconvenienten , de gefixecuteerdens , 
wanneer van het schavot afgeleid worden, 
te erinneren dat op de dood gebannen zyn." 

Ging men vroeger by ons met gestrengheid 
tegen deze lieden te werk , ook elders waren 
zy aan vele vervolgingen blootgesteld. Zoo 
werd in Schotland ieder heiden, die in het 
land bleef , met een oor aan een boom gena- 
geld , ten toongesteld en bij terugkeer gehan- 
gen. Prans I vervolgde de heidenen reeds he- 
vig in 1 539 ; Karel IX beval nun vervolgens 
in 4560 om Frankrijk binnen twee maanden 
te verlaten, onder bedreiging van afschering 
van haar en baard. De Ryksdag te Orleans 
besloot later, hen te vuur en zwaard te ver- 
volgen, en Richelieu stelde hen in 4635 met 
"militaire debandes" gelijk, die zonder vorm 
van proces met de galeyen gestraft werden. 

De vervolgingen tegen de heidens komen 
in ons vaderland nog tot ongeveer in het 
midden der vorige eeuw voor , waarna de ge- 
strengheid onzer voorouders hen eindelijk 
voor goed deed verdwijnen. 



De beide grootste prentjes zyn genomen 
naar den uitmuntenden etser J. Callot. Het 
zyn beiden slechts gedeelten van de oor- 
spronkeljjke. Het eerste , op bladz. 4 , ver- 
toont ons een Heidenkamp, het tweede een 
Heidentroep op reis. Ofschoon Callot hierin 
blykbaar eenigzins zijne fantasie heeft laten 
werken, geeft hjj ons toch een denkbeeld 
van het leven dier horden in de 47 e eeuw. 

Het kleinere prentje is naar Rembrandt 
gevolgd. 



♦ DE NAAIMEfSJES IN 1748. 

Geen klasse in de maatschappij staat zdo" 
bloot aan plageryen als die der naaimeisjes 
of der wel eens zoo genoemde naaimuggen. 

't Is eenmaal nu zoo (of liever het teas 
zoo, daar de naaiwinkels ook al uit demode 
geraken) , en toch , in plaats van ze te bespot- 



ten , moest men eerder diep medelyden hebben 
met die arme schepseltjes , die op den jo- 
ligsten leeftijd zoo den ganschen dag opge- 
sloten zitten en als een naaimachine niets 
doen dan een naald op en neer te halen. Is 
het wel wonder, dat wanneer de dag van 
vryheid gekomen is, de dag, waarop ze den 
pot gaan verteren, ze zich als dol en uit- 
gelaten gedragen ? Zulk een dag is voor die 
kinderen een geluk , waarbjj weinig genot in 
haar verder leven zal kunnen vergeleken wor- 
den. Daar van af stand te doen , moet als een 
met niets ter wereld te vergelyken opoffe- 
ring beschouwd worden. Daarom eere aan 
de naaimeisjes van 4 748 , die alles , wat ze door 
wekelyksche bijdragen en uit boeten bij elkaar 
gekregen hadden , haar pot , ten beste gaven 
tot verdediging van 't Vaderland! 

De Utrechtschc deernen hadden daartoe het 
voorbeeld gege ven.In statigen optocht alien met 
oranje linten getooid , togen zy naar het Stad- 
huis en offerden daar haren pot, die goed 
voorzien was , wyl er in de twee vorige ja- 
ren ook al geen pot vertecrd was ten gevolge 
van de kommerlyke omstandigheden des lands. 

Die van Rotterdam volgden het gegeven 
voorbeeld. De Middelburgsche deden hetzelfde , 
waarby door de oudste, "met eene goede gra- 
tie" nog een gedicht werd gereciteerd: 

Wel Eedle Hcrcn hier vcrgaard! 

Een kleue Pot, door ons gespaanl, 

Brengt U hier onzc kinderhund 

Tot *t nut van 't lieve Vaderland. 

De zucht in 't tedcre gemoed 

Voor Godsdienst, Vrijheit, Blocd en goed, 

Drijft ons op eigen keur thans been. enz. enz. 

Moet men niet voor zulke naaimeisjes den 
hoed afhemen? 



HET HUIS TE ZUIJUCHEM. 

In den onlangs verschenen Gelderschen Al- 
manak vindt men twee afbeeldingen van het 
huis te Zwjlichem , met verwonderl^jke scherp- 
zinnigheid gereconstrueerd naar de teekenin- 
gen der bouwvallen, door C. Pronk ge- 
teekend. 

De schrij ver der Burchten en Kasteelen van 
Nederland levert eene voorstelling der rulne 



Digitized by VjOOQIC 



HET HUIS TE ZUIJLICHEM. 



21 



door J. P. Christ en schryft , dat er , behalve 
nog eene teekening door Rademacher , "geene 
andere" van het huis te Zuglichem schijnen te 
bestaan." — Nn heb ik het geluk van in myne 
verzameling drie uitvoerige schetsen te bezit- 
ten , ran het huis , den voorburgt en een waar- 
schjjnlijk van den eik met de klok in het dorp. 
Deze krjjtteekeningen , die ons het kasteel doen 
zien gelijk het was , toen de beroemde dichter , 
geleerde , staatsman en musicus het bewoonde, 
zijn te belangryker, omdat zij vervaardigd 



De Nestor onzer kunstkenners , de Hr. 
Rramm , zeide reeds in zijn Nederlandschen 
kunstkosmos : "de C. is z66 getrokken dat men 
ze zou kunnen nemen voor eene P." — Daar 
het penneschrift op mijn teekening zeer duide- 
lijk is , gaf ik deze zuivere ddcalque der hand- 
teekening. 

De Voorburgt is op de plaat in den Alma- 
nak zeer juist gerestaureerd. Het Huis echter 
had geen trapgevels , was sierlijker aan de 
voorzyde, en rechts van deze, lager opgetrokken. 



werden door Constantijn Huijgens den jonge 
zelven , zoon van den grooten Constanter, broe- 
der van Christiaan, dien Newton "Summus 
Hugenius" noemde. Onder nevensgaande voor- 
stelling, door mij op l l t der grootte zoo 
getrouw mogelijk gekopieerd, staat met de 
hand van Huijgens geschreven: "Aug. 1657 
't Huijs te Zuijlichem." — Onder de andere : 



Myne drie teekeningen wil ik volgaarnc , 
als een eerbiedige hulde aan de schim 
van den dichter der Korenbloemen , den 
tegenwoordigen eigenaar van den alouden 
burgt aanbieden. Want zij behooren en zijn 
waardig te berustcn bij de ovcrige docu- 
menten betrefFende * 



het huis te Zuijlichem. 



Nov. 1869. 



Mu. A. Veii Hukll. 



Digitized by VjOOQIC 



22 



DE OUDE TIJD. 



HET VRIJEN EN HET TROUWEN. 



XA DE BKUILOFT. 

't Wordt toch altijd laat by een bruilofts- 
feest , en al zijn wy ook de eersten der 
gasten geweest, die naar huis keerden, naar 
mijn zin was het toch al weer te laat. 

Men is na zulk een nacht nooit recht 
frisch, men heeft meer gegeten en gedron- 
ken dan gewoonlijk en natuurlijk niet de 
noodige nachtrast gehad. Nu , ik denk dat er 
vele gasten zullen zijn, die 't van daag in 
hun hoofd zullen voelen ; geen wonder, er is 
op die bruiloft zoo iets gebruikt. Van den wyn 
zullen wij maar niet eens spreken, maar 
die tafel ! Ze bezweek liaast onder de elkaar 
opvolgende las ten. 't Was wezenlyk een ko- 
ninklijk feest, waarbij men zich ook niet 
bekreund heeft over keuren, ten minste 
die van 1655, verbiedcnde "eenige gentil- 
jessen , gegoten of fijne suiker op het tweede 
gerecht op te zctten"; die is al zwaar 
overtreden. Misschien ziet men er zoo naauw 
niet meer op; anders kost dat den oudelui 
een honderd gulden boete. 

Wat was daar een suikcrwerk bijecn , tot 
zelfs een zee -met schepen toe, alles uit suiker 
gewerkt ! Die zee paste juist bij zulk een voor- 
naam reeder. Maar 't moet gezegd worden , de 
Amstcrdamsche suikerwerkers hadden er eer 
van, en 't verwondert mij niet, dat men zenaar 
Friesland doet overkomen , zoo er daar eenig 
feest van belang aan de hand is. Ze weten 
paleizen, tempels, lusthoven en waranden 
met dieren, gaanderyen en wie weet wat 
al uit de suiker te fabriceeren. 

Nu moeten we toch nog eens op ons ge- 
mak de zilveren huwelijkspenning bekijken, 
waarvan men de vriendelykheid had, na 
het zingen der bruiloftsliederen aan elken 
gast %en cxemplaar aan te bieden; wel een 
bcwijs, dat men er daar niet tegen was, 
dat etende gasten ook dragende gasten wer- 
den. Door al de pret hadden wij niet eens 
gelegenhcid, om goed te zien wat er op 
staat. 

Ha, daar hebt ge het gelukkige paar ten 
voetc nit. Ze geven elkaar de hand en zyn 



dus verbonden. Maar daar zie ik nog een 
tweeden band , een slot : zij zijn dus aan 
elkaar vastgehecht en vastgesloten. Wen- 
schen wij hun toe, dat geen van beiden er 
ooit aan denke het slot te verbreken. Wat 
staat daar nu verder rondom de figuren? 

tf Daer d* een in d'auder hart, 

"Door tijdt gesloten wart, 

"Sict men veel vreuchde sproiten, 

"Drnck, angst of lijden groot, 

"Niet andci*s als de doot 

a Kan ichlut (slot) weer ontoluyten. 

Aan de andere zyde lees ik: 

"Houwt dacr, jonckvrouw, 
"Die ick bemin, 
"En anders gheen, 
"Daer is mijn trouw 
"Mijn hert en sin, 
"Nacst Godt alleea.'* 

De namen van onzen vriend en zijne jonge 
vrouw staan op den rand. 

Ik zal mijn penning opbergen bij die an- 
dere twee, die ik daar in dat laadje heb 
liggen , de een van do bruiloft van een neef , 
de andere van een nicht. Dat nichtje bc- 
hoort nog al tot de fijnen ; het is de dochter 
van dien ouden Heer, die gisteren avond dat 
vrolyk bruiloftslied op de wijze van Psalm 

, begon op te halen , zooals dat in 

zijn tijd in 't geheel niet vreemd was , maar 
waardoor de goede man de lachlust van. het 
jongere geslacht gaande maakte. Diezelfde 
kleur heeft ook zijn dochter's huwelijkspen- 
ning ; zie slechts , daar staat de Christus, die 
zelf het paar verbindt , met opschrift : 

"Twee handen die oprecht 
"In liefde wel vcrnoegt 
"Bestaen haer tronw in echt 
"Den llemel *t samenvoceht." 

en aan de keerzijde hebben wij een huwelijk 
uit het Oude Testament, van wie, dat is 
moeijelijk te zien. 

Neef was van een anderen stempel; hy 
was meer een vrolijke en galante jongen. 

Hier heeft hij zich doen voorstellen als 



Digitized by VjOOQIC 



HET VRIJEN EN HET TROUWEN. 



23 



een minnaar, die aan zijne dame een bran- 
dend hart aanbiedt met de woorden : 

a Mijn lief, ontvang mijn brandend hcrt, 
tf Dat n op trouw gegeven wert." 

De goede vent hield veel van kinderen, 
hoopte altijd er veel te krijgen, maar tot 
zijne spijt kreeg hij er geen een. 

Hij rekende er z66 vast op, dat hy 
reeds op de keerzijde van zijn huwelijks- 
penning een kinderkopje in een krans liet 
zetten met het opschrift: 

a De beste vrucht die *t huwelick bacrt, 
"Zijn kinderen vroom en goet van acrt." 

't Zal my groot genoegen doen , als ik by deze 
ook hun aller koperen , zilveren en gouden 
bruiloftspenningen nog eens kan bergen ; maar 
ik denk wel, dat ik zelf v66r dien tijd wel 
opgeborgen zal zijn. 't Zij zoo. AUes heeft 
zijn t\jd , zei Salomo , en ik voeg er bij : ieder 
heeft zijn tijd. 



a Gheluck vereendc Menschen, 
"Den Hcmel wil u staet ghebencdijen; 
"Gheelijck als wy u wenschen, 
a Om tydelijck en eeuwich tc verblijen, 
"Met 800 veel goets, 
"Met so veel soets, 
"Met soo veel vrolijckheden, 
"Met soo veel ceren, 
"Als ghylien kundt begecren, 
"Hicr beneden." 

"De goddelijckc Minne . . . 

Zoo, zoo, ga voort, vriend; 't schynt 
dat de bruiloft u nog in 't hoofd zit, wijl 
ge Breeroo's oud bruiloftsliedje nog eens 
gaat ophalen. Dat "Patertje langs de kant" 
scheen u ook al bijzonder wel te bevallen , je 
wist niet van ophouden. Maar je moet toch 
een beetje aan je jaren gaan denken en in 
't oog houden, dat er nog heel wat ver- 
moeijenissen voor de deur staan eer de na- 
sleep van de bruiloft achter den rug is. 

Apropos, hoeveel raadt gy wel, dat on- 
langs die bruiloft van Jufvr. Maes gekost 
heeft? 

Die met Sypestein getrouwd is? Hoe kan 
ik dat weten ? Wel heb ik gehoord , dat die 
van Susanne Huygens ruim / 3644 kostte. 



Zoo, nu de kosten van de andere, met 
eenige kleederen daaronder begrepen , kwamen 
zoo wat op 't zelfde neer ; ze beliepen ruim 
/ 3688. 

Ja, ja, het uithuwelijken van zen doch- 
ters is een halve rume voor de ouders. 

Wanncer er bruiloft is, 
Dan moet de goldkast open, 
En 't goud in rcgen valt, 
Ten kaste uitgedropen. 



Jk denk, dat ook bruid en bruigom 
thans wel zullen opgestaan zijn , en dat hun 
door de bruidsmeid het waschwater reeds 
zal zijn aangeboden. Dat is altijd een bui- 
tenkansje voor zulk een meid, daar men 
zulks niet met een kleinigheid durft beloonen. 

Zonder twijfel zullen de speelnootjes , die 
niet al te slaperig zyn, al met verlan- 
gen uitzien naar het oogenblik, waarop ze 
het moois te zien zullen krijgen, wat het 
jonge vrouwtje van haar man als morgen- 
gave heeft gekregen, en de geschenken van 
de verwanten en vrienden, die nog niets 
gegeven hadden. 

En nu wordt het, dunkt mij, tijd om 
de jongelui te gaan bezoeken ; men mocht 
ons anders eens aanzien voor menschen , die 
niet weten te leven. Maar er lang blijven 
doe ik niet, en evenmin zal ik veel gebrui- 
ken van 't geen er gisteren overgebleven is , 
anders raak ik geheel van stuur. Over- 
morgen komt weer een dag ; dan volgt immers 
de partij die de speelnooten gezamenlijk aan 
de jongelui geven. Als eerste bydrage voor 
die onkosten wordt het varken geslacht , dat 
is de spaarpot, waarin de boeten bij pand- 
spelen , raadsels enz. in den loop der feesten 
opgespaard bewaard worden. 

Dan krijgen we nog het Vischmaal, wat 
de bruigom heeft toegezegd als losprys voor 
zijne bruid, zooals wy gehoord en gezien 
hebben (zie l e deel bladz. 402). Dat is ge- 
woonlyke en van de dolste partytjes. 

Daarna komen er nog party en bij oom 
Piet en by tante Saar, bij al de broers en 
de getrouwde zusters, bij neven, nichten, 
vrienden — och, och, wat beklaag ik de 
jonggetrouwden , die zoo dag aan dag van 



Digitized by VjOOQIC 



24 



DE OUDE TLTD. 



de eene naar de andere partij gejaagd wor- 
den! En dat noemt men nog wel a despeel- 
man zit nog op 't dak," terwijl het goed 
is orn de menschen te vennoorden ! Weigeren 
kunnen zij niet, zonder kwade vrienden te 
maken. En toch , zij wenschen zoo zeer , slechts 
met hun beiden te zijn! 

En dan die flaauwe geestigheden , die het 
jonge vrouwtje telkens doen blozen! 

Men moest het in de mode zien te bren- 
gen , om een jong paar meteen na het trou- 
wen op reis te zenden. 

Werkelijk sch\jnen in de tweede helffc 
der 18 e eeuw sommigen een afkeer te heb- 
ben gekregen van al dien omhaal bij het 
trouwen ; want men vindt bij schrijvers uit 
dien tjjd de afkeuring uitgesproken over het 
trouwen in stilte , waarbij men , in de gewone 
kleeding, door de kosters woning de kerk 
insloop, met weinig getuigen, en z66 alsof 
men zich schaamde getrouwd te worden. Weer 
anderen trouwden in de Engelsche of Fransche 
kerken, zonder een enkel woord Fransch of 
Engelscli te verstaan, zoodat de koster hun 
op het vereischte oogenblik het "Oui" of 
"Yes" moest influisteren en hun beduiden 
wanneer ze tot het punt van knielen geko- 
men waren. Of zulks nu was, om weinig 
opschudding of wel om veel bluf te maken , 
zullen wij maar onbeslist laten. 

De gewoonten in Twente heerschende bg 
't vrijen, hebben wij vrij uitvoerig bekeken. 
Hoe het bij de bruiloft toeging, willen wij 
voor wij scheiden ook nog even nagaan. 
Waarschijnlyk heerschen daarby nog tegen- 
woordig voor een . groot deel dezelfde ge- 
bruiken van voorheen. 

Niet altijd werd aldaar de bruiloft juist 
gevierd op den dag waarop 't huwelijk ge- 
sloten was , maar gewoonlijk op den dag na 
't kistenmaal (zie l e deel bladz. 395). 

Reeds vroeg in den ochtend komen de 
leden der famielje opdagen. Elk huisgezin 
brengt een krentenbrood van een daalder 
mede ; melk voor de rijstenbrrj is al vroeger 
gezonden , en andere gasten hebben reeds van 
te voren voor een gerookte ham gezorgd. 
Jenever met rozynen en suiker is de drank, 
waarmede de gasten verwelkomd worden. 



Daarop volgt krentenbrood met koffij , om 
weer voor den eerstgenoemden drank plaats te 
maken, die door bruid en bruidegom uit 
een versierd tinnen kommetje met een ver- 
sierden lepel gebruikt wordt, terwyl de 
bruigom daarbij uit zijn lange met goudpa- 
pier omwonden pijp rookt. 

De bruid heeft dien dag heel wat te doen 
met zich te kleeden. Tegen den middag 
toch ontdoet zij zich van haar gewoon 
Zondagspak, waarin zij de gasten heeft ont- 
vangen, en trekt, staande voor het ge- 
opend kabinet en in 't bijzijn van al de 
vrienden, haar eigenlyk bruidskleed aan, zwart 
en wit van kleur. Nieuwe kousen en schoe- 
nen zijn niet te vergeten. Na den middag 
doet zij dezelfde manoeuvre op nieuw, en 
vertoont zich wederom in een ander Zon- 
dagspak; soms, als zij goed in de kleeren 
zit en een beetje coquet is, herhaalt ze dat 
kleeden nog wel eens een paar malen. 

Onder het vioolgekras van den speelman 
zet men zich aan den maaltjjd, bcstaande 
uit aardappelen met stokvisch en ham , later 
rflstenbrij met suiker. Om ieder evenveel 
van zijn spel te laten genieten , loopt de muzi- 
kus al spelende rond de tafels, presenteert 
een tinnen bord aan den bruigom, die het, 
na er een fooi op gelegd te hebben, verder 
doet rondgaan. 

En nu neemt de dans een aanvang, na- 
dat ook de gasten, niet tot de famielje 
behoorende , zijn aangekomen. De beide noo- 
digers openen dien dans met de buurmeisjes ; 
de bruid wordt door den noodiger van brui- 
goms kant ten dans geleid , en schenkt dien , 
al dansende, een sakdoek van wit fijn lin- 
nen, waarin zijn naam is gemerkt , en waar- 
van hij dadelijk gebruik moet maken. Onder 
zingen en dansen wordt de avond en de 
nacht gesleten tot aan 't aanbreken van 
den morgen. Wel wordt de speelman moe, 
maar geld verzoet den arbeid, en daarom 
ziet hij niets 1 lever dan een groot getal 
gasten, want elk, met uitzondering van de 
bruiloftsnoodigers , moet hem voor elken dans 
£en stuiver geven. Op die wijze loopt zulk 
een snuiter op Ce*n bruiloft wel eens een 
gulden of vijftien op. 



Digitized by VjOOQIC 



GESCHIEDENIS VAN DE KLEEDING IN DE VROEGERE TIJDEN. 



25 



GESCHIEDENIS VAN DE KLEEDING IN DE VROEGERE TUDEN, 

DOOR 

D. VAN DER KELLEN Jr. 



DE KLEERMAKER. 



Een der kenteekenen , waardoor zich dc 
niensch van de andere dieren onderscheidt , 
bestaat in zijne klceding. 



En geen vermakelijker zaak ter wereld, 
dan al de zotte vormen na te gaan, die 
er in verschillende tyden aan die lappen en 
die kleeding gegeven zjjn. — Wij lachen er 
alien om , en toch zijn we inaar recht blijde , 
al is 't alleen maar om onze lieve dames 



Dc Kleermaker, naar Brekelenknmp. I7e cewr. 



De andere schcpsels bekommeren er zich 
niet over, in hun natuurstaat gezien te worden , 
maar wij , arme menschenkinderen , wij scha- 
men ons daarvoor, dank zij onzen ondeugen- 
den stamvader Adam, die door zijn val en 
den daaruit volgenden gordel van vijgenbla- 
deren, den grond gelegd heeft voor allerlei 
kostbare uitgaven aan stukken en lappen 
zijde, fluweel en dergelijkc stoffen, dienwij, 
in plaats van bladeren in allerlei vormen aan 
't lijf hangen. 

1»70. 



genoegen te doen , als de voor- en najaars-, 
winter- en zomermodes arriveeren. 

De mode van Parijs, grooter despoot dan 
Keizer Napoleon of de Koning van Pruissen 
ooit geweest zyn , geeft aan onze vrouwen 
hare bevelen, of die hare schoone tailles 
znllen laten raden onder een nauwsluitend 
lijf, of wel ze verbergen onder een wijde blouse 
of kiel ; of ze hare lieve voetjes moeten ste- 
ken in lompe laarzen , of die moeten zamen- 
trekken en verwringen in een te enge ge- 

4 



Digitized by VjOOQIC 



26 



DE OUDE TIJD. 



vangenis; of ze hare fraaie halzen moeten 
toon en aan elk onbescheiden oog , of ze moeten 
wegsluiten onder een hoog lijf. En zelfs, al 
moge ook een of ander lichaamsdeel min- 
der volmaakt zijn , toch zullen zy niet schro- 
men dat aan ieder te laten zien, wanneer 
de mode dit beveelt. Voor de mode buigen 
zij zich als nederige dienaressen en haasten 
zij zich in de door haar voorgeschreven uni- 
formen op de parade te verschijnen. 

De modemaaksters en kleermakers zijn 
hare officieren , of liever hare controleurs ; zij 
straffen de weerspannigen , door ze bespot- 
telijk te maken. — En wij, mannen, in 
plaats van onze vrouwen en dochters te 
verdedigen tegen die oude brutale tante en 
hare handlangers, wij huldigen haar even- 
zeer en vinden het zeer prettig, als onze 
vrouwtjes er recht chique uitzien, ja, wat 
meer zegt , wij schikken ons zelf ook al naar 
de nukken van dat malle schepsel, dat hare 
regeering stellig reeds van den eersten dag 
der schepping af gevoerd heeft. 

Dat laatste gelooven de zedeprekers maar 
niet, ze willen ons wijs maken, dat onze 
tijd allde*n zoo mal is, en men vroeger e'e'n 
en al eenvoud was. Maar ze hebben 't mis. 

Over de vrouwen wil ik niet spreken; 
die zijn al zoowat op dezelfde hoogte van 
voorheen; maar dat zal wel beter gaan, 
naarmate zij meer geemancipeerd worden. 
Men beginne dat werk met haar van de 
voogdijschap der mode los te maken. Wij 
mannen, we zijn al in dat opzicht heel 
wat vooruit. Welk man zou zich thans met 
allerlei kantjes, strikken en lintjes willen 
behangen zooals in vroeger tijd? Gaan wij 
niet bijna steeds in dofFe , hoogst eenvoudige 
kleeren gekleed ? Hoe geheel anders was dat 
vroeger, b.v. in den tyd van Karel den 
Groote, een tyd, die door velen als een 
barbaarsche tyd wordt beschouwd : dat was in 
het begin der 9 C eeuw. Die goede verstan- 
dige Karel had altijd te tobben tegen de 
weelde en praalzucht van zijne hovelh^en. 
Een der lesjes, die hij hun gaf, kunnen wij 
hier wel eens mededeelen. 

Op een goeden dag, dat hy zyn hofstoet 
op het prachtigst gekleed om zich vereenigd 
had, kreeg hy het op eens in zyn hoofd op 



de jacht te gaan. Hy zag wel , dat er regen 
en sneeuw aan de lucht hingen , 't geen hem 
niet bekommerde, daar hij slechts een een- 
voudig kleed aan had , doch zijne hovelingen 
keken minder pleizierig naar de zwarte wol- 
ken. 'T hielp echter niets, zij moesten volgen 
en zulk een jachtpartij allerbekoorlijkst vin- 
den. Voort ging het nu door veld en woud , 
door dik en dun , langs tak en struik. Weldra 
waren de hovelingen niet meer vertoonbaar, 
de een had een scheur hier, de andere een 
gat daar, en om het werk te voltooien barstte 
eindelyk weer en wind los. Al hun fraaie goed 
werd door en door nat en totaal bedorven. 
Hoe verheugd waren zij , toen zy , terugge- 
keerd, naar huis meenden te kunnen gaan, 
om andere kleeren aan te doen; maar, ja 
wel, Karel dacht er anders over en meende 
hen nog niet genoeg geplaagd te hebben. 
"Komt, heeren", zei hij, "nu zullen wy 
ons eens flink warmen en onze natte klee- 
ren wat opdrogen;" en zich voor een 
groot vuur plaatsende , noodigde hij hen zijn 
voorbeeld te volgen. Maar, och hemel, door 
de groote warmte begonnen de kleeren te 
krimpen en nog verder van elkaar te scheu- 
ren. Eindelijk ontsloeg hy hen , zeggende : 
u Nu, heeren, morgen zullen wij zien of 
het beter wil gaan, maar rekent er op, 
wij gaan weder in dezelfde kleederen." 
Hoe ook met tegenzin, hoe ook door elkeen 
bespot, moesten zy wel den volgenden dag 
in die smerige pakken wederom ten hove 
verschynen. "Dat komt er nu van , zei Ka- 
rel, van uwe overdaad. Mijn kleed dient 
alleen tot beschutting ; het duurt lang , en is 
het versleton, dan kost het mij niet veel 
een nieuw aan te schaffen. De utoen daar- 
entegen dienen tot niets , kunnen tegen weer 
noch wind, en by 't minste ongeval komen 
ze u op schatten te staan." 

Zoo deed de goede man , om die heeren 
hunne kinderachtigheid af te leeren, maar 
ik ben zeker, dat het hem niets heeft ge- 
holpen. 

De wyze van kleeding is en blyft dus 
een zaak van groot belang ; daarom meen 
ik niet kwaad te doen , u eens mede te 
deelen, hoe men vroeger wel gekleed ging. 
Gij voorziet wellicht reeds, dat ik veel van 



Digitized by VjOOQIC 



GESCHIEDENIS VAN DE KLEEDING IN DE VROEGERE TIJDEN. 27 



uw geduld zal vergen , en inderdaad , in een 
paar woorden kan ik u eene geschiedenis 
van zulk een belangrijke zaak niet vertellen ; 
ik hoop het echter z66 te doen, dat gij 
nwen tijd niet zult beklagen. Ook verzeker 
ik u , dat , zoo gij er wat van wilt onthou- 
den, gjj later menig vervelend oogenblik 
znlt kunnen bekorten. B.v. gij zit in een 
spoortrein , waar gij u verveelt ; wel nu, dan 
kunt gij doen als ik , en hebt awe buren slechts 
in een of ander pak van voorheen te steken. 
Van een mager fijn gerokt, met een lorg- 
net gewapend heertje maakt ge een Bata- 
irier , — een gewitdasten cathechiseenneester 
stopt ge in het costuum van een tempe- 
lier , — een commis-voyageur verandert ge in 
een Mercurius en vergeet vooral zyn vleu- 
geltjes niet. Waarlgk, beproeft het en ziet 
zelf eens , welke zotte karikaturen men op 
die wflze kan scheppen. En toch, wanneer 
men er alweer aan gewend was, die men- 
schen in zulk een vreemd pak te zien , men zou 
er weinig meer om lachen , want immers "de 
kleeren maken den man" zegt het spreek- 
woord , en werkelijk er is wel wat van aan , 
zonder dat het daarom altyd doorgaat. Want 
zoo een soldaten-pak een goed krygsman , een 
inooie rok een fatsoenlijk man, een kiel of 
boeseroen een geschikt werkman vormden, 
wij zonden ons niet zoo dikwyls bedrogen 
en teleurgesteld vinden. 

De kleeding heeffc ontelbare malen het on- 
derwerp van bespiegelingen uitgemaakt; de 
een wil nit de keuze der kleeding het ka- 
rakter van een persoon opmaken , de andere 
weer meent nit de wijze , waarop de kleeding 
gedragen wordt, te kunnen raden , hoe de man 
is , die er in steekt. — Maar niets van dat 
alles gaat zeker. Yelen zijn er, die door 
een slordige kleeding de aandacht zoeken 
te trekken , ofschoon slordigheid juist geen ka- 
raktertrek van hea is ; — anderen weder mee- 
nen daardoor te toonen , dat zy zorg voor klee- 
ding als beneden hunne waardigheid beschou- 
wen en zy wel aan andere dingen te denken 
hebben , — dan weer zijn er, wie men gelukkig 
maakt , door ze opmerkzaam te maken op een 
stofje, wat op hun kleed mocht gevlogen 
zyn; elk verkeerd plooitje, elk weerspannig 
pluisje, dat alles is van 't gi'ootste belang 



voor hen. Maar daarom zyn niet alle soort- 
gelijke menschen ook in andere zaken zoo 
kleingeestig. Alzoo geen regel, — maar 
verdere bespiegelingen kunnen nu wel ach- 
terwege blijven. 

Voor we tot de beschryving der kleeding 
overgaan, eerst toch nog een woord over 
hem, die ons kleed vervaardigt, den kleer- 
maker of snijder, zooals hij vroeger meest 
genoemd werd. 

Tegenwoordig is de kleermaker een geheel 
ander man als voorheen. Thans immers maakt 
hij niet alleen de kleederen , maar bij hem 
koopt men ook gewoonlijk de stoffen, die 
voor een kleed benoodigd zijn ; de kleermaker is 
alzoo tevens lakenkooper geworden. Daardoor 
zal het hem langzamerhand gelukken, zijn 
vak te zuiveren van de blaam, die er steeds 
van oudsher aan kleefde. 

*t Heette immers , dat hij van het laken , 
wat men hem toevertrouwde , altijd wat door 
het oog van de schaar haalde, — datzijne 
kinderen van de afgevallen lapjes gekleed 
gingen — en al zulke gruwelijke zaken meer. 

Schold men hen niet voor "lappedieven 
en kromscharen" ? Werd er gepreekt over 
"gij zult niet stelen," gewoonlyk werden 
daarby de kleermakers niet vergeten, en 
nooit als voorbeeld ter navolging gesteld. 
Heeft het spreekwoord "Daar hangt de 
schaar nit" niet zijn oorsprong te danken 
aan de slechte gedachte, die men had van 
de snijders? Want bij hen hing gewoonlijk 
als uithangbord een schaar uit ; hun wapcn, 
hun banier, alles vertoonde een gouden of 
zilveren schaar. 

Wilt gy eens hooren, hoe men vroeger 
dien man beschreef; den man, wien wy 
zooveel dank verschuldigd zijn? Is hij het 
niet, die ons tegen weeren wind beschermt? 
Is hy het niet , die de gebreken , die moe- 
der Natuur ons geschonken heeft, voor het 
oog bedekt? Ondank is 's werelds loon, dat 
zal de kleermaker ook wel gezegd hebben, 
toen hy de volgende schets las , die men gaf 
in 1619 van 

De Character 
van een kleermaker. 

"Dat hy eergierig waar , hij zoude de voor- 



Digitized by VjOOQIC 



28 



DE OUDE TUB. 



plaats willen hebben van alle andere am- 
bachten, ende ook geenen minderen patroon 
van zijn ambacht nemen als God zelven , om- 
dat hij de eerste kleederen voor Adam en 
Eva maakten , toen zij verdreevcn waren uit 
het Paradijs. 

"Het scheint dat alle menschen geboren 
zijn om hem van doen te hebben , want hy 
is den bedekker van een iegelyks schande; 
en derhalven isser niemand of hy is hem 
gehouden , maar altoos meer by den dag dan 
by nacht, opdat men des te beter mag 
zien ende weeten. 

"Hy is een gedurige onderzaat , de contro- 
leuringe van curieuse vrouwen, en een ver- 
obligeerde Simme van alle nieuwe fatsoenen. 

"Geraakt hy aan rykdom, men kan niet 
zeggen, dat hy daar aan gemakkelijk ge- 
komen is, want hy heeft ze moeten haalen 
uit de eerste van de zeven dood-zonden. 

"Aangaande zyne dapperheid ende vroomig- 
heid , hy gaat alle soldaaten te boven , want 
hy voert maar een heel kort piecsken ende 
is maar geharnast op 't eynde van een van 
zyne vingeren , ende nochtans durft hy niet 
alleen groote bevelhebberen in den oorlog 
aan 't lijf tasten , maar de grootste Prin- 
cen zelver. 

"Eenige willen hem laaken , omdat hy de 
snippclingen van kleederen , die hy maakt , 
te rngge houd, maar dit doet hij maar om 
beters willen , want hij weet ze beter te pas 
te brcngen , dan degene , die ze toehooren , 
laaten zy zoo groot zyn als ze willen. 

Op denzelven. 

'k Maak wel van worm-gcspin , van lamra're wol 

(wel 't nicest , 

Van buffela vliczcnxelfs, bndekselen dor sehanden, 

'k Help dikmaals 't bcest'lyk woer van *t o.en 

(aan 't andcr becst, 

Vlccsch zakkcn (uitgcscit voor vocten, hooft, en 

handcn) ; 
Schocnmaakers, 'k lach u uit, gy snyt in cigcn leer, 
Enik in andera waar, ruymschaarig, dat wintmecr." 

Zoo sprak men over die arme kleermakers , 
en zeer ten onrechte, want eigenlijk geeffc 
hy niets in 't minst om een lapje laken, 
zoo als my nog onlangs werd medegedeeld 
door een vriend , die buiten 's lands zeer fijn 
laken gekocht hebbende , hieruit een rok liet 



maken , en toch op zijne rekening dezelfde som 
voor het maken van dien rok vond , die hy an- 
ders voor 't maken en voor de stof te zamen 
betaalde. Hij sprak daarover , maar zfjn kleer- 
maker antwoordde hem : "mynheer , de snit 
wordt betaald. Wat geven wij om een lapje 
laken !" 

Bewezen alzoo is *t, dat al dat gepraat 
kwaadspreken is. 

Vroeger kocht ieder zelf de stof voor zijne 
kleederen; men wist hoeveel men voor elk 
stuk noodig had volgens de opgaaf van zijn 
snyder, en bracht het gekochte bij hem. 

Gaarne zou ik u een geschiedenis van de 
kleermakers willen geven, maar dat, vrees 
ik, zou my niet gclukken. 

Om daarin eenige aanspraak op volledig- 
heid te kunnen maken , zou ik u den eersten 
snijder en al zijne opvolgers moeten noemen , 
wat mij, ik beken het, moeielijk, ja on- 
mogelijk en te plaatsroovend zou worden. 
Ook al bepaalden wy ons ook alleen tot de 
Nederlandsche kleermakers, of scheppers , 
zooals ze in de middeleeuwen in Vlaanderen 
ook wel genoemd werden, zouden wij plaats 
te kort komen. Om de zaak dus slechts in 
het groot te behandelen , zal ik alleen mede- 
deelen , wat men hier en daar over de snij- 
ders-vereenigingen of gilden vindt. 

In Amsterdam wordt het gild het eerst 
genoemd in 1475, toen het met dat van 
de Droogscheerders of Lakenmakers ver- 
eenigd was. Als patroon vereerden zij Sint- 
Nikolaas. 

Later, in 1539, waren ook de Wolle- 
naaisters, met eigene Over- en ProefTrou- 
wen in het gild opgenomen. Of die naaisters ook 
in andere steden in het gild mochten komen , is 
mij niet gebleken ; wel zou ik daaraan twijfelen, 
wijl het snijden en maken van vrouwekleederen 
even goed als van mannengoed tot het 
snijderswerk behoorde; immers dikwijls be- 
hoorde onder de gildeproeven ook het maken 
van een of ander vrouwenkleed, zooals we later 
zullen zien. Misschien echter bepaalde zich 
hun werk alleen bij de vrouwekleederen van 
zware stof. Op het plaatje, op biz. 29, 
waar men een snijder uit het midden der 
16^" eeuw zijn voile aandacht aan het snijden 
van een kunstwerk ziet wijden, terwyl zyne 



Digitized by VjOOQIC 



GESCHIEDENIS VAN DE KLEEDING IN DE VROEGERE TIJDEN. 



29 



knechten of gezellen bczig zijn de stukken 
aan elkaar te naaien, wat natuurlijk minder 
tot het hooge gedeelte van 't vak behoort ; 
op dat plaatje dan ziet men ook een vrou- 
werok hangen, die gereed en uitgespannen 
schijnt te zyn. 

De oude- en nieuwe-kleer-koopers moes- 
ten eveneens de verschuldigde inkom- of 
entre'egelden aan hetzelfde gild voldoen; en daar 
dit entr^egeld in de 17 c en 18- eeuw niet min- 
der dan acht en veertig gulden beliep, kan 
men verzekerd zijn , dat het geschreeuw van 



nen of zolders . waar men hen , om ze zoo- 
veel mogelijk aan het oog te onttrekken, 
aan het werk stelde ; want ook de werk- 
gever had er belang bij , dat ze niet gezien 
werden. Immers, zoo men een beunaas be- 
trapte , werd zoowel hij als degeen , die 
hem in 't werk gesteld had , ieder met zes 
gulden boete bestraft. 

In Arnhem hadden de snijders niet minder 
last van zulke snuiters, die op hun ambacht 
reisden en omgaande neyers (naaiers) ge- 
noemd werden. Daarom beklaagden gardia- 



De Snyder, naar J. Aramon. lGe eeuw. 



"Ouwskleer" vroeger minder langs Amstels 
boorden hceft geklonken dan tegenwoordig. 

Steeds schijnen de kleermakers veel to 
tobben gehad te hebben met ondcrkruipers , 
die, geen proef afgelegd en geen inkomgeld 
betaald hebbende en zonder aan de verdere 
verplichtingen door de gildemeesters vastge- 
steld te voldoen, bij de burgers aan huis 
en onder het gewone bepaalde loon gingen 
werken. 

In Amsterdam hoemde men dat volkje, 
volgens Wagenaar, beunazen , omdat ze hun 
aas of onderhoud moesten zoeken op de beu- 



nen en gilJebroedcrs zich in 1591 aan de 
overheden over u dieghene, die hun (zich) 
tot lappen en dicrgelycke wcreken begeven 
ende gantz onbequaem waren, om eenige 
nieuwe werckcn te maicken offte te snyden." 
l^aar zij schijnen in hunne eischen ten op- 
zichtc van het snijden te ver gegaan te zijn , 
zoodat de Amhemsche Regeering naar Nijme- 
gen schrecf hoe men daar er over dacht, en dat 
wel omdat de Arnhemsche gildekeuren grooten- 
deels gevolgd waren naar die van Nijmegen. 
Zooals 7 t wel meer gebeurt , die 't onderste 
uit de kan wil , dien valt de klep op den neus. 



Digitized by VjOOQIC 



30 



BE OUDE TIJD. 



Zoo ging 't ook den snijders. Het antwoord 
uit Nijmegen klonk : "Belangende het ver- 
snyden van laken, mach een yder dat selve 
vry doen , sonder den snyderen offte dessel- 
ven Ambachts raeisteren daer in yet te ken- 
nen , overmits het hier voir komenschap ge- 
halden ende erachtet ys ," (daar dat hier als 
bij den handel behoorend beschouwd wordt). 
De goede snyders van de stad Grave op hun 
beurt hadden het vooral te kwaad met de 
soldaten-snijders. Er was gewoonlijk nog al 
veel garnizoen in die stad , en daaronder dus 
ook veel verloopen snijders , die de naald met 
de spies verruild hadden en , als er tus- 
schenbeiden wat mede te verdienen was , het 
eerste wapen weer opvatten , ja , met knechts 
gingen arbeiden en open winkel opslaan. Ten 
genoege van het snijdersgilde nam daarom 
in 1613 de Raad van State , na daarover zelfs 
ook den Prins gekend te hebben , een resolu- 
tie , waarbij het den soldaten verboden werd, 
voor anderendan voor soldaten alleen te werken. 
De Gouverneur en de Krygsraad van Grave 
voegden daarbij nog de bepaling van een 
daalder boete voor elk stuk werk, benevens 
u arbitralyke" straf, en dat de geweldiger 
van het garnizoen tegen billijk salaris steeds 
den Dcken van 't gild ten dienste moest staan. 

Toch moest in 1040 wederom een ver- 
zoek aan Prins Frederik Hendrik gericht 
worden, die op dezelfde wijze orde op de 
zaak stelde. 

Wanneer wij ons een denkbeeld willen vormen 
van de inrichting van een kleermakersgilde , 
kunnen wij dat van Grave als een model 
daarvan aanemen ; daarby is dat waarschijnlijk 
ook een der oudsten. 

In 1459 had Graaf Arnoud van Gelre 
de goedheid, aangezien de snyders even 
goed als andere burgers met wapenen , 
wachten , enz. de stad bewaarden , en ten 
einde het Snijdersambt bijeen en in eere te 
houden, de brieven van voorrechten van 
het gild, die verbrand en verloren gegaan 
waren, te hernieuwen, ten gevolge waarvan 
de broeders wetten en reglementen verkre- 
gen , waaruit de belangrijkste hier volgen : 



den Schont beeedigd, het gild gedurende 
dat jaar regeeren zullen, de kenren doen 
houden en de overtredingen doen boeten. 



Niemand kan lid van 't gild worden, 
tenzij hij burger der stad zij. Hij moot als 
gildebroeder zijn harnas en wapenen steeds 
gereed houden, op straffe van 1 pond. Bij 
zyne intrede in 't gild geeft hij 10} pond 
was, waarvan ^ aan den Heer, j aan de 
stad en 4 a&n het gild , voor kaarsen , ter 
eere van onze Lieve Vrouwe te branden. 

De zoons van Meesters hebben alleen voor 
harnas en wapenen , niet voor was, te zorgen. 



Elk jaar worden twee goede mannen van 
hot gild tot gezworenen gekozen, die, door 



De leerlingen zullen als ze in de leer gaan 
"ten behoefe der keersen omde L. Vrouwe 
daer mede te eeren eerst 2 pont" was geven. 



Wordt een tusschen mecster en knecht aan- 
gegaan accoord niet nagekomen , zoo betaalt 
de overtreder 15 schellingen. 



Die om schuld de stad heimelijk verlaat, 
en den burgers, het hunne niet betaalt, die 
verbcurt daarmedc zijn "ampt." 

Die meester wil worden , moet snijden als 
proefstukken voor de gezworenen: 

1. Een Manstabbcrt. 

2. Een Vrouwetabbert. 

3. Een Vrouwe-lange Huyck of Sante. 
a Die dat alles doen kan en dat werk tot 

verbair ende proffyt dergeencr gemaakt en 
gesneden heeft, die dat hebben doen snij- 
den en maken , zoo mag die in mate voorsz. 
dan Mr. in den Ampte voorsz. werden"; maar 
"die dat voorz. werk in mate voorsz. by den 
voorsz. gezworen niet te regt gesneeden of 
gemaakt , soo sal die aan elk stuk werk e'en 
pont was gebreukt (verbeurd) hebben , en nog 
een vierendeel jaers daernae syn Ampt waal 
(wel) leeren en laten hem (zich) dan weer 
voor den geswooren proeven als voorsz. is." 

Die met snijden voor den een of ander 
de stof, waarvan hij iets. moet maken, ver- 
snijdt , mag die stof behouden , maar moet de 
waarde er van aan den eigenaar vergoeden. 



Digitized by VjOOQIC 



GESCHIEDENIS VAN DE KLEEDING IN DE VROEGERE TIJDEN. 



34 



Die , zonder gildebroeder te zgn , eeiiig 
nieuw stuk snijdt of naait, verbeurt 30 
schell. 



Noch meester, noch knecht mogen op 
boete van 30 schell. op Zon- of Heilige 
dagen werken — evenmin na 8 uur van 
den avond y66t die dagen , op verbeurte van 
15 schell., tenzij het werk ware voor den 
Heer of zijne Raden. (!) 



Zoo een meester arm wordt, zoo zullen 
wekeljjks de gezworenen voor hem bij de 
andere meesters omgaan en van elk een 
brabantsche (?) ontvangen, op boete van 5 
schell. 



Die na 12 of 14 dagen met het bestelde 
werk niet gereed is, moet het werk, wan- 
neer zulks gevorderd wordt, aan den eige- 
naar van de stof teruggeven, die het als- 
dan bij een ander kan brengen. 



Mogt het zijn, dat de meesters van het 
voortz. ambt meer voor Iran werk nemen 
willen , dan de gewoonte is , zoo znllen 's Hee- 
ren Ambtenaar, Rentmeester en Schont en 
Burgemeester en Schepenen daarover oor- 
deelen. 

Alle boeten worden in 3 deelen gesplitst, 
een voor den Heer, e'en voor de stad en 
het derde voor* het gild. 

In 1594 werden op verzoek der dekenen 
en gildebroeders door Burgemeesters en Sche- 
penen de door eerstgenoemden aangenomen 
artikelen bekrachtigd , als : 



Die op de teerdagen een gast binnenleidt, 
moet voor dien gast betalen. 

Die ongenoegen maakt of den ander "syn 
Moeder hiete brage of dergelijke lelyke woor- 
den" toevoegt, verbeurt een halve ton bier. 
Die den ander voor leugenaar uitmaakt , ver- 
beurt telkens 6 stuyvers, zoo ook de gast, 
die op dergelijke wyze handelt , of liever de- 
geen , die hem heeft ingebracht , betaalt die 
boete. En worden ze handgemeen , zoo geeft 



hij , die er aanleiding toe gegeven heeft , drie 
gulden Brabants. 

Die op St. Paulus-Hereraietsdag wegblijft , 
wanneer de teerdag gehouden wordt, zon- 
der wettige oorzaak zooals ziekte in het huis- 
gezin als anderszins, zal slechts de halve 
onkosten betalen , even als zij , die meester 
zijn, maar 't vak niet uitoefenen, en niet 
bjj het feest willen komen. 



De weduwe van een meester mag een 
jaar en zes weken na 's mans dood het vak 
blyven aanhouden. 



Een leerling wordt aangenomen voor den 
tijd van twee jaren , waarvan aan de gezwo- 
renen kennis moet worden gegeven op 10 
stuivers boete en de mogelijkheid om zijn 
ambt te verliezen. 



De leerjongens zullen betalen 10 stuivers 
in plaats van de vroeger bepaalde 2 fc was , 
waarvoor de meester aansprakelijk is. 



Die om eenig verschil of voor een of an- 
dere zaak het gild bijeenroept geeft den 
gezworenen 4 stuivers voor hunne moeite en 
den gildeknecht voor het bijeenroepen 1 7, 
stuiver. Die ongelijk krijgt, verbeurt e^n 
gulden 10 stuivers Brabandts. 

Die bij de begrafenis van eenig meester, 
van diens vrouw of kind wegblijft zonder 
afdoende oorzaak , verbeurt 2 & stuiver, even 
als hij, die een half uur te laat op de 
vergaderingen komt, enz. enz. 

Valt het wel te ontkennen , dat in die gil- 
dekeuren veel, zeer veel goeds gelegen is? 

De gildeproeven van de Gentsche kleer- 
makers, die, zooals ook op meer plaatsen, 
Sint-Maarten tot patroon hadden, bestonden 
in een priesters stool en een vrouwesamaar, 
(een lang onderkleed). 

Het gild van Brugge was vereenigd met 
de Coussescheppers (kousenmakers) , de oude 
Kleerkoopers en de Tauwers (Lappers en die 



Digitized by VjOOQIC 



32 



DE OUDE TUD. 



aan de huizen de oude kleeren gingen ver- 
maken) . Zy vereerden Sint-Nikolaas als hun 
Heilige. 

Hun gilde- en godshuis kwam uit tegen 
den hof van zekeren Heer van Gruuthuize, 
die, waarschijnlijk liefde voor het gild op- 
gevat hebbende, in 1531 er een fundatie 
aan maakte, bezet op verschillende lande- 
rijen, waarvoor het gild jaarlyks op Aller- 
heiligendag 1 3 armen nieuw in 't pak moest 
steken, elk pak ten bedrage van 20 schel- 
lingen. Wy zien uit de rekeningen wat een 
en ander aan stof kostte en wat er voor het 
maken gerekend werd. Elk kreeg 
Een hemd, kostende aan stof. 1 schell. 

aan 't maken. . 1 gr. 2£myt. 
Een wambuis , waarvoor aan la- 
ken , kanefas , linnen .... 2 sch. 5 gr. 
aan *t maken . . 8 groot. 
Een paar kousen (dit waren kou- 

sen en nauwsluitende broek 

aan e'e'n stuk 2 seh. 6 gr. 

Een hoed 9 groot. 

Een paar schoenen 9 groot. 

Nestels en paternosters .... 1 gr. 9 myt. 
Aan een kerel (lange jas , als 

een overjas) aan stof. . . . 10 sch. 9 gr. 
voor 't maken. . 8 groot. 

Zoo in 't nieuw gekleed gingen die armen 
met den deken en de vinders (dit was te 
Brugge de titel van de overlieden) naar de 
kerk om de mis by te wonen. Voor dien 
kerkgang en tevens om te offeren kregen 
de armen elk 2 groot. 

Eindelijk werden aan 60 personen giften 
gemaakt in geld en brood , elk ter waarde 
van 4 groot. 

Met de grootste strengheid waakten de 
kleermakers voor do rechten van hun gild, 
zooals trouwcns elk gild zorgde voor zijn 
eigene belangen, die ook de belangen van 
elk zijner leden waren. 

Wat ieder gild werken mocht , was streng 
afgebakend , wat nog al eens gelegenheid tot 
twist gaf. Zoo was het leggen van bor- 
duursels op de kleederen het werk der bor- 
duurders, iets wat lichtelijk door de kleer- 
makers werd vergcten. 

Een twist daarover tusschen die twee 



gilden in Utrecht gevoerd, leidde tot de be- 
paling, "dat de snyers zich niet mogten 
bemoeyen als met hetgeen zj op de knyen 
of uit het raam conden maken 1 ' — de bor- 
duurders daarentegen mochten "geene veld- 
teekenen of hosebanden maken , noch vendels , 
borsten en hemdrokken stikken, raaar wel 
bordueren, nadat ze door de snijders gesne- 
den waren, die ze dan, nadat ze gebor- 
duerd waren, moesten opmaken." 

In 1768 had er te Hoorn met het kleer- 
makersgild een twist van een anderen aard 
plaats. Toen daar ter stede de eerste rijg- of 
keurslijfinaker was komen wonen , hadden de 
kleermakers geeischt, dat hij, evenals zij 
schaar en naald gebruikende , bij hen in 't Sint 
Vitus-gild zou komen. Burgemeesters dach- 
ten er eveneens over, en de keurslijfinaker 
kocht het gild , in plaats van proef te doen , 
wat in dien tijd geoorloofd was, en waar- 
door hij in dezelfde voorrechten deelde als 
de snyders. 

Zoo deden ook zijne opvolgers. 

Maar nu , in 1768, stierf de vrouw van een 
rijglijfmaker , voor wie reeds in zijn jeugd 
het gild gekocht was. De gildevoogden wei- 
gerden echter het lyk op kosten van 't gild 
te begraven, aangezien de man geen proef 
had afgelegd , waarop natuurlijk de rijglijf- 
makers bij elkaar kwamen en zich recht boos 
maakten. De Burgemeesters gelastten den 
Voogden het lijk te begraven ; maar toen de 
dag der begrafenis daar was, bedankten die 
er toch voor en weigerden zelfs by Burge- 
meesters te komen, waarop deze ze lieten 
halen , voor altijd afzetten , en hun de sleu- 
tels der gildekamer afeischten. 

Het lijk werd nu als gewoonlyk begra- 
ven, waarna nieuwc Voogden aangesteld 
werden. Onder dezen moest zich voortaan 
altijd <ten keurslijfmaker bevinden, die in 
7 t vervolg van alle zijne vakgenooten een 
proef zou afnemen. 

Gemaakte kleederen mochten de kleermakers 
niet verkoopen ; daartegcn waakten de comans 
(kooplieden) in oude en nieuwe kleeren , die 
echter, zoo als hiervoor reeds gezegd is, 
ook tot het gild behoorden. 

De kleermakers oefenden hun vak, zoo 
als nu nog, gewoonlyk uit op een tafel. 



Digitized by VjOOQIC 



GESCHIEDENIS VAN DE KLEEDING IN DE VROEGERE TIJDEN. 33 



Dat deden zij reeds in 1488, want de Bode 
Willem Haegedoom zegt een brief overge- 
bracht te hebben aan "Gerit Gerits Sartori 
in synen huse, daer he sat op synen tafell 
ende neyden." 'T was dus voor Jan van 
Leyden een groote promotie van de sngders 
tafel naar den Munsterschen Koningstroon ! 
Jammer voor hem, dat net zoo korten tfld 
duurde. 

Een fraaie schilderij van Brekelenkamp 
in het Museum van der Hoop te Amsterdam , 
waarnaar het bjjgaand plaatje genomen is , 
geeft ons een blik in een snjjders werkplaats 
van de 17e eeuw (bladz. 25.). Zomers echter 
hield de snijder van de luchtigheid buiten , 
zooals wij er een op het plaatje in de Cats , 
dat tot onderschrift heeft: "De nayer, die 
geen knoop en leyt, verliest sijn steeck", 
buiten zijn huis op een tafel zien zitten, 
onder de schaduw van zijn luifel, en met 
zijn uithangbord voor oogen , waarop of een , 
schaar, of zijn patroon geschilderd waren 
met een of ander regeltje er onder, als : 



u Geef d' ermen wat srij huyden draecht, 
En cleet u hyer naer *t uw behaegt." 

Een goede raad , der armen en des snyders 
zak ten baat! 
Of wel : 

"Die goed gekleet wil gaen , 
Klopt by Meweur Langaer acn." 

Men ziet het, de "meester snijder" wordt 
al Messeur. En weldra zal men voor zijn 
winkel lezen 

'•In den Francoyschen winkel," 

en hij zelf zal den titel voeren van "meester 
tailleur," — zoodat wij tegenwoordig bijna 
niet anders dan tailleurs en marchands-tail- 
leurs vinden. — Het ras der kleermakers 
maakt plaats voor dat der tailleurs. 

En thans zullen wij van den kunstenaar-kleer- 

maker (artiste-tailleur) afscheid neraen en ons 

bezig gaan houden met de verschillende vormen, 

waarin zijn sngdersgeest zich al genit heeft. 

{Wordt vervolgd.) 



DE ABDIJ VAN BERN. 



Wanneer wij, Heusden verlatende, een groot } 
kwartier-uurs lang den dijk van Heusden vol- 
gen, komen wij aan het punt , waar de weg van 
Herpt zich met dien dijk vereenigt. Daar 
betreden wij den Bernschen dijk. We zullen 
ons niet laten afschrikken door de onzinde- 
lijkheid van den weg , die , dank zij de lang- 
durige regens , geheel doorweekt is ; evenmin 
willen wij ons door de drie slagboomen, i 
die wij op onze reis zullen ontmoeten en 
die ons den weg willen versperren, laten 
terughouden; ze zijn niet gesloten, en een 
krachtige duw doet ze wijken. 

Hebben wij een klein half uur ver den dijk 
gehouden , zoo ontwaren we een paar hofsteden 
naast elkaar, die, half verscholen tusschen [ 
welig groen, voor een schilder een schoone 
groep opleveren. Die plek zal waarschijnlijk 
het doel van onze reis zijn; wij zullen dus 
den djjk verlaten. 'T is hier beneden beter 
uit te houden dan daar in de hoogte ; hier kan 
men weder eens bijkomen, doorwaaid als men is 
geworden door de al te frissche koelte daarboven . 

1*70. 



Zullen wij aan de eerste of aan de tweed e 
boerderij moeten zijn? Laat ons maar eens 
vragen; daartoe immers heeft men een 
mond. 

Het goede oude moedertje, dat daar in 
de deur staat , helpt ons spoedig te recht , 
en wy stappen naar haren buurman, den 
bewoner der abdg van Bern. 

Maar geen monnik zal ons daar ontvan- 
gen , neen , van de goedheid van den boer 
zullen wij verlof moeten bekomen zyn grond , 
den grond, waar eens de abdjj van Bern 
stond, te betreden. Op heel veel meer kan 
hij zich niet beroemen, want zijne boerderij 
moge al gedeeltelijk van zwaren steen ge- 
metseld en de muren op sommige plaatsen 
buitengewoon dik zijn , toch schijnt ze nooit 
een deel der abdij uitgemaakt te hebben. 
Opgravingen zouden daarover meer licht 
kunnen verspreiden, maar tot onze spijt 
hebben wij noch tijd noch verlof om aan 
't opgraven te beginnen. 

De boomgaard is de plaats , waarheen wij 



Digitized by VjOOQIC 



34 



DE OUDE TIJD. 



onze schreden moeten richten : daar zijn nog 
overblijfselen van eenig belang te vinden. 
De vriendelijke zoon des bewoners maakt 
ons, terwyl hij ons begeleidt, opmerkzaam 
op de betrekkelijk hooge ligging van die 
plaats, z66 hoog zelfs, dat daar, zooverhet 
hem en zijn vader heugt, bij ovcrstroomin- 
gen en hoog water nooifc eenige last daar- 
van gevoeld is. De stichters der abdy dus 
hebben hnnne plaats goed weten te kiezen, 
meent gy ; neen , ze hebben die opgehoogd , 
toen ze hunne steenen kerk gingen bouwen. 

Wilt gij wellicht iets van dien stichter 
der abdy weten, lezer? 

De lotgevallen van dien ridder Fulco zijn 
raerkwaardig genoeg om hier een plaats te 
vinden, ofschoon bij 't geen wij er van we- 
ten, waarschynlijk waarheid en logen hand 
aan hand gaan. 

Hy schijnt verwant geweest te zyn met 
het geslacht der graven van Cleef en daarbij 
machtig genoeg, zich nu eens met den 
graaf van Holland, dan met den hertog 
van Brabant te durven meten. Denkelyk 
door een huwelijk met een dochter van den 
heer van Heusden, kwam hij in 't laatst 
der 11° eeuw in 't bezit van Bern, tus- 
schen de Oude en Nieuwe Maas gelegen, 
waar hij een kasteel moet hebben doen 
bouwen. Hoewol z\jn huwelyk van korten duur 
was, meende hy toch zich in het bezit van 
het hem toegevallene te mogen handhaven, 
*t geen hem veel onrust bezorgde, ja meer 
dan eens zijne bezittingen en zijn leven 
in gevaar bracht. Zoo had eens een zy- 
ner bloedverwanten zich door den hertog 
van Brabant laten omkoopen, om Fulco 
tot een uitval uit zijn belegerd kasteel 
aan te zetten en om, zoodra hy buiten 
zou zijn, de poorten te sluiten en hem 
dus in handen van zijn vijand te doen val- 
len. Maar de ander had lont geroken; hij 
ook vond een uitval wenschelijk , doch alleen 
door bezoldigden, die hy onder bevel van 
den verrader stelde, op wiens byzyn hij 
niet langer gesteld was, en wien hij de 
poort achter den rug deed sluiten , hem toc- 
roepende , dat het terugkomen onnoodig was. 

Een andermaal had hij het behoud van 
zijne afwezigheid alleen aan den moed van 



een zestal van zijne knechten te danken. 
Het slot toch werd aangevallen door den 
kastelein van het slot van Heusden , wiens 
krijgsknechten door een Arnout, een van 
Fulco's knechten, gestagen waren, wijl zy 
van zijn akker erwten roofden. Fulco terug 
ontboden , trok op Heusden aan , waarop een 
fel gevecht volgde. 

Niet lang daarna werd het kasteel wederom 
door denzelfden heer Herman aangevallen, 
doch zonder ander gevolg. Door de knechten 
van den graaf van Holland en den hertog 
van Brabant versterkt , meende hij het thans 
door overmacht te zullen krijgen, maar ook 
Fulco bekwam hulp van zijne vrienden , die 
langs een niet te vermoeden weg en zonder 
van de belegeraars gezien te woiden, hen 
eensklaps overvielen' en op de vlucht joegen. 

Eindelijk echter scheen Fulco ten gevolge 
van die vyandschap te zullen vallen. Van slechts 
een klein gevolg vergezeld reed hy eens langs 
de Maas , niet ver van Nederhemert , waar zyn 
talrijker vyand hem opwachtte. Moed hielp 
hier niet tegen de overmacht, 't ontkomen 
scheen onmogelijk ; daar stort Fulco zich met 
zijn sterk ros in de Maas. Zich met zijn 
schild tegen de pijlen dekkende, zet hij zijn 
paard sterk met de sporen aan, en het ge- 
lukt hem zoo al zwcmmende by zijn slot den 
oever weer te bereiken. Zulk een wonder 
ontzette den vijand zoodanig, dat zij mira- 
kel riepen en zich verbeeldden de Lieve Vrouw 
tot hulp op zijn paard te hebben zien zitten. De 
uitgestane angst schynt weldadig op den 
krygshaftigen ridder gewerkt en zijn gemoed 
wat zachter gestemd te hebben ; immers toen 
hij eenigen tijd later in Utrecht hoorde , hoe 
diezelfde heer Herman , zyn vijand , door 
den grooten toevloed van vreemdelingen , 
aldaar geen onderkomen kon vinden, liet 
hy hem uitnoodigen, om by hem zijn in- 
trek te nemen en zijn tafel te deelen, zoo- 
dat zy als vrienden huiswaarts keerden. 

Maar er was behalve die wonderbare red- 
ding nog iets anders , wat den goeden ridder 
tot nadenken stemde. Hij had in der tyd 
kennis gemaakt met den heer van Maas- 
mond , Craft gelieeten. Die man was op zijn 
ouden dag getrouwd met de jonge en schoone 
Bessela van Someren. Een huwelijk van een 



Digitized by VjOOQIC 



DE ABDIJ VAN BERN. 



35 



oud man en een jongc vrouw is altyd een 
gekheid , en zoo was het ook bij hem ; hij 
was wel dol verliefd , maar zijne jonge vrouw 
kon natuurijjk die liefde niet beantwoorden. 
Eens was ze al weggeloopen, maar 't lieve 
geld had haar weer verleid, en alleen de 
beloffce haar tot erfgenaam van zijn geheele 
vermogen te raaken, had haar ktmnen doen 
besluiten tot haren man terug te keeren. 
Toen nu de knappe Fulco verscheen , kreeg ze 
in zijn omgang meer genoegen dan in dien 
van haar man , zoodat de kwade wereld daar- 
van leeiyke dingen vertelde. Gelukkig dat 
de oude heer de groote reis aanvaardde v66r 
hij zijne Bessela moeder zag. Die dood, niet 
aan natuurlijke oorzaken toegeschreven , 
maakte een huwelijk tusschen Bessela en 
Fulco mogelijk , waardoor de laatste al derjjk- 
dommen van ridder Craft; in bezit kon nemen. 
Maar zijn geweten begon hem te knagen; 
geen wonder dus, dat hy zachter van aard 
werd en naar middelen uitzag , om de straffen 
die hem in het volgend leven te wachten 
sfconden te ontduiken en af te koopen , wat 
men in dien tjjd meende te kunnen docn 
alleen door schenkingen aan de kerk. Ook 
zijne gemalin bracht hij tot berouw, en 
de echtelingen peinsden op middelen , hoe 
het best de onrust van hun geweten te 
stillen. 

Gelukkig dat de Hemel zelf, zoo zij meende , 
hun daartoe den weg wees. 

Zoo als het tegenwoordig gaat , zoo ging 
het ook vroeger: gewoonlijk zijn de onder- 
geschikten beter op de hoogte van 't geen er 
bij hunne meesters omgaat, dan deze wel 
vermoeden. Op Fulco's burcht was het eveneens 
gesteld; zijne knechten, hare maagden wis- 
ten heel goed, dat hunne meester en mees- 
teres niet op hun gemak waren, dat hunne 
kloppertjes onrustig sloegen. 's Bidders somber 
uitzicht , zijn onrustige nachten , die hem 
voor dag on dauw uit zyn leger dreven, 
dat alles verraadde zijn inwendigen angst , zijn 
zielelijden. Deelde die onrust zich onwillekeurig 
aan zijne onderhoorigen mede , of wel was het 
bedrog , wij weten het niet , maar op een goeden 
morgen kwamen de wakers van 't kasteel, 
onthutst en verschrokken , hunnen Heer ver- 
slag doen van 't visioen wat ze gehad had- 



den. Bevende verhaalde een hunner, hoe zy 
na de ronde gedaan te hebben bij elkaar 
zittende, eensklaps een verblindend licht 
aanschouwden. Hun oog daarheen getrokken 
ontwaarde een in het wit gekleed persoon, 
die een oogenblik later omringd werd door 
een tal van eveneens in 't wit geklccde 
mannen. Onder een hemelsch en liefel^jk ge- 
zang schaarden die zich tot een processie. — 
Daarna hadden de wachten een luid klop- 
pen en hameren gehoord, even als bij 't 
oprichten van een gebouw, terwijl zy ge- 
meend hadden een kerk boven hunne hoofden 
te zien oprijzen. 

Zulk een verschyning was aan onzen Fulco 
hoogst welkom. Nu wist hij, wat hem te 
doen stond om met den Hemel vrede te 
kunnen sluiten. Ook zijne vrouw begreep, 
dat dit gezicht een teeken was , om hun slot 
en hunne bezittingen tot een geestelyk doel 
aan te wenden. 

Hun kasteel moest tot een klooster inge- 
richt worden, de bewoners moesten witte 
kleederen dragen; geen wonder dat Fulco 
het oog wendde naar de abdij van Rolduc, 
die eens door een van zijne verwandten ge- 
sticht was en waar zich onder de regulierc 
kanunniken, die den regel van den heiligen 
Augustinus volgden en die in 't wit gekleed 
waren, twee van zijne bloedverwanten be- 
vonden. Natuurlrjk, dat hjj aan den abt 
van Rolduc het verzoek richtte om van 
het Bernsche kasteel een klooster te ma- 
ken. Weldra kwamen eenige mannen uit 
die abdij in 't wit gekleed by Fulco aan, 
en de bekeerde ridder was overgelukkig. — 
Ja, overgelukkig, maar — 't duurde niet 
lang; de man was al te spoedig teleurge- 
steld door het gedrag dier mannen, die in 
plaats van, zooals hij 't gemeend had, in 
eenvoud , ontbering en stichtelijke afzondering 
te leven , meenden op 't slot van al het vette 
der aarde te mogen genieten. Hieruit volgde 
groot verschil van gevoelen en twisten. 

Fulco zag de zaak anders in dan de andere 
heeren , zoodat hun opperhoofd eindelyk weer 
moest vertrekken en door den neef van Fulco 
vervangen werd , die echter evenmin behaagde. 
Geen ander van meer ingetogen levenswijze 
kunnende bekomen, leverde Fulco zijn beklag 



Digitized by VjOOQIC 



36 



DE OUDE TIJD. 



in op een kerkvergadering in 1134 te Aken 
gehouden. Hy werd in 't gelijk gesteld, en 
Bern onder 't onmiddellijk bestuur van den 
Bisschop van Utrecht gebracht. Tevens 
werd ook de orde der Augustijnen ver- 
vangen door die der Praeinonstreiters , ten 
gevolge waarvan Fulco op zijn verzoek van 
den Abt Robertus van Marienweert eenige 
kanunniken op zijn kasteel verkreeg. Deze 
heeren droegen een wit kleed, kapulier en 
manteltje, en als zij uitgingen een witten 
hoed en mantel. 

Dit waren meer waarlijk vrome mannen, 
die een beter leven in 't ge sticht brachten , 
zoodat van daar weldra de roep van gods- 



coldus van Bern , een vrij en rijk man , gelijk 
ook zijne huisvrouw Bessela, door goddelijk 
ingeven te regt verstaande dat de cederen 
Libanons nestkens hebben voor de musschen , 
ter eere Gods en der Moedermaagd Maria 
aan den abt Robbert van Marignweerd door 
onze handen hebben overgeven , Bern met al 
hetgene tot hetzelve behoort enz. enz." 

Niet lang duurde het, of de echtelingen 
besloten van elkaar te gaan. Fulco trok het 
monnikskleed aan en werd een nederig en 
getrouw broeder, zich niet ontziende de ge- 
ringste diensten te verrichten. Als kannnnik 
leefde hij zoo nog vijftien jaar en stierf in 
den reuk van heiligheid. 



Graftonibe van Arend van der Sluis te Bern. 



vrucht en geleerdheid uitging. Fulco en zijne 
vrouw bcschonken het klooster ruimschoots 
en verkregen kort daarop het recht tot het 
kiezen van een abt , die alleen van 't bisdom 
afhankelijk was. 

Het diploma, waarbij de stichting goed- 
gekeurd en dat recht werd toegestaan , luidt 
in den aanhef als volgt : 

"In den naam des Heeren. Amen. Andreas 
door Gods barmhartigheid , bisschop der kerke 
van Utrecht, 

Met hoeveel zorg enz. 

-Wij dan dit naar ons vermogen navol- 
gende, verkondigen wij bij dezen, hoe Ful- 



Ook zijne vrouw nam het geestelijk kleed 
aan en begaf zich in het klooster van Bed- 
burg onder Calcar, dat onder 't bestuur van 
een kanunnik van Bern stond. Later stichtte 
zij zelf een vrouwenklooster van dezelfde orde 
bij Woudrichem, waar zij als priores het 
bestuur voerde, en wat zoo gezocht werd, 
dat zij spoedig naar een ruimer gebouw moest 
uitzien en naar Maasmond, waar zij zooveel 
herinneringen en aansporing tot boetedoening 
vond , vertrok. Zij noemde dat gesticht naar 
dat wat ze verlaten had Monnikenwoert , en 
weldra klom het getal der geestelijke zus- 
ters tot zeveutig. Met deze en verschillende 



Digitized by VjOOQIC 



DE ABDIJ VAN BERN. 



37 



van hare andere stichtingen hebben wij echter 
thans niet te maken en zullen dus naar de 
abdij van Bern terugkeeren, waar in 1134 
eerst een houten en in 1176 een steenen 
kerk werd gesticht. 

Onder het opvolgend bestnur van 35 abten 
genoot het klooster steeds meer en meer 
voorspoed, totdat in 1534 aan den 36 sten 
abt Conradus II, het buitengewoon voorrecht 



de laatste der abten, die nog op voorspoed 
kon roenien, maar met hem ook waren de 
goede dagen voor de Berner abdij ten einde. 
Tot nog toe onder het Bisdom van Utreeht 
gestaan hebbende , kwam zij in 1562 onder 
dat van 's Hertogenbosch , maar zulks bracht 
weinig gelnk aan, en de kanunniken waren 
verplicht voor de vrienden van het nieuwe 
licht te vluchten en de wijk te nemen naar 



Voorpoort van dc abdg van Hern van binnen. 



ten deel viel , om , zoowel als zijne opvol- 
gers, den bisschoppelijken staf en mijter te 
mogen dragen , 't geen hem bij pauselijken 
bul werd toegestaan. Niet gering was de 



hun huis te Maarsbergcn, — van waar zij 
niet v66r 1579 terugkeerden. In dicn tijd 
bedroegen de jaarlijksche inkomsten des kloos- 
ters niet minder dan / 7015, benevens 



Voorpoort van dc abdij van Bern van buiten. 



vreugde daarover onder al de kloosterlingen , 
niet weinig waren zij en hunne abten trotsch 
op de verkregen eer : — voortaan voerden 't 
zegel en 't wapen der abdij steeds die on- 
derscheidingsteekenen , terwijl de grafzerk 
van dezen Conradus, gestorven in 1549, er 
nog mede prijkt even als die van zijn op- 
volger Otto van den Boetselaer, die in 1552 
stierf en ook daar begraven ligt. Deze was 



't geen 102 bunders land aan voortbreng- 
selen er aan opleverden. 

Bij de confiscatie van de geestelijke goe- 
deren in het land van Heusden in 1579, 
ontkwam de abdij gelukkig aan die verbeurd- 
verklaring, wijl de abdij nog als een leen 
van het onzijdig land van Cleef werd be- 
schouwd. In hetzelfde jaar en zeer kort nadat 
de bewoners er teruggekeerd waren, werden 



Digitized by VjOOQIC 



38 



DE OtJDE TUD. 



zij weder door 't krijgsvolk verjaagd en het 
gesticht uitgeplunderd en in brand gestoken. 
De nu naar Culemborg gevluchte klooster- 
lingcn verloren in 1584 hun abt Theodoricus 
Spiering of Spieriijck. Deze 38 8tc klooster- 
voogd werd bij de anderen te Bern begra- 
ven. Nogmaals werd de abdij in 1599 door 
de soldaten verwoest, en eindelijk richtte 
men 't geen er nog van over was tot een 
kruitmolen in. 

De abt en de kanunniken hidden zich 
tot in 1629 te 's Bosch op, doch werden 
toen uit het Fraterhuis, wat ze daar vier 
jaren vroeger gekocht hadden , verjaagd ; zij 
zetten zich te Heesw^jk neder, waar zij ge- 
dvdd werden. In 1637 kregen zij weder op 
zekcre voorwaarden verlof, hun oude ver- 
woeste abdij te betrekken. Na den Munster- 
schen vrede in 1648 echter werden ze niet 
langer geduld, en 't verzoekschrift door 
Slatius en Spiliardus , predikanten te Heusden 
en te Gorkum, naraens de klassis van Gor- 
kum ingeleverd, om u den abt met de mon- 
niken te doen logeeren naar kwartieren van 
Brabant of elders, daar ze de kerken van 
't vaderland niet konden bedroeven," werd 
ingewilligd niet alleen , maar ook de goederen 
der stichting aangeslagen , tot het Domein van 
Holland gebracht ; en niettegenstaande de abt 
/ 72000 bood tot afkoop, werden ze in 
1651 in het openbaar verpacht. De toen- 
malige , de 42 stc abt , te Vilvoorden een huis 
aangekocht hebbende, zette zich met zijne 
monniken aldaar neder. 

En hiermede was de abdij geheel ten val 
gebracht , maar toch is Fulco's stichting nog 
niet geheel in 't niet verdwenen. Nog altijd 
leeft zy, ofschoon in stilte, voort en heeft 
hare abten en kanunniken. 

De goederen werden in 1732 eindelijk 
verkocht aan Mr. Maarten Vlaardingerwoud 
voor / 42170. Waarschijnlijk echter was 
er toen niet veel meer van over dan wat 
onze beide plaatjes te zien geven, die de 
vroegere woning van den abt en de voor- 
poort van binnen en van buiten vertoonen. 
Thans echter is van dat alles niets meer 
te vinden , met uitzondering alleen van den 
wijden en vrij die pen arduinsteenen waterput. 
De plaats , waar de kerk stond , is te her- 



kennen , omdat men daar de drie grafzerken 
vindt van de abten , die het eerst den bis- 
schopsstaf en mytcr voerden ; daarheen maken 
nog steeds op den tweeden Pinksterdag som- 
mige vromen , al kruipende op de kniefin , 
een bedevaartsgang om hunne gebeden te lezen. 

Naar het zich laat aanzien, is het niet 
te denken, dat de grafkelders lang weer- 
stand zullen bieden aan de zwaarte dierzerken. 
Een onderzoek of zich nog iets merkwaardigs 
in die kelders bevindt , zou hoogst wenschelijk 
zijn. Wij willen hopen, dat de tegenwoor- 
dige eigenaar daar eens toe moge besluiten. 

Maar het meest belangrijke is de tombe van 
Ridder Arend van der Sluys, van de fami- 
lie van de Hcusdens, in 1311 in de abdij- 
kerk begraven , zeker niet tot schade van 
de stichting , die hij met giften voor missen 
en gebeden tot rust van zijn ziel zal be- 
schonken hebben. 

't Is jammer genoeg, dat deze tombe aan 
het benedeneind geheel vernield is, zoo 
dat aan het beeld de voeten en een gedeelte 
der beenen ontbreken. Het is van een bui- 
tengewone afmeting en anderhalfmaal zoo 
groot als een gewoon rijzig mensch ; de ridder 
moge lang en groot geweest zjjn , maar zeker 
niet zo6 als zijn af beelding aangeeft , anders zou 
hij tot een reuzengeslacht moeten behoord 
hebben. Zijne klecding bestaat uit een een- 
voudigen wapenrok, dalende tot over de knieCn ; 
daaronder draagt hy het ringenhemd met 
neergeslagen kap. Aan zijn linkerzij hangt 
zijn schild , waarop het wapen van Heusden. 
Het hoofd ligt op een kussen, onder een 
baldakein , wat stellig zeer fraai geweest, maar 
thans zeer geschonden is. De drie zijdender 
tombe zijn versierd met nisjes, terwijl op 
den rand het volgcnd vers in 't Latyn, 
(hier voor 't gemak der lezers in 't Hollandsch 
vertaald) te vinden is: 

Arnold, ridder van der Sluis, uit een 
aanzienlijk Hensdensch geslacht gesproten, 
die alien aangenaam was , ligt liier begraven. 
Hij heeft lage bedrijven weten te verachten , 
valsche van zich vcrwijderd gehouden. Hij 
was dapper, schoon , wijs en moedig , recht- 
vaardig , vredelievend , een gestadig vriend 
der gerechtigheid. Hij heeft zijn leven , dat 
door deftigheid van zeden uitblonk, volein- 



Digitized by VjOOQIC 



DE ABDIJ VAN BERN. 



30 



digd op den 2 7 8ten November desjaars 1311. 
Ieder geloovige bidde, dat hij de hemelsche 
vreugde geniete ! Dit geve de Vader, de 
Zoon en de H. Geest. Amen. 

De steen , die tegen het voeteneinde staat , 
heeffc drie nisjes; het middelste, breeder 
dan de beide andere, vertoont in half ver- 
heven beeldwerk een 39 Ned. duimenhoog, 
staand vrouwenfiguurtje , de gevouwen handen 
biddend naar boven gericht. Waarschijnlijk zal 
dit des ridders huisvrouic geweest zfln, ofschoon 
het anders meer de gewoonte was , het beeld 
der vrouw naast dat des mans te plaatsen. 
Van de wapens, die in de beide andere 
nissen staan, vertoont het een een klini- 
menden leeuw. Het andere? 

Meer vinden wjj voor 't oogenblik hier 
niet te zien; dus v66r 't donker wordt op 
weg naar Herpt, van waar ons rijtuig ons 
langs een gedeeltelyk zeer fraaien weg spoedig 
in 's Bosch zal brengen. 



HOE EEN PRONKJONKER IN DEN AANVANG 
DER 18« EEUW ZIJN DAG PASSEERDE. 

"Naauwelyks is hy uit zyn bed opgestaan , 
of hij zet zich voor een grooten spiegel en 
zoekt onder een half dozyn japonnen , jakken 
en mntsen den opschik nit, die hem dien 
morgen het best zal aanrichten. Als hij zijn 
thee of chocolaad aan een proper tafeltje 
genuttigd, en zich een uur met het lezen 
van een roman of ander vermaaklijk boek 
gediverteerd heeft, wandelt hij naar zijn 
kleedkamer, en kiest, na lang overleg met 
zijn lyf knecht , onder de kleeren , die in een 
dubbele rfl hangen , dat pak nit , waarin hij 
zich dien dag opentlyk wil laten zicn , wan- 
delt dan we£r naar den spiegel, laat zich 
het eene stuk na het andere met veel zorg- 
vnldigheid aantrekken , probeert nu een korte 
dan een lange paruik, laat de knoopen nu 
voor- dan achterwaarts slaan, en legt, om 
zijn verwyfde schoonheid beter te doen uit- 
komen, eenige zwarte moesjes op zijn troni. 
Nadat hij zich zoodanig in zyn volkomen 
sieraad nog een tijd lang met veranderde 
minen vergenoegd van zin bekeken heeft, 
zijn mond tot een lagchende vriendelijkheid , 



en zyn oogen tot een beminnelijk lonken 
geoeffend, zet hij zich met groote voorzich- 
tigheid in een kostelijke koets , bezoekt eenige 
dames voor haar kaptafel, en peinst daarna 
op een vermaaklijk gezelschap, waarmee hij 
dien middag zou kunnen eeten. Aan tafel 
neemt hij zich wel in acht iets te nuttigen 
dat zijne schoonheid zou kunnen benadeelen. 
Na geeindigden maaltijd houdt hy een raid- 
dagslaapje van een uur, en gaat vervolgens 
in een gezelschap, waar gespeeld wordt, 
van daar naar de opera, en sluit eindelijk 
den dag en den halven nacht op een ver- 
maaklijk bal, waar hij de adresse van zijn 
beenen laat bewonderen. Daarby is hij altijd 
vriendelijk, gezellig, minzaam en wachtzich 
voor alle overdaad, die zijn gezondheid en 
bevalligheid zou kunnen schaden. Hij ver- 
zuiint zelden den openbaren godsdienst en 
vereert zich zelve, zoo niet met een nieuw, 
ten minste met een verwisseld kleed. Het 
H. Avondmaal viert hij alle vierendeel jaars. 
Eens stelde hij het acht dagen uit, omdat 
zyn snijder vergeten had, de mouwen aan 
het zwarte kleed naar de mode te veranderen." 



WEEZEN-TUCHT. 

Van onze ouders weten wij, hoe nog in 
hunne jeugd de plak in de scholen , de bul- 
lepees en het blok in de weeshuizen een 
grooten rol speelden. 't Is te denken dat in 
vroeger eeuwen , toen de zeden zooveel rawer, 
de lijfstraffen zooveel menigvuldiger en ge- 
weldiger waren, ook de tucht in de opvoe- 
dingsgestichten door zeer gestrenge middelen 
gehandhaafd werd. Wy kunnen daarvan een 
en ander mededeelen , ontleend aan eene or- 
donnantie op het weeshuis te Alkmaar , zon- 
der jaartal voorkomende in het oudste or- 
donnantie-boek der stad, maar ongetwijfeld 
vallende tusschen de jaren 1560 en 1570. 
Kastijding met de roede, naarmate der te 
straffen overtreding opgevoerd tot strenge 
geeseling, was schering en inslag van dit 
reglement , dat eerder voor een bagno dan voor 
een weeshuis schijnt opgesteld te zijn, indien wij 
het zouden willen beoordeelen naar den maat- 
staf onzer negentiende-eeuwsche bcgrippen, 



Digitized by VjOOQIC 



40 



DE OUDE TITO. 



"Op heilige dagen — zoo lezen wij — 
zal men gelijk ter tafelen gaan eten 's mid- 
dags, altijd terstond als de hooge mis uit 
is , en 's avonds in den zoraer te 6 uren en 
in den winter te 5 uren, en zoo wie daar 
niet is zal men na den maaltijd geen eten 
geven tot 's avonds , en doet men dikwijls , 
dat zal wezen op — de roede. 

"Niemand zal mogen staan blijven bij de 
appelenverkoopsters of verkoopers bij de 
Nieuwe-brug , of elders , noch bij de schepen 
daar appelen in zijn, noch de appellieden 
de appelen in helpen dragen of bewaren , — 
op — de roede. 

"Item niemand van de kinderen, hij zij 
jong of oud , mogen een ander kind binnen- 
's weeshuis of daar buiten slaan of stooten 
in jok of in kwaadheid, of ook kwalijk 
of "ontijch" toespreken of verwijten, zeg- 
gende : "du hoerkint , du dieft , du schurft" 
of anders; wie dat doet, dat zal wezen op 
— de roede. 

"Item niemand zal mogen een stuks broods 
of kaas of wat het is nit het weeshuis dra- 
gen en daarvan een ander geven of ver- 
koopen , op — gcgeeseld te worden. 

'.'Item zoo wie school gaan, die zullen 
gehouden wezen , zoo "geringe" als zij uit 
de school komen , van stonden aan t' huis 
te komen , zoowel op dagen van oorlof als an- 
ders , op — correctie van gegeeseld te worden. 

"Item wie dat school gaan zal of werken , 
zal niet mogen wegloopen spelen, hij zij 
jong of oud , op correctie van dapper — gegee- 
seld te worden. 

"Item niemand zal mogen loopen te land- 
waarts in eenig dorp, zonder oorlof, op zware 
correctie , en niemand zal mogen bij nacht 
uitten huize blijven , op — scherpelijk gegeeseld 
te worden. 

"Item zoo wie besteed is op een ambacht 
en hij wint geld bij de weken of bij jaar, 
zal gehouden wezen dat zelve werkgeld ge- 
heel in te brengen, 't zij knecht of meid, 
in handen van de oudste buitenmoeder , of 
geld dat zij winnen bij haar zal men des- 
gelijks mede leveren in handen als voorz. , 
op poene — van moedernaakt wel gegeeseld te 
worden, hij zij jong of oud." 

Wij erkennen , dat de opgetelde misdrijven 



van zoodanigen aard zijn, dat zij ernstige 
bestraffing verdienen, maar zouden ze thans 
zeker met afeondering of onthouding van 
speeluren, misschien ook met vermindering 
van rantsoen , echter niet met geeseling 
bedreigen. 

Als aansporing tot een doorgaand goed 
gedrag diende het volgende artikel: 

"Item het is een manier van de weeskin- 
deren, als zij een deel jaren in 't weeshuis 
gevoed zijn geweest , alzoo dat zij van de bui- 
tenvaders en moeders worden uitgestuurd , 
zoo geeft men ze een dagelijksch pak om 
haar werk in te doen en nog een pak om 
op heilige dagen te dragen, en hiertoe 
linnen en anders naar haar staat; en zoo 
wie van de kinderen dit zal begeeren te 
hebben , die zal moeten gehoorzaam en on- 
derdanig geweest zijn den buitenvaders en de 
moeders en den binnen "vaar" en de u moer", 
en onderhouden alle artikelen bij dezelve 
vaders en moeders alhier geschrcven en be- 
volen, en dit alles zonder wederspannigheid 
van woorden of werken , op die "pein" van 
buiten huize gezet te worden met haar da- 
gelijksch pak en twee hemden en nietmeer; 
maar wie dat altijd gehoorzaam en goed is 
geweest, zal men de oude manieren onder- 
houden, en dit zal wezen en geschieden in 
presentie van alle de buiten "moers" en 
een van de "vaars" , als men een of meer 
uit dat weeshuis zal zetten." 

c. w. B. 

EEN DRONKEN BRUIGOM. 

Den 7 September 1721 , zijnde Sondagh 
is in de kerk des nademiddaghs een bijsonder 
voorval geschied, van een Bruidegom ge- 
naamt : Claas Lucas met zijn bijnaam Kloeke. 
Deeze komende om te trouwen in de kerk 
dronken zijnde, belettede den voorsanger met 
zijn ijdele en dronkcne praat in 't voorlezen , 
zoodat de voorsanger moeste uitscheiden , en 
beginnen te zingen. Hier naa de Predikant 
D. van Diest op de Predikstoel getreden 
zijnde , maakt hij (Bruidegom) een groot ge- 
raas, niet alleen met ijdele en dronkene 
praat, maar ook vloeken en sweeren. En of 
de kerkeraad alles in 't werk stelde, om 



Digitized by VjOOQIC 



EEN DRONKEN BRUIGOM. 



41 



hein tot stilstand te brengen, het was te 
vergeefc, zoodat de Predikant in de voor- 
reden , en in 't gebedt niet alleen belemmert 
wierd, maar moeste uitscheiden, komende 
een geheele opschuddinge onder de Gemeente ; 
zoodat de Predikant van Diest genoodsaakt 
wierd den Pander te laten halen, om den 
gemelten Bruidegom uit de kerk te zetten. 
Dog hij, en de Bruid sulks verstaande gin- 
gen nit de kerk , dog de Bruidegom nog met 
vloeken en tieren , eischende den Predikant 
van Diest van den Predikstoel voor de Deure. 
Eindelijk de Booswigt uit de kerk geraakt, 
en de Gemeente wederom in ruste ztfnde, 



is de Predikant met prediken voortgevaren. 
Deeze misdaat aan zijn Weledel Geboren 
Gestrengen Heer Baron A. H. Sloet te Twee- 
nieuwen en Hagesdorp, Landdrost van Vol- 
lenhoo etc etc bekent gemaakt zijnde, heeft 
order gestelt om deezen booswigt te vangen. 
En hij gegrepen zgnde, is kort daarnaaom 
deeze misdaat, en dat hij een litmaat van 
onse kerk op een schelmagtige manier een 
snee in de tronie gegeeven hadde , te Vollen- 
hoo gegeezelt, met een blank mes boven 
zijn hoofd , en voor al zgn leven , op swar- 
dere straffe, zoo hij wederom in de Pro- 
vince quam, uit deselve gebannen. 



WALVISCH, IN 1598 OP HET STRAND BIJ KATWIJK 6EW0RPEN. 



In elke niet alledaagsche gebeurtenis , hoe 
gering ook, ja zelfs in een grooten op het 
strand geworpen visch, zagen onze bjjgeloo- 
vige oudjes een bewijs van Gods toorn en de 
voorbode van strafoefeningen , die het zon- 
dige volk te wachten stonden , en niet moeie- 
lijk viel het hun, in de een of aiidere 

1B70. 



ziekte van mensch , dier of gewas , in een 
doorbraak van een dijk, in groote droogte, 
zwaren regen of wat ook , die straf te ont- 
dekken. 

Hoe het zij, voorteeken of niet, van tijd 
tot tijd gebeurde het nog al eens, dat er 
zulk een visch aanspoelde, 't geen altyd 



Digitized by VjOOQIC 



42 



DE OUDE TIJD. 



als een zaak van genoeg belang werd ge- 
rekend, om daarvan afbeeldingen in plaat 
te doon vervaardigen , niet zoo als men dat 
tegenwoordig doet in steendrukplaten en al- 
zoo zeer onkostbaar, maar in gravuren op 
koper, die onmogeljjk voor een geringen prijs 
verkrijgbaar te stellen waren. 

De heer F. Muller, die ons ook het ori- 
giueel van de hierbygaande af beelding ten ge- 
bruike afstond , bezit er in zijn atlas een aantal. 

De eerste is die van een 58 voet langen 
walvisch, die in 1577 in de Schelde gevan- 
gen werd. Een tweede plaat vertoont een 
vrouwelijken walvisch of eigenlijk tonijn , 20 
voet lang , die 21 November 1 594 te Zand- 
voort op strand was geworpen. Daaronder 
staat het volgende versje: 

Ala men duysent, vijf hondeit, heeft gheschrcven, 
Endc vier en 't neghentich, in dc maent 
November, eencn t Wintich , aenghedreven 
Quam 1 t ^andtvoort, in llollaudt, dus van ghc- 

(daent, 
Eenen dooden Visch, die men ecnen Walvisch 

(waent , 
Maer Taniju ghcuacrat wordt van den zee-luydcn, 
Mcnich mecnt oft yet wonders wil bednyden . 
Tweedden Martij ses en tsestich oock strande 
Daer eenen snlcken, die met groot misbaer 
En ghcruysch, noch levende qnam te lande, 
Dien was manlyck, desen vroulijck end maer 
Twintich voeten en den anderen daer 
Te vooren, was lanck twee en veertich voeten: 
'T best altijdt van Godt wy verhopen moetcn. 

In 1 566 was er daar dus ook al een aan- 
gespoeld. Ook Katwgk werd 3 Febr. 1598 
met een bezoek van een mannelijken wal- 
visch of cachelot vereerd, die 56 voet lang 
en 33 voet dik was en verkocht werd voor 
/ 126. Deze is op ons plaatje voorgesteld. 

Dezelfde compositie is later, toen wederom 
op dezelfde plaats een visch van 70 voet 
lengte op strand was geworpen, op nieuw 
gebruikt voor een plaat op kleinere schaal , 
en komt nog twee malen met geringe ver- 
anderingen voor bij latere vangsten. 

In 1601 op 13 Januari strandde er by 
een hevigen storm een walvisch van 60 voet 
op het strand bij Beverwijk, waarvan ook 
alweder een plaat verscheen. Op deze zyn zon 
en maan verduisterd , terwijl een aardbeving en 
de dood , die door een pijlschot de Amsterdam- 



sche Maagd nit den Hemel doet tuimelen , ver- 
schrikkelyke dingen in de toekomst doen 
vermoeden. 

In 1614 viel er te Noordwyk een op het 
drooge — ■ maar wy hebben reeds genoeg 
bewyzen, dat destijds zulkc vangsten niet 
zeer zeldzaam waren. Daarom ook is 't nog 
onbegrijpelijker, hoe men door zulk een voor- 
val toch nog angst voor de wrake Gods kon 
koesteren. 

TWEE STUDENTEN WORDEN UIT HET 
STATEN-COLLEGIE GEZET. 

A° 1645 den 30 Januari}. 

Alsoo op den twaelfden dezer maent Jo- 
annes Outhusius , student in de H. Tbeologie 
int theologische collegie der Grrootm. H. H. 
Staten van Hollant ende West trieslant , op 
de nominatie van de Ridderschap , des avonts 
na den eeten, droncken zynde, in 't selve 
collegie gecomen is, ende aldaer in het 
auditorio woorden gecregen hebbende met 
Dominico Winsemio, student in de philo- 
sophic aldaer, de sake soo verre gecomen 
is, dat se malcanderen geslagen ende ter 
neder geworpen hebben, in welcke porture 
zijnde, een bloot mes, uyt Outhuijsens dij- 
sack gecomen zijnde, by hem is liggende 
gevonden, ende van een der gener, die te- 
genwoordich waren opgeraept : ende gemelte 
Outhuijsen opgestaen zynde, een mes van 
een van de omstanders geeyscht heeft, om, 
soo hy voorgaf, den buyl, die hem geslagen 
was , neder te drucken , 't welck hem ge- 
weygert wert: daer na iterative van ande- 
ren een mes gevordert heeft, ten selve 
eynde, soo hy seijde, 't welck vercregen 
hebbende, is met een groote furie na sijn 
partye toegetreden, hem met vele schelt- 
woorden uyteyschende , als nu voor den dagh 
te comen etc. Waer op alle aenwesende bur- 
salen , niet connende met woorden , hem ten 
lesten met gewelt gedwonghen hebben het 
mes af te leggen. Alle welcke dingen, na- 
dien se hem ten vollen zyn overtuycht , zijnde, 
zoodanich dat , indiense niet gestraft en wer- 
den , het collegie voorsz. is geschapen in een 
bloetbat, ende alsoo in 't uyterste verderf 
te geraken. Soo ist dat wy onders. Regent 



Digitized by VjOOQIC 



TWEE STUDENT EN WORDEN UIT HET STATEN-COLLEGIE GEZET. 



43 



ende Subregent van 't gemelde collegie , ten 
overstaen ende approbatie D Prorectoris Aca- 
demiae et SS. Theologiae Professorum , voor 
recht gekent, ende hem Outhuysen aenge- 
dient hebben, dat hy sonder uytstel hem 
uyt het collegie sal begeven, sonder daer 
weder in te comen. Gedaen tot Leyden voor 
die dach als boven. 

Jacobus Regius Regens collegii. 
Suo et collegae nomine. 

Anno 1645 den 30 Januarij. 

Alsoo Dominicus Winsemius, student in 
de philosophie int theologische collegie der 
Staten van Hollant ende Westfrieslant , op 
een extraordinaris beurse van Amsterdam, 
den twaelfden deser maent, des avonts na 
den eeten, int auditorio van 't voprs. col- 
legie, eerst woorden gecregen hebbende met 
Johanne Outhusio, student in de theologie 
aldaer, door dien hy, Winsemius, een van 
de bursalen , die Outhusio voorsz. een dronck 
biers wilde brengen, tselve verhinderde , 
ende hem 't glas uyt de handen stiet , waer 
doorse hantgemeen geworden zgnde, mal- 



cander onder voet geworpen hebben, ende 
hy, Winsemius, Outhusio met een tinnen 
can offce pul na thooft gesmeten heeft, alle 
welcke dingen hem ten voile overtuycht zijn. 
Ende gemerct dat Winsemius voorsz. hem 
te voren etlycke malen insgelyck met vech- 
ten ende slaen verlopen hebbende , is aenge- 
dient geweest , dat soo haest hy in die faute 
wederom verviel, hy sonder genade uyt het 
collegie sonde geworpen worden. Soo ist dat 
wy Regent ende Subregent van 't voors. 
collegie, ten overstaen Prorectoris Acade- 
miae noch de Professorum SS. Theologiae, 
niet connende soodanige exorbitantien langer 
ongestraffc laten , sonder het collegie in een 
bloetbat, ende in de uyterste mine te sien 
vervallen, twelck God genadelyck verhoeden 
wil, voor recht erkent ende hem Winsemius 
aengedient, dat hy, sonder uytstel sal uyt 
het collegie vertrecken, sonder daer weder 
in te comen. Datum Leyden , jaer ende dach 
als boven. 

Jacobus Regius Regens collegii. 
Suo et collegae nomine. 

(Mcdegedeeld door Dr. Scjiotel.) 



BESCHOUWINGEN EN OPMERKINGEN NAAR AANLEIDING VAN EEN ZONDERLING BOEK. 

DOOR 

D. F. VAN HEYST. 
(Vcrvolg en slot van biz. 15.) 



Het oude historische werk , dat ik , vol- 
gens mijne toezegging in de vorige afleve- 
ring van dit Tijdschrift, thans uitvoerig 
wil behandelen, draagt den navolgenden 
titel , dien ik van den 2 cn druk , welke van 
het jaar 1574 afkomstig is, woordelijk heb 
opgeschreven : 

Die Historie van Belgis , diem en anders 
namen mack: den Spiegkel der Nederlant- 
scher audtheyt. 

Waer inne men zien mack als in eenen 
clare spiegkel, veel wonderlicke ghesckie- 
denissen , die van alle oude tyden, oner 
at die weerelt geschiet zijn; maer byson- 



der in die Nederlanden, als sijn Vlaen- 
dren, Brabant, Hollant , Zeelant, Tries- 
lant, Gheldre, Gulic, Clette, Westphalen , 
Henegouwe , Artoys ende dierghelijcke , ooc 
van Inghelant , Schot , Vranckerijcfce , 
Buytschlant , en andere Landen en Nalien 
daert te passe comen sal: seer lustic/i, 
vroemt ende toonderlick om lesen i, om der 
onghehoorder outheyt icille , by gheen Jlis- 
toriographen oft Chronickeurs in UcJUe ghe- 
brocht. Ghemaeckt d*ur Marcus van 
Vaernewgck: excellent PoH en Histo- 
riograph* Moderne. Nu tweede mael ghe- 
druct, ende in veel plaetsen g7iecorrigiert } 



Digitized by VjOOQIC 



u 



DE OUDE TIJD. 



verbetert , en met nock een schoone en zeer 
bequame Tafel verciert. 

Te Ghendt, bij de Wednwe van Ghee- 
raert van Salenson, in den Bybel, op de 
Hoochpoort, 1574. 

Niet waar, geachte lezer, deze titel belooft 
heel wat ? Wat zou men niet verwachten van 
een "Excellent Poet en Historiographe Mo- 
derne!" Aan deze pedante bjjvoeging heeft 
do schrflver zelf echter geen schuld, want 
op den l 8ten druk, die in 1568 verscheen. 
komt geen naam voor. De spelling, zoowel 
van den titel als van het boek zelf, is in 
de latere edities aanmerkelijk veranderd (zie 
bjjv. den 3 cn drnk van 1619, die nuj het 
eerst in handen is gekomen). 

Reeds dadelijk als men den titel omslaat 
leest men het navolgende vierregelige versje : 

"Tot den zwacrmoedigen Lesere, 

Om te sijn een gheuesere ,. 

Twee Balladen intricaet, 

D'half reghels goet, de ghchcele qnact." 

Dan volgen twee achtregelige coupletten , 
die zoowel eene kwade als eene goede be- 
teckenis hebben, naar mate men de regels 
geheel leest of op de helffc af breekt , bijv. : 

"Wy wenschen den Prentere ', — Ramp inde 

tassche, 
Ohcluck en vrencht, — Die desen boeck stclen , 

cnz. enz." 

Aan het slot van het werk vindt men: 

"Desen Boeck bedanckt met Reuerentie, 
Den discretcn Lcser van zyn paticntie." 

Men ziet nit dit een en ander, dat schrij- 
ver en nitgever wel hun best hebben gedaan , 
om een gunstigen indruk op het toenmalig 
publiek te maken en door verschillende mid- 
deltjes lezers te lokken. Het geheele boek 
draagt daar dan ook den stempel van, en 
de groote Marcns van Vaernewijck heeft aan 
den smaak zjjner tjjdgenooten voor ongeloo- 
felgke, hartroerende en miracnleuse verhalen 
znlke kolossale offers gebracht , dat hij zeker 
daarin door weinigen wordt geevenaard. 

Hooren wij maar eens wat Mr. S. de Wind 
in zijn "Bibliotheek der Nederlandsche Ge- 

1 Drukkcr of nitgever. 



schiedschrijvers" omti-ent dit onderwerp zegt : 

"Van eenen geheel anderen stempel was 
Marcus van Vaerneioijck ; de schrjjver van 
het zonderlingste boek, 't welk ooitdepers 
verlaten heeft. Hij werd in het begin der 
zestiende eeuw te Gend geboren. Schoon tot 
het adelyk geslacht van dien naam behoo- 
rende , schijnt zijne opvoeding echter verwaar- 
loosd geweest te zijn ; althans hij kende geene 
andere dan de Vlaamsche taal. Hij schijnt 
nog al veel gereisd te hebben , en men ont- 
waart uit zijne geschriften, dat h\j zich op 
de godgeleerdheid , dichtkunst, aardrijks- 
kunde en geschiedenis , bijzonder op die van 
zfln land, had toegelegd. Hij overleed in 
den jare 1570." 

En verder: "Dan laat ons het werk zelve 
in oogenschouw nemen. Men kan hetzelve 
in e'e'n woord kenschetsen als de ongehoordste 
opeenstapeling van onzinnigheden, die in eenig 
boek voorhanden zijn. Het bevat in vierboe- 
ken eene soort van algemeene geschiedenis, 
beginnende met eene beschryving van God, 
de Engelen, Dnivelen, enz. Zondcr eenige 
regelmaat of evenredigheid verhaalt hij een 
deel der geschiedenis , of hoe men zijne ver- 
warde droomen noemen wil. Lang duurthet 
eer hij aan de Belgiers komt , en hier vinden 
wjj Bavo Lnpenns , die door tooverij de lncht 
verdikte, zjjne troepen daar op legerde en 
op die wyze de stad Tongeren beschoot en 
veroverde. Van dien stempel is verre weg 
het grootste gedeelte van het boek. Volgens 
sommige geleerden ' is hij, tot zijne tyden 
genaderd zijnde , naanwkeurig en geloofwaar- 
dig. Doch welk vertrouwen kan men eenen 
schrijver geven , die de belagchelijkste zaken , 
als in ztjnen tijd , in zijne woonplaats, aan 
zijne bekenden overgekomen, met ernst als 
waarheid durft opdisschen ?" 

Ook citeert Mr. de Wind de getuigenis 
van den geschiedschrijver de Bast, die 
verklaart dat hij zich schamen zou om van 
Vaernewijck als eene autoriteit aan te 
halen. 

In Scheltema's "Heksenprocessen" vindt 
men een eenigzins gnnstiger oordeel. Al- 
daar wordt opgemerkt, "dat er een aan- 



ZooaU Kluit en Racpsaet. 



Digitized by VjOOQIC 



BESCHOUWINGEN NAAR AANLEIDING VAN EEN ZONDERLING BOEK. 45 



merkelijk verschil in den inhoud van het 
boek bestaat, en dat in hetzelve verschei- 
dene berichten gevonden worden , welke voor 
den wijsgeerigen beoefenaar der geschiedenis 
van veel beiang zijn , vooral ten opzichte van 
de rechtspleging , zeden en gewoonten : ook 
van sppren eener vroegere beschaving van 
Braband en Vlaanderen. Doch, bg al de 
bljjken der ergste ligtgeloovigheid in som- 
mige deelen, kan men de berigten van an- 
dere zaken, welke men gaarne zoudewillen 
gelooven, niet met vertrouwen aannemen." 
Ja, het is waar dat zelfs de vluchtigste 
inzage van Vaernewijck's gcschrift ons 
talrgke bewijzen van die lichtgeloovigheid 
verschaft. Zoo verhaalt hij , dat op Zondag 
24 Juni 1495 een man op de St. Jansbrng 
te Brugge gedorende een onweder opgeno- 



hierbij nog cyclopen of menschen met &n 
oog in het midden van het voorhoofd, en 
gij hebt zeker reeds genoeg van de monsters 
en gedrochten, waarmede wij in de eerste 
hoofdstukken worden bezig gehouden. 

De geheele samenstelling van dit bock 
is allerzonderlingst. Boven het l e Capittel 
lezen wij: "Corte beschryuinghe wat God 
is," boven het tweede: "Vande goede In- 
ghelen ende hare officien ende weldaden." 
Vervolgena komen Adam en Eva, de Zond- 
vloed, de stichting van Ninive, Nimrod en 
eene aaneenschakeling van de fabelacbtigste 
verhalen omtrent de oude volken ; zooals 
byv. de stichting van Trier door een zoon 
van Ninus , Trebeta genaamd. De verwoesting 
van Troye, van Carthago, de Sibyllijnsche 
voorspellingen omtrent Christus, de Pyro- 



De Lemmie. 



men en naar Zeeland gevoerd werd. Hij laat 
er vrij naif op volgen, dat de man altijd 
wat licht in zijn hoofd bleef. Geen wonder 
na zoo'n snelle reis! 

Zoo leest men ook folio 12 : a In den lande 
van Indian zijn menschen met hondtshoofden 
en spreken al bassende." u In Libia wcrde ' 
ghegenereert Lemnie , dat zijn lichamen son- 
der hoofden , ende hebben mont ende ooghen 
in haer borst, ende sommighe hebben haer 
ooghen in haer schouderen," enz. enz. Voeg 



1 Het streepje boven een letter beteekent, dat 
daaf een verkorting plaats heeft. Zoo is hier de 
n weggelaten. De ouden hebben met dezc ver- 
kortingen zoo zonder eenigen regcl gehandcld, 
dat daardoor het lezen hnnner handschriften zeer 
bemoeielijkt wordt. 



mantie en de Amazonen — alles gaat u in 
bonte menigtc voorbij, en na op deze wijze 
zijne "Historie" wel hoog opgehaald te heb- 
ben , geeft de goede Vaernewijck u in 
de laatste Capittels eene beschrijving van 
de merkwaardigheden der stad Gend en 
vertelt hij u ook van een bekwaam kousen- 
maker en kleermakcr te Yperen in 1537, 
Cornells Boerman geheeten, die "houten 
mannekens maccte, ende andere dinghen 
dat hem beroerde als oft gheleeft hadde, 
als eenen anderen Promotheus." Verschil- 
lende kunststnkken worden van dezen man 
opgenoemd : "Hij heeft ghemaeckt van honte 
een vToukin spinnende, ende ommekijekende 
naer haer kindt dat in een wieghe lach, 
ende was ghewiecht van een ander kindt/' 



Digitized by VjOOQIC 



46 



DE OUDE TIJD. 



u Hij macckte oock eenen waghen die alleene 
voort liep cen groot stuck weechs , die eenen 
man leuende daer op zittende bestierde. Ende 
alsmen op de zulle ' van zijn earner tradt, 
soo hadde hy gheraaeckt , dat die deure van 
selfs open ghgnck," enz. enz. Uit deze en 
meer andere kunststukken , ook nog van 
zekeren Heere van Halewgn, die een schip 
vervaardigde , dat alleen voer, en terwijl hij 
op een toren zat zijne spgzen door middel 
van instrumenten op tafel liet komen , — 
zien wg dat reeds in vroegere eeuwen de 
werktuigkunde hoogst bekwame beoefenaars 
tellen mocht. Wat wij daaromtrent ook elders 
lezen verbiedt ons immers, om deze verhalen 
gelgk te stellen met de reeds genoemde 
sprookjes. 

Onder andere kunstenaars lezen wg ook 
nog van een man in 1512, die "te Ghendt 
met zoo hooghe schaetsen ghinc dathysach 
bouen in de vensteren inne ; zy waren in twee 
steden (plaatsen) aen zijn beenen ghebonden , 
onder ende bouen den knyen ; hy droech een 
hallebaerde op sgn schouderen , en haddc een 
zweert aen 't zyde , zijn handen aen de schaet- 
sen niet stekende," enz. enz. 

Hieruit blgkt dat het loopen op stelten 
(want zoo iets zullen die zoogenaamde schaat- 
sen wel geweest zijn) ook reeds 300 jaren 
geleden bekend was. 

Zeer overvloedig is onze Vaernewgck 
in het verhalen van wonderlijke niisge- 
boorten. Zoo lezen wg van een kalf met twee 
hoofden te Namen; van een kind zonder 
hoofd, met zes vingers aan elke hand en 
zes teenen aan elken voet te Bergen; van 
een kind met twee hoofden , tier armen en 
vier voeten te Gend; van een dito met drie 
hoofden, enz. 

Men zou bgna zeggen dat kinderen met 
twee of meer hoofden in die dagen menig- 
vuldig voorkwamen , daar Vaernewgck in 
vollen ernst de netelige vraag behandelt : op 
welke wijze men dergelijke kinderen doopen 
moet. 

"Van dese ende deserghelgcke menschelgke 
misboorten, die wy wondcren ofte monstren 
noemen, pleechtmen in ons Christendom, 

' Drcmpcl. 



groote difficulteyt te maecken hoemen se 
doopen sal, weder ' eenen mensche, weder 
twee : want tweewerf eenen te doopen , waer 
groote misdaet, ieghens onze heylich-Chris- 
ten gheloove ; eenighe argueren , daer twee 
hoofden sijn, daer sgn twee zielen; andere 
zegghen daer twee herten sgn , oft daermen- 
ze ghevoelt , sgn twee zielen , en niet alleene 
daer twee hoofden sgn, dwelc beter verwe 
geeft : want *t herte is de wortel en fonteyne 
des leves en niet thooft, hoe wel dat de 
zinnelicke, verstandelicke , redelicke en me- 
moriale crachten int hooft liggen en haer 
vertooghe als operatien der ziele : nochtans 
een hooft zeer ghewondt zynde, en scheydt 
die ziele zoo haest wt den mensche niet, 
als zy wel doet als het herte des menschen 
ghewondt is, al en waert maer met een 
cleen wonde: niet te min ick en derf hier 
af gheen oordeel strgeken, aenghesien dat 
icke in dese materie niet ghestudeert en 
hebbe: maer late dat den wisen en ghe- 
leerden, zy sgn Theologienen , Phisicienen, 
Philosophen oft diergelijcke , de welcke hier 
af veel argumenten zouden moghen maecke." 
(Fol. 137). 

Nadat wg nu zoo wat met den inhoud 
van Vaernewgck's werk hebben kennis ge- 
maakt, komt het mg niet onbelangrgk voor 
om de vraag te doen : Hoe is een boek , 
dat zuoveel ongerijmdheden bevat, door het 
toenmalig publiek ontvangen ? Waarschijnlgk , 
zal men zeggen, werd er weinig notitie 
van genomen en is het spoedig vergeten. 
Maar neen, — wanneer wg het aantal ver- 
schillende uitgaven der "Historie van Belgis" 
in aanmerking nemen, dan schijnt men cr 
integendeel nogal veel mce opgehad te heb- 
ben en zgn de oplagen spoedig uitver- 
kocht. 

De l c uitgave verscheen to Ghent bg 
Gheraert van Salenson, 1568, kl. folio, 
zonder naam des schrijvers. 

De 2 e te Gent bij do weduwe Gheraert 
van Salenson, 1574, kl. fol., met den naam 
des schrijvers. 

De 3 e te Antwerpen bij H. Verdussen, 
1619, fol. 

1 "Wcdcr :-noch , evcumin. 



Digitized by VjOOQIC 



BESCHOUWINGEN NAAR AANLEIDING VAN EEN ZONDERLING BOEK. 47 



De 4* te Brustel bij F. de Hoeijmaker, 
1619, fol. 

De 5e te Antwerpen bij R. Sleghers, 
1665, 4°. ". 

De 6 e te Gend, 1784, 2 deelen, 8*. 

Hier hebben wij dus zes verschillende 
edities; de twee eerste volgen zelfs zeer 
spoedig op elkander. De uitgevers schijnen 
alzoo vrij goede rekening by het boek ge- 
maakt te hebben. Gedurende de 17 e eeuw 
heeft er, dunkt me, altijd een zeker pen- 
chant voor bestaan, want werd het in 1619 
by twee verschillende personen gedrukt , zes- 
en-veertig jaren later was er alweer eene 
uitgave noodig. Zelfs in het laatst der vorige 
eeuw, en dus in een tjjd, dat men geen 
vennaak meer in al die fabeltjes scheppen 
moest, achtte men een herdruk wenschelijk. 

Hieruit valt genoegzaam op te maken, 
dat het werk by het groote publiek een 
vrij gunstig onthaal vond, en gretig gelezen 
werd. En geen wonder! die vreemde verha- 
len en legenden boeiden de menschen; men 
las ze met klimmende nieuwsgierigheid en 
verbazing, de haren rezen er soms bij te 
berge, en men greep weer telkens naar het 
boek, zooals een kind grypt naar eene ver- 
zameling van spookgcschiedenissen , die hem 
doen huiveren. Daarby scheen het nuttige 
met het aangename vermengd, en leerde men 
de Geschiedenis in den vorm van een ro- 
mantische en boeiende lectuur. 

Mogen schrijvers als de Wind en de Bast 
met recht groote minachting gevoelen voor 
iemand, die zooveel sprookjes opeenstapelt , 
ongetwyfeld zullen de tijdgenooten van van 
Vaernewijck al die miraculeuze histories wel 
met een goed geloof hebben aangenomen , 
want tusschen hun tijd en onze, aan geen 
enkel wonder meer geloovende eeuw ligt eene 
wijde klove. Lezen wij Abraham Paling lis 
"Afgerukt Mom-Aansight der Tooverye," 
dan zien wij eens hoe ver het bijgeloof in 
die dagen ging. Indien men aan het eene 
mirakel gelooft, dan kan men ook licht aan het 
andere gaan gelooven. Wanneer men nog in 
onzen tijd bedevaarten doet naar een won- 



1 Deze editic wordt door den uitgevcr de 
3 C genoemd. 



derdadigen put , of een beeld waar eene ge- 
nezende kracht van uitgaat , — wanneer men 
zelfs soms nog in couranten leest, dat hier 
of daar een mirakel is gebeurd — latenwy 
het dan ook zoo vreemd niet vinden dat 
Vaernewijck, meer dan twee honderd vijf- 
tig jaar geleden, aan zijne lezers vertelt 
hoe nog bij zyn heugenis zes mijlen van 
Gend, te Rosebeeke, een doodgeboren kind, 
dat reeds 9 dagen begraven was, een kla- 
gend geluid deed hooren , opgegraven en 
gedoopt werd, nog 2 dagen leefde en toen 
voor goed stierf. Daar hij zelfs de namen 
der getuigen opgeeft , moeten wij vragen : 
aan wie nu eigenlijk het misleiden der goe 
gemeente te wyten was. Waarschynlyk werd 
alles maar geloofd, omdat niemand den 
moed had om te twijfelen! 

En onze Vaernewijck zou ons zelfs 
verwonderd aankyken, wanneer wij aan de 
echtheid der door hem geraadpleegde bron- 
nen durfden twijfelen. Hoor maar wat hij 
ons by den aanvang van zijn 2 e boek ver- 
telt: "Wy dan op dat wy verantwoorden 
ter propooste , hebben ons meest ghefondeert 
op een oudt gheschreven boucxken, uit een 
oude Librarie, van de welcke Erasmus van 
Rotterdamme plach lof te segghen." 

Ziedaar nu een staaltje van de lectuur 
onzer voorouders. Natuurlijk had ik wel een 
boek kunnen kiezen , dat meer algemeen be- 
kend is geraakt, maar ik meende dat het 
aan de Lezers van dit Tijdschrift misschien 
niet ongevallig zou zijn om iets uit het in- 
derdaad curieuse boek van den Excellenten 
poet Moderne: Marcus van Vaerne- 
wijck te vernemen. 

Ergeren wy ons tegenwoordig menigmaal 
over de menigte prullen , die de persen doen 
zweeten en de uitgevers , die slechts op geld 
en niet op de eer der letterkunde zien, in 
de handen doen wry ven van pleizier — laten 
wij bedenken , dat onze voorvaderen ook niet 
altijd het gretigst de meesterstukken onzer 
litteratuur opzochten. Wat verbaast, ver- 
blindt en amuseert trekt altijd de groote 
menigte aan. Wy zien dit in u de Historie 
van Virgilius — zijn leven en dood en won- 
derlijke werken , die hij deed , door de konst 
der nigromantie. Brussel, 1552," hetgeen 



Digitized by VjOOQIC 



48 



DE OUDE TIJD. 



een waar volksboek geweest is. Maar vooral 
zien wij dit in de lotgevallen van Tijl Uilen- 
spieghel , die eene populariteit hebben gekre- 
gen en zooveel edities van allerlei soort hebben 
beleefd , als geen enkel ander werk kan aan- 
wjjzen. Vijf honderd jaren zijn over het hoofd 
van den dwazen, Tgl Uilenspieghel heeu ge- 
gaan, en er is nog geen vrees dat hij ver- 
geten zal worden! 

Met eene waarlijk poCtische passage nit 
V a e r n e w ij c k 's boek wil ik mijn stukje 
besluiten. Het is eene beschrijving van zes 
metalen kandelaars op het Stadthuys of ScJte- 
penhuy* te Gend. 

"In dese Camere hebbe ick ge- 

merct aen de niuere vaste ghemaeckt zes can- 
delaren van metale, ende onder elcken is 
een aensichte van eenen mensche, met een 
Maelslot aen den mont, van der selver stoffe 
ghemaeckt, dwelcke beteekent: dat alle die 
Wethouders, die daer frequenteren Pensio- 
narissen, Secretarissen , en andere schuldich 
zyn te swyghene van datmen daer trac- 
teert, dat oock die Wethouderen, ende die 
andere , die drecht helpen administreren, be- 
hooren blynckende te zyne van deuchden , 
als een claer metael, oock soo een metael 
eenen schoone clanck wtgheeft, alsmen 
daerop slaet, dat ooc van hunlieden be- 
hoort een goet gheruchte ende fame te 
gane, wanneer men haer fame aenroert met 
eenighe dcuiserijnghe oft spraecke, ende ten 



derden ghelijck het metael durabel is, niet 
lichte variCrende oft oock roestende, zoo en 
zal een die een Richter is, niet verande- 
ren , om vrientschap ofte vyantschap van 
iemant die leeft, soo dat hy 't Recht buy- 
ghen oft zeluc daeraf wijcken zoude , oock 
zal hy alien roest van ghiften ende cor: 
rupti "i van hem weeren ; ende al dat den 
Rechte beieghenen niach, dinckende datter 
een Rechter bouen hem is, diet al ziet 
ende oordeelen zal , de deucht niet laten 
ongheloondt, noch het quade onghepu- 
niert," enz. 

Leiden, Dec. 1869. 



Als een proef van de wonderlijke gedier- 
ten, aan wier bestaan men in vroeger tijd 
geloofde, geven wjj hier een j)aar van de 
teekeningen voorkomende in een afschrift van 
een bestiaris , (bladz. 45 en 48) in Hol- 
landsche verzen bewerkt door Jacob van 
Maerlant, die in 1300 stierf. Dat afschrift, 
waarschijnlyk in de tweede helffc der 14c 
eenw vervaardigd, bevindt zich in de ko- 
ninkl. bibliotheek te 'sHage en is rijk met 
gekleurde illustratifin versierd, waarvan wij 
er later nog eenige om hunne zonderlingheid 
zullen opnemen. 

Van Maerlant noemt zijn boek u der natue- 
ren bloeme." 

Red. 



Gedrochten uit "der natucrcu bloeme.' 



Digitized by VjOOQIC 



VAN "OVER HET IJ.' 



40 



VAN "OVER HET IJ." 



J. IIONIG Jz. Ji:. 



I. 

't Waren mooije zomerdagen , en gcen 
wonder dat ons , poorters , het hart popelde , 



der meesten, wier bezigheden hun niet ver- 
oorloofden ora langcn tijd van huis en kan- 
toor te blijven , terwijl aan dezulken daaren- 
boven de reisgelegenheden en de middelen 



Zaandamiuer Ycemhuit. 



de stad eens te oiitwijken , al was die stad 
dan ouk dat 

Amsterdam, zoo bfcct op zijncn vloct gezcten, 
l>o grootsti? zrevorstiu, die alle walrcn bout; 
En kroont haar vlasrgeii met hct keizrrlijkc gout 
Bcjchoduwcmlu cm trits van zilvrc wirapcl 

(kraiascn , 

om daar boiten in de vrije natuur wat frissche 
lucht en verademing te zoeken. 

Wij waren de eenigen niet , die dien wensch 
koesterden , al deelden we ook in het lot 

1870. 



van vcrvoer der 17' — 18 c eeuw geen verre 
uitstapjes in een kort tijdsbcstek konden 
aanbieden. Van daar dan ook , dat de om de 
stad liggende dorpen de uitspanningsplaatsen 
bij uitnemendheid waren , dat Buiksloot en 
Sardam onder dezen dikwerf de eer genoten 
van bezocht te worden — dank zij het wa- 
tertogtje dat er aan verbonden was. 

't Was op zekeren morgen dat wc onzen 
weg naar de Haringpakkerg namcu en daar, 
bezijden den toren , den smallen steigcr oplicpen 
Daar een scbuit, die het zeil reeds in top 

7 



Digitized by VjOOQIC 



50 



DE OUDE TIJD. 



heeft. We hooren den schipper ons al toe- 
roepen "wat te haasten", en d§ man had 
regt tot die aanmaning, want de bengel, 
die het uur van vertrek aankondigde , liet 
zich reeds hooren. 

We waren dan ook naauwelijks aanboord 
of het touw werd losgegooid, en de sennit 
zeilde den boom door, na de deftige yerkla- 
ring van den schipper, dat hjj niets voor 
den "impost" had. De kommiezen schenen 
het volste vertrouwen in den man te heb- 
ben , en dat hadden wij ook. Het goedronde 
van zyn voorkomen opmerkende, twgfelden 
we geen oogenblik of met hem zon de 
groet der ambtenaren : "goede reis , schip- 
pertje" ons wel bewaarheid worden. Hy be- 
antwoordde dien groet met een glimlach en 
een "dag zamen, heeren", om zoodra die 
woorden er uit waren, het korte pijpjeweSr 
in den mond te nemen en lustig de rook- 
wolkjes weg te blazen. 

"Een korte reis niet waar, schipper?" vraagt 
er een. " Vlak voor 't lapje , sinjeur , en als 
er maar een beetje meer kou kwam, zondt 
ge in een uurtje te Sardam aan wal zijn. 
Eeken er nu nog maar een kwartiertje bij. — 
Jan! haal de fok wat aan, en vraag dan 
of de heeren ook een pijp belie ven." 

Wij bedankten , hoe groote liefhebbers we 
ook van het edele kruid waren, en zeker 
tot teleurstelling van den knecht, wiens 
kleine negotie dit Goudsche product was. 
We gingen op de luiken zitten, daar de 
smalle trap ons geen gemakkelyken toegang 
naar het ruiin scheen te verleenen en dat 
ruim zelve door de rookwolken, die er uit 
opstegen , geene aangename verblgfplaats deed 
vermoeden. We kenden ze van vroeger die 
ruimte, waar men niet regtop kon staan 
en de lage banken juist z66 ingerigt waren , 
dat de erop zittenden het hoofd niet konden 
stooten; waar de opeengepakte passagiers 
van allerlei rang, al rookende en ademende, 
vooral op een zomerdag , geene welriekende at- 
mosfeer deden heerschen. — Neen, we deinsden 
voor dien somberen ingang en dat half duister 
terug en bleven bo ven. 't Was ook zulk 
prettig weer. Een zacht koeltje rimpelde de 
golfjes van het IJ, en was juist genoegom 
de zeilen vol te blazen , daarbij voor stroom — 



wg konden het niet beter wenschen. — 
Wij kwamen gelukkigde u laag" door, dat 
mastenbosch, 't welk de stad als met een 
gordel omringde en van wier toppen de 
vlaggen aller natien wapperden. — *t Was 
levendig op stroom. Naar Pampus toe we- 
melde het van schepen, wier witte zeilen 
vrolijk in het blaauwe water weerspiegel- 
den. — Dank zij der bedrevenheid van 
onzen schipper, die ons den doolhof als 
uitvoerde, kwamen we met geen der ver- 
trekkende of aankomende schepen in aanra- 
king en ontweken de vele ligters, die met 
goederen naar of van de schepen voeren. — 
Toen we evenwel buiten den zandhoek waren , 
kwamen we meer op ons gemak en lieten 
onze blikken geruster rond gaan. De schipper 
bemerkte het en zeide: „Ja Sinjeurs! Zoo 
v66r den wind is 't niets om zonder averij 
te varen; maar als 't een frissche stoker 
waait, hebben we soma oogen en handen te 
kort. Ik ben ook het zeegat uit geweest in 
mijn jonge jaren, — maar er is maar Cen 
Amsterdam, e'e'n IJ, dat kan ik u verzekeren." — 
Eens op zijn praatstoel was er niet veel 
toe noodig om den schipper aan den gang 
te houden, en we vernamen dan ook alras 
zooveel uit zijn leven als we maar weten 
wilden en bemerkten tevens , dat de man 
zich in zijne tegenwoordige betrekking ge- 
lukkig gevoelde. We hoorden van hem, dat 
de schuit, waarin we ons bevonden , met die 
van de Zaan als in beurtveer voer en er 
van \66t 1588 af reeds een veer geweest 
was. Hy was overman van het gild en moest 
het dus wel weten , hoewel hy anders weinig 
lust had om in de oude papieren te lezen. 
\66r 1666 voeren er van Amsterdam alleen 
36 veerschepen naar Oost- en West-Sardam. 
In dat jaar werd het tot 24 en later tot 
16 verminderd. In 1766 voeren er nog 12 
schuiten. Dat kwam, zoo als onze schipper 
vertelde, doordien \66r 1666 Amsterdam 
alleen het veer had en na dien tijd de dorpen 
begonnen waren om mede te dingen, welke 
concurrentie de stad bewogen had, om een 
vergelyk te treffen , wat ten gevolge had , 
dat van wederzijden de uren van vertrek ge- 
regeld werden. Y66r dien tjjd bad Amster- 
dam, zoowel als Oost- en West-Sardam, 



Digitized by VjOOQIC 



VAN 'OVER HET IJ." 



51 



naar hunne eigene verkiczing en willekeur 
gevaren. Van toen af waren er reglementen 
en keuren gekomen en de handen gebonden , 
zeer ten gerieve van het reizend publiek. 
De vracht was nu het geheele jaar door 3 
stuivers de persoon ; vroeger was het zomers 
2 en 's winters 3 stuivers geweest. 

Behalve deze drie veren, welke als 7 t 
ware e'e'n ligchaam uitmaakten , had nog ieder 
aan de Zaan gelegen dorp zijn veerschuit op 
Amsterdam, en, naar onze schipper verze- 
kerde, konden deze op de drie marktdagen 
tal van passagiers overvoeren , zeer tot hunne 
schade , daar die reizigers voorheen van hun 
veer gebruik moesten maken. De Amsterdam- 
sche veerschuiten werden naar hare ligplaats 
"torenschuiten" genoemd, en die van Oost- 
Zaandam "kerken," omdat zij aldaar in de 
nabijheid van de kerk aanlagen. De schipper 
glimlachte toen hy dit verhaalde, en wij, 
als of we de pikanterie, die er in de bijna- 
men lag, begrepen, en dat het dorp voor 
de stad niet onder wilde doen , we vroegen : 
hoe ze aan de westzijde dan wel hunne 
schuiten noemden ? "Damschuiten", zou 'k mee- 
nen", gaf een nevens ons zittend man ten 
antwoord — u de dam draagt immers kerk 
en toren — het eene kan immers niet zon- 
der het andere, en even zoo hebben Am- 
sterdam en Sardam elkander noodig , even als 
hun belang in handel en bedryf mede e'e'n is." 
u Wel waar !" sprak de schipper "en we zijn 
thans ook beste vrinden. Men kan nu elk 
uur van Amsterdam naar Sardam, heen of 
terug. Waren nu die andere schuiten er maar 
niet , scherpe zeilers als 't zyn , en dan die 
boeijers en jagten der kooplui, die nog wel 
eens goede vrienden medenemen, wehadden 
een baantje, waar een scheepskapitein op 
verlieven zou." 

Een blik naar het ruim overtuigde ons 
dat de Zaansche kooplui, als zij konden, 
wel gaarne dat verblijf vermijden zouden en 
in hunne boeijers zich zeker meer op hun 
gemak bevonden, terwyl die vaartuigen bo- 
veudien betere zeilers waren dan de logge 
zwaar gebouwde veerschuiten, zooals we al 
dadelijk ontdekken konden , toen er ons een 
in het begin der Voorzaan voorbij voer, als 
of wij stil lagen. Onze schipper scheen zulks 



gewoon ; althans geen spoor van wrevel over 
dat doen gevoelen zijner minderheid kwam 
op zijn blozend gelaat , en hij ligtte zijn hoed 
voor den man aan het roer, als of hem 
eene eer bewezen was. 
Wy naderden Sardam. 

Sardam, ter rechterhand des ringdijks afgewcken 9 
Brant vast de kiehn , die de kruin ten hemelstekcn , 
Haer armcn aen de lucht verheffen , als uit lust 
Om Amsterdam , zoo prcutsch en heerlijk uitgernst, 
Niet meer van vcrrc, maer aen 't voorhoofd zijner 

paclen , 
Te zicn , en spelen in den schcepshof van de Waelcn ' 
Met voorraad opgepropt van schepen klein en groot 
Te zenden op hun tijt, rontom de werelt kloot. 

TToe meer wij naderden, des te meer 
klonk ons het gehamer op de scheepstim- 
merwerven tegen , en welhaast voeren wij ook 
eenige dier werven voorbij. Schip bij schip 
stond er op stapel, andere waren reeds te 
water gelaten en werden opgetuigd. Ook 
hier, in den kom der Voorzaan, de eigent- 
lijke haven van Zaandam , had onze schipper 
al zyne oplettendheid noodig. Hier lag een 
houtvlot, daar voeren schuiten met koop- 
mansgoederen af en aan, naar ladende of 
lossende schepen van allerlei grootte. 't Was 
een gewoel en een bedrijvigheid , die geene 
rust schenen te kennen , en die zich ook uit- 
spraken in den ommezwaai der vele molen- 
wieken. 

De zeilen werden gestreken en het mee- 
rendeel der passagiers was reeds bij ons op 
het verdek gekomen, om, zoodra de schuit 
aan wal schoot, gereed te zijn om er uitte 
springren. 't Was of de roerigheid die overal 
heerschte, zich als by ingeving van ieder 
meester maakte, zoodra hij maar in dien 
kring kwam. 

De torenschuit schokte aan den steiger, en 
bedaard wachtten wy het af, dat de drif- 
tigen het vaartuig verlieten. De losplaats 
was de westzyder Dam en hier, zoo wel 
als overal elders waar middelen van vervoer 
hunne aankomst of plaats van vertrek hielden , 
was het eerste wat we zagen eene herberg — 
waar men de richting van den steiger volgend 



i "De Waelen zijn te Amsterdam afgezonderde 
plaaUen daar de schepen leggen." 



Digitized by VjOOQIC 



t)E OtTDE TUf). 



regt opaan liep. — De drie zwanen op het 
uithangbord staken hunne lango halzen den 
rcizigers ala te gemoet. We gingen een 
oogenblik naar binnen , even als Czaar Peter , 
toen hij te Sardam voor het eerst voet aan 
wal zette, daar kennis maakte met de hol- 
landsche jenever. 

De klok in het voorhuis herinnerde ons, 
dat Wij niet te lang toeven mogten , hoe 
eenig en afwisselend het gezigt ook was , 
dat men uit de vensters der herberg genoot. 

De vriendelijke kastelein daarenboven 
trachtte ons ook aan de praat to houden 
en gewaagde van de heerlrjke baarsjes die 
hij ons kon voorzetten, al roerade hij er 
niet op zoo als zijn buurman in het Wapen 
van Amsterdam, in het opschrift boven 
zijn dear. 

En wat zegt die dan? was onze vraag. 

Wei, was 't antwoord: 

"Zijt gij belacden met cetcnslust 
"Hier is alle soort van Vis, en ook daor men 
(dorat meS Must." 

Zoo lokt men hier de lui; en hoor wat 
een andere herbergier , bij de oostzij' der kerk , 
oj) zijn uithangbord heeft: 

Wie d* edele YYijustoks-vogt begcert, koop's hier 

(bij mijn, 
Christus maakte te Cana in Galilea wijn , 
En soo hij dat niet had gedonu 
Al de pastcn waren dromig naar huis gcgaan. 

"Mooye rymen, sinjeurs, en dat bij een 
kerk — Neen , dan houd ik het met mijn zwaan- 
tjes, die zyn sprekend genoeg, zou'k meenen. "' — 

Wo betaalden ons gelag, onder de op- 
merking , dat het ook hier was met de luifels 
en uithangborden als overal elders, en dat 
als een speculant uitgever al die ontboeze- 
roingen van dichterlykc herbergiers, winke- 
liers enz. verzamelde, het een aardig kykje 
zou &even op de eeuw waarin ze leefden, 
al was het dan niet tot stichting der vol- 
gende geslachten. Zeer zeker zon die verza- 
meling hnn een glimlach op het gelaat 
brengen , maar toch cene bydrage verschaffen 
om den volksgeest in zijne verschiilende uitin- 
gen te leeren kennen. 

We gingen den Dam over met zijne slui- 
zcii en sloegen bij de kerk de Oostzijde in. 



Daar lazen we dan ook het vermelde opschrift , 
en nu eens onze aandacht op dergelijke zaken 
gevallen was, moesten er ons ook meer in 
het oog vallen. Een uitgestoken stok, met 
orange, blanje, bleu beschilderd, deed ons alras 
een chirurgijn en barbier vermoeden , en de 
man gaf het ook den voorbygangers op zijn 
uithangbord te kennen: 

Zijt gij in nood of pijn, 

Bid God, en soekt dc Medicijn. 

De man dacht minder hoog over zich 
zelven als een ander broeder uit zijn gild , 
boven wiens luifel we lazen: 

Hier genccst men na konst en met vlijt 
Lam me sijden en kreupelen, mctter tijd. 

En toch mogt hij het misschien doen, 
daar zyn stok be wees, dat hij jaren voor 
scheepsheelmeester gevaren had , en dezulken 
altijd als menschen van ondervinding be- 
schouwd werden en boven hunne confraters 
bij velen een schreefje voor hadden. 

Voor een gaarkeuken of schofbhuis lazen wij : 

Aansicn doct gedenken, 

Niet te ccten doet dc maag krenkon. 

Duidelijk genoeg te begrijpen; maar raad 
selachtiger was ons de bedoeling van het 
volgende lnifelschrifb : we hadden daartoe 
zeker met de geschicdenis van den bewoner 
bekend moeten zijn : 

Licfde, Waerheit ende Kecht 
Hebben haar tot slapen gclegt; 
Daertegcn: Gelt, Gewelt en Gunst 
Gcbruijkcn haer magt en vrijc kunst. 

't Is te hopen , dachten wy , dat de onder- 
vinding van dezen man allcen mag staan 
onder zijne dorpsgenooten , 't zou anders 
geene aanmoediging zyn om zich in zulk 
een oord cene woonplaats te kiezen. Onze 
zwartgallige mogt een lesje nemen aan zijn 
buurman , waar de vrijheid in den gevel stond 
en daarbij: 

Die voor dc vrijheit strijen 
En haer gemoet bevrijen 
Voor slacfsc slavernijen, 
Die door gewetens dwang 
Den menseh het maken bang , 
Zal zig in *t eind verblijen. 



Digitized by VjOOQIC 



VAN "OVER HET IJ." 



53 



Zoo al voort opmerkende , waren wij , eer 
wy er om dachten , de Oostzijde een goed eind 
ingewandeld en oordeeldcn het tijd de Zaan 
over te varen. Wij hadden daartoe nauwelijks 
besloten , of ons oog viel op een bordje , welks 
opschrift , kort en duidelyk genoeg , ons wees 
in zijn "hier zet men over de Zaan," dat 
wij al een der vele gelegenheden gevonden 
hadden, die bij het druk verkeer tusschen 
oost- en westzyde, de bewoners steeds dag 
en naeht ten dienste stonden. Wij stapten 
in het schuitje en werden in korten tijd 
overgeroeid. 

W|j waren nn op bekend terrein en ston- 
den weldra voor het huis, dat de lezers 
van "de Oude Tyd," zich, zoo wy hopen, 
nit den vorigen jaargang nogzullenherinneren. 
Zouden we er welkom wezen? Zou de uit- 
noodiging , destijds gedaan , iets meer als eene 
beleefdheids-fonnule geweest zijn? Als deze 
gedachten ons soms voor den geest gekomen 
waren , hoe schielyk verdwenen zij dan niet , 
toen de vrouw des huizes, die ons reeds 
door het opgeschoven gordijntje had zien 
aankomen , de deur opende en met een : 
"daar doe je wel aan!" ons begroette, en 
daardoor tevens de overtniging gaf, dat de 
toen gedane nitnoodiging hartelijk gemeend 
was geweest. 

Na de gewone pligtplegingen wederzijds 
tot een gelukkig einde gebragt te hebben , 
dribbelde de bezige ons voor door eene zoo- 
genaamde "galery" of een ter zijde van het 
eigentlijke huis aangebouwd deel, hetwelk 
we bespeuren dat op de keuken uitloopt! 
Wij zien elkander eens aan en glimlagchen, 
doch onze onderstelling wordt niet bewaar- 
heid, want we worden regts afgeleid naar 
eene openstaande denr en bevinden ons 
eensklaps voor den heer des huizes , die zich 
vertoont in een gewaad, waarin hy zeer 
zeker ons niet had willen ontmoeten , en zoo 
als zyne vrouw — we roerken het op aan de 
kleur van haar gelaat — ook gewis niet ge- 
dacht had haar echtvriend nog te zullen 
vinden. 

"'t Is later geworden, Guurtje, als ge gewend 
zyt," is 't antwoord op haren blik en hare 
verontschuldiging tevens , nadat hij een war- 
men handdruk en vriendelijk woord met ons 



gewisseld heeft. "De vrienden zullen 't wel 
niet kwalijk nemen , dat ik nog niet verkleed 
ben. Ge begrijpt dat ons bezoek aan de mo- 
lens nog al eens een stofje mee tbuis brengt , 
en dus een' byzonder kleed daarvoor onze 
vrouwtjes aangenaam is, even als het ons 
dan ook gemak geeft. Maar ge hebt me nu 
reeds in mijn molenpak gezien," vervolgde 
hij glimlachende, "en daar ge toch in dezen 
hoek van het huis verzeild zyt, moet ge 
meteen maar een kijkje nemen van wat 
we onze schryfkamer noemen. Ik geloof dat 
dit het eenige is , waarin ge bij uwen kruis- 
togt door onze woning niet geweest zyt." 

Een stedeling had dit vertrek, hoc klein 
het naar de andere kamers gerekend ook 
zijn mogt, zeker zyn "comptoir" genoenid, 
maar onze Zaanlander nam het woord in 
zijne juiste beteekenis , even als men dit voor 
meer andere ook gewoon was, ofschoon de 
steedsche benam in gen reeds meer en meer 
veld wonnen. 

Lag het aan ons, dat we in die schryf- 
kamer het eerst zagen naar de boekeu. die 
in de beide middenvakken van onder tot 
boven op breede planken en rijen geschaard 
stonden? Waren we kooplui geweest, onze 
blik was zeker het eerst gevallen op den 
bij het raam staanden lessenaar voor twee 
personen , waaraan een jongeling zat , die 
zoo yverig bezig was met schryven, dat 
hy te nauwernood onzen groet beantwoordde. 

De vader veronschuldigde dit , door te zcg- 
gen dat er nog eenige rekeningen en brieven 
moesten geschreven worden, waarop in de 
keuken een schipper te wachten zat. 't Was 
boven dien een drukke ocbtend voor verschc- 
pen. — Wy namen het den bezige dan ook 
volstrekt niet kwalyk, ja zagen met genoe- 
gen hoe snel zyn pen over het papier vloog. 
Ware het niet onbescheiden geweest om naar 
dit papier te zien, we zouden bij die vlug- 
heid gewis nog een compliment te voegen 
gehad hebben voor het fraaye schrift. Het 
was toch bekend , welke moeite de school- 
meestere in deze streek zich gaven , om van 
hunne leerlingen goede schryvers te maken ; 
en dat zy dit voor het mecrendeel werden 
en goede rekenaare bovendien, bewees het 
dat die voorbeelden en lessen wel gevat en 



Digitized by VjOOQIC 



54 



DE OUDE TIJD. 



in praktjjk gebragt werden." Rekenen en 
schryven toch waren by het beroepen van 
een schoolmeester hoofdvereischten , en een 
goede stem steeds eene aanbeveling by de 
kerkedienst, die altyd aan die betrekking 
verbonden was. 

Vrijer zagen wy nu rond en naraen den 
boekcnschat eens op, die als wachter stond 
om den lessenaar, en dien anderen "schat" 
in de ijzeren kist verborgen ; een kist , die 
anders , onder een groen kleed verborgen , haar 
aanwezen niet vermoeden liet, maar die 
thans openstond, daar de boeken er in be- 
waard, door den schryver gebruijrt werden. 

Wij lazen titel by titel en ze bewezen 
ons , dat , hoe y verige kooplui en fabrikanten 
die Zaanlanders ook wezen mogten , ze toch 
niet verzuimden om hunnen geest te beschaven 
en kennis te verzamelen, dat zij eene veel- 
zijdige lektuur hadden. Wij vinden er Bor 
en Hooffc in gezelschap van menige kronyk , 
en banden met pamfletten ; verder reizen naar 
Oost en West , het Noorden enz. Wy konden 
al die werken niet opsommen , maar historic , 
land- en volken- , natuur- en wisknnde vormden 
er wel het meerendeel van. Toch ontbraken er 
noch Vondels, noch Huyghens en Hoofts werken 
met de pofiten van minderen rang , en we ont- 
dekten bovendien tal van kwartynen, die 
met hun perkamenten banden een bij uitstek 
theologisch aanzien hadden, wat de rug- 
titels dan ook aanwezen. Maar we durven 
ons onderzoek niet langer rekken , hoe veel 
we er ook vinden zouden dat in latere dagen 
de begeerte zou opwekken , en letten nog 
even op de kaarten aan den wand van de 
achterzijde der kamer, met de brievendekkers 
of liasplaten er onder, die door hunne op- 
schriften ons als in eens den uitgebreiden 
handel wijzen , welke in dit kleine vertrekje 
zijn vertegenwoordigers heeft. En als we 
rekenen dat dit tweetal mannen driemalen 
*s weeks de Amsterdamsche markt bezoekt 
en op de tusschendagen hunne ochtenden 
aan de molens of pakhuizen doorbrengt, 
dan gelooven we onzen koopman op zyn 
woord , als hy ons verzekert dat de tijd soms 
krap genoeg omkomt en ze wel eens met de 
kippen op stok waren , om met het hanen- 
gekraai weer aan den arbeid te zijn. Toch 



had hij zijn werk jaren lang alleen verrigt; 
maar toen waren de fuiken niet zoo wijd 
opengezet als nu : men kwam zoo van het 
een op het ander en mogt immers geen wind 
door de hekkens laten gaan. Wij hadden 
trouwens in dit huis alreeds gezien , dat die 
wind ook goed in de zeilen moest geblazen 
hebben en het scheepje wel voor stroom ge- 
dreven was. Waarom zouden wij er ons met 
den wakkeren man niet in verheugd hebben ? 

Wij wilden gaan, maar onze koopman 
wees ons nog naar de zoldering, en daar 
zagen we een tafereel afhangen van de 
walvischvangst in 't klein. Vier sloepen om 
een walvisch gegroepeerd, de mannen aan 
de riemen en de harpoeniers voorop , de har- 
poen in de hand, als of ze gereed stonden 
het doodelyk wapen in het reusachtig Lyf van 
den koning der wateren te werpen. Onze 
vriend wees ons , hoe op die sloepen de naam- 
letters van den kommandeur en die van den 
boekhouder van het schip aangeduid waren. — 
Wie hier de laatste was , behoefden wij niet 
te vragen. Verder werden ons nog eene collectie 
walrustanden , walvischoornen en balein , als- 
mede de blanke huid van een reusachtigen 
ijsbeer vertoond, terwijl een paar schilde- 
rijen, in 't zwart, op de visscherij betrek- 
king hebbende en een model van een schip 
nog onze aandacht trokken. 

Wij verlieten het verblijf, waar jaarlijks 
wie weet hoevele duizenden omgezet werden , 
een der raderen als hier in beweging gebragt 
was van de groote bedrijvigheid die we 
allerwege opgemerkt hadden. Wel mogt hy 
een kleine schakel zijn, zoo als onze man 
geliefde te zeggen, maar wij mogten er bij 
denken, van dit deel tot het geheel beslui- 
tende, dat menige handelstad de vlag voor 
deze dorpers zou kunnen striken! 

"En nu zullen de vrienden toch zeker 
koffie willen drinken?" vroeg de dochter des 
huizes , toen we het kantoor uittraden ons 
met een gullen welkomstgroet te gemoet 
komende. Wie zou uit zulk een mond een 
verzoek kunnen weigeren , te meer wy , die 
aan geene beweging zoo vroeg gewoon , wel 
eenige behoefte gevoelden en hier zeer zeker 
een beter mokkavocht ter onzer verkwikking 
te gemoet mogten zien, dan in de herberg 



Digitized by VjOOQIC 



VAN "OVER HET IJ." 



55 



ons was voorgezet — Wij volgden het meisje 
de plaats of de erf over naar een , zooals wij 
nu zagen , door een gang aan de woonkamer 
verbonden vertrek, het zoogenaamde lucht- 
huis, dat door zijne vele ramen eenheerlijk 
nitzigt op de Zaan verleende. Die aanblik 
verraste ons, even als de tafel die we bereid 
Yonden ; en toen we over dit laatste een be- 
leefd woord wisselden, was 't aanstonds: 
"Och ! dat's geen moeite geweest. 't Iseenvou- 
dig weg , als ge ziet. — 't Is toch ons uurtje , 
en met een grooter koffiekan waren we 
geholpen" voegde de lieftallige er glim- 
lachend bij , als of ze aan ons gelaat zag , 
dat wij wel meenden , dat er om ons meer dan 
gewoonlijk voor dien koffietijd voorhanden was. 



Wij hadden nog niet lang in het koepeltje 
gezeten , of de heer des huizes voegde zich 
bij ons, gekleed als we hem te Amsterdam 
op marktdag zonden ontmoet hebben, iets 
dat het midden hield tusschen het Zondagsche 
en het daagsche kleed , welk laatste het "mo- 
lenpak" verving, een pak dat ook eindelijk de be- 
stemming van het Zondagsgewaad zon worden , 
wanneer het de andere rangen afgedaald was. 

Onder het genot van de geurige koffie, 
uit het fijne porcelein toegediend, boeide 
ons te gelijk het gezigt op den stroom, die 
voor ons heenvloeide en welke een tooneel 
vol bedrijvigheid en afwisseling voor onze 
oogen als deed voorbijgaan. 

( Wordt veroolgd.) 



ONKOSTEN AAN DE VERVULLING EENER PREDIKANTSPLAATS VERBONDEN, IN 
DE TWEEDE HELFT DER 17 e EEUW. 

BOOK 

Dr. R. C. H. ROMER. 



't Is ons, menschenkinderen , moeijelijk 
naar den zin te maken. Wie die waarlijk 
niet nieuwe opmerking nog niet gemaakt 
heeft, kan er bgna bij iederen spoorwegrid 
toe komen. Dan zit ligt in de coupe" een 
heertje naast hem, die het horloge heeft 
uitgehaald , en daarop tnrende , een tt verv....t 
langzaam!" bromt. Langzaam, niettegen- 
staande wij van de trekschuit tot de dili- 
gence en later van de diligence tot den 
spoortrein gepromoveerd zijn. 

Men meene niet, dat het alleen in we- 
reldsche zaken zoo is ; in kerkelyke is 't geen 
zier beter. Als in eene hervormde gemeente 
door het vertrek enz. van den predikant 
eene vacatnre ontstaan is, dan klaagt men 
niet zelden, dat het zoo lang duurt en 
zooveel kost, eer zij weder vervuld wordt. 
Zelfs heeft men somwijlen het woord in den 
mond : dat is toch by de katholijken beter ; 
daar gaat geen pastoor van eene gemeente 
weg, of er is aanstonds een ander in zijne 
plaats, en dat zonder kosten. Z66 klaagt, 
z66 spreekt men, niet kunnende of niet 



willende zien, dat de schnld van 't lang 
vacant zgn eener gemeente , in den regel aan 
haar zelve te wjjten is en dat het met de 
kosten gaat, als met de trekschuit tot den 
spoortrein. Dat de volgende mededeeling het 
laatste stave. 

De hervormde gemeente te Oudewater had 
kort, nadat zij de bezwaren van den inval 
der Franschen tijdens Lodewijk XIV onder- 
vonden had, twee van hare drie predikants- 
plaatsen onbezet. Ik zal niet verhalen van 
de moeijelijkheden , die zij te overwinnen 
had, alvorens beide door nieuwe mannen 
waren ingenomen, maar aanstonds mede- 
deelen, dat Casparus Wachtendorp en Jo- 
hannes Rulicius bestemd waren zulks te doen. 

De eerste had te Deurne c. a. in 1664 
zijne ambtsbediening aanvaard en arbeidde 
in haar sedert 1671 te Nieuwpoort; de 
laatste begon in 1669 te Puflijk c. a. zjjn 
werk en zette dat van hetzelfde jaar af te 
Berkel voort. 

Het trjdstip , waarop de roeping der ge- 
meente , door haren kerkeraad uitgebragt en 



Digitized by VjOOQIC 



56 



DE OUDE TIJD. 



van den niagistraat goedgekeurd, effect ging 
sorteren , kwam. 't Was October van het 
jaar 1G75. De woningen , die de predikanten 
zouden opnemen, waren gereinigd. 

"Voor 't schoonmaecken 
van het huys daer d' 18 . 
Wachtendorp in woont bet. / 10 — — 0." 

"Voor 't schoonmaecken 
van thuys daer d tt8 . Ruli- 
cius in woondt als mode 
voor besemen en boenders 
te saemen betaelt. . . . . „ 4 — 16 — 0." 

Men moest naar de klassikale vergaderingen 
om de approbatic. 't Eerst naar die van Gouda, 
waaronder Nieuwpoort ressorteerde. Ziehier 
wat het kostte: 

;i Den 8 October metde 
Gecoinmitteerdens uyt de 
Kerckenraet geweest naer 
Gouda op 't Classis om 
aldaer de approbatie der 
predikanten Wachtendorp 
en Rulicius te procureren, 
voorts des anderen daags 
naar Nieuwpoort gereijst, 
tot Schoonhoven des nachts * 

moeten verblijven-; voor 
logis aent Classis, vertee- 
ringh tot Gouda, Schoon- 
hoven en Nieuwpoort, als 
oock eenige comparitien 
hier ter Steede , vereeringh 
ende andere oncosten ter 
sake van do gemelte ap- 
probatic en losmakinge van 
d M . Wachtendorp te samen 
betaelt volgens een lijstc 
en raemorie daer van gc- 
houden / 122—12—0." 

"Aen Dirck Gerrits voer- 
man die oris naer Gouda 
ten dage vsz. hadde gere- 
den betaelt „ 3 — 6 — 0." 

"Aen Voerman Job , die 
ons naer Schoonhoven en 
Nieuwpoort hadde gereden 
betaelt „ 4— 10— 0." 

Nu lag de delftsche vergadering aan de 
beurt. Zq werd acht dagen later bezocht. 

u Den 15 October met 



de Gecommitteerde uyt de 

raagistraet en kerckenraet 

naer delft en voorts naer 

berckel gereyst om de di- 

missie van d u *. Rulicius te 

vervorderen , voor vertee- 

ringen tot berckel en on- * 

derweegs zoo heen en we- 

der betaelt / 77—12—8." 

u Tot delf voor de Clas- 
sicale macltyt voor alle de 
predikanten en de Gecom- 
mitteerdens bet „ 86 — 14 — 0." 

"Aen de predikanten vol- 
gens gewoonte haer reys- 
costen yder van haer plaetse 
naer 't Classis betaelt . . „ 36 — — 0." 

"In de Classikale beurs 
volgens gewoonte moeten 
betalen „ 25— 0—0." 

"Aen den Kamerbewaer- 
der van het Classis voor 
bestellen van eenige brieven 
en opwachten volgens q Ue 
betaelt „ 7— 0—0." 

u Aen voerman Job doen 
hy ons ter saecke voorn. 
naer berckel en delft hadde 
gereden, voor vracht . . . „ 11 — 10 — 0." 

Stond aan de komst van beide heeren voorts 
niets in den weg, zij aanvaardden de reis 
naar hunne nicuwe standplaats na niet lang 
tijdsverloop. Dientengevolge werd 

tt Aen de Rotterdamse 
Schippers betaelt voor het 
af halen van d ll \ Wachten- 
dorp uyt Nieuwpoort met 
syn familie en huysraet 
volgens accoort / 14 — — 0." 

Noch over haer gedaene 
oncosten „ 0— 14 — 0." 

"Voor twee kinneties bier 
die de beyde schippers , die 
de predikanten hebben ge- 
haelt meer (med ?) naemen 
volgens gewoonte „ 3 — 10 — 0." 

"Voor de excyns briefies. „ — 4 — 0." 

"Noch betaelt hetgene 
d U8 . Wachtendorp hadde 
uytgegeven overdragen en 



Digitized by VjOOQIC 



ONKOSTEN AAN DE VERVULLING EENER PREDIKANTSPLAATS. 57 



overschepen , kruyen Tan 
svn goet als anders vol gens 
sp" ende qnitantie . . . . / 17 — 13 — 0." 

"Ami d ,,s . Rulicius be- 
taelt sjn verschot van rey- 
sen , vrachten overvaren als 
anders , herwaers komende 
gevallen volgens q t,c . . . „ 14 — 6 — 0." 

"Aan Cornells breda voor 
bet voeren van d ,l \ Ruli- 
cius syn familie en huys- 
raet van berckel berwaerts 
volgens accoort „ 12 — 12 — 0." 

,4 Denselven nocb betaelt 
syn verscbot by hem ge- 
daen int overbrengen van 
't vs. huysraet aen syn schip „ 9 — 12 — 0." 

Zij waren welkom , en al was de stedelijke 
kas z66 slecbt voorzien, dat men te Gouda 
1300 gld. moest opnemen tegen 6*/,, "tot 
het losmaken en beroepen van nieuwe predi- 
kanten", door iets meer dan door woorden wilde 
men het hun toonen. Van daar dat betaald 
werd : 

"Aen Lubbert bruyser 
over verteeringen soo voor 
als naer ter sake vsz. ge- 
vallen , bysonder doen bur- 
gemeesteren de predikanten 
verwellecoroden op een col- 



lation, in presentie van 
eenige Schepenen en den 
Secretarius volgens q tie . . / 57 — 17 — 0." 

Tel ik niet mis, dan bedroeg de som van 
het gememoreerde , met inbegrip van nog 
/12 — 15 — 0, u Aen pieter van dam betaelt 
voor twee reyscn naar berckel en haestrecht 
geweest te hebben ter sake van de predi- 
kanten", f 532— 3—8. 

En 't geld was schaars en moest wel 
schaars wezen in het stedeken dat drie ja- 
ren te voren, nu naar Goejanverwellensluis , 
dan naar Utrecht de gevende hand had 
moeten rigten, zoodat zijne uitgaven toen 1 
niet minder dan/ 13389 — 11 bedragen had- 
den en vermindering van de tractementen 
der stedelijke ambtenaren enz. onvermijde- 
lijk geworden was. Geen wonder, dat de 
magistraat, toen in 1680 Wachtendorp te 
Breda beroepen werd , tegen de redenen tot 
aannemen van het beroep door hem te berde 
gebragt , de onkosten , aan een nieuw beroep 
verbonden, niet weinig gelden deed. 

Ik heb aan het bovenstaande alleen toe 
te voegen , dat de medegedeelde posten voor- 
komen in eene rekening over het betrokken 
jaar, gedaan door Lubbert van Oort en Pie- 
ter Alkemade. 

Deil. 



UIT DEN TIJD VAN KAREL V. 

DOOR 

ENGELBREGT. 



Het bezoek der Fransche Keizerin Euge'nie , 
nu onlangs op hare doorreis naar ^Egypte 
te Constantinopel afgelegd, is waarlijk noch 
voor de gast noch voor den gastheer goedkoop 
geweest ; maar vooral niet voor den Sultan (of 
moet ik schrg ven : voor die arme Turken ?) 
die deze buitengewone eer geenszins voor 
niemendal heeft genoten. Slechts e'en enkele 
kiosk, uitsluitend voor deze gelegenheid op- 
getrokken, kostte door zijne buitensporige 
Salomonische weelde al meer dan menig 

1870. 



kastecl. Duch wij zgn hier ook reeds zoo 
half in het land der Duizend en e'en Nacht , 
waarin de tooverpaleizen thuis behooren; 
want, hoe Turkije zich tusschenbeide ook 
weren moge, wel bezien is het in dehoofd- 
zaken , na reeds zooveel eeuwen , tamelijk 
onveranderd gebleven. Het is een zeer sta- 
iarisch rijk , volgens de uitdrukking van Hegel. 
"Vroeger intusschen kwam het er toch ook 
al op neer, dat dergelyke doorluchte be- 
zoeken schreeuwend veel uitgaven na zich 

8 



Digitized by VjOOQIC 



58 



DE OUDE TIJD. 



sleepten, die echter meestal voor een groot 
deel en meer dan tegenwoordig veroorzaakt 
werden door de kwistige wjjze , waarop men 
in den regel gewoon was in de mondbehoeffcen 
zijner hooge gasten te voorzien; alsof men 
het er voor hield, dat die geheel uitgehon- 
gerd en met het voornemen om zich nu eens 
recht te goed te zullen doen, moesten aan- 
komen. Zooveel is altyd gewis — want het 
lust ons niet hierbij in verdere vergelijkingen 
te treden — dat onze voorvaders in 't al- 
gemeen, op het punt van feestelijk eten en 
drinken, waarbij substantie en hoeveelheid 
steeds met elkander wedijverden, geweldige 
matadors waren. Op het platteland, waar 
de oude zeden en gewoonten tegen de ver- 
anderingen, welke iedere nieuwe eeuw aan- 
brengt, altyd het langst weerstand bieden, 
ziet men zoo nog wel de tafels zuchten on- 
der den zwaren last van allerlei spyzen , niet 
slechts bij bruiloften of andere groote fees- 
ten, waarin tronwens ook niets bijzonders 
zou steken, maar zelfs na plechtige begra- 
fenissen , zoodat het juist niet altijd het ge- 
moed allien is, dat daar vol schiet. 

Ak eene kleine bydrage inmiddels voor 
de kennis der hier aangeroerde gewoonte 
dier vroegere dagen, deelen wjj de volgende 
opgaaf mede, ontleend aan zeker dagboek 
getiteld : "Sommaire des voyages faits par 
Charles V depuis Van 1514 — 1551 , re- 
cueillis et mis par e'crit par J eh an de 
Vandenesse, controleur ay ant suivi leur 
majeste dans lous lews voyages."* — De 
controleur was iemand aan 't hof, die on- 
geveer dezelfde betrekking bekleedde als de 
maitre-d'hotel bij byzondere personen: ook 
heette hy wel controleur de la bouche. 
Genoemd dagboek is gevonden onder de ryke 
nalatenschap van den kardinaal de Granvelle 
te Besancon , eene nalatenschap niet minder 
tellende dan 84 folio-deelen. Den verdien- 
stelyken von Raumer komt de eer toe, van 
ook op dlze voor de geschiedenis zoo ge- 
wichtige bronnen het eerst de aandacht te 
hebben gevestigd. 

En in dat dagboek dan nu lezen wij , 
dat toen de koningin Eleonore van Frank- 
rijk haren broeder Karel V, in October 1544 , 
te Bru.sscl een bczoek bracht, zy voor haar 



zelve (pour sa bouche) dagelijks ontving, 
behalve groenten, soepen, pasteien, saladen 
en dergelijk: 128 pond rundvleesch, twee 
en een kwart schaap , e'en kalf , twee zwynen , 
twee vette kapoenen , achttien hoenders , vier 
patrijzen , twee snippen , twee fasanten , twee 
hazen, vier en twintig kwartels of tortel- 
duiven. Voor haar gevolg (cuisine du commun) 
werd niet minder rykelijk gezorgd; iederen 
dag moesten daaraan worden afgeleverd: 
twee ossen, achttien schapen, drie kalven, 
twaalf zwijnen, zestig kapoenen, acht en 
veertig hoenders en duiven, veertig stuks 
wild van allerlei soort , en daarenboven nog 
eene menigte andere zaken als : spek , boter, 
eieren, suiker, specerijen, pasteien, pens, 
mergpijpen , soepen enz. ; terwijl het ten slotte 
in de vastendagen nog weer ruimschoots 
afzonderlyk werd voorzien. Men mag aan- 
nemen, dat de koningin -tusschenbeide wel 
eens by haren keizerlijken broeder zal ge- 
geten hebben, terwijl dan toch, volgens 
diens voorschrift, hare gewone tafel op ge- 
noemde zaken haar recht behield. — Hierby 
moeten wij echter niet nit het oog verlie- 
zen, dat dergelijke bedeelingen, nu ja, in 
de eerste plaats moesten strekken voor de 
tafel van den vreemden bezoeker en zijn 
gevolg, maar dat die dan t evens toch ook 
tot bewys of maatstaf dienden van de meer- 
dere of mindere onderscheiding waannede 
men vermeende A te moeten ontvangen te- 
genover B. Met den eerewyn ging het al 
even zoo. Immers wij zien wel , dat gezanten 
op hunne doorreis , daarvan aan een of ander 
hof een zeker aantal flesschen ontvingen, 
ge€venredigd alweer aan de betrekkelijke 
hoogte van hun souverein qua talis. Nu 
moge het voor sommiger gevoel al eens iets 
stuitend gewerkt hebben, dus vergelflkender 
wijze getaxeerd te worden op zdoveel hazen 
en patrijzen, en wat dies meer; doch in 
materie van etiquette was men destijds wel 
eens minder positief , zonder daarom minder 
ongerijmd te zijn: in elk geval profiteerden 
de armen gewoonlijk nog van dergelijke 
vrijgevigheid , ofschoon niemand misschien 
daar beter by voer dan degene , die met het 
onderhoud der vorstelyke tafel belast was. 
Dat overigen8 Karel V zijne zuster bij 



Digitized by VjOOQIC 



UIT DEN TUB VAN KAREL V. 



50 



deze gelegenheid in alles op de luisterrijkste 
wijze on tving, laat zich duidelyk verklaren. 
Zij was vijftien maanden ouder dan hij, en 
hoeveel hy ook van zyne beide jongere zos- 
ters hield, Eleonore was wegens haar by- 
zonder zacht en innemend karakter toch zijne 
lieveling. Op den yoorgrond stond hier in- 
tusschen, dat hij nauwelyks eene maand 
geleden weer vrede had gesloten met haar echt- 
genoot Frans I, en dat wel voor de vierde maal , 
en ditmaal grootendeels door hare beraid- 
deling. Diende reeds daarom alleen de over- 
komst van Frankrijks koningin niet op de 
raeest onbekrompen wijze te worden gevierd ? 
In weerwil nogtans van dit sncces, waartoe 
ook allerlei gnnstige omstandigheden geluk- 
kig waren samengeloopen , was anders de 
invloed van Eleonore aan het hof van Frank- 
ryk juist zoo groot niet. Gewoonlijk werd 
zij verwaarloosd , soms zelfs wel mishandeld 
door haar gemaal, wiens voorbeeld in dezen 
niet naliet op hare onmiddellijke omgeving 
eenen nadeeligen invloed nit te oefenen. Haar 
leven was tronwens reeds vroeger gekenmerkt 
door tegenspoed. Slechts twee jaren was zy 
de vronw geweest van Emmanuel den Ge- 
lukkige, die van 4495 tot 4521 over Por- 
tugal regeerde, en met wien reeds twee 
harer tantes gehuwd geweest waren. Emma- 
nuel liet eene dochter by haar na, het 
eenige kind dat zij ooit gehad heeft, en 
't welk zij ook innig lief had ; maar welks 
liefde tot het einde toe volstrekt niet aan 
de hare beantwoordde. Vervolgens begeerde 
de connetabel van Bourbon, die toen we- 
duwnaar was, hare hand van Karel, tot 
gedeeltelyken prys van zijn afval van Frank- 
rijk ; doch haar broeder bleef nogtans steeds 
weigerachtig om aan dezen eisch te voldoen. 
Ten laatste huwde hij haar uit aan Frans 
(wiens eerste vronw, Claude de Bretagne, 
reeds in 4524 gestorven was) , by den vrede 
van Eamerijk , die in Augustus van het jaar 
4529 werd gesloten. Eleonore moest alzoo 
dienen om dien vrede te bestendigen tus- 
schen de beide mededingers; doch het doel 
werd gemist, terwyl de nieuwe koningin, 
bij de onverschilligheid van haar echtgenoot , 
tevens nog de impopulariteit had te verdu- 
ren, welke van die Karaeryksche onderhan- 



delingen, voor Frankryk ook meerendeels 
zeer nadeelig, het onvermydemk gevolgwas 
geweest. Zij overleefde wyders mede haar 
tweeden gemaal , en stierf kort v<56> Karel V, 
even na een bezoek dat zij hem gebracht 
had in zijne afzondering te Sint-Just. 

Wij vinden in de bovenaangehaalde bron 
nog de beschrijving van een ander feest, 
hetwelk weinige jaren na dat hier ter sprake 
gebrachte bezoek van Eleonore insgelijks te 
Brussel gegeven werd , en waarbij zij op 
nieuw luisterrijk figureerdc , ofschoon ditmaal 
haar neef Philips de eigenlyke held van alles 
was. Op uitdrukkelijk verlangen zijns vaders 
trok deze in den zomer en nazomer van 
4549 overal in de Nederlanden rond om 
gehuldigd te worden als "toekomende Overste , 
Heer en natuurlyke Prins." — Ontzettend 
was de pracht en praal by die gelegenheid 
in de voornaamste steden ten toon gespreid , 
en geen wonder voorwaar, dat de land- 
voogdes, zyne tante Maria, de koningin- 
weduwe van Hongarije, hem bovenal in de 
hofstad schitterend onthaalde, aangezien de 
Staten der Nederlanden nu toch eenmaal aan- 
zienlijke sommen voor zijne "Blijde inkomst" 
hadden afgezonderd. Genoeg ook, dat be- 
halve een tal van hooge gasten, waaronder 
ook Eleonore, thans koningin-weduwe van 
Portugal en Frankrijk , en de keizer zelf zich 
voor die inhuldiging te Brussel bevonden. — 

En op een nu van die toenmalige feesten 
was de ruime , rondom met kostbare tapyten 
omhangen zaal, aan de zoldering bekleed 
met beschilderd lynwaad, dat wolken ver- 
beeldde, en waaraan een menigte van lam- 
pions waren vastgemaakt, die de sterren 
moesten voorstellen. In een hoek bevond 
zich eene rots, waaruit stroomen sprongen 
van gewoon frisch en ook van welriekend 
water , alsmede van wijn en hippocras. Weer 
aan eene andere zyde van de zaal stond een 
toren, die vuur braakte, en te midden van 
geurigen rook, bfl wyze van hagel, suiker- 
werk uitwierp. Op een gegeven tydstip kwam , 
vergezeld van een zwaar onweder , eene tafel 
op vier pooten van boven neer, rijkelijk bezet 
met allerlei gebak , hetwelk spoedig door de 
talrykc gasten werd verorberd; waarna de 
tafel in den grond verdween , om weer plaats 



Digitized by VjOOQIC 



GO 



BE OUDE TIJD. 



te maken voor eene tweede, die onder de- 
zelfde omstandigheden naar beneden kwam, 
ditmaal beladen met marsepein en andere 
dingen, en welke tweede tafel daarop weg- 
zonk , evenals de eerste dit gedaan had. Nu 
volgde weer ecn donderslag en daarraede 
wederom eene nieuwe tafel, prykendc met 
drie laurierboomen , aan wier bladen de wa- 
penen van den keizer en van onderscheidene 
voorname personen waren vastgemaakt. Bo- 
vendien stonden overal nog gouden schalen, 
beladen met allerhande uitgezochto spyzen. 
In 't geheel duurden deze hoffeesten negen 
dagen , waaraan natuurlijk ringryden , tor- 
nooien enz. geenszins ontbraken. 

Eene vry zonderlinge belegeringsvertooning 
was nog aan die Brusselscho feesten vooraf- 
gegaan, bij wijze van voorspcl. Nietvervan 
Dinant ligt nog het vlek MariSnburg, dat 
dus heette naar de landvoogdes Maria , onder 
wie het versterkt was, en die daar onder 
anderen een kasteel met vier torens had 
laten bouwen: eerst sedert een twintigtal 
jaren zijn die vestingwerken gesloopt. Maar 
daarhecn binnen de mnren dan van dat kasteel , 
waren vcrscheidene dames door eenige do- 
lende ridders, op wagens weggevoerd uit 
Binche, of ccnige andere nabygelegene plaats 
(de naam is niet duidelyk), waar de fees- 
ten een aanvang schynen genomen te heb- 
ben. Philips was met een glanzend gcvolg 
en begeleid door tweehonderd prachtig uit- 
gedoste gewapende ruiters , onder aanvoering 
van den hertog van Aerschot, hem door 
zyn vader te gemoet gezonden , uit Milaan , 
over Munchen, Trente en Heidelberg in de 
Zuidelijke Nederlanden aangekomen. Vier 
maandcn verliepen v6or hij Brussel bereikte. 
Bovenaan op het feestprogram nu stond : het 
belcg van Maritfnburg , waarin die voorge- 
noemde schakers zich met hun buit hadden op- 
geslotcn. De graaf van Lalaing kreeg het 
bevel over de bezetting, die behoorlijk was 
toegerust met kanonnen en andere krijgs- 
bchoeften. Niet minder nogtans waren dat 
ook de belegeraars, die zestien stukken 
gcschut voor het kasteel plaatsten. Van 
wecrszijden werd met groote dapperheid ge- 
streden. Nauwelyks had het gerucht zich ver- 
breid , dat er brcs was geschoten , of de keizer 



kwam met zyne zusters en den ganschen 
hofstoet naar Marienburg en nam daar plaats 
op eene in de nabQheid van 't kasteel op- 
gerichte estrade. De beide koninginnen wer- 
den ditmaal niet door edellieden bediend, 
maar door vier en twintig dames, gekleed 
als herderinnen, nimfen en godinnen, en 
zoo kwistig bedekt met paarlen en edelge- 
steenten, dat men byna gelooven rooest, 
dat de rykdommen van de gansche wereld 
hier waren bijeengevloeid. Toen het slot ge- 
nomen en de geschaakte schoonen bevrijd 
waren, keerden keizer, koninginnen, nimfen 
en godinnen, zegevierend naar de plaats 
terug vanwaar zij waren gekomen, om daar 
den dag te cindigen met souper en bal. 

Over 't algemeen was door alle kringen 
heen , het leven in de Nederlanden toenmaals 
lustiger en vroolijker dan thans. Bange tij- 
den zouden echter spoedig genoeg volgen, 
en menigeen voorspelde zich nu reeds weinig 
goeds van dien toekomstigen gebieder , wiens 
gelaat, te midden van de feesten waarmede 
men hem zocht te vereeren , steeds even 
barsch en stug bleef, en zulks in weerwil 
van alle lessen zijns vaders , die hoewel een 
sluwe vos en in velc opzichten niet zooveel 
beter of goediger dan zijn zoon, echter zeer goed 
de kunst verstond om , waar het te pas kwam , 
zich bij het volk bemind te maken. 

DE EIK TE ZUIJLICHEM. 

Bij eene toelichting der afbeeldingen van 
het Huis te Zuijlichem, meldde ik in een 
vorig nnmmer van dit maandschrift , dat ook 
eene teekening, waarschijnlyk van den eik 
met de klok, in mijn bezit was, omdat de 
drie schetsen bijeengevoegd waren. Deze is 
echter grooter, uitvoeriger, en niet zooals de 
andere met kryt, maar met de pen getee- 
kend , even met 0. I. inkt ' opgewasschen en 
waarlyk meesteriyk van behandelinj:. De hierbij 
gegeven kopy is meer dan zesmaal verkleind. 

Wij zien hier geen hage- of graspreek y 
maar een tonnrpreek. Wei wist ik, dat ongeveer 
een eeuw voor de dagteekening (1652) die 
Huygens hierondcr schreef , gepredikt werd ' 

1 Johan van Pallandt liet reeds in 1556 op 
zijn Heerlijkheid Kcppel in Oelderlaud prediken. 



Digitized by VjOOQIC 



DE EIK TE ZUIJLICHEM. 



61 



te Overveen "voor een sparre , gelegd op twee 
stokken , overeind in den grond gestoken ;" 
of op een wagen , of in een kring van wagens , 
de predikant staande in 't midden , gelijk in 
den Haag; of op een "bekwamen stede" 
't yolk beneden den wind, de vrouwen zit- 
tende het digtst bij, de mannen daarachter 
staande, zooals op de Rietvink by Amster- 
dam ; of wel van een gestoelte dat den leeraar 
nagedragen werd ; maar de hier afge- 



schetsen een werk naar het leven gen omen. 

Of is het een voorstander der vele nieuwe 
sekten, die hier de gemoederen roert? Niet 
denkelijk, want gelijk my bekend werd uit 
het kundig onderzoek van D f) . de Waldkirch 
Ziepprecht, was Johannes Agricola van 4640 
tot zijn vertrek naar Aalst in 1656, Gods- 
dienstleeraar te Zuylichem. 

De eik , dien wij hier in zyn jeugd reeds 
pieuse diensten zien bewijzen , werd , na lange 



l)e eik van Zuylichem. 



beelde predikwyze was mij geheel nieuw. 
De kerk werd, volgens den heer Eyck 
van Zuylichem, denkelijk in 't midden der 
17 e eeuw herbouwd. Mogelijk behielp de 
leeraar zich toen met dezen getmproviseerden 
predikstoel, en heeft Huijgens lust gevoeld, 
het aardig tafereel naar de natuur af te 
teekenen. Want de nafviteit der houdingcn , 
gebaren , en de ongezochtc grocpering ken- 



jaren door alio voorbyreizendcn en varenden 
bewonderd te zijn , in zijn ouderdom , toen 
hy de eerwaardige dikte van meer dan twee 
el middellijn bereikt had , doorgezaagd , om , 
als kerktoren , aan nieuwe geslachten van ge- 
loovigen, in een nieuwen vorm, wederora 
voor eeuwen dienstbaar te zijn. 

Mr. A. Vrr Huell. 



Digitized by VjOOQIC 



62 



DE OUDE TIJD. 



BRIEF VAN EENE NuN UIT DE BIJLOKE AAN DEN P % RELAAT DER ST. PIETERS-ABDU, 

TEGENT, 



TER GELEGENHEID VAN ZIJN NAAMFEEST. 



lfEDEGEDEELD DOOR 



F. DE POTTER. 



Myn eerweerdich Heere. 
Hebbende verstaen, ende ghesertifieert 
zynde van den dach van uwer feeste, ende 
daerby verstaen hebbende de goede begheerte 
ende devocie van onze E. prelatesse, met al 
et couvent int generate, die wy hebben van 
gheestelyck tot uwer feeste te commen , ende 
oock mede uwe E ,,eit met gheestelicke gaven 
te beschincken , zoo en hebbe ick niet connen 
ghelaten als my selven gheroert vindende 
met een sonderlinghc begheerte van vermeer- 
deringhe uwer gheestelycker goederen, om 
die selve ghiften al by een te vergaderen ende 
met orlof van myn E ,Ii k ,,c prelatesse uwe 
E^it deselve over te senden , de welcke vooral 
es doende heure oodtmoedighe en goetjonstighe 
recommandatie in de goede gratie ende devote 
ghebeden van uwer E lieit ende sy heeftnaer heur 
vermeughen hertelec voor uwe E ,ieil ghebeden 
ende noch bidden zal , ende oock al et convent 
zonder departiculiere ghifte diese uwe E :,eit 
zijn schinckende al by een vergadert als van 
eenen lichaem commeude, waer elck ledeken 
zijn devotie toe ghedaen heeft. Eerst zoo 
hebbe ick vergadert tot XII crusganghen, 
XXVII hoeikens van Maria, een letanie van 
den Zoeten name Jhs, een gulden letanie, 
m veni creators, twee Ave Maris stellaen, 
ende eenen Magnificat , maer van mynen weghe 
en hebbe icker niet vele particuliers inne 
ghelesen, nochtans tghene dat ick uwe E l,eit 
ghejondt hebbe , dat hebbe icker by ghevoucht, 
ende hebbe tselve begonnen van den dach, 
dat ick hoorde dat de brieven commen wa- 
ren , ende dat de feeste van uwe E Ueu haest 
zoude ghecelcbreert werden, tot op den be- 
loken Paesdach, ende al te samen besloten 
in die ghebenendide syde van onsen lieven 
Heere, ende en zal voort niet laten, met 



Godts hulpe, uwe E heit naer myn vermeughen 
ghedachtich te zijne, biddende dat uwe E c,t 
zoude believen tselve in dancke te nemen, 
biddende ons al te samen voor gherecom- 
mandeert te hebben in uwe devote ghebeden, 
midtsgaders oock onze kinders die hier wo- 
ne ende de ziecken die hier nu ligghen, 
want ick van die ook al wat vergaert heb- 
ben, want van VUI kinders, die hier zijn 
wonende, hebbe ick vergaert tweemael de 
XV Bloetstortinghe , III I hoeikens van Maria , 
m Salve Regina ende eenen 7 sallem '. Ende 
van de ziecken, die nu better zijn, III hoei- 
kens van Maria, een Doornen Croone, ende 
XIII pater nosters encle XIII Ave Maria, 
ter eere van onzen lieven Heere met zijn 
apostelkens. Noch van een oudt vrouken, 
dat bij de siecken wondt, VII hoeikens van 
Maria, met eenen crusganck in de st§, ende 
van een dochter, die de siecken dient, een 
hoeiken van Maria , midtsgaders een gheheele 
weke de siecken voor uwe E heil te dienen. 
Dit is uwe E he,t al met goeder herten ghe- 
schoncken u)*t onzen clooster van de Biloke, 
zonder noch altghene dat ick hope dat uwe 
gucit nocn ghenieten zal, van vele goede 
vriendekens, ja alle die ick kenne, gheeste- 
lick ende weerlyck, die ick' daertoe ghemo- 
lesteert hebbe, om uwe E ,,e,t gheestelick te 
beschincken, ende in heurlieder devotie ghe- 
dachtig te wesen, biddende den almeughen- 
den heere dat tselve uwe E"*" alsoo vul- 
commelick zoude moghen te bate commen 
als ickt uwer E l,cit met goeder herten ben 
jonnende ende dat onsen uppersten heere ende 
goeden God hem gheweerdighen wille uwer 
E heit met den heilighen prophete Eliseus eenen 



1 Dc Zevcn Psalmcn. 



Digitized by VjOOQIC 



BRIEF VAN EENE NON UIT DE BIJLOKE AAN DEN PRELAAT ENZ. 63 



dobbelen gheest in te storten, ende dat ghy 
zoo den staet des herders, daer ghy toe 
vercoren syt, te vulcommelicker moght be- 
dienen naer den alderliefsten wille Godts, 
dwelck nwe E heit wille jonnen God den Vader , 
God den Zone ende God den heilighen Gheest. 

Uut onsen clooster van de Biloke, 

dezen 21 April 1599. 
(Get.) Suster Joosynb- de Smet. 
Uit het archie/ der St JPietertabdij.) 

Op zulk een wgze kon men iemand nog 
eens gemakkelijk en zonder geldelijke opof- 
feringen een mooi verjaargeschenk maken , zal 
de lezer zeggen. Of onze prelaat niet gaarne 
een ander meer tastbaar geschenk zou gezien 
hebben blgft echter de vraag. 

Medelijden moet men gevoelen voor het 
goede geloovige nonnetje , dat zich zoo ijverig 
weerde, om van elk, die onder haar bereik kwam, 
een hoeiken , een cruisgancken of eenig ander 
gebedeken af te bedelen ter vermeering der 
geesteljjke schatten van den Prelaat. Of even- 
wel zjjne schatten wichtig genoeg en van de goe- 
de gehalte waren , om er dienst van te hebben , 
laten we aan elks eigen oordeel over. Bed. 



UITVINDINGEN, 

Van tyd tot tyd vindt men bij de ouden 
melding gemaakt van uitvindingen van werk- 
tuigen , die wij niet kennen , en waarvan alleen 
werktuigkundigen de meer ofmindere waarde 
knnnen beseffen. Men weet , dikwijls wordt er 
octrooi verleend op uitvindingen die in het hoofd 
van den octrooivrager nog in lang niet rgp 
zijn geworden , — soms ook kan de theorie door 
de praktijk beschaamd en teleurgesteld worden. 

Of het eveneens gegaan is met dehiervolgen- 
de nitvinding is mg onbekend. Wellicht kan 
eenig werktuigkundige meer daarvan zeggen. 

Het bericht door een tijdgenoot over die 
zaak gegeven, luidt aldus: 

"Het was in 't laatst van December 1725 , 
dat Haar Edele Groot Mog. de Heeren Staten 
van Holland en West-Priesland een octroy 
voor 15 Jaaren verleenden aan den Heer 
Chambrier, Ingenieur en Kapiteyn Luytenant 
in het Zwitzers Regiment van den Briga- 
dier Chambrier, 't geen te Mastricht in 



garnizoen legt, om alleen te mogen doen 
maken 5 nieuwe Water-Machines oftePompen, 
die hy uytgevonden heeft. 

De eerste is , om op de scheepen gebruykt 
te worden. Men kan dezelve in een Schip 
stellen zonder hindering toe te brengen, en 
zonder in alien deelen meer plaats te beslaan , 
als het begrip van 4 a 5 Voeten , te weeten 
eene spatie van 64 a 125 Cubik Voeten: 
4 Perzoonen znllen dezelve gemakkelflk knn- 
nen doen gaan, en veel meer Water doen 
geven , als de Pompen daar men zich werkelyk 
van bediend , dewelke men echter onaf hanke- 
lijk van deze Machine zouw knnnen gebmyken. 

De tweede is om de Polders en over- 
stroomde Landen gemakkeljjk en in weynig 
tyd droog te maken. 

De derde diend om het Water te trekken 
nyt de Gragten en de Gronden, op dewelke 
gearbeid moet worden; men zal ze knnnen 
stellen , zonder dat eenige onkosten behoeven 
gemaakt te worden en een enkel persoon 
zal dezelve ligtelflk knnnen £aande houden. 

De vierde is, om het Land, de Velden, 
de Bleekeryen , en de groote Tnynen te be- 
sproeyen ; Het is een Wagentje met 2 of 4 
wielen, waarop een soort van Koffer gesteld 
is , dat men met Water vnld , en waar aan 
de Machine vastgehegt is, die het Water 
by wyse van Regen op een considerable 
distantie ter regter en linker zyde uytwerpt , 
als het Wagentje door Menschen of Dieren 
voortgetrokken wordt, tgeen ook kan ge- 
schieden zonder dat de Machine Water uyt- 
werpt, ten einde dezelve te kunnen brengen 
op de plaats, die men bevogtigen wil. 

De vijfde is om het Water uyt Pntten te 
trekken , en de overstroomde Mynen te droogen , 
van wat diepte dezelve zoude kunnen zyn. 

AUe deze Machines doen haar werking 
door een nieuio Beweegmiddel , *t geen aan 
de gang gebragt kan worden door Menschen 
en door Beesten , door den Wind , door loopend 
Water en in zeekere gelegentheden door gewigt. 

De kragt van dit ,nieuw Beweegmiddel 
bestaat in twee verscheyde Vermogens , zon- 
der dat het een van 't ander afhangd,door 
middel van de welke men duyzenden zal 
kunnen doen beweegen , met gemakkelijkheid , 
die tot nu toe niet is gevonden geweest." 



Digitized by VjOOQIC 



f 



64 



DE OUDE TIJD. 



DWINGELOO EN WAT HET HOG MEER TE ZIEN GEEFT. 

DOOK 

Cs. VAN SCHAICK. 



Maar, lieve hemel ! altyd hebt gy den mond 
vol van Drenthe en vooral van Dwingeloo. 
Hoe is 't mogelijk?! — en dat van zoo'n 
kleine boerengemeente in Drenthe . . . terwijl 
gij toch zelve Amsterdammer zijt! 

Mevrouw! pennitteer me, 'k heb Araster- 



gonnen by 't begin ! Als gy van de Smilder- 
of Meppelervaart , over Dieverbrug komt, 
ziet Dwingeloo er uit zoo als gy 't hier ziet. 
Niet onaardig! niet waar, zeer landeLyk 
en rustig. Was 't vroeger ook zoo ? Pardon , 
Mevrouw ! toen was er de Oosterma of made 



dam als Amsterdammer lief en 'k heb bet goed 
bekeken; myn lust en vroegere positie als 
krankenbezoeker en hulpprediker, stelden er mij 
toe in staat. En — zoo gaat het met Drenthe 
ook en ten aanzien van Suriname niet minder. 
Maar dit komt weilicht later aan de beurt. 
In dat eenvoudige , vergeten , te lang ver- 
geten en verwaarloosde Drenthe , ben ik zoo 
wat tot mensch gevonnd. 'T verrassende en zeer 
verschillende en uiteenloopende van wat ik 
als hulpprediker te Amsterdam aantrof, 
bracht niet weinig bij , om mijn onderzoeklust 
en nieuwsgicrigheid te prikkelen , en ... . 
zoodoende vond ik nog al wat, dat my stof 
gaf tot denken , onderzoeken , schrijven. Be- 



en al dat wei- en hooiland, ja! die vaart 
en brug ook niet. 'T was toen alles barre 
vlakke heide en mul zand, hier en daar 
door cen heuveltje afgewisseld. Welk verschil 
niet waar? Thans lacht Dwingeloo u aan — 
toen was 't een Oase in de zandwoestijnen 
van Arabie. Zie , Mevrouw ! dat hebben God 
en de menschen gedaan. De laatsten hebben 
gewerkt, dat hun 't zweet van 't aanzicht 
droop en , de goede God die 't graag zag 
dat de menschen zoo hun best deden, ze- 
gende dien arbeid dermate, dat het voorge- 
slacht, als 't uit de graven opstond , Drenthe 
niet hcrkennen en er zich vreemd in voe- 
len zou. 



Digitized by VjOOQIC 



DWINGELOO EN WAT HET NOG MEER TE ZIEN GEEFT. 



65 



Och ! zoo is 't gegaan en gaat het nog. 
' T zal wel zoo blijven ook. Heil hem, die 
zjjn belang verstaat en, 'toog op God, zgn 
best doet , vooral als 't landontginning en 
studiezaken batten de negotie (handel) be- 
treft. Doch punctiim! wij konden wel eens 
personeel en scherp worden. En ... . dat 
hoeft niet! Vrede bt'^t! Heb uwe naasten 
lief omdat zij, evenzeer als gij, kinderen 
Gods zijn. Geen gekrakeel! dat dooft het 
ief demur uit en geeft maar ellende en haat. 
Wij hebben al kruis genoeg te dragen om 



daad beter zijn dan haar vorige zusters. Bhiffen 

en schelden is niets , maar beter doen 

en toonen dat er licht in ons is , zooals wy 
't 's avonds en 's nachts op straat verlangen 
en branden zien, daar komt het op aan. 
Die 't vatten kan, vatte het! 

Doch ter zake ! . . 'k mocht de kluts an- 
ders kwijt raken. En zoo iets niet! dat 
maakt vijanden en men compromitteert er 
zich door. Er zyn haken en oogen genoeg 
in de wereld, om onzerzijds *t getal te 
vermeerderen of te vergrooten. Wat ik wel 



Het huis Batinghe. 



't niet grooter nog en zwaarder te maken 
door zulke ballast. Wat ik wel zou willen? 
dat burgers en boeren, koningen en onder- 
danen, adelijken en niet adelijken, gees- 
tehjken en leeken , wat meer betere en dege- 
hjke menschen waren. 'T zon er in de wereld 
beter uitzien dan nu. 'T is tegenwoordig | 
wel eens . . . och ! och ! 

Of 't vroeger beter was? Dat is iets an- 
ders en in 't geheel de vraag niet. De 
negentiende eeuw is die der verlichting en 
beschaving. Zij moest dus ook in woord en 



won ? . . dat er een weekblad bestond over 
haken en oogen op 't kerkelijk , staatkondig 
en huiselijk gebied, met aanwijzing der 
bronnen en oorzaken , oiBcieel en conscientieus 
meSgedeeld, om afdoende middelen ter ge- 
nezing te vinden en waarachtig mensch te 
worden. Men moest eens een prijsvraag uit- 
schrijven over de koninklijke kunst van leven 
en sterven , zonder apotheose , en tot prijs stel- 
len, om voor den schrgver, die naar 'toor- 
deel van conscientieuse beoordeelaars de bekroo- 
ning verdiend had , indien hij in zijn financial 

9 



Digitized by VjOOQIC 



60 



DE OUDE TIJD. 



niet te ruim gezegend was en voor zijne 
familie te zullen zorgen. Geen medailles of 

Och! och! wat is dat Drenthe, wat is 
dat Dwingeloo veranderd! In trouwe! 't is 
zoo! Dwingeloo b.v. van 1838, toen wy 't 
voor 't eerst zagen , en toen wij 't na onze 
terugkomst nit Suriname, na een tienjarig 
verMijf in de kolonie in 1863 terug zagen, 

welk verschil en dat in zoo'n kort 

tydsverloop. Wat moet het danzijn, als wy 
eeuwen terng gaan! 

De lange grove py van donkerbruine stof , 
met smallen opstaanden kraagenronde beenen 
knoopjes, de bonk of buis met kneepen op 
den rug , en van denzelfden vorm en knoopen , 
zoo wel als de oudmodische korte broek van 
donker grijze of zwartachtige stof, hebben 
plaats gemaakt voor lakensche kleeding zoo 
als ge die alomme aantreft. De groote ronde 
flaphoed, van achteren opgetipt, wel eens 
de bewaarplaats van 't nenswarmertje (kort 
ptfpje), is afgedankt en door pet en ronden 
hoed vervangen , terwfll des Zondags schoenen 
en laarzen de klompen en trippen of holzen 
remplaceeren. Alleen bij den arbeid bedient 
men er zich nog van. 

Wat van den boer geldt , is ook van toe- 
passing op 't toilet der vrouw. Het oud- 
modisch eigen gereid viefschachten jak met 
laag uitgesneden lijf is vervangen door me*- 
rinos en lustre , ja ! wat niet al , naar den 
tegenwoordigen modernen smaak , en rokken 
van allerlei fijnere stof. Het smalle zilveren 
ooryzer met zijn koekopjes werd sedert lang 
verdrongen door een breeder met groote gouden 
stiften , als 't maar even lijden kan. Is men 
wat meer, dan heel en al van gond, soms 
met naalden en diadeem. De zilveren keten 
waarmeS 't kerkboek versierd was en aan 
den arm hing — och ! gg ziet het niet meer. 
De plattelands schoone zou er om lachen. 
En zoo gaat het met de huizen van binnen 
en van buiten ook. Zy zyn gemoderniseerd. Gij 
treft er in menigeen een piano aan. De 
open boerenwagen moge door den minderen 

man nog gebruikt worden , maar cle geest 

des tyds heeft zich ook hierin duchtig doen 
gelden. De armzalige stallen van weleer zyn 
geheel herschapen en lachen u vriendelyk 
toe. Doch genoeer! stappen wij langs de 



Fransche huizen naar de Hervormde kerk. 
Wy willen er even een kijkje nemen. Niet 
omdat zy zoo prachtig is , och neen ! Maar , 
munt zy in dat opzicht niet uit , haar vreemd- 
soortige toren trekt al dadelyk de aandacht , 
behalve de herinneringen aan dat kerkge- 
bouw verbonden. Die toren loopt boven het 
kerkdak byna spits fr}e. Op die spits verheft 
zich een zeskantige peervormigc knop ofbol; 
boven dezen prykt het kruis , met het eigen- 
dommelijk wapen dier gebouwen , — 't sym- 
bool van waakzaamheid en der wispelturig- 
heid tevensr.den haan. Toren en spits be- 
reiken eene hoogte van ongeveer honderd 
acht en twintig voeten en zijn met leien 
gedekt. In 't jaar 1630, den derden Febru- 
ary , stortte hy in , werd onmiddelyk herbouwd 
en was in 1631 voltooid. Het cijfer A. D. 
1631 op een balk op de gaanderij in de 
kerk, herinnert er u aan. Vroeger hingen 
er drie, tegenwoordig slechts twee klokken 
in. De eene onbruikbaar geworden, is ver- 
kocht en gesloopt. De grootste der aanwe- 
zige heeft een twee-regelig opschrifb. De 
eerste regel luidt : arte du macks t dioc nem 
X du brachteswonne op eerden X -+- daerom 
toil ic di nomen X in marten eerder X 

De tweede regel bevat : me fecit an 9 Z>° 
M° CCCCXLI1II op Sunte Peters amend 
ad vincula meester Johanes de toou . . . 

Op de kleine klok staat: Jhesus-Maria- 
Gerhardus-de-Wou-me-fecit-domine- M. C. 

a a a x a mi. 

Even als de toren is ook de kerk met 
leien gedekt. Zy getuigt van zeer hoogen 
ouderdom en is van Gothische bouworde. 
Oorspronkelyk is zy kruisvormig en geheel 
met roode baksteenen bevloerd. De zerken 
van weleer zyn byna alien verdwenen, even 
zeer als die boven de torendeur, waaringe- 
beiteld stond: Butger van den Boetzelaer 
Erffcollator ende Fundator deser Parochiale 
Kercke. Hetzelfde lot trof die ter linkerzijde 
van de deur, en die met het wapenschild 
der Boetzelaers prflkte achter een traliewerk 
van flzerdraad. Ten dage van vryheid, ge- 
lykheid en broederschap is alles spoorloos 
verdwenen. Kortom zerken, wapenborden, 
gebrande en beschilderde glazen, alles wat 
grootheid of rang verried is zoek gemaakt, 



Digitized by VjOOQIC 



DWINGELOO EN WAT HET NOG MEER TE ZIEN GEEFT. 



67 



verloren geraakt of vernield. En dat door 
onze anders zoo rustige Drentsche boeren . . . 
Och! menschen zjjn overal menschen. Als 
hnn zoo'n dollr koorts aantast, zijn zij tot 
alles in staat. Zelfs het opschrift op een 
paneel, waardoor het pijpwerk van 't orgel 
is afgesloten, mocht niet gespaard blijven. 
De verfkwast moest er over heen. Gelukkig 
dat het leesbaar is gebleven. Het stelt ons 
in staat den gever te leeren kennen, en 
lnidt aldus: 

Bit monument ende gedagteniese heefl 
ter eere Gods en ter eewige memorie doen 
en laeten stichten de Hoog WelGeb. Heer 
Bulger van den Boetzelaer, Heer van Ba- 
tinghe ende Entinghe, Brossard van Co- 
vorden ende der Landschap Brenthe. 

Wonder nog dat de beide prachtige por- 
tretten op de orgeldeuren gespaard bleven. 
Volgens geruchten van oude ingezetenen had 
de toenmalige dorpsonderwijzer zich er over 
ontfermd en ze in zijn woning geborgen. 
Genoemde portretten stellen den Heer van 
den Boetzelaer en zijne tweede gade , Vrouwe 
Battina van Loohn voor , omringd door famen 
met bazuinen gewapend. Uit een derzelve, 
boven den Heer v. d. B, klinkt het woord : 
Aleluia! terwijl onder 'smans naamcijfer 
R. v. d. B. prijkt. Boven 't portret zjjner 
echtgenoote antwoordt de faam: Amen! — 
terwijl haar naamcijfer B. v. L. beneden staat 
uitgedrukt. Boven 't klavier leest men: A. 
1665 denl4Majus. Op de buitenzijde van 't 
hekwerk staat: Anno Domini 1665, waar- 
schijnlijk het tijdstip der plechtige inwijding. 

Behalve dat wordt de gemeente aan den 
zelfden Heer herinnerd door een zilveren 
Avondmaalsbeker, waarop men leest: 

Ben Roogh Edel gebooren gestrengen 
Beer Bulger van den Boetzelaer tot Tou- 
tenhorgh Heere tot Batingen ende Entinge 
Lant Brossard tot Coevorden ende der 
Lantschap Brente Capitain van een Com- 
pagnie Infanterie tot dienste der Veree- 
nighde Nederlanden , Erff collator ende fun- 
datur deser prochviale Kercke, Ende Vrouto 
Battina van Lohn Bochter tot den Herk- 
zevoort ende Boetelaer Lant Borstinne. 



In trouwe! onze goede oudjes wilden ook 
wel weten wie en wat zij waren. De \jdel- 
heidskoorts heerschte in die dagen niet minder 

dan nu. Enfin brisons la dessus. Wie 

zal al het krorame recht maken?! Er loopt 
overal zoo wat van 't Sint Anna's orgeltje 
onder. Ter zake! het jaartal der schenking 
ontbreekt. Aan beide zijden prijken de familie- 
wapens dier adelijke familie. 

De tweede Avondmaalsbeker van *t zelfde 
metaal, van gewonen vorm en wegende vier 
nederlandsche oncen en e'e'n lood , af komstig 
van de familie Nobel, uit het naburigdorp 
Ruinen, draagt op de buitenzijde van den 
bodem het opschrift: Aan de Gereformeerde 
Gemeente te Dwingeloo. — Zonder meer. 

Wjj mogen de kerk nog niet verlaten zon- 
der alvorens het psalmboek op den preekstoel 
* in gebruik , nog eens even ingezien te heb- 
ben. 'T is een geschenk van Ds. H. J. Fol- 
mer, destijds predikant alhier. De dichtre- 
gelen op het schutblad, keurig geschreven, 
z\jn , ofschoon door hem vervaardigd , niet van 
zyne hand , maar van zekeren Hendrik Lub- 
bers, sedert 1774 tot 1781 schoolonderwyzer 
alhier. Wy gunnen ze hier een plaatsje. 

GEDAGTENIS. 

Men zong, in Ne6 Hands Kerk, ruim tweemaal hon- 

(derd jarcn, 
Dathenus Psalm gezang; in Hollandsch dicht 

(gesteld, 
Toen maat en rijm en taal in de eerstc kindsheid 

(waren y 
En 't Vaderland werd door het Spaansche juk 

(gekneld. 
Pas decdt de blijde vre6 wefir Neerlands welvaart 

(groeien ; 
Pas was het znehtend volk verlost van tirannij , 
Of wetenschap en knnst vong weder aan te bloeicn, 
En taal en dichtkunst werd bevrijd van bastaardij. 
Toen trenrde men met recht , dat Davids Tempel- 

(zangen 
Zo vloeiend, schoon en 6el, in duitsch zo kreu- 

(pel gaan 
Men zag desknndigen naar beter rijm verlangcn , 
En vlijtig zelve aan 't werk bedreven handen si aan, 
Om , met geschikter zang , het keurig oor te strclen, 
En *t Godgewijd gemoed te voercn voor Gods troon, 
Vergeefs ! — *t verouderd rijm bleef knndigen ver- 

(velen, 
Dathenns werd gceerd als de oudste en waardste 

(zoon. 



Digitized by VjOOQIC 



68 



DE OUDE TIJD. 



Thands is, voor Neerlands kerk, een blijde dag ' 

(verschenen , 
Een dag, waarop zij God, met jnister maat en 

(klank , 
Eerbiedigprijst. Triumf ! vooroordeel is verdwenen, 
Heft vrolijk Psalmen aan, bewijst God plechtig 

(dank. 
Dank gy ook God , Gemeente ! en roem 'a lands 

hoge Magten, 
Die ons beschonken met deze eed'le scheme gift. 
En wie zou dit van u, myn Dwinglo! niet ver- 

wachten ? 
Die dit geschenk zo blij ontvangen hebt, wier drift 
Om, op het hoog bercl dit nicnw gezang te zingen , 
Zo loflijk elk alom ten voorbeeld is geweest. 
Gewis: ik stel dit bij de loffelyke din gen 
Die onder a al mee* verkwikken mijnen geest; 
Die door de hoge gunst der acbtbre Drentsche 

(Staten, 
Werd afgezonden, om de Psalmen-keus te doen: 
En u op hnn bevel , ses maanden moest verlaten ; 
Terwijl Gods hand utrof,metstrengegeessclro£n, ' 
Hceft God dit nieuw Gezang thands in uwmond 

(gegeven ; 
Hij doe n door Zij n Geest, recht zingen tot Zijn lof , 
En onder 't ruim genot van alien zegen leven, 
Tot dat voor hoger zang, cens zij een rijker stof 1 
Dit Psalmboek wordt door mij, aan n thands 

(opgedragen 
Ten teeken , dat mijn zicl aan dc uwc in liefde , 

(kleeft, 
Laat het van de ccr, door mij genotcn , vrij gewagen, 
Daar uwc en mijne naam door onzc Psalmen Iceft. 

Henricus Johannes Folmer, predikant 
te Dwingelo, Medelid van de Maat- 
schappij der Ncderlandsche letterkunde 
te Leiden; — 

heeft ter gedachtenis van het mede be- 
kleeden van de commissic ter verbcte- 
ring der Rijmpsalmen Dit Psalmboek 
aan de Kerk van Dwingelo , ten gebruike 
van den predikstoel , geschonken ; en de 
bovenstaande dichtregelen daarin gesteld. 
den 8 van Bloeimaand 1776. 

Duidelyk genoeg niet waar? Jammer maar, 
dat de aap hier ook al we£r nit de mouw 
kykt. Domine* wou wel weten wie hy was 
en wat hy gedaan had. Maar 't was toen 

ook de prnikeneenw nog ! 't is nu alles 

anders en beter! Dit nog in 't voorbygaan. 

1 Bene buitengewone sterfte onder menschen 
en vec. By enkelen stierf de veestapcl tot drie- 
malen toe nit. 



De nieuw berijmde Psalmen zyn te Dwingeloo 
voor 't eerst gezongen den ll en December 
1774, by welke gelegenheid de voor die 
dagen zeer aanzienlyke som van een en twintig 
gulden en twee stuivers (10 ct.) voor de 
armen is gecollecteerd. Aangezien de kerk 
niets meer byzonders aanbiedt, zullen wy 
haar maar voor gezien houden en reehtsaf 
langs den Heuvelenbrink naar Batinghe wan- 
delen, Intusschen, vergis u niet! verwacht 
geen prachtige villa of een deftig adelyk 
kasteel nit de dagen van ouds. Gij krygt 
niets te zien, dan een groote weide, waar 
't vee in graast , een paar vyvers , een moes- 
tuin en een eenvoudige keuterwoning met 
kleinen stal. Toch zijn wy by machte u te 
laten zien hoe 't eruitzag, omstreeks 1830, 
eer het door den toenmaligen eigenaar ge- 
sloopt werd , aan wien Adolf Jacob Hendrik 
Willem baron van Heeckeren het in 1830 
verkocht had, en wiens familie, naar 
ons verzekerd is, een keurige schilderij dier 
Havezathe in bezit heeft. (Zie bladz. 65.) 

Dit adelyk stift werd , zegt vader Piccardt 
in zijne Chronyck der Lantschap Drenth , in 
't jaar 1315 naer de gelegenheijt en ghe- 
woonte dier tijden gefundeert ende opgebouwt 
door Coenraad de Vos van Steenwyck. Twee 
ecu wen later kwam het in handen van Vry- 
heer Georg Schenck , baron tot Toutenborgh , 
die het omstreeks 1504 geheel veranderd en 
verbeterd heeft. Deze Georg Schenck was, 
volgens genoemden historieschrijver , een na- 
komeling van *t vermaarde geslacht der Vrij- 
heeren van Toutenborgh in Thuringen en 
overlecd den 5 rn February 1510. Hy diende 
zijn heer en meester keizer Karel met stipte 
trouw en beklcedde de ambten van Stadhouder 
over Friesland, Overijssel, Stad en Lande 
(Groningen en Ommelanden) en Drenthe. 
Voorts was hy Drost en Rentmeester der 
Domeinen in dit landschap en gehuwd met 
Johanna gravin van Egmond, dochter van 
graaf Jan van Egmond. Als Landdrost was 
hy waarnemend of plaatsvervangend heer van 
de heerlykheid Coevorden en Kastelein of 
Slotvoogd van 't kasteel te Coevorden, de 
plaats waar hy gewoonlykzyn verblyfhield; 
voorts krygsbevelhebber van de gewapende 
macht die de bezetting van het slot uitmaakte. 



Digitized by VjOOQIC 



DWINGELOO EN WAT HET NOG MEER TE ZIEN GEEFT. 



69 



Wgders hoofd van het burgerlijk bestuur in 
de heerlgkheid Coevorden en het landschap 
Drenthe — mitsgaders hoofd van derechts- 
pleging in alle burgerlgke, boetstraffekjke 
en lyfstraffeiijke zaken aldaar. Eindelgk ont- 
vanger van de boeten of breuken , welke hjj 
ten deele aan den Bisschop van Utrecht moest 
verantwoorden en die gedeeltelgk zyn bezoldi- 
ging of inkomsten nitmaakten. (Zie Magnin , 
Besturen in Drenthe.) 

Genoemde Georg was een half broeder van 
Prederik Schenck van Toutenborgh , den een 
en zestigsten Bisschop van Utrecht, die in 



ten behoeve van 't huis Batinghe aangelegd , 
in orde te houden. Tegenwoordig is 't een 
eenvoudig en smal voetpad. Voorts hadden 
zrj zorg te dragen, dat de brag, die daar 
op zekere hoogte lag om ter kerke te gaan ? 
vroegtgdig genoeg was neergelegd en weg- 
genomen werd, terwijl 't niemand vergund 
was dien weg te berjjden. De ingezetenen 
moesten alle boerenwerk, dat is: hand- en 
spandienst, in den omtrek der Havezathe en 
hare gerechtigheid , beurtelings verrichten. 
De heer van Batinghe benoemde den predi- 
kant, onderwijzer en koster, was permanent 



Bouwvallcn van het huis Bathinghc. 



1561 optrad en in 1573 Utrecht verliet, 
ten gevolge van de toenemende kerkelijke her- 
vorming hier te lande, in een klooster te 
Bouelle ging en aldaar overleed. Na zyn dood 
verviel Batinghe met al zijn rechten en voor- 
rechten, ap- en dependentien , aandefamilie 
van den Boetzelaer, voile moeiskinderen van 
den overleden Bisschop. 

Wg willen eens zien, waarin die rechten 
en voorrechten zoo al bestaan hebben. Be- 
halve nitgestrekte bosschen en landerijen, 
waren de ingezetenen verplicht den ryweg 
over de Brug-esch naar de kerk, nitsloitend 



lid van 't collegie van kerkvoogden , of stelde 
een gemachtigde aan, dien hij naar wel- 
gevallen ontslaan kon. Alvorens de heer van 
Batinghe in zijn gestoelte plaats genomen 
had mocht de kerkklok niet geluid worden , of 
de godsdienstoefening een aanvang nemen. — 
Behalve dat alles waren er verschillende 
pachten aan Batinghe verbonden, waarvan 
wij er e'e'n znllen opnoemen. Op den tienden 
November (Sint Maarten) werd nit vijf on- 
derscheiden huizen eene pacht opgebracht, 
die eenig is in hare soort. Zij bestond in 
een witten haan, die geen enkele gekleurde 



Digitized by VjOOQIC 



70 



DE OUDE TIJD. 



veer had. H\j mocht niet oucler zijn, dan 
dat mj, opgejaagd, op den muur, die Ba- 
tinghe oudtijds omgaf , vliegen kon. Niet later 
dan klokke twaalf, vollen middag , moest de 
pacht voldaan zijn , op straffe van voortgaande 
verdubbeling. Er werd met de uiterste ge- 
strengheid op toegezien. Van waar en waarom , 
is ons bij alle onderzoek niet gebleken. Hoe 
't zij, de hanenpacht is, sedert de muren 
of wallen gesloopt zijn, vervallen en in een 
geldpacht veranderd. Bedriegen wjj ons niet , 
dan brengen pachtschnldigen zeventig of vyf 
en zeventig centen op, altijd echter nog met 
recht van verdubbeling, bij wanbetaling — 
waarvoor echter wel gezorgd wordt. 

Soortgelijke zonderlinge erfpachten treffc 
men in Drenthe meer aan. Zoo zijn de eigena- 
ren van drie woningen te Leggeloo , gemeente 
Dwingeloo , verplicht op denzelfden dag , ten 
zelfden ure op 't huis Echten niet vijf centen , 
maar wel een stuivertje , te brengen . . . 
en dat op een afstand, notabene! van circa 
vijf uren gaans. Dit geschiedt aldus : 
Klokkeslag twaalf treedt hij , die de pacht 
komt betalen , stilzwijgend de keuken binnen , 
groet niemand en begeeft zich naar den haard. 
Als nu legt hy zijn pachtstuivertje in *t 
haal (platte haak) van den schoorsteenket- 
ting , oudtijds een soort van half houten half 
ijzeren schuifmachine om pot of ketel aan 
op te hangen, — verwijdert zich, sluit de 
deur en komt een oogenblik later weer binnen , 
groet en zegt : "'k heb oe de Sunte Moartes 
pacht oppebrocht." Na plaats genomen te heb- 
ben wordt hij onthaald op stoet, brood, 
wittebrood, kaas, schinken, rookvleesch en 
koffie, later een borrel brandewien vooraf. 

Soortgelijke pacht moest aan 't zelfde huis 
opgebracht worden door den schutbaas van 
't rookgat op de Hoogeveensche vaart. Klokke 
twaalf op Sunte Moarten verscheen er iemand 
van wege 't huis Echten, begaf zich naar 
't schut en keek of de pacht op de gewone 
plaats in een kleine ruimte in de schutdeur 
of 't valluik neSrgelegd was. Een en ander 
vermeldt straffe van verdubbeling te ieder 
uur. Doch keeren wij terug van ons uitstapje. 

Omstreeks 't jaar 1600 was Batinghehet 
eigendom van Rutger baron van den Boet- 
zelaer, Hecr tot Toutenborgh in 1643 Land- 



drost tot Coevorden en der Lantschap Drenthe , 
eerst gehuwd met Vrouwe Henrica Ripperda , 
geboren Dochter tot Pathum, overleden in 
1632 of 33, later met Battina van Loohn, 
vroeger vermeld. Na zijn dood, omstreeks 
1 671 kwam Batinghe , als erfgoed , in handen 
van Joost Rudolf van den Boetzelaer, die 
het, bij acte van den 4 cn Augustus 1685, 
met al deszelfs praerogatieven verkocht aan 
Elbert Anthoni baron van Pallandt , stichter 
der Fransche huizen, en diens echtgenoote 
Vrouwe Walraven baronnesse van Heeckeren. 
Hij overleed kinderloos en wel plotseling op 
Zondag den 2 cn Maart 1701 — zoodat, 
gelijk wij aangeteekend vinden , de namiddag- 
godsdienst stilstond "ter saeke van het su- 
bietelick en droevig overleyden van Gestrengen 
Godsaligen Heere Drost." Zijn vrouw in 1722 
gestorven , maaktc bij testamentaire dispositie , 
onder bezwaar van fidei commis, Batinghe 
en al deszelfs ap- en dependenten aan haren 
neef Elbert Anthoni Gerhard baron van 
Heeckeren, overleden in Maart 1735. Na 
hem bekwam E. C. C. W. baron van Heec- 
keren het in eigendom. Na dezen verviel 't 
aan Adolf Jacob Hendrik Willem baron van 
Heeckeren, die het in 1830 verkocht aan 
Jonkheer Aalt Willem van Holthebst Olden- 
gaerden , door wien het in 1832 gesloopt werd. 
In 1839 zagen wij 't zoo als 't hier voorkomt. 
Waarlijk , 't harte brak ons bijna en "een 
traan van ergernis en weemoed tevens welde 
op in onze oogen. Zoowel om 't gebouw 
zelve, als om de herinneringen daaraan ver- 
bonden , bejammerden wij 't verlies. Niet dat 
wij den toenmaligen eigenaar hard vallen — 
och neen! Een gebouw als dat, kostte te 
veel van onderhoud , dan dat het onverhuurd 
en ongebruikt kon blijven bestaan. Behalve 
zijn ruime, keurig aangelegde bloem- en 
moestuinen en zoo al meer, in 't midden van 
een prachtigen grooten vijver voorzien , bestond 
het huis uit drie verdiepingen. De beijle on- 
derste bevatten zes en dertiggrooter en kleinere 
kamers. De bovenste verschillende zolders. 
Beneden vond men ruime uitmuntende, ge- 
welfde kelders. De kolossale zarken stoep, 
't balkon met ballustrade, werwaarts men 
met openslaande glazen deuren op de tweede 
verdieping naar buiten toegang had; de 



Digitized by VjOOQIC 



DWINGELOO EN WAT HET NOG MEER TE ZIEN GEEFT. 



71 



posten , vazen en allerlei ornementen van hard 
of duifeteen hier en daar aangebracht, de 
beide vooruitspringende vleugels ter zijde aan 
dit gebouw toegevoegd , voorzien van stallen , 
schnren , boerenwoningen , keukens en slaap- 
kamers voor dienstboden, beneden groote 
gewelfde kelders en koelhokken , gaven 't ge- 
heel een vorstelijk voorkomen ; terwijl de hooge 
gemetselde muur van een flinke ophaalbrug 
voorzien, aan een sterkte of goed ingericht kas- 
teel deden denken. — En nu ! . . . Batinghe is 
verdwenen, gelijk zoo menig voortbrengsel 
van weleer. De kleine arbeiders- of keuter- 
woning, die er nu nog staat, schijnt u toe 
te roepen: alle heerlijkheid is der veldbloem 
en 't gras gelijk. Aardsche grootheid zwicht 
voor de vergankelijkheid , die alonime haren 
scepter zwaait. 

Optweehonderd ellen afstands van Batinghe, 
oostwaarts af, stond weleer de havezathe 
Entinghe , schuins over 't zoogenoemde Hul- 
zenboschje. In de eerste helft der vorige eeuw 
is het gesloopt, en de rechten en privilegie"n 
daaraan verbonden, met toestemming der 
Ridderschap en Eigen-Erfden , staten der 
Landschap Drenthe, door den toenmaligen 
eigenaar Jonkhr. N. H. E. van Echten ge- 
naamd van Dongen, in 1725 overgebracht 
op zijne goederen te Bonnen, onder de ge- 
meente van Gieten. B\j 't scherpzinnigst 
onderzoek ter zake ingesteld, is 't ons 
niet gelukt, er meer van te weten te 
komen. 

Slechts Oldengaerde en Westerop l zijn 
overgebleven. Trouwens, daar er geene rechten 
en privilegien aan verbonden waren , zoo als 
aan de eigenlijke Havezathen, gaan wij hen 
stilzwijgende voorbij. De geest des tjjds heeft 
er te veel invloed op uitgeoefend, dan dat 
zjj herinneren zouden aan de dagen van ouds. 



1 Dit Westerup, Westerop, was eertijds een 
boercnwoning toebehoorende aan de familie Bloc- 
merts, aangekocht, vertimmerd en tot een buitentje 
of heerenhuis ingericht door Jonkhr. C. van 
Dongen. Na 1721 is 't aanmerkelijk verfraaid 
en onlangs geheel herbonwd en allerliefst gewor- 
den. Ofschoon onder de Havezathen genoemd, 
had het geene Havezathen-rcch ten of privilegien. 
Het was niets meer in den rechten zin dan een 
bork of buitenplaats. 



Men moet hen rangschikken onder defraaie 
buitenplaatsen , die het vriendelijk Dwingeloo 
tot sieraad verstrekken. 



OPMERKING. 

"Wat nyews! er is geen nyews, 't is 
alles ouds!" Dit woord van een rederijker 
der 17 c eeuw wordt dagelyks bewaarheid. 
Zoo werden er reeds in den aanvang der 
18 e eeuw plannen beraamd om "de vrouw 
meer opperwaerdigheyt te geven," en sprak 
men van AkademiSn voor haar te stichten; 
alleen wilde men haar tot "doctorinnen in 
de bakkunst," naaikunst en andere vak- 
ken verheffen. Ook komen in dien tijd reeds 
advertentifin voor van mannen en vrouwen, 
jongmannen en jonkvrouwen die zich met 
hunne persoonsbeschrijving ten huwelijk 
aanbieden, en was toen de klagt algemeen, 
dat de Couranten allerlei oude en nieuwe 
anecdoten of curieuse nouvelles , dat de cou- 
rantiers bij ieder naricht hunne polityke ver- 
rekrjkers en vergrootglazen in de hand nemen , 
de verborgenstc kabinet-zaken met hunne 
scherpziende oogen trachten te doorgronden 
en de gemeenste wissewasjes met aanmer- 
kingen vol geheimen vergezelden. 



BLADVULLING. 

Neerlant, eel lant, 
Hollant, bol lant, 
Zeeland, geen lant, 
Ick hou my aen den heykant. 
Te vindenbij J oh. van Sever wyck H Begin 
van Hollant in Dordrecht. (Dordt 1640.) 



Al die haer billen 

Gewennen tot pillen 

Die mogen wel stillen 

Haer malle grillen 

Tenzij zij willen 

Haer leven spillen. 
Te vinden in 't "Kort Bericht om de 
Pest te voorkomen, ten dienste van de 
gemeente der stadt Dordrecht {Dordt. 1630) 
door J oh. v. Bevertoyck. 



Digitized by VjOOQIC 



72 



DE OUDE TIJD. 



HONDESLAGERS. 

DOOE 

E. LAURILLARD. 



Oudtijds behoorden hondeslagers tot de 
, kerkelijke bedienden , en te Alkmaar, te Aar- 
denburg en elders komen ze als zoodanig 
nog heden voor. Waar men echter den naam 
hondeslager wat plat vindt , bezigt men het , 
trouwens ook niet fraaie woord 8 1 ok man. 

Het eerste artikel in de plichtenlijst dezer 
lieden was werkelyk het wegjagen van hon- 
den uit de kerk. Dat men van die onge- 
schikte kerkgangers somtijds veel last had, 
kan onder anderen blijken uit het volgende , — 
ontleend aan de aanstelling van zekerenJan 
du Bom tot hondeslager, door 't Gerccht 
van Leiden, in 1535: "Alzoe nu ter tijd 
grote menichte van honden bynnen dezer 
stede zijn, die grote gerufte by dage ende 
bij nachte maicken op ter straeten, in der 
kercken ende andere hoecken van der stede , 
onder denwelcken veel oude versufte honden 
zijn ende oick grote quade sorchlicke rekels , 
die zeer periculoes zijn," enz. 

Verder zal ook wel in 't algemeen aan 
do hondeslagers het weren van alles, wat 
stoornis geven kon , zijn opgedragen geweest. 
Maar bij sommige gelegenheden deden zij 
dingen , die in zonderlingen stryd waren met 
deze opdracht. In de week, namelijk, na 
Palmzondag liep de hondeslager, als het 
kerktijd was, met een grooten ratel langs 
de straat, om 't volk samen te roepen. (Dit 
was v66> de invoering der Hervorming.) En 
dan brachten de scholieren ook elk een ratel 
mee in de kerk, en begonnen die op een 
door den hondeslager gegeven teeken in 
beweging te zetten, zoodat er dan "een 
rnmoer en getier in de kerk ontstondt , dat 
het scheen , alsof den bijstanders in de kerk 
't hooren en zien zoude vergaan ; en dit wierdt 
genoemd de dommelde Metten speelen" 

Wat de hoegrootheid van hun loon be- 
treft , in een boek van uitgaven der Oude 
Kerk te Amsterdam, (laatst der 16 dc eeuw) 
zien wij aan "Jan Diericx, den hontsla- 
ger," toegekend / 5, — als vierendeel jaera 



tractement. — Te Oudewater waren zeker 
minder honden weg te slaan, of men had 
er over minder fondsen te beschikken ; althans, 
daar kreeg "Louff Claesz. voor gagy van 
zynen dienste van swiep , in den jare van 1581 , 
elcke vierdeel jaers, 2 gld." Te Alkmaar 
werd op 20 Februari 1521 de stadsthesau- 
rier gemachtigd tot de betaling van 4 ellen 
laken, a 17 stuivers de el, "voor Jacob 
de graefmaecker, van dat hy de honden 
uuter kerck slaet." — Maar hierbij is niet 
opgegeven, gedurende welken tyd hy daar- 
voor dienst aan de kerk en ondienst aan de 
honden bewezen had. — Het vaste loon 
der heeren hondeslagers werd soms door 
emolumenten verbeterd. Een merkwaardig 
voorbeeld daarvan vinden we in het bericht, 
dat, — v<56r de Keformatie, — in Amster- 
dam de hondeslager op Paaschavond met zijn 
ratel uitging, gevolgd door vele scholieren 
met ratels. De man stond telkens stil voor 
elk huis, — inzonderheid voor de huizen 
der "aansieniijke luyden." Dan riep hij tot 
de jongens: "Zyt gjj al te gader hier?" — 
"Ja !" riepen de jongens. Daarop de hondesla- 
ger weer : "Moecht gy wel goedt Hamburger 
bier?" — "Ja!" riepen weder de jongens. 
Na aldus nog een paar niet al te fraaie vragen 
en antwoorden gewisseld te hebben, gingen alien 
aan 't ratelen , en daar werd by gezongen : u De 
Dommelde Met, de Vasten is uyt, Kierrie 
Eleyson! Te Paeschen sullen wy eyeren 
eten , is de Vasten al vergeten , Kierie 
Eleyson!" Alsnu kreeg de hondeslager van 
den bewoner des huizes een fooi in geld, 
benevens een kan bier. Daar dronk hij uit, 
en wat er overschoot goot hy "in de mutsen 
der jongens, die dezelve toehielden en daar 
uyt dronken." — 

Met een dankbaar gevoel , dat wij tegen- 
woordig, als we fooien moeten geven, toch 
verschoond blijven van zulke welluidende en 
smaakvolle voorstellingen vooraf, nemen wy 
afscheid van den hondeslager. — 



Digitized by VjOOQIC 



JAN PAUVVELS CORNELISSEN. 



73 



JAN PAUWELS CORNELISSEN, 

DOOR 

J. H. VAN DALE. 



Onder hen , die in het midden der zes- 
tiende eeuw aan de Schepenen der stad Sluis , 
naar de gewoonten van dien tijd geroepen 
om uitspraak te doen in de gcschillen , welke 
er tusschen de bewoners der stad ontstaan 
inochten , handen vol werks gaven , bekleedt 
Jan Pauwels Cornelissen eene der eerste plaat- 
sen , zoo niet de eerste plaats. Zyn eigen- 
lijke naam was Jan Pauwels , en onder dezen 
komt hij nu en dan in de Registers van 
Schepenen voor. Gewoonlijk echter vindtmen 
hem Jan Pauwels Cornelissen geheeten, dat 
is Jan Pauwels Corneliszoon , ongetwijfeld 
naar zijn vader Cornelis Pauwels, dien we 
eene enkele maal ontmoetten. ' Dit bijvoeg- 
sel was vooral noodig om hem te onder- 
scheiden van twee andere personen , die den- 
zelfden naam droegen en gelijktijdig met hem 
te Sluis leefden. De eene van deze twee 
wordt, ongetwijfeld weder om hem van Jan 
Pauwels Cornelissen te onderscheiden , Jan 
Pauwels gezeid Ardevoys geheeten. Deze, 
'tzy in 'tvoorbygaan gezegd, gafzijnnaam- 
genoot in menig opzicht niets toe. De derde 
Jan Pauwels, die slechts zelden optreedt, 
was (zoo getuigt men van hem 7 Februari 
1543) een schamel oud man, belast met 



1 Den 23« tcn Jaouari 1542 werd Jan Pauwels 
Cornelissen, als borg voor Cornelis Pauwels, 
zijnen vader, veroordecld om Jan Willcmscn 
Gaargoet 20 schellingcn grooten te betalen enz. 
Oaargoet had hem 5 dagen te voren 32 schel- 
lingen geeischt voor de voile betaling van 16 
kronen, wegens den koop van een paard, terwijl 
hij 3 kronen dan r van zou laten vallen wegens 
verschnldigden grashuur, zoodat de rest 20 scbell. 
beliep; bencvens de wcttelijke kostcn. Jan Pauwels 
had den koop ontkend, docb belcden borg te 
zijn. Vandaar zijne vcroordeeling op den 23 st en 
Januari. Hij zou de eene helft betalen te Pa- 
schen, de andere helft en de wcttelijke kostcn 
te Sint Jansmis, mits stellende goeden suffisan- 
len zckcre en borge cnz. 
1*70. 



vrouw en kinderen, alleenlijk hebbende een 
wagen met twee paarden enz. Eindelijk von- 
den we, e^ne enkele maal slechts (3 Maart 
1544), eenen vierden Jan Pauwels vermeld , 
namely k Jan Pauwels de jonge : we houden 
hem voor denzelfden als Jan Pauwels Cor- 
nelissen. — 

Jan Pauwels Cornelissen was geen Slui- 
zenaar van geboorte. Hij was een Vrijlaat, 
dat is : iemand , geboren in het Vrije , het 
platteland van Vlaanderen , dat bestuurd werd 
door het machtige College 's Lands van den 
Vrye, dat te Brugge zetelde. Hij had zich 
metterwoon in Sluis gevestigd en verdiende 
daar, evenals de oude en schamele Vrijlaat 
Jan Pauwels, zyn brood met het voerman- 
schap", het koopen en verkoopen van paar- 
den , rundvee en schapen , enz. Daarom vinden 
we hem ook nu en dan Jan Pauwels den 
wagenare geheeten. 

Elk oogenblik ontmoeten we onzen Jan 
Pauwels voor Schepenen. En al mogen we 
nu niet beweren , dat hij altijd ongelijk had , 
toch blijkt uit alles meer dan overvloedig, 
dat hij een twistziek man was en een vriend 
van procedeeren. Hoe menigmaal ook gecon- 
demneerd , telkens treedt hij in nieuwe twist- 
zaken op, nu eens als eischer, dan eens 
als verweerder, nu weer als verongelijkte , 
dan weer als verongelyker , een enkele maal 
als schuldeischer , menigmaal als nalatig 
schuldenaar. Zoo brengt hy zyn leven door : 
reizende en trekkende, drinkende en twis- 
tende, totdat hij zijn doort vindt door de 
hand van een stadgenoot. Zoo'n leven , zoo'n 
eind ! 

Uit alles bleek ons, dat Jan Pauwels, 
vooral op het laatst van zijn leven , vaak 
geldgebrek had, waardoor hij niet aan zyne 
verplichtingen kon voldoen en zich telkens 
nieuwe gedingen op den hals haalde. Bracht 
zijn bedryf het mede, dat hij vaak de ta- 

10 



Digitized by VjOOQIC 



74 



DE OUDE TIJD. 



veerne bezocht, we hebben alien grond om 
tc gelooven , dat hij er al te dikwijls kwara , 
en 't zou ons niet bevreemden , zoo de drank 
ook hem niet min of meer tot zijn slaaf 
en daardoor tot een dienaar der zonde ge- 
maakt heeft. We zullen de laatsten zijn om 
Jan Pauwels daarover hard te vallen. Het 
bezoeken der herberg geschiedde toen door 
alle standen zonder onderscheid meer dan 
oorbaar was. We treffen er den Baljuw 
zoowel aan als den Burgemeester , de Sche- 
penen zoowel als de minder aanzienlijke 
poorters, zoodat vechtpartyen er iets zeer 
gewoons, kwetsnren en "nederlagen" of 
doodslagen, waarbij de Pruisische opstekers 
gewoonlijk eene treurige rol spelen, niets 
zeldzaams waren. 

By de bierkan en den wynkroes stelden 
de Schepenen er niet zelden hunne acten 
van passeeringen op: acten, die nu voor 
den Notari8 worden verleden : hetgeen niet 
zelden tot zooveel misbruiken aanleidinggaf, 
dat nu eens bepaald werd, dat de passee- 
ringen wel in de taverne, maar niei in de 
gelagkamer mochten geschreven worden ; dan 
weder, dat men in de herbergen hoegenaamd 
geene acten meer passeeren zoude, en dat 
op gecorrigeerd te zijn ter discretie van 
Schepenen , zoowel de Schepenen voor wie de 
acte gepasseerd werd, als de Schepenklerk , 
die ze schreef. Dronkenschap — zoo menige 
bladzijde in de registers van Schepenen is 
daar om het tc bewyzen — , dronkenschap 
was eene schandvlek van vele poorters der 
16' eeuw. 

Jan Pauwels Cornelissen was gehuwd. Of 
hij gelukkig gehuwd was? Dat zouden we 
niet durven verzekeren. Catelijntje , zoo heette 
zijne vrouw , was geen katje om zonder 
handschoenen aan te pakken , zooals ons wel- 
dra blyken zal. Ja, als we zoo wat van het 
eene tot het andere mogen besluiten, dan 
zouden we haast gelooven, dat Jan Pauwels 
en zyne vrouw elkander waard waren. 

Wilden we hier slechts den korten inhoud 
geven van alle gedingen, waarin Jan Pau- 
wels van 1542 tot 1557 gewikkeld was, 
we zouden er verscheidene bladzijden mee 
kunnen vullen. Dit zou voor de meesten 
myner lezers al eene heel droge lectuur zijn ; 



daarom bepalen we ons tot de hoofdzaak , 
eene zaak die geene onaardige bijdrage levert 
tot de kennis der schepenvonnissen van 
vroeger eeuw. 

Den 19 en Maart 1548 werd op nieuw 
door Schepenen uitspraak gedaan in het na- 
deel van Jan Pauwels Cornelissen, in eene 
zaak tusschen hem en zekeren Bouden Brouc- 
kere, eigenlijk Boudewyn de Broeckere, met 
wien hy reeds vroeger in twist had gelegen 
en met wiens sterke vuisten hij zes jaren 
later op min aangename wijze kennis zoude 
maken. Aldus lezen we : 

Op de kwestie, wezende voor den gemee- 
nen college van Schepenen van de stede van 
der Sluis, tusschen Bouden Brouckere, ei- 
scher ter eener zijde, en Jan Pauwels 
Cornelissen, verweerder ter andere zijde , 
spruitende ter cause van de som van negen- 
tien schellingen en zeven penningen grooten , 
Vlaamscher munte, die hij, eischer, zeide 
de verweerder in hem gehouden zynde 
van den koop van acht en dertig fruitboo- 
men , te zes schellingen grooten en zes mijten 
't stuk, te betalen de tien schellingen gr. 
als hij, eischer, de boomen gepoot zoude 
hebben , en de rest ter Kruisen-ommegange 
dezer stede van der Sluis, den oogst eerst- 
komende , en mits dat dezelve verweerder 
in gebreke geweest is hem, eischer, van 
dies voorzeid is te voldoen, zoo tendeerde 
hij, eischer, ten fine van den verweer- 
der in de voorschreven som van negentien 
schell. en zeven penn. gr. gecondemneerd te 
hebben en in de kosten. De verweerder 
tendeerde ten fine van 'seischers finen 
en conclusion ontslagen te zijn, mits dat 
hy, verweerder, zeide , den eischer 
op hem aknog niet ontvaukelflk zynde , mits 
dat de eischer hem , verweerder, be- 
loofd en bevoorwaard had, de boomen cen 
jaar lang te houden groeien , welk jaar als- 
nog niet geexspireerd was. De eischer 
sustineerde ter contrarie, met presentatie 
van preuve [aanbod van beioijs]. De ei- 
scher zijn oorkondschap hebbende gedaan 
beleiden alzoo 't behoorde en de verweer- 
der zich verdragen hebbende [afgezien heb- 
bende] van reprochen, elk van de partijen, 
persisteerende ten finen voorschreven, ver- 



Digitized by VjOOQIC 



JAN PAUWELS CORNELISSEN. 



75 



zoekt recht. Schepenen der voorz. stede van 
der Sluis, op alles wel en rijpelijk gelet 
hebbende , condenineerden voor recht en con- 
demneeren bij dezen den verweerdcr den 
eischer te betalen de som van negentien 
schell. en zeven penn. gr. , denzelven ver- 
weerder afslag zijnde zulks als hij daarop 
betoogen zal kunnen betaald te hebben , com- 
penseerende voorts de kosten , uit causen enz. 

Dat dit muisje een staartje heeft gchad, 
zullen we weldra zien. We moeten nu onze 
aandacht vestigen op het volgende stuk. 

Allen dengenen, die deze presente lette- 
ren zullen zien of hooren lezen, Burgemees- 
ters en Schepenen van de stad Sluis, salut! 
Uitedien dat recht wil en reden begeert , dat 
men oorkonde en certifieere waarachtige 
zaken , zonderling [in het bijzonder] als men 
dies verzocht is , zoo is 't dat wij , dies ver- 
zocht zijnde van Jan Pauwels Cornelissen, 
wonende binnen deze stad, doen te weten, 
certifieeren en oorkonden mits dezen, dat 
op den dag van heden, date van deze let- 
teren, voor ons gekomen en gecompareerd 
zijn in persoon Steven Lievins , oud 34 jaar 
of daaromtrent , Louis Heyns , oud 24 jaar, 
beiden inwonenden dezer stede, die wjj 
houden en reput^cren voor lieden van eere, 
waardig van trouwe en van geloove, welke 
voornoemde comparanten , en elk zonderling, 
bij hunlieder eeden, hoogelijk daartoe ten 
heiligen met uitgerechte vingeren, alzoo 't 
behoort en men alhicr gecostumeerd is van 
doene , gestaafd , en , gemaand zijnde , gezeid , 
geattesteerd , geaffirmeerd en verklaard heb- 
ben waarachtig zijnde, hoe, geleden is tus- 
schen Kerstmis en Lichtmis laatstleden , on- 
begrepen van den juisten tyd en was \66r 
de noene, dat Pieter Scilde [eigenlijk Pie- 
ter van den Schilde], cipier van de gevan- 
genis dezer stede, jegens henlieden, onge- 
vraagd wezende, zeggende was, als dat Jan 
Pauwels Cornelissen by toedoen van hem 
achter strate [langs de straat] was gaande, 
en dat , indien hij , Pieter Scilde , wilde , 
hij zoude denzelven Jan Pauwels doen scha- 
votteeren en hem doen hebben den ban 
buiten den lande en den graafschepe van 



Vlaanderen , want hij , Jan Pauwels , zijne 
kap genomen en -onstycx" [in stuk ken] ge- 
sneden had; zeggende bovendien dezelfde 
Pieter, dat de voornoemde Jan Pauwels hem 
geboden had twee kronen, indien hij te- 
vreden had willen wezen , neen maar dat , 
al hadde hij hem willen n6g zooveel geven , 
dat hij niet tevreden wezen zoude , zeggende : 
•'Geeft mij eenen stniver, ik zal er u eenen 
cruussaat [crvsado] l voor geven , indien ik 
hem niet help buiten den lande van Vlaan- 
deren , onthier [tusschen dit , tusschen dezen 
dag] en Mei^ag eerstkomende." Van al 't 
welk wy den voornoemden Jan Pauwels ver- 
leend hebben onze letteren van opene certifi- 
catie, om zich daarmede te behelpen daar 
't van noode wezen zal. In oorkondschepe 
enz. op den 2 en dag van Mei 1548. 

Waartoe, zoo vragen wij, konden Jan 
Pauwels deze opene letteren dienen ? In het 
geding, dat tusschen hem en Pieter Scilde, 
op des laatsten aanklacht, voor Schepenen 
der stad aanhangig was gemaakt? Maar 
ware het , indien hij schuldig was aan 't hem 
ten laste gelegde feit — en hij w&s er aan 
schuldig — , niet vrij wat voorzichtiger ge- 
weest, de zaak zooveel mogelijk gedekt te 
laten? Nu immers moesten zy hem een cer- 
tificaat afgeven, die weldra zouden geroepen 
worden om een vonnis tegen hem uit te 
spreken ? Of wilde hij er mee bewijzen , dat 
er bij Pieter Scilde boosaardige vreugd en 
blijkbare kwaadwilligheid in 't spel was? 
Of meende hij wellicht, dat het hem licht 
zou vallen, de woorden van den gezworen 
kolfdrager, cipier en steenwaarder — want 
deze drievoudige betrekking bekleedde Pieter 
Scilde — onwaar te maken , daar deze geene 
getuigen van het feit kon bybrengen en hij 
bereids zijnen knecht, Laurens Magerman, 
geleerd had, wat deze, zoo hij voor Sche- 
penen geroepen werd, getuigen moest? Was 
de trouwe knecht niet bereid voor zijnen 
meester een valschen eed te zweren ? Daaroni 
zou hij Pieter Scilde trotseeren. De beschul- 
diging van den kolfdrager zou immers krach- 

1 Deze met een kruis geteckende zilvcren 
Portugeesche munt deed/ 1,57. 



Digitized by VjOOQIC 



76 



DE OUDE T1JD. 



teloos gemaakt worden door de verklaring 
van zijnen knecht? Dat hij hem had willen 
omkoopen om hct feit te verzwijgen , was 
geheel en al niet te bewijzen. Zonder wet- 
tige en overtuigende bewijzen zou men hem 
immers niet kunnen , niet dnrven veroor- 
deelen? Maar hij had zich misrekend. Zeven 
weken later wordt zijn vonnis geveld : het 
"Schuldig!" oyer hem uitgesproken. 

Actum, den 19 en in Wedemaand 
[Juni] 1548, present het ge- 
heele college, uitgedaan [uitge- 
zonderd] Maekere (e'e'n der Sche- 
penen), in Vierschare. 

Op den 19 8n dag van Wedemaand 1548 
zoo was, bjj vonnis van Schepenen van der 
stede van der Sluis, ten vervolge van Joris 
Panten, Hoogbaljnw derzelver stede, Chris- 
tiaan de Pleckere, Burgemeester van der 
Courpse , met hem gevoegd , Jan Pauwels Cor- 
nelissen gesteld op een schavot zekeren tijd 
gedurende en alzoo lange als Schepenen rede- 
lyk docht, en was bovendien gecondemneerd 
te doen maken eene ijzeren vertinde vuist, 
om die gesteld te zijn aan een van de 
weegen [wanden] van het schepenhuis, mits- 
gaders eene latoenen [koperen] tafel , daarin 
geschreven by [door] wien en de cause waarom 
die aldaar gesteld is. En daartenden [daar 
ten einde d. i. daarna, vervolgens] was 
dezelve Jan Pauwels gebannen uit den lande 
en graafschepe van Vlaanderen den termijn 
van zes jaren lang gedurende. te ruimen 
de stad en het schependom van Sluis binnen 
zonneschjjn , en binnen den derden dage 't 
land van Vlaanderen, op zgne vuist, en 
dat ; ter cause en om dies wille , dat dezelve 
Jan Pauwels hem vervorderd heeft [het ge- 
waagd heeft] zekeren tijd daar te voren , 
omtrent Kerstmis , te smijten [te slaan] met 
vuisten ' eenen Pieter Scilde , gezworen kolf- 

1 Dc uitdrukking smijten met vuisten klinkt 
na vrccmd. Ze was vroeger zeer gewoon Een 
paar voorbcelden mogcn dit bewijzen : 

Op den 20*ten dag van September 1557 zoo 
was, ten verzoeke van Pieter van den Heedc, 
wettelijke vrede gecoosenteerd tusschen denzel- 
ven Pieter van den 11 cede en Jakob Stevens, 



drager, uit cause van zijn officie, en boven- 
dien zijne Spaansche kap ' in veel stukken 
scheurende was. Actum ten dage en jare 
als boven. 

En dit vonnis is ten uitvoer gelegd. Tot 
voor een paar jaar was aan een karbeel van 
een der eeuwenoude balken op de groote 
voorzaal van het stadhuis te Sluis de latoenen 
tafel bevestigd, waardoor de daad en de 
straf van den schuldige der nakomelingschap 
werden verkondigd, en haar tevens geleerd 
werd, hoe men in vroeger eeuw zoo al 
vonniste. r Boven de plaat prijkte het ijzeren 

ter cause dat, zoo de voorzeide Pieter vertoogde 
de voomoemde Jakob Stevens , op 's heeren strati* 
[cigcnlijk: op de heerstrate, op den openbaren 
weg] , zonder cause [oorzaak] of redeu , den 
voorzeiden Pieter in zijn aanzitht gesmete n had 
met zijn vuist. 

17 December 1550. Joos tin Kehcm was als 
heden gecondemneerd op in Zondage cerstkomende 
binnen de kerk van Onzc Vrouwe te volgcn de 
pricsters achter dc proccssie en in zijn lijnwaad 
[dat is: in zijn hemd], barrebeens [we zeggen 
nog barrevoets voor Mootsvoets] eu bloolshoofds, 
met eene kaars van een pond barnende [bran- 
dend*] in de haud en tenden [ten einde, na 
afloop] van de processic heore [den Baljuw] en 
de wet [de Schepenen] vergiffenis te bidden en 
de kaars aldaar te latcn ten verlichtcn van den 
goddelijken dienst, en bovendien te gaan eene 
pelgrimage te Onzer Vrouwe van Halle, ter 
wille en vermanc van den Baljuw, nu zijnde 
of namaals wezende, en dat uit cause, dat hij 
hem vervorderd [zich vermeten] heeft, Antonis 
dc Backcre, Hoogbaljuw, in *t cxccutceren van 
zijn officie te smijten met zijne vuist in 'taan- 
zichtc. 

Ter present ie van Geleyn van Ryckcgem en 
Hcndrik vau der Meerc, Schepenen, was Joos 
du Kehcm outslagcn van vangcuis, in its doendc 
causioen [caution, borg] in de hauden vau den 
Baljuw, te volkomen *t voorzeide gewijsde, op 
peine [straffe] van gebannen tc zijn. 

Den 9den Fcbr. 1551 vinden we vcrmcld, dat 
Bastiaan van der Scilde gcdreigd had den Hoog- 
baljuw tc s m ij t c n en tc gricven met een tang. 

1 Dezc Spaansche kappen schijnen toen vooral 
door dc gegocdeu gcdragen te zijn. "We vinden 
25 Febr. 1551 gesproken van eene Spaansche 
kappe, met fluweel gcboord, en eenen Icrschcn 
rok, met leer gcboord, die samen zes ponden 
grooten, Vlaamsche munt, kosttcn. 

8 In 1867 werden in de sombere groote voorzaal 
van het stadhuis te Sluis, dat in het laatste 



Digitized by VjOOQIC 



JAN PAUWELS CORNELISSEN. 



77 



vertinde vuistje, hetwelk getuigen moest, 
dat de schuldige de vuist had opgeheven 
tegen een ambtenaar der stad, een dienaar 
van het heilige recht , in de uitoefening zjjner 
bediening; dat hij daardoor zjjne vuist als 
't ware verbeurd had, waarom hij voor zes 
jaren verbannen was, op verbeurte van die 
vuist, zoo hij 't wagen dorst zijn ban te 
breken. Aldus leest men op de geelkope- 
ren plaat: 



tip trm jrir» Jtcurl) tmn tUrt* 
ro'shriit. }ot was bij scrprnrn fa$ r 
stcbt 3an fJaiwds (Cornelissen 011- 
to r anlrrrrn amntto gl)a onirnnpner rt 
te tornimakrn tribe all)tf r boen etr lien 
ieem tmst tmt cansen bat \\\\ Q\\e- 
smrtrn tyaVbt mrt msten eentn afi- 
c'uv lev cause van )\\n ofdeie. 

"En Laurens Magerman?" zoo vraagt 
zeker deze of gene aandachtige lezer. Ook 
deze ontging de welverdiende straffe niet. 
Op denzelfden dag, waarop het vonnis van 
zijn meester werd geveld , werd ook het zijne 
geslagen. 't Luidt aldus: 



tiental jaren der 14© ecuw herbouwd werd, een 
drietal nette vertrekken gevormd. Links vindt 
men nu de zaal van het kantongerccht, rechts 
de bodekamer en de secretaire. Een breede gang 
leidt naar de ruime raadzaal. In de zaal van het 
kantongerecht vond men weleer den karbeel, 
waaraan de latoenen tafel met het ijzeren vuistje 
gehecht was. De geelkoperen tafel of plaat is 
37,5 centimeter of Ncderl. dnimen lang en 24 
centim. breed. Zij bestaat uit twee aaneengesme- 
de en met ijzeren lasschen innig aaneenverbon- 
dene banden. Op den eenen band vindt men aan 
de achterzijde in Gothische letters XXVII : SOM : ; 
op den anderen vindt men een gedeelte der af- 
beelding van een slanken, sierlijken toren. Bcide 
banden zijn, dunkt ons, heel waarschijnlijk af- 
komstig van de eene of andere grafzerk. 27 Som. 
moet wellicht beteekenen 27 Somermaent. Naar 
de bet. is echter slechts te gissen, en ze heeft 
voor ons ook weinig of geene waarde. Het op- 
schrift is in de plaat gesneden. Men heeft deze 
later z wart geverfd. Op dezen z war ten grond komen 
de witgeverfde letters bijzonder goed nit, zoodat 
de plaat op ecnigen afstand zeer goed lcesbaar is. 



Lauwereins Magerman, als Knape gezjjn 
hebbende van Jan Pauwels Cornelissen, 
die was als heden gecondemneerd bij Sche- 
penen: in de gevangenis en in secrete [in 
7 gelieim] gegeeseld te zijn op het naakte 
lgf met scherpe roeden, hetwelk volkomen 
[volbrachi] was present Cornelis van der 
Scilde en Reynier Loys , Schepenen , ter 
cause van dat hij, bij eede geexamineerd 
gezijn [geweest zijnde] op 't mesus [het 
misdrijf] van denzelven Jan Pauwels, zijnen 
meester, hij valschelijk en contrarie de waar- 
heid gedepoeeerd [get.nigenis afgelegd] had, 
't welk (hij) zeide gedaan hebbende bij [door] 
instigatie [aan stoking] en subornatie [7tei- 
melijke verleiding , omkooping] van den- 
zelven Jan Pauwels, zgnen meester. 

Vraagt men nu, bij welke gelegenheid 
Pieter van den Schilde op zulke ruwe wijze 
door Jan Pauwels was aangerand , dan moc- 
ten wij daarop het antwoord schuldig blij- 
ven. Het was, dit zegt ons het vonnis, en 
het zegt, dunkt ons, daarmede genoeg: ter 
cause van zijn officie. Was het niet de plicht 
der kolfdragers de beklaagden voor het 
Schepengericht te dagen? Moesten zij de 
wanbetalende drinkebroers niet "vangen van 
gelage"? Was Pieter Scilde daarenboven 
geen cipier en steenwaarder , d. i. gevan- 
genbewaarder? Was den 6 en December 1547, 
drie weken dus v0*6r den noodlottigen Kerst- 
dag, aan den herbergier Pieter Coppens, 
door Schepenen geene machtiging verleend 
om Jan Pauwels Cornelissen te doen vangen , 
ten einde langs dien weg betaling van hem 
te erlangen van de gelden, welke hij den 
waard schuldig was? Z66 moest immers 
wel de kolfdrager meermalen met Jan Pau- 
wels in aanraking komen, en 'tzal bij e'e'ne 
dezer gelegenheden geweest zjjn, dat deze 
zich zoo zwaar aan hem vergreep. 

't Schijnt, dat Schepenen van Sluis den 
19 en dag van Zomermaand 1548 bestenkl 
hadden tot een grooten verzoendag voor het 
gansche huisgezin van Jan Pauwels Corne- 
lissen. Te gelijk met de rekening van don 
Man en zynen Knape werd ook die van de 
Vrouw opgemaakt en met een vrij schadelijk 
slot voor haar vereffend. 



Digitized by VjOOQIC 



78 



DE OUDE TIJD. 



Catheline — zoo lezen wjj — , 't wijf 
van Jan Pauwels Cornelissen , heeft verkend 
en verleden [d. i. bekend en belederi] buiten 
alle banden van pijn en van ijzer, hoe on- 
langs geleden v66r Sinxen [Pinksteren], 
alzoo dat te haren huize gekomen zijn twee 
Schepenen dezer stede met den Onderbaljuw 
om, ten verzoeke van eenen Bouden de 
Brouckere , uit kracht van gewijsde zake , te 
doen arrest op hare meuble [roerende] goe- 
dingen, dat, alzoo dezelve Bouden gaan 
wilde in hare kamer, zij met eenen blooten 
opstekere [scheemes] in de hand hem weder- 
staan heeft, en hem tot tweemaal oploop 
gedaan heeft , om hem daarmede te grieven , 
hetwelk zij gedaan zoude hebben, indien 
hetzelve bij [door] eeu van de Schepenen niet 
belet gezijn hadde, niettemin kennende [be- 
kennende] dat, indien zjj hem bij had kun- 
nen komen, dat ze hem bij den hoofde ge- 
schud zoude hebben: 't welk al zaken zijn 
van zeer kwade consequentie , als gebeurd 
wezende in *t faas [in H aamicht] van den 
juge [rechter], hetwelk niet lijdelijk [duld- 
baar] is zonder openbare en crimineele 
punitie, in exempel van anderen. 

Gehoord bjj Schepenen van der Sluis 't 
verlijd [de belijdenis] en kennis [bekentenu] , 
gedaan bij [door] Catheline, 't wijf van 
Jan Pauwels Cornelissen, en gelet hebbende 
op de conclusion, bij den Baljuw en den 
Burgemeester van der Courpse te haren laste 
genomen , gemaand Wezende van hunnen wet- 
telijken Maner (den Baljuw), meer genegen 
tot gratie dan tot den uitersten rigeuro 
[strengheid] van justitie, wijzen en verkla- 
ren over [poor] recht, dat de voorzeide 
Catheline schuldig wordt alhier in de vier- 
schaar, met eene wassen toorts van drie 
pond ongebrand in de hand, op tene knie 
te bidden den Heer en de Wet (d. i. den 
Baljuw en de Magistraat of Overheid), uit 
name van de justitie, vergiffenis, en op in 
Zondage naastkomende met dezelfde toorts 
al bernende [brandende] te gaan en te vol- 
gen achter de processie van de Sint-Jans- 
kerk , en daarna op beide hare knieen en 
met dezelfde toorts in de hand te hooren 
de hoogmis en , die gedaan zijnde , de toorts 
aldaar te laten ten verlichten van den hei- 



ligen Sacramente, haar interdiceerende en 
verbiedende voorts meer van gelyken te doen , 
op arbitraljjk [rechterlijk] gecorrigeerd te 
zijn, ter discretie van Schepenen. 

Uit de bovenstaande bekentenis blijkt , 
dunkt ons , klaar, dat Jan Pauwels en zijne 
vrouw in gebreke waren gebleven aan Bouden 
de Brouckere de negentien schellingen drie 
penningen gr. te betalen, waartoe de ban 
neling drie maanden te voren (19 Maart 
1548) veroordeeld was geworden; dat de 
schuldeischer , uit kracht van gewijsde, d. i. 
daartoe bij rechterlijke uitspraak van het 
schepencollege gemachtigd , in tegenwoordig- 
heid van Schepenen en den Onderbaljuw 
beslag had willen leggen op de roerende 
goederen van het nalatig echtpaar , bij welke 
gelegenheid de vertoornde vrouw zich zoo- 
verre vergat, dat zij Boudewijn de Broe- 
kere, met wien haar man meermalen voor 
den rechter had gestaan , tot tweemaal toe 
te Ijjf wilde, hetgeen haar de vernederende 
straf op den hals haalde, welke den 19™ 
Juni tegen haar werd uitgesproken. 



Zoo waren dan Schepenen van Sluis min- 
stens voor zes jaar van den lastigen Vrfl- 
laat ontslagen? Toch niet; want reeds den 
29 ■» October 1550 wordt hy door Schepe- 
nen van Sluis veroordeeld om aan Jakob 
Beijnaert negentien schellingen grooten te 
betalen, welke hjjj dezen schuldig gebleven 
was op de koopsom eener merrie. Zou Jan 
Pauwels het gewaagd hebben, zijn ban te 
breken? Dat is niet te denken; want daar- 
mede, 't zou ons licht vallen dit met voor- 
beelden te staven , werd niet gespot , en 
't zou onzen Pauwels ongetwijfeld de ver- 
beurde en schuldige vuist gekost hebben. 
Ongetwijfeld heeft hij den graaf van Vlaan- 
deren, destijds keizer Karel V, of, liever, 
dicns zuster, de landvoogdes Maria, ncde- 
rig om zijn "inland" verzocht, en heeft deze 
hem dit, met toestemming van de Sluische 
magistraat, althans zeker niet zonder deze 
gehoord te hebben, op zijn dringend smee- 
ken verleend. Had de straf hem wyzer ge- 
maakt? Wij twyfelen er sterk aan. Bq 



Digitized by VjOOQIC 



JAN PAUWELS CORNELISSEN. 



79 



herhaling ontmoeten we hem weer voor Sche- 
penen, en telkens wordt hy veroordeeld tot 
betaling van door hem verschuldigde gelden. 

We willen onze lezers niet vermoeien met 
de dorre lijst van die telkens terugkeerende 
condemnaties. Een paar aanteekeningen slechts 
willen we nog over hem mededeelen. Den 
20 n Nov. 1553 consenteercn Schepenen den 
eischer Pieter Heynondt den verweerder Jan 
Pauwels Cornelissen te doenletten (aa»- 
houden) en van gen, om hem daardoor te 
dwingen zeker voorgaand appointement {over- 
eenkomst) en ordonnantie {bevel) na te komen. 

Wat we nu van hem zullen hooren, 
is van ernstiger aard. Er is geen twyfel 
aan, of de veroordeeling van Catheline, 
't wyf van Jan Pauwels . heeft by den echt- 
genoot kwaad bloed gezet tegen Boudewyn 
de Broekere, en er zal slechts eene kleine 
aanleiding noodig geweest zijn om de vonk 
der verborgen v\jandschap die in zyne borst 
gloeide, tot eene laaie vlam aan te blazen. 
't Verwondert ons dus niet in het minst, 
wanneer we het volgende lezen: 

Actum den vierden in Hooimaand 
1554, present het gehecle col- 
lege (van Schepenen) , uitgedaan 
[uttgezonderd] de Burgemeester. 

Compareerde voor het college van Sche- 
penen van de stad Sluis Jan Grootjanss. , 
als procureur en machtig over Jan Pauwels 
Corneliss. , eischer, ter eener zijde , tegen 
en in prejuditie van Bouden de Brouckere, 
verweerder, ter andere zijde. De eischer 
was hem bekronende [rich bekreunende , 
beklagende] en beklagende van dat hij, 
verweerder , hem vervorderd [?ich vermeten , 
het gewaagd] heeft hem , eischer , te weten 
Jan Pauwels, te grieven en te wonden in 
zulker wijs , dat hy zijn paarden heeft moeten 
laten ledig staan [men bedenke dat Jan 
Pauwels wagenaar of voerman was], zonder 
daarmede zijn brood te mogen [kunneti] 
winnen, concludeerende ten fine van den 
verweerder gecondemneerd te hebben hem, 
eischer, op te leggen en te betalen de som 
van twee schellingen grooten daags van al- 
zooveel dagen als bevonden zal wezen des- 



zelven eischers paarden ledig gezijn hebbende , 
en bovendien van meestergeld de som van 
twin tig schellingen grooten. De verweerder 
zeide 't voorstel van den eischer te ontken- 
nen , tendeerende ten fine van absolutie 
[orijxpraak], De eischer presenteerde preuve 
[het betcijs te leveren], waartoe hij by 
Schepenen geadraitteerd is geweest, en dat 
binnen acht dagen eerstkomende. 

We hooren van deze zaak in plaats van 
acht dagen eerst vier maanden later: Op 
den 12 cl » dag van November was by het 
college van Schepenen de zaak tusschen Jan 
Pauwels Cornelissen, eischer, en Boudewyn 
de Broekere, verweerder, gehouden in 't 
advies. Er verliep nog ruim eene maand 
eer Schepenen hun advies uitbrachten. Op 
17 December lezen we eindelyk: 

Gecondemneerd by het college van Sche- 
penen enz. Boudewijn de Brouckere tegen 
Jan Pauwels Cornelissen, ten verzoeke van 
denzelven Jan Pauwels Cornelissen , denzel- 
ven Jan Pauwels te betalen en op te leggen 
de som van acht schellingen zes penningen 
grooten en dat over 't meestergeld van zekere 
kwetsure en wonde, den voornoemden Jan 
Pauwels geslagen en geinfereerd [toegebraeht] 
bij [door] den voorzeiden Boudewijn, mits- 
gaders andere kosten , bij [door] denzelven 
Jan te dier cause gedoogd [r/eleden] en 
gesupporteerd [gedrageri], hierin ook begre- 
pen de wettelijke kosten. Actum enz. 

Onmiddellijk op deze uitspraak, en dit 
is al heel curieus, volgt: 

Gecondemneerd by het college Jan Pauwels 
Cornelissen, ten vervolge van Cornells van 
Brabant, machtig over Jacob de Meulenare, 
te betalen de som van 2 schellingen 
grooten , procedeerende [voortxpruitende] ter 
cause van koop van eene wagenplank. 

En zoo wordt hij telkens opnieuw ver- 
oordeeld, nu eens voor de eene dan weder 
voor de andere schuld, of wegens het niet 
nakomen zijner verplichtingen , terwyl by, 
waar hem dit mogelyk is, zich beroept op 
zyn vrijlaatschap , ten einde zynen schuld- 



Digitized by VjOOQIC 



80 



DE OUDE TIJD. 



eischer te noodzaken hem te betrekken voor 
het college 's Lands van den Vrije te Brugge , 
hetgeen de tegenparty op vrij wat moeite 
en kosten te staan kwam en haar zeker 
dermate afschrikte, dat zij van de vervol- 
ging afzag. 

Zoo deed hij nog den 7 en December 1556 , 
toen David de Rave hem voor Schepenen 
van Sluis betrok, om betaling te hebben 
van een half jaar huishuur, en hg deed 
het met goeden uitslag, want Schepenen 
verklaarden "den eischer op den verweerder 
alzoo hij procedeert niet ontvankelijk te zijn." 

Maar men zou niet lang meer last heb- 
ben van den woeligen man. 

Op den 21 en dag van Lauwe [Januari] 
1557 — lezen we — zoo was, ter presen- 
ile van Jan Snouc, dezer stede Onderbal- 
juw, Willem de Clercq, Burgemeester van 
Schepenen, Joos Matheeussen en Antonis de 
Backere, Schepenen, bij [door] mr. Jan de 
Cock , dezer stede gezworen chirurgijn , ge- 
schouwd en gevisiteerd het doode lichaam 
van Jan Pauwels den wagenare, en is 

bevonden gestoken met een [het moord- 

tuig wordt niet genoemd] van achter onder 
't schouderblad tusschen de eerste en de tweede 
ribbe, zoodat bij [door] denzelven steke ge- 
perforeerd [doorboord] en doorstoken zyn 
panniculus, pleura [de huid , het borst- 
vlies] en de long, door welke wonde de 
voornoemde Jan Pauwels gekomen is van 
levenden ljjve ter dood, en aldaar zoo werd 
beleid in hetzelve feit Adriaan Cloet, bij de 
vrienden en naaste bestaanden van den voor- 
noemden Jan Pauwels. 

Ten zelfden dage de voornoemde Jan 
Pauwels ten grave gebracht zjjnde , zoo hebben 
anderwerf ter presentie van Joos Matheeussen 
en Antonis de Backere , Schepenen , de voor- 
noemde vrienden en magen van denzelven 
Jan Pauwels beklaagd tegen Adriaan Cloet 
van nederlage [doodxlag], gedaan in den 
persoon van Jan Pauwels , en 't feit hem open- 
baarljjk en naaktelijk, ten bgwezen en aan- 
hooren van elk, aangezeid. 

Hoe, waar en op welke wijze de twist 
tusschen Adriaan Cloet en den verslagene 
ontstaan is , weten we niet. We vonden daar- 
omtrent niets opgeteekend. Evenmin weten 



we of de doodslager voor zijne nederlage 
geboet heeft, en zoo ja, op welke wijze. 
Wellicht ook heeft hij zich met de nabe- 
staanden van den verslagene verzoend, het- 
geen dan niet geschied zal zjjn zondergroote 
geldelyke opofferingen. Wat Adriaan Cloet 
betreft, den 9 en December 1556 was hij 
voor Schepenen gedagvaard om in persoon 
te komen kennen of loochenen zijne cedulle 
[schuldbrief] tegen bovengenoemden mr. Jan 
de Cocq. Hij compareerde niet, alhoewel 
behoorlijk gedagvaard, en werd veroordeeld 
om ter griffie der stad in lijf en goed te 
namptieeren [pand te zetten, borg te *tel- 
len voor] de som van twee pond gr. over 
de twee eerste paaiementen, in voorzeidea 
schuldbrief begrepen , enz. Waar deze schuld 
uit voortsproot, weten we niet. Dat Adriaan 
Cloet niet in staat was ze te betalen, bleek 
ons daaruit, dat hij en zijne vrouw Com- 
merkin den 5™ Lauwe 1557 mr. Jan de 
Cock halm l en wetteljjke gifte gaven , te 

1 Halm geven. Deze uitdrukking is een ovcr- 
blijfscl uit den tij«l, toen men, ten teeken dat 
men van het eenc of andcre afstand deed, of 
deze of genu bezitting aan anderen ovcrdroeg, 
een stroohalm wegwicrp of overgaf. Zoo stond, 
om dit met een paar voorbeelden te bevestigen, 
gravin Margareta (7 Dec. 1354), door de over- 
gifte van een stroohalm aan haar zoon Willem 
V, Holland en Zecland hem als crfelijk goed 
af; de weduwe van graaf Willem IV stiet dc 
erfenis van haar gemaal met den voct (21 Oc- 
tober 1345) o. a. door het werpen van een stroo- 
halm voor de baar, en 59 jaar later handcldc 
Margareta van Kleef niet anders, na den dood 
van haar gemaal Albrccht van Bcicrcn. 

Al wie den Re'maert de Vos gelezen heeft, 
een episch fabeldicht van de 12c en 13e ceuw, 
weet,dat de slimme Rcinaard zynen Vorst, den 
leeuw, weet te nopen om hem genade te geven 
en het leven te schenken, dat hij door zijue 
cuveldaden verbeurd had. Ten teeken daarvan 
reikt dc Koning hem een stroo toe. Reinaard 
reikt eenige oogenblikken later den leeuw op 
zijne beurt een halm loo, ten teeken, dat hij 
den Koning der diercn het recht op zijuen achat 
ovcrdroeg: een schat, zoo groot, dat men er 
heel Londen voor had kunnen koopen. Hijsprak. 
"Here Conine, nem [neern] , 
Hier geve ic di [«] op den scat." 

Die Couinc ontfinc dat stroo, 



Digitized by VjOOQIC 



JAN PAUWELS CORNELlSSEtf. 



81 



zijnen vrijen eigendomme en als over zyn 
vrij, proper en eigen goed, van 'tgerechte 
twaalfde deel in twee huizen en erven , gele- 
gen aan de zuidzyde van de Meerminne- 
straat, door hen in gemeenschap bezeten 
met de moeder van des comparants vrouw, 
de wed 3 van Pieter Olivier, en hare znsters 
en broeders enz. Hij zelfwoonde op de Hoog- 
straat in een huis, den 24 - n Sept. 1554, 
door hem en zijne vrouw Comerijne gekocht 
voor 18 ponden grooten Vlaamsch van An- 
tonius de la Ponteine, een Piemontees. 

Den 3* n Pebr. 1557 wordt Lieven van 
Lijkerke veroordeeld om de vrouw van Adriaan 
Cloet • te leveren een half varken en eene 
gerookte ham. Dies wordt zij gehouden hem 
een en ander te betalen te zulken prijze, 
als zij daaromtrent veraccordeerd zijn, "ont- 
hier [tusschen dit, 3 Pebr. namelijk] en 
Paschen eerstkomende." Daarentegen wordt 
zij den 25~ n derzelfde maand veroordeeld 
om aan Kogier van Brabant te betalen de 
som van 7 schellingen gr. , welke schuld 
sproot uit levering van vleesch, gelijk zij 
zelve bekende. Uit een en ander blijkt wel, 
dat de finantifiele omstandigheden van Adriaan 
Cloet en zijne vrouw niet zeer gunstig waren , 
hetgeen men ook gerustelijk van Jan Pauwels 
Cornelissen getuigen mag. 

Reeds spoedig na haar mans dood ver- 
kocht de wed c van Jan Pauwels hare woning. 

Wij, Joos Mattheeussen en Antonis de 
Backere — zoo lezen we 4 Pebruari 1557, 
nog geen twaalf dagen na den dood van 
den wagenaar — , Schepenen van de stad 
Sluis, kennen, dat voor ons gekomen is, 
als voor Schepenen , Kathelijne . de wed e van 
Jan Pauwels Corneliszone , en gaf halm en 
wettelijke gifte Cornelis van der Woude te 
zijnen vrjjen eigendomme en als voor zijn 
vrij , proper en eigen goed , van eenen woon- 



Ende danctc Reinaerde so, 

Ala quansijs: u Dcsc maect mi herd" 

1 Men tie over dit synibool, den taint, in de reclitstaal 
Noobdewier, Nederduitscke Recktsoud'aeden. Op bet van 
kmln afgelcide Middelnederlandsche werkwoord at men (hal- 
men) en het regclmatig daarvan gevonude zelfstandig naamw. 
aiming* (lialming) maakten wy de taalgeleerden opmerkzaam 
in den Taatgids (IX, 76, 77). — Over het afhouwen der 
vuist en het Btellen van metalen vuisten zie men de Oude 
Tijd (II, 4 en 5) en Kooedewieb, a. w., bl. 812. 
1870. 



huize, schuur, wagenkot en erve, met al 
dat er op en aan is, aardvast en nagelvast 
van voren tot bachten [achter'], staande en 
liggende binnen der stede en den Schepen- 
domme van Sluis, aan de zuidzijde van de 
Brugstrate , uitkomende aan de westzijde van 
de Visschersstrate met eene poorte enz. enz. 
Niet zonder eenig gevoel van leedwezen 
scheiden we op deze wjjze van de vrouw, 
die reeds zoo spoedig de woning zou verla- 
ten, waar ze ongetwijfeld in ruime mate 
's levens leed gesmaakt heeft. Van hare ver- 
dere lotgevallen weten we niets. Ze boeze- 
men ons dan ook minder belangstelling in, 
nu de hoofdpersoon is verdwenen , om wiens 
wille wij een tal van registers hebben door- 
gelezen: een arbeid, die niet zelden verre 
van uitlokkend was. Tot dien arbeid vonden 
we ons opgewekt door het jjzeren vertinde 
vuistje en de latoenen tafel , welke tot heden 
ten dage bewaard zijn gebleven. Weldra 
zullen die, hopen wij, een plaatsje vinden 
aan een der wanden van de nieuwe nette 
zaal van het kantongerecht , waar ze toch 
zoo eigenaardig tenuis behooren. Dan pry- 
ken ze weer in de onmiddellflke nabijheid 
der plaats, waar ze meer dan drie eeuwen 
de gedachtenis bewaard hebben aan het mis- 
drijf en de straf van 

JAN PAUWELS COENELISSEN. 

Sluis 9 19 October, 1869. 



TAMME MARTERS. 

In het jaar 1396 zond de abdis van El- 
teren een marter aan de hertogin van Gelre, en 
deze den 4 ,en December 1415 een "zedigen" 
aan hare nicht Maria van Bourgondie , gravin 
van Kleef. Hij was , — zoo schryft zij — u te 
maele tytverdrieflyc." Zij zon<^ hem 44 daer 
mit dat 'ge betyden die tydt soilt verdriven." 

Van Spaen , de beroemde geschiedschrijver 
van Gelderland, bezat den oorspronkelijken 
brief. 

Welke spelletjet de dames wel met die beest- 
jes speelden? Werden ze als schoothondjes be- 
schouwd ? Op middeleeuwsche miniaturen ziet 
men ze wel afgebeeld met kettingjes om den 
hals. Sl. 



n 



Digitized by VjOOQIC 



82 



DE OTOE TIJD. 



NOG IETS OVER BEDELARIJ IN DE XVII EEUW. 

DOOE 

Dr. JAN TEN BRINK. 



De lezers van den vroolijken Brederod 
zullen zich herinneren , dat in diens S p a e n- 
schen Brabandcr eene allermerkwaar- 
digste plaats over Bedelarij te Amsterdam 
voorkomt. Bredrod is de allerbeste gids, om 
Amsterdam van 1590 — 1G18 te leeren ken- 
nen. Bedelary was een gewoon verschynsel 
in dat tijdvak, maar vertoonde een geheel 
ander karakter, hulde zich in een geheel 
verschillenden vorm dan thans. Aanstonds 
zal de schertsgrage blyspeldichter ons den 
weg wijzen. Een drietal leegloopende "ouwe 
klouwers" en een straatjongen Robbeknol 
hooren de klok luiden. 

Harmen. 
Wei, wat hoor ick daer? Wei wat wil dit 

(wesen ? 
Het is de Ste-klock wis, men salder wat 

(of-lesen. 
Robbeknol, (nyt.) 

(met een heel deel jacht tan volck.) 

Het volck loopt na den Dam, wel wat of 

(dat beduyt? 
Daer sal Justicy schien, want de Ste-klock 

(die lnyt: 
Daer moet ick me na toe, en siense wat 

(of-smceren, l 
Maer oftnense kastijt , selden sy haer bekeeren. 
De kussens raken nyt : ' daer is men Heer 

(de Schouwt 
Met de Secretaris, siet dat jy de mont 

(wat honwt. 

Also myne E.E. Heeren van den Gherechte 
der Stede Amstelredam : Aensiende het 
groot bedroch en toeloop der stercke 
lnye * ledichgangeren , vagebonden , on- 
nuttc bedelaren en menichte der vreemde 
Armen , waer onder sich oock verschuy- 

1 Afstrafien. 

2 Stcckussena met het wapen, die voor den 
Schout worden gelegd, uitraken. 



len en behelpen, bespieders, nachtroo- 
vera ende dieven, om welcker verraet, 
diefstal, ende plondering, als oock de 
(jodloosheden van tuysschen , l spelen , 
vechten, droncke drincken en hoerdom 
te vermyden: mitsgaders de weynich 
voorraets van kooren , en d'apparency 
van dien, en de dierte die consequen- 
telijck vallen moet tot groote beswaer- 
nisse der Gemeynte, ende tot verkor- 
tinghe van onse eyghen rechte behoef- 
tighe: Soo ist dat myne E.E. voor- 
noemde Heeren hebben gheordonneert 
en gestatueert, als sy ordonneeren en 
statueren expresselyck by desen, dat 
na voortaen geene Bedelaera, Landt- 
loopers, Bayert-boeven , * Trogghel- 
sacken , s Huyckevaken , ' 't sy oudt 
ofte jongh , blint , kreupel , manck , me- 
laets, ofte anders, en sullen mogen 
ommegaen , omme de aelmoessen te 
vergaderen , op Marcten , Bruggen , voor 
Kercken, Poorten, hoecken van straten : 
maer dadelyk te vertrecken, op pene 
van openbaerlyck geschavotteert ende 
strengelyck gegeesselt te werden. Ghe- 
bieden oock myne E.E. Heeren dat 
niemant hem vervordere de Sergianten, 
Provoosten en Opsienders , die tot sulcken 
eynde sullen verkooren worden, eenige 
molesten, gewelt ofte verhinderinghe 
te doen in 't executeren en *t appren- 
deren der moetwillighe luye boeven en 
leechloopers , op pene als boven. Voorts 
dat alle rechte Armen sullen gehouden 
wesen haer namen, staet ende woon- 
plaetse aen te geven aen de Vaders 
daertoe ghestelt , om de waerheydt daer 
van te vernemen , ende des noodt zynde 
bcquamelflck inne te veraien : Aldus ghe- 



1 Dobbclcn. 

2 Landloopcrs. 
' Bcdclaars. 



Digitized by VjOOQIC 



NOG IETS OVER BEDELARIJ IN DE XVH EEUW. 



83 



daen by de Raden deser Stede: Ac- 
tum den 18 Meert, Presentibus mgn 
Heer de Schout , ende al de Schepenen. 

BREDEROOD. 

(RobbeJcnol en het volck binnen.) 
' Andries. 

Wat duncktje daer of Jan ? is dat nict wel 

(bedocht? 
Ian Knol. 
Daer is in langhen tijdt gheen beter werck 

(ghewrocht. 
Harmen. 

Ja hoe wel datmen doet, noch salt yemant 

(berespen. 

Andries. 

Ja wien? een deel ghespnys van fielen, 

(schudden , ' wespen , * 

Of ander gorlegoy 3 van onschamel gheboeft? 

Harmen. 
Neen van eerlijcke lien die d'arremoed bedroeffc, 

Ian Knol. 
Te beter ist voor haer die hier rampsalich 

(leven , 
Indien sy haer gebreck en kommer maer 

(angheven : 
Men salder in versien, 't is goed na mijn 

(verstandt : 
So bantmen voegelijckst de schelmen uyt 

(het landt. 

Andries. 

Als men den armen dus sou over al ver- 

(senden , 
Werwaerts so souden sy in 't leste danbe- 

enden ? 
Ian Knol. 

Daer laet ick heur voor sien, hoe spreeckt 

(ghy heur soo veur? 

Hoe na vreesje dat ghy oock stracks suit 

(moeten deur? 
De luy die worden moe van dus en soo 

veel ghevens, 

1 Schavuiteu. 
8 Uitzuigere. 
1 Sehorriemorrie. 



Sy verluyen ' daer op die Jottoon s en Krom- 

(stevens ; * 
Sy zjjn de oorsaeck van der reenter armen noot, 
Die treurichlyck verkoopt sijn schaemt om 
(dat drooch broot. 
En onder alle die de huyssitten hier spijsen , 
En suldy gheen twintich Burgers kinderen 

(wijsen. 

Haer hert is haer te groot. Maer Moffen , 

(Poep en Knoet * 

Dat zrjn trogghelaers tot bedelen opghevoet ; 

Dat bewijst de Riet-vinck , ' en noch de ouwe 

(Wael uyt: 

Maer de Haerlemmer-dgck , o bloedt! die 

levert ael uyt: tt 

Wat woont daer een gesnor van volck van 

(wyt en zijt, 
Daer is nauwlgcx een dach datmer niet vecht 

(en smijt. 
Wat komter vrydaechs een gerit ter poort 

(indringen , 
Van Revelduitsche 7 en van vreemde hom- 

melinghen , 8 
Al ghesonde wijven , met besieckte doecken om , 
By hiele vaendels vol, doch met een stille trom, 
De Nieuwedgck langes, en voort door alle 

(straten. 

Het volck is hier goet gheefs, 't blijekt an 

(haer karitaten , 

Elck werpt sijn aelmoes wech, want is het 

(niet van 't mal 

Datmen lieden gheeft die 't verkaetsen met 

(de bal, 
Sundaechs 's morgens voor de poort , of daer 
(yewers buyten? 
Of verdobb'len met rabauwen 9 en met guyten ? 
Of ver-evenhoutent , l0 of hutselen met mekaer ? 
Of in 't kuyltje, of opschieten, of lecht- 

(seme daer? 



1 Lui worden. 

5 Jutlanders, hier, vreemde kiukels. 

3 Lompcrds N 

4 Scheldnaam voor Dcnen en Ouitschcrs. 

8 Een stuk gronds niet ver bniten de Haar- 
lemmer poort. 

6 Die levert een hoop gemccn volk op. 

7 Gebroken Nederlandsch spreken. 
s Tndringers. 

9 Schavuiten. 

10 Met cvenhoutcn (?) verspelcn. 



Digitized by VjOOQIC 



84 



DE OUDE TIJD. 



Wat voordeel doet haer 't gelt? niet, al 

(sijnt kop're duyten, 

Met sieter bloet-stortingh en doot-slaghen 

(uytspruyten , 
Jae moort en <^ievery ! En wordende ghevat 
Van Schouwten dienders of soldaten van de 

(stadt , 
En raken sy in 't gat , soo sullen de vis-wijven 
Dit eerloose volck noch voorspreken en voor- 

(schrijven , 

Of 't recht dat wort door 't gelt gheblint- 

(doeckt en verdreyt, 

Door den yver van haer sotte barmhertigheyt ; 

En noch en machmen niet op dit misbruyck 

eens schempen , 

Noch schrollen op die geen die 't ghelt 

(onnut verslempen, 

En laten wyf en kint in kommer en in rouw , 

Daar men het vlijtich voor den noot bewa- 

(ren souw. 
kon den Overtoom of de Kathuysers spreken , 
Of Sloterdyck : wat souwer een bommel uyt- 

(breken. 

Dnidelijk blijkt het nit dit van leven tin- 
telende tafereel, dat te Amsterdam voorna- 
melyk gebedeld werd door vreemde armen, 
bo tenuous en duitsche landloopers. Bat er 
Vrijdags eene bnitengewone licentie aan be- 
delvolk werd verleend en dat de omstreken 
van de stad buiten de Haarlemmer poort, 
by het Karthnizer klooster, voorts langs den 
Amstelveenschen weg en bij den Overtoom , 
voornamelyk tot verblijfplaatsen van het 
zwervend landloopersgespnis dienden. Bre- 
derod doet daarom eene af kondiging van den 
Sellout in zijn Blijspel plaats grypen, om 
eene scherpe critiek te oefenen tegen Bur- 
gemeesteren en Schepenen, die wat al te 
gemakkelijk waren in het toelaten van vreemd 
bedel volk, als nit de penningen aan hen 
verleend dnidelijk gebleken is. 

By de meeste kluchtspeldichters vindt men 
kluchten over den schelmschen aard der 
zwervende Zigneners — der Comprachicos 
zoo als Victor Hugo ze schilderde. Slechts 
een plaat uit Costers Kluckt van Teeuwis 
de Boer (1627) moge het bewijzen, waar 
een persoon uit het spel (Bety) van de land- 
loopers zegt: 



4 4 Wel wat moghen dit toch wesen voorghesellen? 

't Schynen wel Luycker-Walen , die nou loo- 

(pen kokerellen, 

Die hier met ien krijdt-ben comen int landt , 

En blyven ons voort, al haer leven aen dehandt. 

Ten is niet wonder, want se sien hier het 

(volcks groot erbarmen 

Over de behoeftighen , en by namen over 

(de vreemde armen , 

De miltheyt oock van de Huyszitten, en 

(groote giften van de Gemeent 

Lockt het landt vol van dit volck, en grift 

(in haer ghebeent 

De luyheyt , oorsaeck van haer grootste ghe- 

(breck." 

De eenvoudige straatjongen Robbeknoluit 

.Bre£rods Blyspel, had ook van het bedelen 

zijn handwerk gemaakt — doch moet na 

de af kondiging van het Plakkaat tot iets 

anders zyne toevlucht nemen. Hy zegt: 

"Robbert nu is het tijdt, dat ghy middel 

(versiert 
Gheen beter als mijn ampt, dat ik jongh 

(heb gheliert, 
Ick wil myn Evenjely gaen halen uyt de 

boecken , 
En gaen by de buert myn broot met eeren 

(soecken." 

Later komt bij en leest hy de arme vrouw- 
tjens uit de achterbuurt luide voor uit het 
Evangelic Ook deze manier van bedelen, 
een soort van straatpredikatie , was in Am- 
sterdam niet ongewoon — en vindt zijn 
echo in de evangelizeerende straatschreeuwers 
onzer dagen. 

Dat echter de haat tegen de vreemde 
bedelaars groot was, dat de dryfjachten ze 
met barbaarsche woede in 't nauw joegen , 
is niet te verwonderen, waar men de af- 
schuwelijke wandaden dezer zingari , hot ste- 
len van kinderen dezer Comprapequenos , 
in bizonderheden onderzoekt. Er is veel over- 
drevens in de schildering van Victor Hugo , 
waar hij zynen Homme qui rit met eene 
histori8che dissertatie over de kinderdieven 
en kinderverminkers aanvangt ; de hoofdzaak , 
het verminken van gestolen twee- of eenjarige 
kleinen is volkomen juist. 



Digitized by VjOOQIC 



IETS OVER DE EERSTE GELDERSCHE WISSELWAGENS , (DILIGENCES). 85 



IETS OVER DE EERSTE GELDERSCHE WISSELWAGENS , (DILIGENCES.) 

DOOR 

Mr. A. VER HUELL. 



"Retombons a nos coches." 

M. de Montaigne. 

Van den wagen af, waarin Jacob uit 
Judea naar Egypte reisde, tot dien waarin 
Sterne een zijner geestigste hoofdstukken 



met den dienst der eerste Geldersche Wis- 
selwagens, nu, omtrent e'en eeuw geleden, 
in de goede dagen van het Gilde- en bur- 
gerrechts despotismus. 

Jan Schutte in 't wagenvheer geadmit- 



GevelBteen vroeger op de Reguliersbreestraat te Amsterdam. 



schreef; en van dezen tot aan de heden- 
daagsche spoorwegdiligences , beeft dit voer- 
tuig al heel wat veranderingen ondergaan, 
en een Hollandsche Rame'e ! zou er een inte- 
ressante monographie over kunnen leveren. 
Als bijdrage tot deze toekomstige geschiede- 
nis van den Reiswagen hier te lande, deel 
ik den lezers van u de Oude Tijd" al vast de 
volgende uittreksels der resolution van de 
stad Zutphen mede, die ons bekend raaken 



1 De Ramie, Histoire des Chars, Carrosses, 
Omnibus et Voitures de tons genres. Paris 1856. 



teert, mits zig volgens hot Regl*. van den 
17 Pebu 1764 voorziende van een goede 
koets, Phafiton, postwagen en chaise, en 
nodige paerden, en dezelve aan de Policie- 
meesters vertonende. In 't karvheer niet toe- 
gelaten, als zijnde thans op het bepaalde 
getal van 18, dog kan zich bij de eerste 
vacature addresseren. 8 Oct. 1764. 

Verhuerders van koetskarren mogen geene 
vreemde personen dienen, ten zij dezelve 
uit en weer in de stad brengen , bij poene 
van 2 gglzs, half voor den Commissaris , 



Digitized by VjOOQIC 



86 



DE OUDE TIJD. 



half voor de voerluide van 't vheer. 26 
Feb. 1749. 

Goederen van een Vreemde, schoon aan 
een Burger geaddresseert mogen niet , zonder 
den Commissaris te kennen , worden getrans- 
porteert. 9 Oct. 1776. 

Het staat aan een ieder, schoon buiten 
het vheer zijnde, vrij, om aan Burgers en 
Ingezetenen , paarden , koetskarrcn en chaisen 
met Ee'nspannen, dog geene andere rijtui- 
gen, tot transport van personen dienende, 
te verhuren, dog geen vreemde daermede te 
bedienen. 23 Feb. 1779. 

De stadswagenlieden moeten zig voortaan 
in plaats van opene, voorzien van overdekte 
chaisen, met neerslaande kappen, en wor- 
den gelibereert van de chaisen met Ee'nspan- 
nen. 23 Feb. 1779. 

De Voerluiden dezer Stad moeten te Har- 
derwijk laden en lossen tusschen de voor- 
deuren der Herbergen, Vrede en de Zwaan. 
5 Aug. 1775. 

Het 6 e . art. der Conventies of 't Wagen- 
voer dus veranderd: dat de wagenlieden, 
wanneer er meer als ses passagiers zyn, 
de overige met een koetskar mogen weg- 
brengen. 7 Maert 177 2. 

Een wisselwagen tusschen hier en Arn- 
hem aan te leggen, word niet gegouteert. 
22 Feb. 1757. 

Arnhem heeft orders gesteld op 't over- 
laden der wagens«met zware koffers of man- 
den aan de zijde : ook niet meer in te ne- 
raen als ses passagiers , kleine kinderen 
daaronder niet begrepen. 9 Mei 1764. 

De Magistraat van Deventer teverzoeken, 
dat deszelfs Voerman 's winters voor 12 
ure hier jnag zijn, omdat de passagiers dan 
nog op Arnhem kunnen komen. 1 Junij 1753. 

Met het wagenvheer op Deventer gebene- 
ficieert H. S. H. 17 Feb. 1764. Mag 
boven de jaarlyksche opbranding van 4 



paerden, nog 2 paerden gratis laten op- 
branden. 28 Feb. 1767- 

Brief aan Deventer over een Wisselwagen. 
16 Feb. 1770. Deventer slaat dit af 28 
Maart en 7 April eod en . 

Dingsdag en Vrydag zal er maar een 
voetganger naar Deventer gaan , en de overige 
dagen een postwagen rijden. 25 Feb. 1774. 

Het Wagenvheer tusschen Zutphen en 
Utrecht provisioned gearresteert 21 Juny 
1769. Voor 25 jaren met dit vheer gebe- 
neficieert enz. 28 Junij 1769. — dit octroy 
weder ingetrokken 9 Dec. 1775. 

Het Kegl 4, op den Wisselwagen dus ver- 
anderd, dat, in cas van seven personen, 
de laatste moet zitten naast de voerman, 
en daarvoor betalen 2 — 10 in plaats van 
3 — 10; mag echter, ten zijnen koste, een 
ander rijtuig nemen: wanneer er meer dan 
seven zijn, moet de Aannemer een tweden 
wagen, of ander convenabel gedekt rytuig 
aanleggen. 15 Apr. 1776. 

Over een postwagen op Amersfoort aan 
de Regering aldaar te schrijven 24 Feb. 
1753. Werd afgeschreven 20 Junij Eod en . 

J. 0. gecondemneerd zijnde, om ses we- 
ken uit het vheer te blijven, en dat zijn 
wagen zo lang aan een keten zal worden 
gelegd , is op reraonstrantie van de overige 
wagenluiden de sententie in zoverre veran- 
derd, dat hij voor de nog resterende drie 
weken zal betalen 10 gglzs, een derde voor 
de Richters, een derde voor de Stadt en 
een derde voor den armen. Voorts dat hij 
een jaar lang het vheer in perzoon niet sal 
mogen bedienen, maar door zijn zoon, of 
een ander bekwaam perzoon laten waarne- 
men, waarop de wagenschout zal letten. 
23 Julij 1744. 

H. W. gecondenmeert in ses glzs cum 
expensis , wegens het wegbrengen , buiten 
kennis en bestelling van den Commissaris, 
van vreemden met een Burger Dogter, schoon 
de* laatste, op haar regt van Burgerschap 



Digitized by VjOOQIC 



IETS OVER DE EERSTE GELDERSCHE WlSSELWAGENS , (DILIGENCES.) 87 



of inwoning afgehuert hebbende ; zonder met 
haar te retourneren. 11 Aug. 1751. 

De Wagenschout de koets van J. H. H. 
aan de keten gelegd hebbende , omdat , 
als de volgende in de tour, een ge6r- 
donneerde reis geweigert had, hebbende A. 
B. , die aan de tour was , geen paarden bij 
de hand, is zulks gegouteert, terwijl H. 
had moeten ob£diSren , en zig dan over 
vermeend bezwaar kunnen adresseren. 30 
July 1769. 

A. B. op protest van vorst en sneeuw op 
zyn tour geweigert hebbende een reis met 
de koets voor Borculo, gecondemneert in 
een boete van 2 ducaten, ten behoeve van 
J. H. H. die zig tot die reis vaardig be- 
toonde. 21 Nov. 1770. 



Deze positief practische beschouwing eener 
zaak, die ons alien min of meer bewogen, 
geroerd, meegesleept en geschokt heeft, zal 
een' ieder, vertrouw ik , hoogst welkom wezen. 



Hoe er in dien tijd en wat vroeger zulk 
een postwagen uitzag, kunnen wij hier en 
daar nog op somraige gevelsteenen te zien 
krijgen. Het bijgaand prentje vertoont zulk 
een steen, die vroeger te Amsterdam op de 
Reguliersbreestraat geplaatst was, en door 
den eigenaar, den Heer Lambert, aan het 
Museum van *t Kon. Oudheidk. Genootschap 
ten geschenke werd gegeyen. 

de Red. 

DE HONDENSLAGERS IN BELGIE 

Als een vervolg van 't geen Dr. Lauril- 
lard hiervoor, op bladz. 72, mededeelde 
over de hondenslagers in Noord-Nederland, 
kan het volgende, ons door den Heer Jan 
Broeckaert toegezonden stukje dienen over 
de hondenslagers in Zuid-Nederland. 



Het is niet sedert gisteren dat men zich 
over de buitengewone vermenigvuldiging der 
honden beklaagt. Ten jare 1357 werden in 



de stad IJperen alleen niet minder dan 
1132 honden afgemaakt, en van over on- 
heuglijken tijd zien wij de openbare besturen 
maatregelen te werk stellen, om het getal 
afstammelingen van jonker Courtois te ver- 
minderen. Wellicht is het de te groote zucht 
geweest tot het "kweeken van honden, die 
tot de belasting op deze viervoeters heeft 
aanleiding gegeven. Meest al de oude kerk- 
rekeningen maken gewag van eenen honden- 
slager, wien voor dit zonderlinge ambt eene 
vaste bezoldiging toegekend was. Te Den- 
dermonde ontving hij 4 schellingen groote; 
te Nazareth en te St.-Martens-Leerne 8 
schellingen; te Zomergem 1 pond 13 schel- 
lingen ; te St.-Laureim 3 pond groote. 

Ziehier eenige uittreksels uit de kerkre- 
keningen , waarin die uitgaven vermeld staan : 

"Item aen Jan de Hont voor de honden 
uyt de Kercke te sweepen .... VIH s." 
(Nazareth, 1668.) 

"Item betaelt aen P. de Corte de somme 
van een pondt vier schellinghen gr. over 
dry jaeren de honden uyt de Keicke te 

jaeghen 1 L. IIH s. gr." 

(St.-Martens-Leerne , 1 720.) 

"Item nogh betaelt aen Joos Leersnjjder 

de somme van een pont derthien schellinghen 

over een jaer dienst bij hem gedaen int weiren 

van de honden uyt de Kercke . . L. 1. 13. s." 

(Zomergem, 1781.) 

"Item aen Jacop van Dorpe drij pond 
gr. over een jaer pensioen van 't weiren 
de honden ende andere ghedierten uyt de 

Kercke , . L. 3." 

(St.-Laureius , 1721.) 

Slechts in eene dezer plaatsen , te St.-Mar- 
tens-Leerne, werd de zweep door de kerk 
geleverd : 

"Item over het verschot van den vendant 
tot het maecken van eene sweepe om d'hon- 
den uyt de Kercke te houden." 

(1723.) 

Zouden er in Zuid- of Noord-Nederland 
nog plaatsen zjjn waar dit gebruik bestaat? 



Digitized by VjOOQIC 



88 



DE OUDE TUt). 



OUDE GEVELS TE DORDRECHT. 



Er is stellig in ons Vaderland geen stad 
te vinden , die nog z66 rijk is aan overblijf- 
selen Yan den schoonen Oud-Hollandschen 
bouwtrant als de stad Dordrecht, zoo fier 
op haren roem als "oudste stad van Holland." 

Daar kan men zich 
nog eenig denkbeeld 
vormen , hoe in vroeger 
tijden een Hollandsche 
stad er uitzag; doch 
hoevele schoone gevels 
er ook nog overbleven , 
ze zyn meestal eenigzins 
gemoderniseerd door 
het inzetten van andere 
vensters. Zeker hebben 
ze daardoor gewonnen 
in de oogen der eige- 
naars , en werkelijk vol- 
doen ze met hunne 
groote glasruiten beter 
aan de behoeften van 
onzen tyd, maar zon- 
der twijfel knnnen ze 
het schildersoog minder 
streelen dan de kleine 
in 't lood gevatte ruit- 
jes , die zoo geheel te 
huis behoorden bij het 
hen omringende. 

Ofschoon wij het diep 
betreuren , dat reeds 
zooveel verdwenen is, 
ofschoon wij zoo vurig 
wenschten nog eens 
te kunnen ronddwalen 
door een Dordrecht 
zooals het zich in de 
16 e en 17 e eeuw vertoonde, toch vinden 
wy een troost in het album van den be- 
kwamen Heer J. Rutten te Dordrecht , wiens 
hand in schoone afbeeldingen alles, wat in 
zijnen tyd aan moker en houweel werd prijs- 
gegeven , bewaarde en daardoor een onschat- 
bare verzameling van gevels heeft bijeenge- 
bracht, wier bouwmeesters ons bij de be- 



schouwing als toeroepen: "wat zoekt gij 
toch naar iets nieuws, bouwt zoo als wij 
bouwden , wij geven u iets geheel Hollandsch , 
gooit uwe bepleisteringen aan een kant , neemt 
als wij den rooden baksteen , dien wy zoo aar- 
dig wisten af te wis- 
selen met andere kleu- 
ren. Dan zullen uwe 
straten een frisch vroo- 
lijk aanzien hebben , en 
uwe gevels er nietuit- 
zien als vuile hemden." 
Grooten dank zijn wij 
aan zulk een kundig 
verzamelaar verschul- 
digd, en voor elk, 
die wil laten bouwen 
wenschte ik, dat hij 
inzage mocht kunnen 
nemen van dat album , 
zoo als 't mij door den 
welwillenden eigenaar 
toegestaan word, die mij 
tevens verlof gaf , van 
tijd tot tijd een of ander 
Dordtsch geveltjein "de 
Oude Tijd" weer te geven 
Gaarne maak ik van 
die vergunning gebruik, 
door hier in de eerste 
plaats mede te deelen 
een gevel van een huis 
in de Wijnstraat , waar- 
schijnlijk gebouwd van 
blauwen Bentheimer 
steen , schoon thans, ik 
weet niet waarom , ge- 
* verfd. 

Opmerkelijk zijn hier ook de fraaie an- 
kers, waarvan men destijds zoo veel werk 
maakte. Het kolossale huis dagteekent uit 
de IGl* eeuw en het geeft zeer duidelijk te zien , 
als wy het niet reeds wisten , dat Dordrecht een 
belangrijke koopstad en de eigenaar van het huis 
zonder twijfel een flink koopman was, die ruime 
zolders noodig had om zijne waren te bergen. 



Digitized by VjOOQIC 



VAN "OVER HET IJ." 



89 



VAN "OVER HET IJ." 

DOOR 

J. HONIG Jz. Jr. 
(Vcrvolg van bladz. 55.) 



II. 

Wei was 't een woelig tafereel, dat zich 
voor onze oogen ontrolde, toen we daar 



aan een gezigt op de Binnen-Zaan beproefd 
hadden. Meer dan e'e'n schilderachtig punt 
toch was er te vinden aan die beide oevers , 
waartusschen de rivier vloeide; die oevers 



Tent- of glazenjagtjc. 



in het koepeltje nederzaten ; een stroomge- 
zigt dat schaars zyne wedergade vinden kon , 
en beter penseel waardig geweest was dan dat 
van den schilder, die voor onzen gastheer 
het boven de deur hangend stukje vervaar- 
digd had. En toch in datzelfde koepeltje 
hing een zeegezigtje van Jochem de Vries, 
waarin het water zeer goed van kleur en 
de schepen correct geteekend waren , benevens 
een ander van A. Salm , in het grys met de 
pen , dat nog meerder kunstwaarde had ; 
zoodat wij het bejammerden , dat deze beide 
Zaandammer8 hunne krachten ook niet eens 

1»70. 



met hunne als aaneengeschakelde rij van 
woningen, hier en daar in het groen ver- 
scholen , afgewisseld door een molen of een 
scheepstimmerwerf. En volgde men den stroom 
noordwaarts op , dan mogt ook al de westelijke 
oever geheel door de dorpen Koog , Zaandyk en 
Wormerveer als ingenomen zijn , de oostelijke 
daarentegen droeg in zyne geheele lengte eene 
afwisselende rij van molens en verleende in 
de kronkelende bogten, vooral in de zooge- 
naamde Kuil en Poel, een vergezigt op de 
weiden , waartusschen nog menig molen lus- 
tig de wieken draaide en de torenspitsen 

12 



Digitized by 



Google 



90 



DE OUDE TIJD. 



der Waterlandsche dorpen aan den gezigts- 
einder blonken , even als aan de Westelyke 
de Kennemerlandsche duinen de horizont 
begrensden. 

Lustig steeg de rook uit onze Gouwenaars 
op, en al werd hefc u edel kruijt" ons ook slechts 
uit een tinnen pot aangeboden, toch deed 
het ons den smaak van onzen gastheer pryzen. 
Dat hij onder de lief hebbers geteld mogt wor- 
den , bewees ons zrjue als d<56rrookte pyp. In 
dat do6rrooken der Goudsche pijpen , wat den 
steel als ebbenhout deed schynen en wat de kop 
aan de hiel een dergelyke krans deed dragen , 
waren sommigen meesters , en menig arbeider 
maakte goede zaken , met zijn "stompje" aan 
de bovenlandsche grasraaaijers te verkoopen. 

Anderen weder waren even trotsch op hun 
d<56rrookte pijp , als men het in later dagen 
op de meerschuimen en oliekoppen was. 

De vrouwen toonden dat het "smooken" 
haar geen hinder was, al werd ons soms de 
kwispeldoor toegeschoven , wanneer de asch de 
tafel bedreigde, en lustig bewogen zich 
hare breinaalden , terwijl ze y verig deelnamen 
aan ons discours , wat wel vlotten en levendig 
blijven moest , daar het oog telkens iets nieuws 
zag en het gesprek daardoor van het een 
op het ander gebragt werd. 

Zoo dreef daar statig een houtvlot voort en 
gaf aanleiding , dat de gastheer ons vertelde , 
hoe dit hout in den regel door de handelaars 
zelven in Duitschland gekocht, dan den Rijn af 
tot Dordrecht en van daar in gedeelten naar de 
Zaan gevoerd werd , waarhet , hetzij in publieke 
veiling gepresenteerd of direct naar de eigen 
houtzaagmolens gebragt werd. Hij gaf ons 
daarop eene beschrijving van dat houtkappen 
en afvoeren langs de Duitsche stroomen, 
zooals een zyner neven dat in zijn journaal 
beschreven had , en we vonden het interessant 
genoeg oni copy te verzoeken, als eene bij- 
drage voor de Oude Tijd. u Op die wijze" 
ging hij voort , "zyn er al wat schatten langs 
onze Zaan vervoerd, sinds in 1592 Cornells 
Cornelisz. Lootjes van Uitgeest de kunst 
uitvond om hout met een molen te zagen 
en die molen naar Sardam overgebragt werd. 
In dezen tijd kunt ge er wel 180 tellen. 
En dat hout wordt niet enkel uit Duitsch- 
land, maar ook uit Zweden en Noorwegen 



aangevoerd, en de scheepvaart is daar wel 
by gevaren. Dat mag dan ook wel, als gij 
eens let op al die scheepstimmerwerven , zoo 
in de Binnen- als Buiten-Zaan. Ongetwyfeld 
moet gij u verwonderen dat zulke groote schepen 
als ge daar ginds er een op stapel ziet staan , 
in het IJ kunnen komen , wijl ge zooeven , met 
de torenschuit van Amsterdam komende, te 
regt de opmerking zult gemaakt hebben, 
dat die sluizen te naauw zyn om die ge- 
vaarten te kunnen schutten. Maar voor dit 
ongerief , dat niet kan weggenomen worden , 
alleen omdat die sluis ons niet toebehoort, 
hebben wij een middel , dat eenig in Europa 
is, naar ik raeen. 

"En dat middel?" vroegen wfl nieuwsgierig. 

u Zal ik u thans niet ontdekken," ant- 
woordde hij glimlagchende ; u maar als ge 
onze gasten wilt zijn , kunt gij het van mid- 
dag zien, want dan zal het juist in het 
werk gesteld worden. Zoo iets moogt ge 
buitendien niet verzuimen; 't zou wezen of 
ge te Rome geweest waart en den Pans niet 
gezien hadt." 

"Maar, waarde vriend!" 

"Oh ! 't is geene moeite", zoo liet zich nu de 
vrouw des huizes hooren, "ge hebt vroeger 
ons huis gezien, thans moet ge de Zaansche 
kost ook eens proeven." 

't Was te gul aangeboden en blijkbaar 
te welgemeend, dan dat we de uitnoodiging 
mogten weigeren. We zouden dan maar met 
de laatste schuit vertrekken; als de wind 
wat omging , dan konden we nog v6<3r boom- 
sluiten in Amsterdam zijn. • 

"Daar doet ge wel aan" , sprak nu onze 
gastheer, "en mogt onze eigen moestuin u 
niet genoeg kunnen aanbieden, het ontbre- 
kende wordt ons met voile ladingen uit het 
Noorderkwartier aangebragt. — Zie maar eens 
die twee vaartuigen , die daar aan komen zei- 
len ; dat is slechts een deel van de schuiten 
die dagelijks kool, wortelen en wat dies 
meer zij , langs de Zaan naar de Amstcrdam- 
sche markt voeren en eerst hier wat slijten. 
Daarenboven , wat de grond voor van middag 
niet geven mogt , dat zal ons het water ver- 
schaffen. Zie daar dien hotter, die uit de 
Alkmaarder-Meer komt en ons baars brengt , 
niet door die van de Haarlemmer-Meer overtrof- 



Digitized by VjOOQIC 



VAN "OVER HET IJ." 



01 



fen; en dat gindsche schuitje daar behoort 
een visscherman op den zuiddijk, die het IJ 
zyn heerlijke bot ontneemt. Aan vleesch heb- 
ben wy mede geen gebrek, zoo min zomers 
als winters, ja zelfs een ossenmarkt hebben 
wy op zen tijd. Dan is er door sommige 
onzer kooplui aanvoer nit Denemarken. De 
beesten worden hier 's zomers geweid, om 
ons 's winters 't vleesch voor de knip te 
leveren, want daar dienen we voor te zor- 
gen, dat de kelders goed voorzien zfln, wyl 
niet, zoo als in de steden, onze winkeliers 
dagelyks het noodige knnnen leveren." 

"Ja, die winterprovisie en de slagt eischt 
wat van ons , vronwen !" hernam nu de gast- 
vrouw, "te meer daar men hier gewend is, 
niets aan de meiden over te laten , hoe goed 
en tronw ze ook zijn. Maar ge znlt me niet 
kwalyk nemen, hoe weinig omslag we ook 
maken znllen, toch dient er gezorgd;" en 
opstaande ging zij naar de keuken. — 

"'t Is in goede handen", knikte de gast- 
heer ons toe, "onze vronwtjes zynyverigin 
hare keuken, even als wy het zyn in onze 
molens, om in de behoeften onzer klanteh 
te voorzien. Zie maar eens naar die vletschui- 
ten , hoe ze met allerlei waren geladen zijn , 
die van de molens of pakhaizen naar de 
hier en daar liggende vrachtschuiten ter 
verdere verzending heen gevoerd worden. 
Daar hebt ge vaten met olie en verf, zak- 
ken met gort, riemen en pakken papier, 
tonwwerk, vaatjes stijfsel, snnif enz. , en 
zoo gaat het dag in dag nit ; en dan moet 
ge eens zien , als op de marktdagen de veer- 
en andere schuiten van de dorpen de Zaan 
afvaren naar Amsterdam ; dan is 't levendig 
genoeg op het water , en als daarbij de wind 
een fermen stooker blaast, wordt het wyken 
soms lastig genoeg voor een pleiziervaartuig , 
zoo als er ginds een aankomt, wanneer er 
geen bekwaam schipper aan boord is. Ge- 
lukkig hebben wij daaraan nog al geen gebrek. 
Onze knapen zyn by het water als opgevoed. 
Hun speelgoed is er reeds naar, even als voor 
hetgeen waarmeG ze later den kost moeten 
winnen. Ik herinner me nog levendig, hoe 
groote feestdag het was, als ik myn kof- 
scheepje achter het roeischuitje mogt laten 
dryven, en hoe ik aan mijn molentje de 



zeilen aan de roeden even vlug behandelen 
kon als onze knecht." 

"En 't is met ons vrouwen niet anders 
geweest" , sprak nu onze gastvrouw weer 
binnenkomende, en met haar een dienstmaagd, 
die een blaadje met een glas en een zooge- 
naamd likeurkeldertje of kistje op tafel ne- 
derzette; "ons speelgoed is er ook al op 
toegelegd om spelende te leeren wat later 
te pas kan komen. Maar het moet gezegd 
worden, de jongens hebben meer genot van 
de vrije lucht dan de meisjes, en men mogt aan 
de laatsten wel wat meer ligchaamsbewegiiig 
veroorloven, dan nu soms het geval is. Wy 
vrouwen zijn bovendien meest aan ons huis 
gebonden." 

"Ja," sprak een onzer, "heeft men elders 
genot van paard en wagen, hier zyn de 
wegen daartoe niet geschikt." 

"Och , alles gewent" , sprak de gastvrouw , 
"en daarover klagen we ook niet , hoe aange- 
naam anders een rijtoertje zyn moge. We leven 
hier in Waterland , en heb ik eens gelezen dat 
men in Venetie, om nit te gaan, zich van 
gondels moet bedienen, wy behelpen ons 
hier even eens met een dergelyk middel. 
Kyk maar eens wat daar aankomt." 

We volgden hare aanwijzing. Door twee 
mannen voortgeroeid , kwam daar een vaar- 
tuigje aan, dat veel op eene groote boot 
geleek. In het midden was een tentje, aan 
weerszijde door glasramen en aan de einden 
door met glas voorziene deuren gesloten, 
zoodat, wanneer de er v6o> hangende gordijntjes 
weggeschoven waren, de in het vaartuig 
zittende personen allerwege een vrij gezigt 
hadden , of bij het openen der raampjes de 
frissche koelte genieten konden. Dit tent- of 
glazenjagtje , zooals we 't hoorden noemen , 
was van onder glad geharpuisd en de boor- 
den zwart geverfd, terwijl de tent zelve 
groen geschilderd en met witte of vergulde 
lijsteu afgezet was , en er bovendien om die 
lijsten en den spiegel nog snijwerk, mede 
verguld, aangebragt was. Zoo als het daar 
voorby voer, was 't een lief vaartuig en de 
vergelyking onzer gastvrouw zoo kwaad niet , 
al mogt het Hollandsch aoltde er ietwat 
plomperen vorm aan geven, dan we ons de 
af beeldingen der Gondels in Venezia la Bella 



Digitized by VjOOQIC 



92 



DE OUDE TIJD. 



herinnerden , en de stoere mannen in hunne 
bruine wambuizen en wit linnen pelzen zich 
niet zoo behagelyk voordoen als de gonde- 
liers in hun schilderachtig kostuum. 

tf Dat nu is ons rytuig" , sprak de gast- 
vronw glimlagchende. "Het voert ons naar 
onze rondjes of bezoeken, zoo als de steelui 
zouden zeggen , en dient verder om ons by 
guur of regenachtig weSr naar de kerk te 
brengen, waar ge dan eene geheele ry kunt 
vinden liggen. Alsdan wordt van de weg- 
sloot gebruik gemaakt , en daarom worden de 
bruggen er over op een hoogte gebouwd , dat 
men er onderdoor kan varen. Ik verzeker 
u dat het een gemakkelyk en aardig vervoer 
is. De zitplaatsen in het net geschilderd 
tentje zijn met zachte kussens voorzicn, en 
onder dezen zyn kastjes voor allerlei berging." 

"Daar hebt ge nu het nut en vermaak 
beiden" , zeide onze gastheer glimlagchende , 
"maar moeder heeft nog twee eigenschappen 
vergeten. Zoo kan men het jagtje ook voor 
zeilschip gebruiken , en hoewel het door zijn 
bouw geen snel zeiler is, zoo vergoedt het 
toch menigeen het gerais van een boeijer. 
En dan zou onze Aagje u kunnen vertellen , 
hoeveel pret ze niet geven om mee naar de 
kermis te varen ! Ja , dan zoudt ge 't eens zien 
moeten, welk een menigte jagtjes uit de andere 
dorpen voorby varen , en hooren , hoe menig 
lied dan in den stillen avond uit die verlichte 
tentjes u in de ooren klinkt!" 

"Ja! ja!" antwoordde de moeder mees- 
muilende, en uit het blosje dat de wangen 
der dochter kleurde, mogten we opmaken, 
dat achter die toegeschoven gordyntjes het 
wel wezen zou als in het bosschaadje van 
Hoofts Dorilea: 

Indien dit tentje klappen kon ! 

En voorzeker waren de mannen aan de rie- 
men dan wel even stilzwygend, als de gon- 
deliers in Venetie* gezegd worden te zijn. 

"De regte pret van zeilen is even wel met 
de boeyers en jagten ," vervolgde onze gast- 
heer. "Er zijn er dan ook van allerlei grootte 
en soort, en die uitmunten door verguldsel 



en blinkend koper- en ijzerwerk, 't Is een 
aangenaam gezigt , als de buurt zich op een 
zomerdag vereenigt , om , zoo als wy het noe- 
men, "in compagnie" of, zooals gij Amsteldam- 
mers zegt, "Admiraal te zeilen," en al die blank 
geschuurde bodems , de ranke masten als met 
zeildoek beladen voorbij te zien stevenen. 
't Gebeurt ook soms, dat de een of ander 
kastelein een vlag als prijs uitlooft voor den 
snelsten zeiler ; 'k behoef het u , die de feesten 
uwer jagthavens kent , niet te zeggen dat er 
evenveel mededingers en kijkers heenstroomen 
als elders naar eene harddraverij. En dan 
hebt ge de marktdagen , waarop ieder koop- 
man, die maar een eigen boeijer heeft, er 
mede naar stad zeilt. Dan ziet men op het 
IJ , wie de beste zeiler of de meeste zee- 
manschap bezit. Ik verzeker u dat er al 
menig weddingschap gewonnen of verloren 
is , om het eerst aan de steigers te wezen. 
Wat zal ik zeggen , bergen of bosschen hebben 
wij niet , en het water moet dus onze plaats 
van uitspanning wel zijn." 

"Maar des winters?" wilden we vragen, 
doch het woord kwam niet over de lippen, 
daar onze aandacht geboeid werd door een 
vaartuig dat met voile vaart op het lucht- 
huis, waar wij zaten, aanstoof; maar juist 
toen we dachten dat er gevaar was, vielen 
de zeilen en draaide de boeijer by den wal. 
De jonge man die aan 't roer gestaan had , 
sprong er uit, en blijkbaar moest hij een 
goede kennis van de dochter des huizes we- 
zen; want toen hij den koepel binnen trad, 
viel hem eene welkomst ten deel, die me- 
nigeen de zijne zou gewenscht hebben. We 
bleven dan ook niet lang in het onzekere 
over zijn persoon , daar hy ons terstond als 
Aagjes vrijer werd voorgesteld. Het gesprek 
werd nu meer algemeen , daar de jonge man 
mede "te gast" genood werd, wat hij, als 
te denken was, met welgevallen aannam. 
Ook de zoon had mede zfln kantoorwerk aan 
kant gedaan, en zoo werd het al pratende 
tijd om aan tafel te gaan. 

( Wordt vervolgd.) 



Digitized by VjOOQIC 



VERZOEKSCHRIFT OP RIJM. 



93 



YERZOEKSCHRIFT OP RIJM 

VAN DEN SCHOUT DEB VRIJHEID ETTEN , 



PIETER NUIJTS 



OM VERMEERDE- 



B1NG VAN TRACTEMENT, 1693. 



Dat men in de 17e eeuw ook de dicht- 
kunst aanwendde om te trachten zyn lot 
te verbetercn, blgkt uit het onderstaande 
verzoekschrift van den Schout der Vrijheid 
Etten, Spmndel en de Leur, door hem 
in 1693 aan den Magistraat aldaar inge- 
diend. Het strekte om zyn jaarlijksch inkomen 
te verhoogen , waartoe men niet genegen was , 
maar wel om hem voor gedane extra-diensten 
eene schadeloosstelling te verleenen. 

Bij eene berymde apostille van den Raad 
en Griffier W. van Schnylenbnrch , werd aan 
Nuyts , bij Extract uit het Register van de 
Notulen van die van den Raad en Rekening 
Tan Willem den derde kennis gegeven van de 
som , die men het voornemen had , hem toe 
te leggen. 

Het is ons onbekend of het hierbjj ge- 
voegde verzoekschrift in een zyner uitge- 
geven werken wordt gevonden. 

P. A. L. 

eed'le moogende agt'bre heeren! 

Die soo lang men 's weerelds paan 
Door Gods seegen mag begaen, 
Men ootraoedelyk sal eeren; 
Is den Schout der Vryheyt Etten, 
Die sigh met dit kort verhaal 
Voor den drempel van uw Saal 
Komt eerbiedig needer setten; 
En beleeffdeljjk vertoonen, 
Dat off wel, een tjjd geleen, 
Het Uwe Eed'le MoogendheSn 
Om de diensten te beloonen, 
Die gestaag 's Lands Amptenaaren 
Voor de welstand van het Land 
Waakende van alle kant, 
Door-gaens drukken en bewaaren, 
Heeft behaagt, op goede gronden, 
Yder een bepaalde som 



1 Geb. te Breda, overledcn Maart 1708. 
Zie v. d. Aa. Biogr. Woordenb. in Voce. 



Toetevoegen, en alom 
Sulx wel billijk is bevonden, 
Egter (met verloff geschreven): 
Den vertoonder, mits den last, 
Welke aan syn bewind is vast, 
Veel te weinig is gegeven: 
Staande merkelijk te letten , 
(:Onder goe* verbeetering:) 
Dat seer wijd den ommekring 
Uytstrekt van 't Vlek van Etten. 
Dat te samen in een Bundel 
Van de Vrjjheid in 't gemeen , 
Schoon men Etten noemt alleen, 
Syn mbegreepen Leur en Sprundel; 
Plaatsen, Oost en West geleegen, 
Van den anderen verdeelt: 
Dat het ook te veel verscheelt 
Eens , off dry — sints , dienst te pleegen : 
Dat men die niet kan bewand'len 
Sonder rfl-tuig, kar, off peerd: 
Dat m'int krijt raakt van den weerd 
Als men daer iets heeft te handelen: 
Dat men spant aldaer twee Banken , 
Die men weekelijk moet waer- 
nemen, Schoon men veel tflds daar 
min ontfangt , als twee paar blanken ; 
Dat men stadig sorg moet draagen 
Voor het noodig onderhoud 
Van veel wateren, die men schout; 
Weegen , voor de kar en waagen ; 
Straaten, vol Betuinse Steenen; 
Bruggen over vlied en vaard, 
Die sig met de Merk vergaart, 
Storten t' samen t* seewaerts heenen ; 
Dak en muuren van dry Kerken, 
Met haar Toorens; het geluid, 
Dat ses klokken galmen uyt; 
Dry stux die 't Slag-uur bewerken ; 
Twee Regt-huysen voor de Raaden ; 
Dry voor Leeraers van Godts Woord ; 
Dry Jeugd-Schoolen daar 'tbehoort; 
Een gevang'nis voor de quaaden; 
Gast- en Wees-huys, en voorts Armen , 
Van geloovs verscheide slag, 
Voetsel, en 't geen men meer plag 
Te versorgen met ontfarmen; 
Op de Stoel dry Predicanten ; 
Ook dry Kosters; In de School 
Soo veel Meesters; Ik verdool 
Schier in Vosters rouwe quanten: 



Digitized by VjOOQIC 



94 



DE OUDE TIJD. 



Hier by dient men nog te voegen, 
Dat dies Vrijheid, boven al 
De andere plaatsen, in 't getal 
*t Meest geevt , schoon met ongenoegen ; 
't Sy men schooten schaaft, off Beeden , 
Op bet Hertoglyk bevel 
't Geen voorsigtige oudheid wel 
Onbenaadeelt eertyds deede; 
't Sy men karren moet besorgen 
Voor den dienst van Heer off Staat; 
Manscbap die men werken laat 
Tot den avond van den morgen ; 
't Sy men met onguure Gasten, 
Ruyter-benden , off Soldaat, 
Die syn Huys-weerd selden baat; 
Het Gewest korat te belasten; 
*t Sy, dat viandelyke schaaren, 
Heet op Land-plaag, moord en roov, 
Voor gekerm en klagten doov, 
Met Brand-Schatting 't Land beswaren : 
't Sy men Hooffelyke Givten, 
Schuldig aan den Heer of Vrou, 
Op hun Ridder-feest off Trouw , 
Brengt ter schenk uyt guile drivten, 
Soo dat men sal onder vinden , 
Dat de£s Vrijheid draagt alom 
't Hoogste tal, de Grootste Som, 
Soo voor vianden, als vrinden. 
Oorzaak, dat men veele saaken 
Door-gaans te bestellen heeft, 
Die met 't geene daar aenkleeft 
Dagelyx veele moeyten maaken, 
Om bet alles te verrigten. 
Na den regel en de maat, 
Die door billykbeid bestaat; 
Om een yder tot syn pligten 
Te bedwingen, en bestieren; 
Om aan alio man van pas 
(:Soo 8ulx immer doen'lyk was:) 
Bot te korten off te vieren ' , 
Om soo veel kroesel-koppen , 
Wondre schepselen van kmyn, 
't Samen onder een kappruyn 
Te vergaad'ren; om te stoppen 
Borger-twist en Buur-krakeelen , 
Haat, die heymelyk broed en woed, 
En een vreedig vroom gemoed 
Waarljjk walgen, en verveelen; 

Scheepsterm. 



Om der onderdanen wetten, 
Regt en se^n, wel her-gebragt, 
Hens en trou, bij dag en nagt 
Voor te staan en vast te setten; 
Om soo veele weegen veilig 
Voor den Land-dief, Bedelaer, 
Moorder en Geweldenaar 
Te verseekeren; als Heylig. 
Saaken, die niet min gevaarlyk 
Syn voor 't leven en het lyff, 
Als het verdere bedryff 
Voor het hooft en brein beswaerlyk. 
Eyndeling sy nog geweten, 
Dat den Toonder nimmermeer 
Aan de Vryheid door geteer 
Lastig was in drank off eeten , 
Sulx nwe Ecd'le Moogendheeden 
Met haar wys doorsigtig oog, 
't Geen haar nimmermeer bedroog, 
Na het voorschrifft van de reeden 
Ligt'lyk sullen sien, en merken, 
Dat met weinige genot 
Van 's Vertoonders soober lot 
Soo veel last, en sware werken 
Waerelijk niet te vergelden, 
Nog en konnen syn beloont. 
Reeden , dat hy sig vertoont 
Voor uw Raad-Saal, om te melden 
Door wel-gegronde klagten, 
Daer Astrea sit ten Troon ; 
Die geduurig is gewoon 
Alles wettig te betragten; 
Daer vrou Themis in haar Seetel 
Streng met swaerd, en op een haar 
Billyk, met den Eevenaar 
't Goede erkent , en straft *t vermetel. 
Biddende dan seer ootmoedig, 
Dat uw Eed'le MoogendheSn, 
Op de by-gebragte re^n 
Des vertoonders, nu gunst-goedig 
Agting nemende, gelieven 
Den vertoonder, dog met meer 
Jaar-loon, als hq had weleer, 
By haar kant-schrift te gerieven; 
En soo 't voorbeeld van een ander, 
Die gewis sooveel niet doet, 
Klem kan geven op 't gemoet 
Van een billykheid-voor-stander , 
't Gunst-bewys terug te trekken, 
Te verstaan in sulken sin, 



Digitized by VjOOQIC 



VERZOEKSCHRIFT OP RUM. 



95 



Dat sal nemen syn begin 

(:Om den yver meer te wekken:) 

Met een der verloopen jaaren, 

Welke uwe Eed'le Moogende 

Met 's vertoonders dienst en bed 

Best bevinden te eeyenaren. 

't Welk ik doende, sal ik blyven 

En, in onverbastert Duyts, 

Staag tot dienst verpligt my schryyen 

Onderdanigst 

PIETER NUIJTS. 

A po 3 title. 

Den Raad en Griffier Schuylenborgh 
Die wert versogt te draagen sorgh, 
Dat by de Ettens overheyt 
Den Suppliant wert toegeleyt, 
Soo veel het ondersoek haer leert 
Wat hy voor extra meriteert. 
Actum in den vollen Raad, 
Door wiens bevel hier onderstaat: 

get. W. V. SCHUIJLENBURCH. 
11 Pebr. 1693. 

Etten Baronie van Breda, 
11 Maart 1693. 

Extract uyt het register van de No- 
tulen van die van den Rade, ende 



Rekeninge van Syne Kon. 
van Groot-Brittagne. 



Majt. 



Woensdagh den 11 Maart 1693. 

Do Heer Raad en Griffier Schuylenburch 
refereert , dat hij ingevolge van d* autori- 
satie van desen Rade, gegeven op de re- 
queste van den Schouttetb. Nuyts in dato 
11 Februarij 1693, mette Magistraet van 
Etten heeft gesproken over den inhout der 
voorz. requeste, continerende versoeck, dat 
hem voor extra ordinaire genomene moeytte 
en vacatien een jaerlyxe augmentatie van 
Tractement mogt worden toegevoeght , dogh 
dat de voorn. Magistraet niet en inclineerde 
tot een jaerlyx augmentatie, maer wel dat 
hem vyff a seshondert guldens voor syne 
extra ordinaire besoignes en devoiren voor 
den gepasseerden tyt wierde toegevoecht, 
tevreden zynde hem de voorz. recognitie, 
op approbatie van desen Rade te voldoen. 

Den Raad approbeert , dat de Magi- 
straat aan den Schoutteth. Nuyts voor 
syne extra ordinaire moeyten de voorsz. 
recognitie van vijff of seshondert guldens 
sal vermogen goet te doen. 

Accordeert met 't yoorz. Register. 



WAT ER ALZOO IN EEN BURGERHUIS VAN DE 17° EEUW TE VINDEN WAS. 

DOOR 

D. VAN DER KELLEN Jr. 



Herinnert gy het u, waarde lezer, hoe 
gy in 't vorige jaar my verzeldet op een 
tochtje, wat tot doel had het in bezit ne- 
men van een erfenis ? Herinnert gij 't u nog , 
hoe wij daarby een neef van mij , myn mede- 
erfgenaam , in ons gezelschap hadden en hoe 
hij met zijne domme uitvallen ons , en vooral 
my , ergerde ? Hoe hy schrikte , de onnoozele 
bloed, toen wy beweging boven in 't oude 
huis hoorden , weet gy ook nog ; en hoe wij , 
toen 't donker begon te worden , half ziende 
en half tastende, het huis verlieten en met 
het sluiten der deur verlegen zaten. Daarop 



zijn wfl ieder zfln weg gegaan. Waar gy 
heen getogen zyt, weet ik niet, maar wij 
hebben ons logement opgezocht , waar, nadat 
we wat gegeten hadden, Neef Hout zich 
weldra met een paar inwoners van *t stadje 
in een gesprek en spoedig aan een spel biljard 
waagde, terwijl ik den avond recht genoe- 
gelijk in gesprek met den Heer Herman sleet 
in kouterij over onze bekende liefhebberij. 
Eindelijk werd het tijd naar bed te gaan , en 
de mij ongewone vermoeienissen van den 
dag voerden my weldra in de arnien van 
Morfeus , die echter weinig medelyden met 



Digitized by VjOOQIC 



96 



DE OUDE TIJD. 



den armen reiziger had en voor hem allerlei 
zotheden van Batavieren met poeierpruiken en 
lange pijpen — in £en woord allerlei malle 
zaken, te laf om hier mee te deelen, deed 
defileeren. 

Maar daar word ik op eens gewekt door 
een gil , en ik zie bij 't invallend maanlicht 
mijn armen neef met uitgestrekte armen, 
opengesperde oogen en ten berge gerezen 
haren in 't midden der kamer staan. 

Wat er met de goede ziel voorgevallen 



leen hij , die ooit door harde koortsen ge- 
teisterd is geworden, kan het begrgpen, 
welke verwarde beelden dan door ons hoofd 
vliegen. 

Zoodra de geneesheer mij toestond over 
eenige zaken te spreken, vervoegden zich 
de erfgenamen van neef Hout, mijn mede- 
erfgenaam , bij mij. Hun lachend rouwgewaad 
wekte schrikkelijke herinneringen in my op. 
Zij daarentegen vervulden met moeite voor 
eenige oogenblikken hun rol als rouwdragers ; 



Een kamer uit de 17e eeuw te Dordrecht. 



was, welke vreeselijkc droom hem in dien 
toestand had gebracht, hij heeft het mij 
nooit kunnen vertellen, mij noch iemand 
anders — twee dagen later was hij een 
lijk. Met moeite had ik hem zoo goed en 
kwaad als het gelukte bij zijne familie ge- 
bracht, en nauweljjks had ik dien droevigen 
plicht vervuld, of ik zelf viel in een zware 
ziekte, die mij op den rand van 't graf 
bracht. Dagen en weken verliepen op die 
wijze; eerst uiterst langzaam herstelde ik. 
Welke gezichten ik toen gezien heb, — al- 



zij haakten slechts naar 't oogenblik , waarop 
zij met hunnc inleiding konden beginnen, 
om neef s gedachten over 't oude huis uit 
te lokken. Neef echter kwam niet met een 
voorslag voor den dag; hij verkeerde nog 
in dat soms heerlijko gevoel van aansterkende 
zwakheid : hij was nog te dommelig , alles 
was hem nog te onverschillig , behalve de lieve 
zon en het heerlijke groen, en zijne dank- 
baarheid voor Hem , die hem had toegestaan , 
dat schoone op nieuw te genieten. Zalige tjjden, 
wel opwegende tegen de verschrikkingen van 



Digitized by VjOOQIC 



WAT ER ALZOO IN EEN BURGERHUIS VAN DE i 7 e EEUW TE VINDEN WAS. 97 



een zware ziekte, ten minste dan, wanneer 
niet zorgen voor zijn gezin den zieke in zjjn 
herstel tegenhonden. Daarom was van neef 
spoedig en zonder veel moeite de toestemming 
te krygen, om het huis en wat het bevatte 
door deskundigen te doen schatten, en een 
paar dagen later wist men hem tot een min- 
nelijke schikking te bewegen , waarbij ik eige- 



toch onze beschouwingen voortzetten, die 
we anders zouden hebben moeten staken, 
daar alles uit het huis dadelijk tot geld ge- 
maakt was; daarenboven behoeven wg niet 
te reizen en kunnen , voor de kast zittende , 
alles op ons doode gemak opnemen. 

En zoo ziet gjjj mfl thans op reis om de 
kast te gaan halen , want ik wil zelf *t oog 



Bedstede en Irtmerbetimmering, 17e eeuw. 



naar werd van het huis , en daarentegen al wat 
het inhield aan de verdere famielje kwam. Ik 
was echter zoo wijs, daaiuit te bedingen 
een kast, die ik vroeger in 't voorbij gaan 
opgemerkt had , een kast , die alles in 't klein 
bevatte, tot in de minste bijzonderheden 
toe, wat men in de 17 e eeuw in een huis 
vond. Ik dacht, lezers, dan kunnen wij 

1870. 



over het vervoeren houden. Al die kleinig- 
heden dienen goed ingepakt te worden , want 
ik wenschte niet gaarne er iets van te ver- 
liezen of iets beschadigd te zien. 



Zie zoo , daar staan wij dan weer in de- 
zeifde kamer, die wij verlieten, toen ze nog 
vol, ja overvol met meubelen stond. Daar 

13 



• Digitized by VjOOQIC 



98 



DE OUDE TIJD. 



staat ook nog de kast, die we toenmaals 
uitgepakt hebben en die met haar porce- 
leinen stel, op verzoek van den tegenwoor- 
digen eigenaar is bljjven staan tot dat hij 
er een plaats voor gevonden zal hebben. 
Wat stroomt thans het licht met voile 
stroomen naar binnen , nu de gordrjnen mede- 
genomen zijn ! Maar ach , de schoone ge- 
schilderde ruitjes hebben de woestelingen in 
hun plunderzucht grootendeels gebroken. 
'k Begrijp het, 't is alles voor gemak maar 
't venster uitgegaan; 't kwam er niet op 
aan of er een ruit meer of minder brak. 
Maar ik zal mij troosten ; toch kan het huis 
mijn eigendom niet blijven, en een andcr 
houdt het ook niet in zfln tegenwoordigen 
toestand. Doch laat ons by gebrek aan stoelen 
een oogenblik hier op de banken voor 't venster 
plaats neraen ; 't is waarlijk geen onpleizierig 
zitten, vooral als de thans hier ontbrekende 
kussens de zitplaats wat zachter maken. 

Wat zegt ge van dien schoorsteen met 
zgn in steen gehouwen cariatiden ? Wat zyn 
de tyden toch veranderd! Vroeger had men 
in elk huis altijd eenige van zulke zaken, 
die het werk waren van een klasse van 
beeldhouwers , die thans uitgestorven schijnt. 
Zoo gij thans iets van dien aard wilt heb- 
ben, wie staat u dan daarvoor ten dienste; 
een steenhouwer ? Ja , als 't alleen een dood 
ornement is, dan gaat het nog; maar komt 
er eenig menschelijk of ander dierlijk wezen 
kyken, dan gaat het er deerlgk uitzien. En 
bij den beeldhouwer kunstenaar? die bemoeit 
zich met zulke zaken niet; men is genood- 
zaakt naar 't buitenland uit te zien, waar 
de nijverheid meer door de kunst is door- 
drongen. Zoodoende zingen wg alweer ons 
oude deuntje: "laat ons ons best doen, den 
handwerker aan 't veretand te brengen , welk 
voordeel hij van de kunst kan trekken." 

Het benedengedeelte der kamer is, zooals 
gjj ziet, geheel betimmerd, geboiseerd noe- 
men wij dat; van boven een breede flink 
uitstekende lijst , die een fraai profiel vormt , 
van tijd tot tyd door een pilaster geschraagd , 
en wier tusschenruimten met verstekken ge- 
vuld worden. 0, het staat zoo goed, zulk 
een eikenhouten kamer! die kleur van hout 
geeft een schoonen achtergrond, waartegen 



de figuren fraai uitkomen. Soms, om moge- 
lijke eentoonigheid te voorkomen, voegtmen 
er een lijstje of knop of ander figuur in van 
ebbenhout. Waar zulk een kamerbeschutting 
gemist wordt, die uit den aard der zaak 
nog al kostbaar is, zoudt gjj in die tijden 
een lgst even als hier gevonden hebben ; maar 
de verdere bekleeding bestond dan uit gor- 
djjnen, die tot den grond reikten. Ook be- 
gon in die eeuw het goudleer in de burger- 
huizen in trek te komen, vooral in 'tlaatst 
der eeuw, om op zgn beurt plaats te maken 
voor de geschilderde behangsels. Waar dit 
alles te kostbaar werd, op boven- en slaap- 
kamers en voor wien het niet betalen kon , 
bleef slechts de gewitte muur over, die, als 
het lijden kon , zoowcl tot sieraad als om de 
kleederen tegen de kalk te vrijwaren, met 
de bekende witte steentjes werd betegeld, 
een mode , die , zoover mg bekend is , slechts 
bij de Hollanders thuis behoort. 

Maar , neemt het me niet kwalijk , ik moet 
aan T t pakken gaan , willen wij niet genood- 
zaakt worden van nacht hier te blijven. Die 
ledige bedstede daar zou ons wel herbergen 
willen, maar het foudraal alleen is niet genoeg 
om ons een goede slaapplaats te bezorgen. 
Bed, kussens, dekens, alles is weg. Dus, 
helpt liever een handje mede om klaar te 
komen. Dat die bedstede of dat ledikant, 
hoe zal men t noemen , uwe oogen trekt , 
kan ik u echter niet kwalijk nemen. — 't Is 
waarlgk fraai. Men hield er toenmaals veel 
van, om die bedsteden in den hoek van de 
kamer te zetten; dan waren twee der vier 
zjjden goed beschut, en voor den verderen tocht 
wist men zich wel door de zware greinen, 
damasten of zijden gordijnen te beschutten. 
Maar nu , voort maar , voort , anders worden 
we door 'tduister verrast. 

(Wordt vervobjd.) 

De hier gegeven afbeeldingen van een ka- 
mer en de zich daarin bevindende bedstede, 
danken wij aan de welwillendheid van den 
meergenoemden heer J. Rutten, die ze bei- 
den geteekend had in het vroegere huis van 
den Pastoor der Bisschoppelijke Klerezjj te 
Dordrecht, dat afgebroken is bij de verbou- 
wingcn voor de kerk. 



Digitized by VjOOQIC 



KERKU1LEN. 



99 



KERKUILEN. 

Men weet dat de uilen zich by voorkeur 
op de torens onzer kerken schuil houden, 
er hunne eieren neerleggen en hunnejongen 
opvoeden. Dat zij er voor het overige geen 
bet minste kwaad aanrichten , alhoewel zy 
lang een yoorwerp van vrees voor de bijge- 
loovige lieden geweest zyn, ja als schade- 
lyke dieren doorgingen , en als zoodanig met 
hardnekkigheid vervolgd werden , is eveneens 
genoegzaam bekend. Wie uwer die bniten 
woont, heeft niet een dier arme nachtvogels 
met opene vlerken aan de groote poort eener 
hoeve vastgenageld gezien , en zijn spijt kun- 
nen onderdrukken by het overdenken hoe de 
pleger van zulk eene onnoemelijke handel- 
wijze — gevolg zijner onwetendheid — niet 
beter zijne belangen verstaat , om niet meer te 
zeggen! De heer A. de Vlaminck deelde in 
de Gedenkschriften van den oudheidkun- 
digen kring der Had en den voormaligen 
lande van Dendermonde eene nota mede 
nit de rekeningen der 0. L. V.-kerk van 
genoemde stad , waaruit blijkt dat de kerk- 
bestuurders voor iederen nil, dien men op 
den toren rooven of vangen kon , eene premie 
verleenden. Niet alleen te Dendennonde, 
maar te Westeren en schier overal elders 
bestond dit gebrnik. Een post der kerkre- 
kening van Westeren, over 1648, luidt: 

"Idem betaelt acn Jacques Dhondt over 
het schieten van eenen huyl in de Kercke 
den XX Augustus 1647 .. XII gr." 

Jan Broeckaert. 



DEVIEZEN VAN NARREN. 

In den vorigen jaargang van dit tijdschrift 
wordt op bladz. 268 een rebus gegeven , dat 
op den armband van de pijpers van 's Her- 
togenbosch voorkomt. 

Vooral de vroolyke Rederijkers hebben veel 
genoegen gehad om van hunne blazoenen en 
leuzen raadsels te maken , en hunne sotten 
of narren hulden gewoonlijk hunne namen 
en deviezen in een duister en raadselachtig 
kleed. 

Mr. J. Soutendam deelt ons daarvan een 
paar voorbeelden mede: Op de Tentoonstel- 



ling te Delft in 1863 kwam het portret 
voor van den sot der rederijkerskamer van 
Leiden, Piero, alias van den Morn. In den 
laatsten regel van het onderechriffc staat: 

t4, k ben Piero, L. X. N. tijt, God weet 
mfln levensent."- 

Dit moet gelezen worden: 'k ben Piero, 
1. z. n. of elkzen tijt, enz. 

In het "Const-Reick Beroep ofte Antwoort 
op de Kaerte uytgesonden by de Hollantsche 
earner binnen Leyden, onder 'twoord Liefd 
'Es 't Fondament, aen alle nabuerighe Re- 
den-rflcke vrye cameren in Nederlant, tegen 
den 6 Oct. Anno 1613," enz. (Tot Leyden, 
by Jacob Jansz. Paets , woonende in de Son- 
nevelsteegh. Anno 1614. 4°.), komt een 
"klinck-Dicht voor, dat aldus eindigt: 

"T vrccdsacm gcslacht, mccr prijs verwacht^ 

als die van Leyden, 
Wech nijt en haet, eert wort te laet, om wcl 

bercyden, 
Dus clck ghcrieft, en toont dat "Li eft" is 't 

fondament." 
L. X. N. TIJT-PIERO. 

"Elck sijn (sen) tyt" was dus a 't woort" 
van den sot der Leidsche rederijkerskamer, 
Piero. 

De nar of gek der Delftsche rederijkers- 
kamer had tot devies: u Onder de rapen 
geeck ick;" dat is, ik bekleed het officie 
van "geek" of ,.sot" bij de kamer, wier 
devies is: ct Wfl rapen geneucht." 

V0SSENVAN6ERS. 

Even als de honden waren de vossen vroeger 
in ons land zeer talrijk. Om hunne vernieling te 
bevorderen stond hertogin Johanna, bij het 29 e 
artikel harer "Blyde Inkomste" , toe , u dat 
elck maer jaghen mocht hasen ende vossen 
alle Braband deure sonder calengiercn." 
Later loofde het leenhof van den Ouden- 
Burcht, te Gent, onder andere eene beloo- 
ning nit voor elk, die een vos doodde, van 
welken de pooten boven de voorpoort van 
den Burcht gehangen werden. Een vermake- 
lyk plakkaat werd op hetzelfde onderwerp 
uitgevaardigd , en nog in het begin dezer 
eeuw waren er verscheidene gemeenten , onder 
andere St.-Martens-Laathem , alwaar de klop- 



Digitized by VjOOQIC 



dOO 



DE OtJDE TtTD. 



jacht op de vossen noodzakelyk geacht werd. 
Het archief der gemeente Westeren bevat 
meer dan <^en bewys dat Reintje er in het 
begin der verledene eeuw aanwezig was. 
Het volgende is daartoe voldoende: 

"Burghemeester ende schepenen der pro- 
chie ende heerelijckheid van Westeren or- 
donneren dheer Jacques frans van der Straeten, 
hemlieden ontfangher, te betaelen aen Bene- 
dictus van Pottelsberghe de somme van 
vijfthien Schellinghen grooten over ende in 
voldoeninghe van het schieten van twee 



vossen , te weten eene moer ende vaervos , 
aen dese weth in de maent van December 
1706 ghetoont, dit alles in voldoeninghe 
van de placcaeten van Sijne Majestejjt dies- 
aengaende vuytghegeven ende gheemaneert, 
dese exhiberende met quittantie, sal UE. 
valideren op uwen ontfanck in uwe aenstaende 
te doerie rekeninge. Actum ter ordonnantie 
van de weth als griffier desen XXX December 
1706. N. J. van Hecke." , 



Westeren, 



Jan Broeckaert. 



GESCHIEDENIS VAN DE KLEEDING IN DE VROEGERE TIJDEN, 

DOOR 

D. VAN DER KELLBN Jr. 



(Vervolg van bladz. 33.) 



Wanneer er in . een tijdschrift als "de 
Oude Tijd" sprake is van eene geschiedenis 
der kleeding , zoo zal wel niemand zich voor- 
stellen, daar te vinden hoe Grieken, Per- 
zen , Romeinen en Egyptenaars gekleed gingen. 
Dit ligt dan ook in 't geheel niet in myn 
plan. Ook zal ik u niet voeren in een dool- 
hof van gissingen omtrent de kleeding van 
de eerste bewoners dezer landen, waarvan 
men toch niets met zekerheid weet; maar, 
dat alles overstappende , zullen wij beginnen 
met maar dadelyk een kykje te gaan nemen 
bij de Germaansche stammen , en eens zien ? 
zooveel mogelyk als de nevel die nog over 
die tijden hangt ons zulks toelaat, wat de 
kleermakers by de Batavieren en de hen om- 
ringende stammen hunne klanten aan 't lyf 
hingen. 

Wel, hoor ik u zeggen, bespaar u die 
moeite. Wij hebben het immers reeds als 
kinderen op school geleerd, hoe de Bataven 
als wildemannen geheel naakt liepen, en 
slechts een teenen mandje op het hoofd 
droegen? Alleen des winters voor de koude 
en om er recht krygshaftig uit te zien , hin- 
gen ze een dierenvel om, wat ze met een 
gesp en bij gebrek daarvau met een doom 
op den schouder vasthechtten. 



Ja wel , zoo dacht men er vroeger over , 
en zoo wordt er nog wel door sommigen 
overgedacht, maar onze ^rjd v die alles ver- 
werpt wat tegen het gezond verstand strydt , 
denkt ook daar al geheel anders over. 

Is ons klimaat en onze grondgesteldheid 
geschikt voor een mensch , die kleeding noch 
schoeisel kent? En zoo als het hier thans 
uitziet is het nog niet te vergelijken met 
hetgeen het vroeger was. Met eeuwenoude 
bosschen overdekt, die de zonnestralen niet 
gunden tot den bodem door te dringen, 
voortdurend blootgesteld aan overstroominr 
gen der zee en der door geene dyken be- 
teugelde rivieren, wier wateren op de lage 
plaatsen bleven staan en daar moerassen 
vormden, waarvan de uitwasemingen stellig 
ook niet medewerkten om het hier minder 
koud en vochtig te maken — dit alles by 
elkaar genomen, zal men moeten erkennen, 
dat ons land geen paradys voor naaktloopers 
kan geweest zyn. Alleen een bijzonder vreemde 
liefhebbery zou er iemand toe hebben kun- 
nen brengen om, als hij wollen en linnen 
stoflfen wist te vervaardigen , zooals de Ger- 
manen dat konden, toch liever zQn lichaam 
aan koude , vocht en daaruit volgende ziekten , 
als koorts en rhumatiek, bloot te stellen. 



Digitized by VjOOQIC 



GESCH1E1DEN1S VAN DE KLEED1NG IN X)fe VROEGERfl TUDEN. 401 



Of deed men het om zich te harden ? Maar 
daarmede strookt het weer niet, dat die 
Genuanen er van hidden, als ze niet be- 



ten minste des winters, een warm bad te 
nemen voor ze 's morgens iets gebruikten. 
Neen, zoo de natuur ons daarvoor ge- 



Gcrmaansclie vronwen. 



hoefden te jagen of te vechten (hunne voor- 
naarastc bezigheden) , om zich uren en dagen 



schikt gemeend had, zou ze one in deze 
streken, waar het 't e\me oogenblik warm, 



Gtrmaiin. 



G.illirr. 



in hunne hnt te koesteren, naakt voor een 
vaur liggende, al droomende en drinkende, 
even als zij er op gesteld waren dagelijks, 



het andere koud is, even goed als de an- 
dere dieren een natuurlijke pels aan 't lijf 
hebben getrokkcn. Lecft hier geen dier zon- 



Digitized by VjOOQIC 



402 



DE OUDE TIJD. 



der natuurlijke beschutting tegen de koude, 
de mensch, het fijnst bewerkte, kan het 
zefaer wel evenmin zonder eene kunstmatige 
beicherming. Dos dat naaktloopen zullen wy 
maar met voor waarheid aannemen. 

Julius Caesar verhaalt, dat de Germanen 
bflna geene kleederen droegen ; alleen vellen 
van dieren, maar die zoo klein waren, dat 
ze een groot deel van 't lichaam bloot lieten. 
Volgens hem hebben wjj ons dus den Ger- 
maan te denken zooals het tweede plaatje 
zulks aangeeft. Het land der Germanen cen- 
ter strekte zich zeer ver uit; dus daar Cae- 
sar nauwelyks over de grenzen van ons 
land geweest is, behoeft men zyne beschrij- 
ving niet juist als ook op de hier wonende 
8tammen geheel toepasselyk te beschouwen. 
Verderop in Duitschland had men wellicht 
minder met het vocht te tobben, schoon 
dat ook wel niet veel beter dan hier gesteld 
zal zijn geweest; maar hier, hier bij ons, 
leerde men waarschijnlijk wel van de naburen , 
en vooral van de Gallen , om ook broeken 
en schoenen te dragen. Men moet ook niet 
nit het oog verliezen , dat dit ook veel van 
den meer of minderen graad van rykdom zal 
afgehangen hebben; die een broek kon be- 
komen zal er een genomen hebben : die dat 
niet kon , liep met bloote beenen. Maar, zegt 
Tacitus, alien dragen een mantel, die door 
een gesp of spang , en bij gebreke van dien 
door een doorn , op den rechterschouder werd 
vastgehouden. De onderkleederen , waaronder 
men geenszins onze hemden of borstrokken 
moet verstaan, waren altyd nauwsluitend. 
Dat pelswerk voor een en ander veel ge- 
bruikt werd , is vrij natuurlyk. De dieren , 
waarvan de bosschen vol waren, leverden 
overvloed van vellen, die men het best tot 
kleederen kon aanwenden , en die door kunst 
gekleurd en geverfd werden. Wy voor ons 
houden het er voor, dat een Batavier na- 
genoeg eveneens gekleed was als de Gal, 
die op het derde plaatje is voorgesteld. 

De kleeding der vrouwen bestond uit een 
nauwsluitend kleed evenals dat der mannen , 
doch langer en zonder mouwen, waarover 
een mantel. By haar waren wit linnen stof- 
fen het meest, meer dan wollen gezocht; 
de witte kleur werd door purperkleurige 



strepen opgeluisterd. Zwart was toen ook 
reeds de kleur van rouw , zoodat ook daaruit 
bewezen wordt, dat ze hunne stoffen reeds 
wisten te verven. 

Zich zoo fraai mogelyk voor te doen, 
is een karaktertrek van het menschelijk ge- 
slacht. Wy lachen over onze tegenwoordige 
modegekken en pronkers , maar die leefden er 
toen zonder twijfel ook al. En de vrouwen! 
Ook toen deden ze al eveneens haar best, 
er zoo lief mogelijk uit te zien. Ze hadden 
ook al hare kleine toiletgeheimen. Om aan de 
huid een frissche kleur te geven dienden 
de baden. Ook maakte men daartoe gebruik 
van het schuim van bier. Zelfs het blanket- 
sel was geenszins onbekend. En welke zorg 
werd er niet aan het beroemde blonde haar 
besteed , zoo wel door de mannen als door de 
vrouwen! Om de vereischte kleur te beko- 
men, hadden ze pommade van geitenvet 
en beukenasch, — ook kalk en geronnen 
melk werden als kleurmiddelen aangewend. 
Deze middelen mogen de gewenschte uit- 
werking gehad hebben by blonde menschen, 
de donkergekleurde Romeinsche dames be- 
reikten daarmede haar doel niet en namen 
hare toevlucht tot paruiken van blond haar, 
aan de Germaansche hoofden ontnomen. 

(Wordt vervolgd.) 



PROEVEN VAN GENEESKUNDIGE BEHAN- 
DELING. 

De maatregelen , die men thans neemt voor 
eene behoorlijke geneeskundige behandeling, 
verschillen veel van die, een paar eeuwen 
geleden daar voor genomen. 

Thans waarborgt men die zoo veel moge- 
lyk, door te zorgen dat bekwame genees- 
heeren worden gevormd en door de hande- 
lingen van dezen door bevoegde personen te 
laten gadeslaan. Maar zie hier wat men toen 
deed. — Eene aanteekening in de Resolution 
van den Magistraat van Westkapellen (Zee- 
land) leert daaromtrent het volgende. 

u Op den 15 dcn Maart 1G74 dan, kwamen 
voor Burgemeesters en Schepenen, de Bail- 
juw Cornelis Pancras, tevens chirurgyn te 
Westkapellen, en Jan de Swart, chirurgijn 
te Zouteland , en verklaarden dat zckere Jan 



Digitized by VjOOQIC 



PROEVEN VAN GENEESKUNDIGE BEHANDELTNG. 



103 



Willeboortsen door het schieten met een ka- 
non erg was gewond en zijn linkerhand 
nimmer kon worden genezen, maar tot be- 
houd van zijn leven behoorde te worden af- 
gezet. De chirurgijns echter durfden die ope- 
ratie nict uitvoeren, tenzij met magtiging 
van den Magistraat. Burgemeesters en Sche- 
penen hoorden hierop de naaste vrienden 
(bloedverwanten) van den patient en "resol- 
veerden met dezelve vrienden", zoo leest men 
verder, u om in cas van hoogste noodzake- 



lijkheid, en de voornoemde chirurggns op 
hun gcmoed leggende, het verzoek toe te 
staan om met mes en zaag, als naar de 
kunst praktekabel, dezelve hand te extir- 
peren en scheiden van het ligchaam ; — 
gelijk ook ten zelfden dage, na aanroeping 
van des Heeren naam, is geschied." 

Of thans nog velen deze wijze van handelen 
uit den ouden tijd terug zouden wenschen, 
valt zeer te betwijfelen. 

D. H. M. K. 



HET LEDEKANTJE TE EGMOND a. d. HOEF, 

DOOK 

C. W. BKUINVIS. 



De dorpskerk te Egmond aan den Hoef, 
in 143 J gebouwd, ter plaatse van de reeds 
in 1244 gestichte kapel, en in 1633 op 
last der Staten van Holland ' hersteld , prijkt 
nog met een marmeren gedenkteeken van den 
aardrijkskundige , den burgemeester van Am- 
sterdam, Nicolaas Witsen, met geschilderde 
glasramen , 2 met een regeeringsbank die het 
wapen van het geslacht van Vladeracken vcr- 
toont, met een bijzonder groot, uit de 
gesloopte Buurkerk van het naburig Egmond- 
binnen afkomstig wapenbord van Hercules van 
Foreest , -j- 1 793 , bestaande uit eene piramide 
en 2 naalden op een voetstuk, en de graf- 
zerk van Johan van Loo. 8 Eertijds vond 



1 Toenmalige eigenaars van de hccrlijkheid. 
Tot 1822 of 23 bleef dc kerk ocne domeinkerk. 

• Gcplaatst in 1633 en 34, stellcn zij voor 
de wapens van den Prins van Oranje, van Tho- 
mas v. Egmond v. d. Neyenburg, van Johan van 
Foreest, van Holland, van het Noorderkwarticr, 
van de steden van dat gewest en van Haarlem. 

3 Zij draagt dit opschrift: 
Den Eel gestrengen held Johan van Loo met namen, 
Dien Denemarken , Bohemcn , Vcneticn befamen , 
Dien Essen, Willemstad , Glats, Wolfenbutteleerd, 
Die hjj als gouverneur cornel gegouvcrneerd , 
Die in zijn leven was een schrik zijner vijanden, 
Den perl en diamand van de croon der Ncderlanden , 
Een vat vol dapperhcijd , vol wijsheijd en bcleijd , 
Wicns genereus gcmoed vol van rcchtvaardigheijd, 
Wiens geest te nauwe was Duijdsland, Slavi(?), 

(Denemarken , 



men er ook een zonderling gedenkteeken , 
dat on der den naam van het ledekantje be- 
kend was. 'tWas werkelijk een houten lede- 
kantje, van onder met koper loofwerk ver- 
sierd , door gordijnen overdekt en tot ligplaats 
verstrekkende van twee levensgroote koperen 
beelden , voorstellende Jan , eerste graaf van 
Egmond, en zijne gemalin Magdalena van 
Waardenburg, de eerste overledcn in 1516, 
de laatste in 1538. Hg-zelf zou de oprich- 
ter geweest zijn van de tombe, waartoe 
deze beelden vroeger behoord hadden, welke 
tombe, te gelijk met de kerk, door de sol- 
daten van Sonoy verwoest werd; de beelden 
en verdere sieraden zijn er toen baldadig 
afgerukt en in den Sammerpolder gewor- 
pen, maar vele jaren later weder opgevischt 
en alstoen op de beschreven wijze in het 
kerkkoor tentoongesteld. Ludolf Smid, die 
in 1676 en nogmaals in 1706 het lede- 
kantje zag, zegt er van: u Bij de vrouw 
lag een schoothondeke , nevens beide twee 
baz\iinen, een gebroken degen, een wapen- 
schilt, een groote kopere plaat, behelzende 
hunne doot in het latfln. Beneden rontsom 
het Ledekantje vernam ik nederduits geschrift 



Italia, Neerland, rust onder deze zarken, 
"\Vicns dertienjarig wond zijn leven hem berooft, 
Waar over prinsen land en ieder een bedrocft. 

Obijt Ao. 163412 Decembr. Aetatissunc 44. 



Digitized by VjOOQIC 



104 



DE OUDE TIJD. 



in een yierkanten lgst, dog bedorven en 
en bjjna wel meest weggenomen." Sedert 
jaren is van een en ander niets meer te 
vinden, en het is raij onbekend wanneer 
het monument verdwenen en het koperwerk 
versmolten is. Misschien is het laatste in 
1799 voor goeden prfls verklaard door de 
Engelschen en Russen , die ook de kerkebla- 
kertjes niet versmaadden. 

Vertaald luidde het latijnsche grafschrift 
als volgt : 

Ter gedachtenis van Jan , Graaf van Eg- 
mond, Heer van Baar. Deze, op zijn twin- 
tigste jaar van Jerusalem terujrgekeerd zijnde , 



heeft Dordrecht herwonnen, Utrecht be- 
schermd en die van Hoorn beteugeld; door 
Keizer Maximiliaan is h\j tot Stadhouder 
van Holland aangesteld en in den graven- 
stand verheven , welk ambt hij 30 jaren 
heeft bekleed; hg heeft verscheidene kloos- 
ters , zoo te Egmond als andere , tot heiliging 
van het leven, hersteld, de kerken en hare 
bedienaars , inzonderheid van deze , heeft hjj 
rijkelijk begiftigd. Uit Magdalena van Waar- 
denburg, nicht van Keizer Maximiliaan, 15 
kinderen ontvangen hcbbende, is hij in den 
ouderdom van 78 jaren overleden, op den 
12< n September 1516. 



Het ledekuntje te Kguioiid ;uin den Hoef. 



TENTOONSTELLING 

VAN ZEEUW8CHE OUD- EN MERKWAARD1G- 
HEDEN TE MIDDELBCRG. 



Recht gaarne voldoen wij aan den wensch 
van de Commissie voor bovengenoemde Ten- 
toonstelling in 1870 te Middelburg te hou- 
den, om de aandacht van elk, die in hot 
bezit mocht zyn van ccnig voor de geschie- 
denis , de zeden , de gebruiken enz. van Zee- 



land belangrijk voorwerp, op die tentoon- 
stelling te vestigen. Ts 7 iet aan een ieder zal 
de daarop betrekkelijke circulaire onder het 
oog gekomen zijn; daarom wordt ook door 
u de Oude Tyd 1 ' elk, die iets in te zenden 
heeft, verzocht zich daarover te wenden aan 
een der leden van de Commissie van uit- 
voering voor die tentoonstelling , de Heeren 
G. N. de Stoppelaar, president, P. Nagt- 
glas of P. Roetert Tak Ez. , secretaris , al- 
ien te Middelburg. 



Digitized by VjOOQIC 



UIT DEN OUDEN TLTD. 



105 



UIT DEN OUDEN TIJD, 

Mededeelingen van Mr. J. DIRKS. 



Voor de kennis van ons vaderland in de 
16 — 18 lc eeuwen, zijn de tallooze blaauw- 
boekjes, pamfletten in die tijden in het 
licht verschenen , de rijkste bron. Onder soms 
zeer vreemde titels bevatten zy een schat 
van byzonderheden , bagatelles, om ze zoo 
eens te noemen, maar geenszins bagatelles 
voor hen die hunne kennis dier dagen willen 
vermeerderen. Diepe inzigten in het huisselyk 
leven leveren zij ons op; de staatkundige 
en godsdienstige denkwijzen onzer voorvaderen 
leggen zy onbewimpeld bloot ; ja ik zou bijna 
geen onderwerp, toen aan de orde van den 
dag , kunnen noemen, dat zy niet behan- 
delen , soms van alle k an ten bekijken , daar 
het eene geschriftje soms vele andere uitlokt. 
Wy zullen uit die oude doos van tijd tot 
tyd proeven , als bewijzen voor ons beweren , 
mededeelen en beginnen met: 

I. Klagten over weelde en middelen tot 
beteugeling daarvan en der armoede , voor- 
gesteld in het jaar 1662. 

Een onderscheyt Boeckje ofte tractaetje 
van de fouteri en dwalingen der politie, 
in ons vaderlant , beschreven voor alle 
Politique en liefhebbers der selfde ende 
meeslendeel gedirigeert , tot de Vaders des 
Vaderlants , hare H(oog) M(ogende) H(eeren) 
Staien door J. van B. J(uris). C(onsul)tus. 
Tot Amsterdam, by Gillis Archiganjc, in 't 
Jaer ons Heeren 1662. 

Dit boekje (8 bl. bevattende) schynt zcld- 
zaam te zijn, daar het noch in de Biblio- 
theek van Nederl. Pamfetten van F. Muller, 
II, 1860, noch in den Catalogus van de 
nu naar Gent verhuisde verzameling van wijlen 
J. Menlman , II, 1861 , vermeld wordt. Welken 
naam de regtsgeleerde schrijver J. van B. 
droeg, zal de schryver van de Bibliotheek 
der Nederl. Anonymen en Psendonymen 
welligt kunnen uitmaken. Jacobus van Berck , 
Griffier van het hof van Utrecht „ komt bij 
hem in het jaar 1655 voor. Jan van Bergen 



(Montanus) in 1679. Wie het dan ook zij, 
de steller van het stukje schijnt niet veel 
voor de pers geleverd te hebben, daar hij 
aldus begint : "Gij verwondert u misschien , 
"gunstigc leser, wat mij tot het schrijven 
"gebragt heeft in desen overvloet van boecken. 
"Het is het walgen mijner ziel als ick da- 
"gelijcx so veel ongeregeltheden in ons Va- 
"derlant sie. Als ick sie hier (in Amsterdam) 
"een kleermaeckers Vrou in haer Fnlp (flu- 
u weelen kleed) komen aenstrijcken , dacr een 
"schoemaeckers ofbe tappers Vrou, alles op 
"haer frachtigst in haer sijde en fulpe klee- 
"deren." Ook van de winkeliers en kramers 
wordt hetzelfde gezegd : "zij gelyken do Bander 
heeren:" er is geen onderscheid meer tus- 
schen Adel en On-adel, tusschen "Luyden 
"van Staet en Regeering en tusschen het 
"gemeene Volckje; die haer selven vergeten, 
"ende alles meynen dat het haer vrij staet 
"te dragen , als sy het maer betalen konnen." 
Men houde hierby wel in het oog dat toen 
het kleed nog meer den man maakte dan 
tegenwoordig , nu de kleeding , bij de mannen 
althans, zoo veel eenvoudiger is geworden. 
Van de menschen gaat de brommende regts- 
geleerde over tot de huizen. "Wie kan het 
"voorwaer lijden, als ghy siet een kleer- 
"maeker een karaer of een salet hebben 
"met Goude leer ' of Taprj ten behangen : ofte 
"hier en daer cenen Kramer ofte Ambachts- 
*Unan zijn huys optoyen, gelijck als of het 
u Edel luy of Burgemeesters Huysen waren." 



1 Qoudleer. In 'sHage had men nog in 1793 
dc OoudUerhuytbuurt. Zie Mededeelingen van de 
Vereeniginy ter beocfening der geschiedenis van 
'a Gravcnhagc, I, bl. 196 en dc buurtpenning van 
D (e) Jonge-, Gout- , JFeere- en Molenluurt van 
1738 in ons Souvenir de la JIaye. Brux. 1859 
p. 22, (n*. 47*) en J. van Lcnnep. lets over 
een lijzonderen ink ran nijverheid in de 17c!c 
eeuw. J'olks-almanak. 1808. bl. 112-117. 

14 



Digitized by VjOOQIC 



106 



BE OUDE TIJD. 



Men denke zich hierbij eenen Arastcrdamschen 
Burgemeester van 1662. 

Van den optooi springt mj op de onma- 
tighcid van kalis sen (kale jakhalsen) in wijn 
en bier, op het schulden maken, en eindigt 
met een beklag over de lasten door alle 
imposten en schattingen , waarmede de eerljjke 
luiden zeer bezwaard zijn, als gevolg van 
den Engelschen oorlog. 

u Eene geschickte en gereguleerde Politie" 
moet deze "fouten" weg nemen. De zaak is 
wel moeijelijk , raaar de jurist vermeent eenige 
middelen daartegen te knnnen aanwijzen . . . 
Voor die fulp en zijde, voor dien wijn gaat 
het geld nit het land, want de schepen, 
die ze halen , voeren geene waren nit in rai- 
ling , zoo als voorheen. — En nn de middelen 
ora dit te keeren. Yooreerst een reglement 
of edict. De Adel zal zich mogen kleeden 
zoo als hij wil en ook de politie (Staatslieden) 
en regering, "want men kan (n. b.) geene 
"wetten schrjjvcn voor hen die de wetten 
"geven en ze niet ontvangen." Om der sta- 
tighcid wille raadt J. v. B. echter aan , dat 
hare Achtbaarheid zich van pluimagie ont- 
honde "als sijnde niet burgerlijck ende niet 
u accommandaet (passende) maer te dol l tot 
"den burgerlijken staet." De dcurwaarders , 
boden, klerken die men dikwijls nu (4662) 
niet van hnnne heeren kan onderscheiden 
mocten zich van flnweelen en zyden kleeren 
onthouden. Advocaten en medicinae doctoren 
stelt hij met den Magistraat gelijk. Als 
bekijkers van vele vnile waren * raadt 
hij den laatsten echter het dragen van 
fluweel af. Procnreurs en notarissen worden 
naast do klerken c. s. gesteld, "op dat sy 
"de luydcn minder door minder nitgaven 
zullcn snuytcn." De kooplieden, die/5000Q 
of / 40000 bezitten , worden met de politiekcn 
en de magistraten gelijk gesteld. Alle andere 
koopers , kramers , en vooral de Franschc kra- 
mcrs, die meest zich selven niet kenncn, veelal 
te zeer den Monsieur spelen en zich zoo wild en 



1 Men dcnkc om "den dol Inn hoed", de wcl- 
bckende herbcrg achtcr Logchcm, naar een gc- 
pluimden hoed, uithangbord, alzoo genoeind. 

• Men hcrinncre zich den Piskijker van Jan 
Stecn; een onderzoek toen zeer in nsnntie. 



weidsch kleeden , als of zij vliegen wildcn of 
comedianten schjjnen, deze moe ten den Ed el- 
man afleggen met hunne zijden en fulpen 
kleeren. 

Ambachtslieden desgelijks. Met de schilders 
is hij verlegen als zeer verscheiden en ook 
velen "dol van gecst", als sijnde sommigen 
d i v i n van kunst en verstand , anderen klad- 
schilders. Speelluyden ,' die ook vrij wat dol 
zijn , laat hij vrij , daar moet iets van Sinte 
Anna onderloopen. ' 

Later zal hij van de vrouwen, de huis- 
houding en de meubelen spreken, maar het 
is hem toch een gruwel, dat snijders met 
behangen kamers pronken , dat schoenmakers 
met geheel zwarte i kasten pralen en dat 
"haest Hansken Alleman" een Italiaanschen 
vloer s heeft. Alleen wil hij nu maar zeggen , 
dat do jonge dochters door dien opschik dik- 
wijls tot onkuischheid en oneer vervallen. 

Bier, als in ons land gebrouwen, is niet 
zoo schadelijk als wijn te drinken. Op dron- 
kenschap moet een rijksdaalder boete gesteld 
worden of een halve. Geen tapper zal meer 
dan drie kannen bier aan &5n persoon op 6en 
voor- of achtermiddag mogen tappen. Wat 
hij meer tapt, is de drinker ongehouden te 
betalen. Als iemand zich in een brandewijns 
kroeg dronken drinkt , krijgt hij restitutio (!) 
van zijn gelag, en de tapper mag in drie 
dagen niet tappen. Tot het houdcn van wijn- 
huizen behoeft men consent van den magistraat. 



1 Dat is, de zaak is niet zuiner. Bij de vcle vcrkla- 
ringen van den oorsprong van dit bekcnde spreek- 
woord, te vindcn in de Navorscher, III , bl. 223. 
IV, 184- 185. en bij Harrcbomme'c, II, bl. 266-207 
nog deze gissing : St. Anna (parochie) een dorp 
op het Bildt in Friesland , was tusschen St. Jacobi 
Parochie en Lieve Vrouwen Parochie in het 
begin der 16de eeuw te gclijker tijd door de 
Hollandschc bildtmeijers of kolonistcn gesticht. 
St. Anna had dus tot bnren Onze Lieve Vrouw 
en den Apostcl Jacobus, twee heiligcn van vcel 
hoogercn rang. De kcrk aan haar gewijd was 
das minder in aanzien en wcrd minder bezocht- 

3 Zwarte kasten. Van ebbenhout. 

3 Haliaansche vloer. De schepen van Livomo 
komendc, bragten veelal marmeren steenen en 
platen terng; van daar de rijkdom aan marmeren 
gangen, trappen , in de Amsterdamschc huizen 
in de 17 — I8 dc eeuw gcbonwd. 



Digitized by VjOOQIC 



UIT DEN OUDEN TIJD. 



107 



De schryver gaat nu tot iets anders over. 
"Tot de ontlastingen der Gemcynte in deze 
tyden nu het koren soo duur is." Niemand 
kan het brood ! ontberen. Men neme de be • 
lasting van het gemaal weg, en zoeke een 
aequivalent ergens anders. Hy geeffc een model 
van eene petitie aan de Hoog Mogende Heeren 
door een ambachtsman in te dienen "werc- 
kende om een daghhuyr van 12 of 15 
stuivers." — Een ander middel: "Het is 
een bederf voor ons landt , dat daer soo veel 
vremt Linnen van buyten ingevoert wort 
ende dat daer niemendal voor de geringe 
luyde van ons Land met spinnen te verdie- 
nen is." Hooge tollen moesten daarop gezet 
worden, om die vreemde linnens te weeren. 
Men pleeg een stuiver vijf of zes daags of 
meer weleer met spinnen te kunnen verdienen ; 
no geen droog brood meer; "de arbeyt aen 
een webbe (weefeel) besteed , wordt niet be- 
taald." De Vlamingen kunnen goedkooper 
werken: hier maakt men door dien invoer 
leegloopers. "Luyden van middelen kunnen 
het betalen, ende die van geringen staet 
kunnen voor hen selven spinnen ende hun 
huysgezin bezig houden." 

Ook tegen het aanbesteden Yan work trekt 
hy te velde en voert het voorbceld van Keizer 
Trajanus aan, die, eene groote menigte 
arbeiders aan een werk bezigende, van 
iemand het aanbod ontving om zulks met 
minder onkosten en menschen, en in korte- 
ren tijd te volvoeren. Doch de Keizer ant- 
woordde: Laat mrj toe het volk te voeden!" 

Men ziet hoe bij den S. goede en dwaal- 
begrippen als in een chaos nog gemengd 
zyn. Maar zouden die denkbeelden van be- 
teugeling van weelde en voorts van bescher- 
ming, belasten van uitvoer van vee, boter, 
kaas enz. en van invoer van manufacturen 
enz. , nog wel bij alien geheel verdwenen zijn ? 



VERZENDING ONZER COURANTEN NAAR 
ENGELAND IN HET LAATST DER VORIGE 

EN IN HET BEGIN DEZER EEUW. 
Onder de wetenschappen , die in onzen tijd 

een verbazenden stap zijn vooruit gekomen, 



1 Het brood. Aardappclen waren tocu (1662) 
nog onbekend bij den gcmeenen man. 



behoort vooral de geschicdenis. Hemelsbreed 
verschilt die bij vorige eeuwen. Het is onze 
tijd bg uitnemendheid , die de studie der 
bronnen en het kritisch onderzoek .er van 
op den voorgrond heeft gesteld. Is een ge- 
volg hiervan , dat schrijvers die tot nog toe 
als bronnen golden , slochts napraters blyken 
te zyn en dus wegvallen, aan den anderen 
kant zijn ook de geschiedbronnen thans zeer 
vermeerderd. 

Wij behoeven slechts te wyzen op het 
stelsel van openbaarheid , dat eerst in onzen 
leeftijd by archieven en bibliotheken is aan- 
genomen, en waardoor zooveel wat vroeger 
onbekend was, thans voor ieder bevoegde 
toegankelijk is. Wij wijzen op veel dat door 
de vroegere hiUorici bijna geheel over het 
hoofd gezien , of althans slechts zeer wcinig 
gebruikt is geworden. 

Dat zyn o. a. de vlugschriften , pamfletten, 
enz. der vorige eeuwen die eene volstrekt 
noodzakel\jke en hoogst belangrjjke bron 
voor onze geschiedenis aanbieden, en waar- 
van eerst wy den grooten rykdoin en hare 
waarde hebben leeren kennen. 

Dat zyn ook de couranten die men vroeger 
meestal liet verloren gaan, hetgeen zeer te 
bejammeren is, doordien vele er van thans 
volstrekt niet meer te krijgen zijn. 

Eerst in onzen tijd is men beginnen in 
te zien, dat de moeite en de arbeid aan de 
samenstelling er van besteed voor meer dan 
een enkelen dag zijn, en dat haar inhoud 
onwaardeerbare bijdragen voor de geschie- 
denis en het leven eener natie bevat. 

Nauwkeurig spoort men thans dan ook 
alles na, wat op de geschiedenis onzer vroegere 
journalistiek betrekking heeft, en beijvert 
men zich om het gevondene medc te deelen , 
opdat de aanstaande geschiedschryver onzer 
periodieke pers er zijn voordeel mee kunne 
doen. Als eene kleine bydrage hiertoe nemo 
men dan ook het volgcnde. 

Bekend is het, en ook mecrmalen bespro- 
ken , dat in vroegere eeuwen gezanten , con- 
suls of andere personen nieuwstijdingen , 
vlugmaren , couranten of hoe zij meer heetten 
van de regceringen waarby zy geaccrediteerd 
waren, aan hunne hoven toezonden. 



Digitized by VjOOQIC 



408 



DE OUDE TUD. 



Dat dit gebruik echter nog in het laatst 
der vorige en in het begin dezer ceuw plaats 
vond, was mij onbekend, tot ik onlangs 
onder . familie-papieren cr een bewijs van 
aantrof. 

In een brief door zekeren D. P. Renard 
in 1846 uit Leiden geschreven, komt na- 
melijk het volgende voor: 

UEd. weet dat mijn Overleeden Papa 
een Pensioen had van het En- 
gelsche Goeveraement , als ook 
van de Amiraliteit en Thresaurie, 
een zeker getal Ponden alle jaaren , 
voor het zenden der Hollandsche 
couranten, ook heeft Thresaurie 
tot op de dag toe uitbetaalt ; maar 
de Amiraliteit weigert zulks , reden 
oni dat mijne Papa de couranten 
niet had overgezonden , maar hoe 
was zulks mogelijk? in de Pran- 
sche tijt. 

Dat nu dit overzenden der Hollandsche 
couranten naar Engeland door Renard official 
geschiedde kan hieruit blijken, dat in die 
familie het consulaat van Engeland en Han- 
nover bij onzc Republiek langer dan cene eeuw 
geweest is. Een Louis en een Daniel Renard 
b.v. , agenten en consuls van Z. M. van 
Groot-BritanniC , woonden in het midden 
der vorige ceuw te Amsterdam. 

X. V. D. S. 



M E S J E S. 

Geen mode heeft langer stand gehouden 
dan het leggen van moesjes , of zwarte pleis- 
tcrtjes op verschillende plaatsen van het aan- 
gezigt, en wel daar 

"Waer soma ccn clcync vlack of pockcl was tc 

(vinden, 
"Die men verheclen wou* voor sync welbemindcn, 
"Of wacr dc spyeghel sprack, en eenigh acrtig 

(dier 
a Sou syn tot gocd bcjagh of stoocken 't rainnevicr. 

Reeds in den aanvang der 47 c eeuw "be- 
plackten de fransche madams, want de 
moes eene francoyse inventie is, de aange- 



zighten met zwarte vliegekens, die een 
wonderlijcke aengenaemheyt en stemmigheyt 
aen 't gelaet schencken." Men vergenoegde 
zich echter niet met 66n moesje , maar legde 
er spoedig mcer, soms tien, twaalf , zoo dat 
het gelaat vaak een krentekoek geleek. Op 
die moesjes werden allerlei figuren afgebeeld , 
zoo als beeldjes van Venus en Apollo, 
Cupido en andere. Welhaast drong deze 
mode ook tot Holland door en werd spoedig 
te 's Hage algemeen. Heemskerck gewaagt 
u van een kleyn swart pleystertje , keurelrjck 
geplaetst niet verre van 't welgemaeckt mon- 
deken , dat , mits syne properheyt , wel mocht 
gelooft werden daer 't eenigh ander insicht 
als om yet zeers te genesen, geraeckt te 
syn." Men droeg deze moesjes in een zil- 
veren doosje, waarin tevens reuk of blan- 
ketsel bewaard werd, by zich. Rotgans 
schildert eene hollandsche vrouw uit het 



Moesjesdoosje. 

laatst der 47 c eeuw, toen de moesjes reeds 
door burgerlieden werden gelegd en de Haag- 
sche pronkepinken er haar aangezigten mede 
bezaaiden. 

"Daar komt ecu jonge vrouw tc voorscbijn, net 

(besneden 
"Van troni, maar galaut, coquet en wulpsch van 

(zeden , 
"Haar wangeu glimmen van 't blankctsel, hier 

(en daer 
"Met glocijcnt fermiljocn besmeert, terwijl heur 

(baer 
"Zich spiegcltin den glans van hondert diamantcn. 
"De troni dicht gesmeerd met moesjes kleyn en 

(groot, 
'•Gclijkt een krentekoek." 

De gcestelijkheid ijverde , gelijk tegen elke 
mode , ook tegen die der moesjes , en Hondius 
vroeg : 



Digitized by VjOOQIC 



MOESJES. 



109 



"Sondighen sodanige vrouws-personen niet , 
die ledematen synde , nochtans hare aengesich- 
ten tot cieraet beplacken met allerlei raouches 
of swarte plaestertjes , even als of haer kin- 
nebacken met vuyle rochelbellen bespoghen 
waren. Men kan hier op toepassen , Matth. 6, 
vers 10: "Sy mismaecken hare aengesichten , 
op dat sy van de menschen mogen gesien 
worden." In plaets van het aengesicbt te 



vercieren, soo doense niet anders als datse 
het selve lelyck bekladden. Jae indien se 
met dierghelycke vlecken in het aengesicht 
geboren waren, sy sonden wel veel gelt 
willen geven, om deselve, waer het moghe- 
lyck , te verdryven. Dat en komt niet overeen 
met 2 Corinth. 11: 3, vers 3. 

Dr. G. D. J. S. 



HET BOERENBEDRIJF IN DE 1c HELFT DER 17 e EEUW. 



In den vorigen jaargang gaven wij een 
voorstelling van het turfmakeu en de bleeke- 
rijen. Hoe het boerenbedrijf in de eerste 
helft der 17 e eeuw gedreven word, kan men 
hier thans zien. Het plaatje is genomen uit 
denzelfden bundel prenten van Nicolaas Vis- 
scher, waaruit die voorgenoemde gekozen 
waren. 

Wanneer men , zooals tegenwoordig , in de 
gore maand Maart zit , kan men zich zoo 
met genoegen verplaatsen in de warraere 
maanden. Dan is het dorschen, anders een 
goed middel om warm te worden, geen al 



te aangename taak, en wel gelukkig, dat 
de dorschers in de schuur voor de bran- 
dende zonnestralen beschut zyn. Waarom het 
karnend boerinnetje en de waschvrouw bij 
hare vermoeiende werkzaamheden ook niet 
een schuilplaats tegen de hitte opzocken, 
begrijpen we niet. Maar "elk zjjn meug" 
zei de boer. En "alles is verkiezing" zei 
mij eens een horlogiemaker, die mij een 
gerepareerde oude hangklok terugbracht, 
waaraan hij de wijzerplaat het onderste boven 
had gezet. Waarom ik juist de 12 boven 
verlangde kon hij maar niet begrijpen. "De 



Digitized by VjOOQIC 



110 



DE OCDE TIJD. 



een wil de 12 boven, de ander wil hem 
onder, alles is verkiezing op de wereld, 
imjnheer." De man had wel eenigszins geiyk. 
En zoo vinden zeker die twee vrouwtjes het 
aangenamer in de brandende zon dan er 
buiten te staan. 

Wij voor ons zouden het er meer op 
hebben, ons een poos in 't malsche gras, 
aan den oever van den frisschen stroom 
neer te vleien en nit de welgevulde 
melkemmers , waarmede het landmeisje huis- 
waarts keert, een teug onvervalschte melk 
te verzoeken. 

Arme lastdrager, die hijgend het brug- 



getje opstrompelt, ook gij moogt wel eens 
een oogenblik rust nemen. U is de warmte 
zeker minder welkom dan ze ons zou zyn, 
schoon het loopen in den snrjdenden noor- 
dewind, door sneeuw en regen, u waarschijniyk 
nog minder prettig zal vallen. Moed gehou- 
den , de maand Maart met zjjne rhumatiek 
en verkoudheden loopt haast op een eind, 
wy zijn reeds de lente ingetreden en mid- 
den in de negen zomersche dagen , schoon 
het schijnt , alsof die het niet weten willen 
dat ze tot het zomerhalfjaar behooren. Maar 
geduld, de dag van morgen kan verande- 
ring brengen. 



EEN BLIK IN DEN ZEDELIJKEN TOESTAND DER MAATSCHAPPIJ VAN VROEGEREN TIJD. 



S. PICCARDT. 



Die goede oude tyd! Zoo hooren wij nog 
dikwijls spreken. Bg soramigen is wel de 
overtuiging gevestigd, dat niet alles in vroe- 
gere eeuwcn zoo fraai was, als men het wil 
docn voorkomen , maar toch men inaakt zich 
geene regte voorstclling van de gesteldhcid 
dier vroegere maatschappij en is geneigd haar 
beter te beoordeelen dan zij, naar het ge- 
tuigenis van den tijdgenoot, was. 

Ten bewflze daarvoor deel ik hier een 
stuk mede, dat in de twecde helft der 17 de 
eeuw, door de classis van Zuid-I3cveland 
werd opgemaakt en aan de staten van Zee- 
land gezonden; waarin ons eene schets ge- 
geven wordt van dien tijd, die zeker niet 
vleijend is. 

Ik laat ecrst het stuk in zyn geheel vol- 
gen, om er dan eene enkele opmerking aan 
toe te voegen. 

Specificatie en Register der hooch- 
gaende sonden in die lande en graef- 
felickheit van Zeeland, tegcns elck ge- 
bot van de wet des Heeren : waertegens 
tot behoorlicke weeringe van deselve \ 
bij de kercken derselve provincie den j 
bijstant en behulpelicke hant der Ed. ! 
Mog. Heeren staten der voors. graef- : 



felicheyt (als haere souveraine overicheyt 
zynde) met grooten ernst versocht wert. 

Niettegenstaende het dagelycks veelvoudig 
prediken, onderwysen, leeren, vennanen en 
bestraffen uit den woorde Godts, zoo tijde- 
lick als ontydelick; zoo bevint men noch- 
tans metterdaet, datter nogh vele zonden 
in die landen van Zeelandt in swange bljj- 
ven; ende dat door de oude ingeworteldc 
gewoonte , dewelcke zonder de autoriteyt van 
H. Ed. Mog. (als voetsterheeren ende voor- 
vechters van Gods kercke , en als bewaerders 
van bcydc de tafelen des Heeren) niet wel 
uyt te roeijen en zyn: derhalve hebben wij 
nu voorgenomen eenige van die U. Ed. Mog. 
voor te stcllen, als. 

Tegen het l sle gebot; alhoewel de paep- 
sche misse is de allergrouwelycxste afgoderie , 
die men ergens in de werelt soude kunnen 
uytvinden ; zoo bevint men nochtaiis met- 
terdaet, dat die hier ende daer (niettegen- 
staende uwer Ed. Mog. goede ordonnantien 
ende placcaten daartegen) noch gepleegt wort, 
waerdoor godes toorn en jaloesie over deze 
landen en steden verweekt wort. Men be- 
speurt oock de grouwelicke zonden van by 
waerzeggere te gaan, den teerink of sleutel 



Digitized by VjOOQIC 



EEN BLIK IN BEN ZEBELIJKEN TOESTANB BER MAATSCHAPPIJ. 111 



te draijen, ende andere duyvelsche super- 
stitien te bedrijven, in vele plaetsen sonder 
achterdencken worden gepleegt, insgelijcx 
dat d'heidensche hier en daer ongemoeit 
mogen blijven, waer door vele menschen 
jammerlicke werden verstrickt ende bedrogen. 

Tegen het 2 le gebot : als dat op kermis- 
sen ofte ommegangen, vastenavonden ende 
andere afgodische avonden, cramen werden 
opgericht, dewelcke middelen srjn waerdoor 
de voorsegde snperstitieuse feesten noch on- 
derhonden ende geviert worden. Berhalve wij 
U Ed. Mog. ootmoedelijk bidden ende ver- 
soeken , dat U Ed. gelieve het oprigten der 
cramen op deselve afgodische dagen ende 
avonden te verbiedcn , opdat alsoo die toeloop 
des volcx gesteut ende dese hoogten Baals 
mochten werden nitgeroeyt. 2. het spelen van 
Comedien, Tragedien ende andere batement- 
spelen ; alsmede ligtveerdige vertooningen , 
die op kermissen ende pnblycke marcten ge- 
schieden ; insgeljjcx loterijen ende rijfelarien , 
openbare retoryck-spelers enz. dewelcke (niet 
tegenstaende U Ed. vorige placcaten , met 
name het placcaet daertegens 1646 geema- 
neert) in vele plaetsen noch stoutelicke 
werden bedreven, tot groote ergenisse der 
vromen ende vet ijdelingh ende verwoestinge 
soo van oudc als jonge luijden. 

Tegen het 3 le gebot. Be gronwelicke son- 
den van meyneedicheyt , vloecken en het 
onnoodich en lichtveerdich sweeren, het af- 
vorderen ende opleggen van eedt over ende 
in kleyne zaken ende allerley misbruyck van 
dien heerlycken ende vrecslycken name des 
Heeren onses Godes sijn seer hooge (tot 
onsen grooten leetwesen) geklommen in den 
lande, dese sonden drncken het lant seer 
ende ontsteken Gods toorn ten hoochsten 
daer over. Bent. 28 vs. 58 , 59. Levit. 24 : 
10. Jer. 23: 10. Sach. 5: 12, 13. 

Tegen het 4 de gebot, niettegenstaende dat 
de ontheyliginge van den dach des Heeren 
een hoochgaende sonde is, die de Heer al- 
tijt swaerlycks heeft gestraft Nehem. 13: 18. 
Ezech. 22: 8. soo wert men nochtansmet- 
terdaet gewaer, dat deselve doorgaens, het 
eene jaer voor, het andere nae, op veel- 
derley wijse ende manieren seer schendelicke 
wert geprophaneert. Berhalve U Ed. Mog. 



mitsdesen ernstelycke werden versocht ende 
gesmecckt, dat U Ed. gelieve dese sake 
eens wederom de novo bij de hant tenemen 
ende tot dien eynde te procnreren , dat alle 
ergerlycke ontheyliginge des Sabbats , (in de 
vorige placcaten van U Ed. Mog. verboden) 
strictelick ter executie werden gestelt, niet 
alleene onder, maar ook na de predicatien; 
ende daerbenevens datter oock ordre werden 
gegeven tegen het mennen, spelergden ende 
dooden te begraven , tnsschen beyde de pre- 
dicatien, op dien dach, door welcke dingen 
en andere meer die dach des Heeren seer 
geschonden, ende die hittige gramschaps 
Godts over Israel meer en meergemaeckt wort. 
Tegen het 5 le gebot, quade en ongere- 
gelde hnyshoudinge tnsschen man en vronwe , 
gaet mede in vele plaetsen in swange, soo 
wanneer deselve malcanderen smijten , slaen , 
schoppen ende van malcanderen loopen ende 
gaen woonen , waer door groote swaricheden 
ende onheylen, tegens de republycque ende 
kercke werden gecanseert. 

Tegen het 6 ,le gebot , ons lant is seer 
beswaert met het bloet der verslagenen, 
waarvan het niet genoechsaem verlicht en 
wort door het gerichte des bloets , over den 
gen en die dat vergoten heeft , waeromme de 
Heere mede met de landen twist heeft. ' 
Hos. 2 : 4. Berhalve het noodich is , dat 
U Ed. ordre stellen , dat de dootslagers ge- 
straft werden, mitsgaders die dingen waer 
door se geschieden , ende dat pardonnen ende 
hantwinningen niet lichtelycke en werden 
vergunt; datter oock straffen werden ge- 
stelt op 't trecken van 't mes , vechten ende 
het ombrcngen srjns selfs, twelck in vele 
plaatsen seer inbreeckt. 

Tegen het 7 de gebot, de schrickelicke 
sonden van overspel ende hoererie overstroo- 
men ende overloopen het lant, soodat het 
allenthalve vol van onreynicheyt is ende on- 
dert' gewichte derselver waggelt; gelijck een 
dronckaert, ende henen ende weder beweegt 
wert gelijck een nachthntte, daer deselve 
onder de gereformeerde christenen (als sijnde 
een heylich volck des Heeren) niet en be- 



1 Dc afschaffers van de doodstraf gelioven hierop 
acht tc slaan. Red, 



Digitized by VjOOQIC 



112 



DE OUDE TUB. 



hoorde genaemt , veel min gedaen te worden ; 
daerom wq U Ed. Mog. ootmoedichljjcke 
bidden, dat U Ed. gelieven te besorgen, 
dat de wetten tegens de voorsz. sonden van 
overspel ende hoererie mochten te wercke 
gesteld ende die officieren verboden werden, 
daer over compositie te maken; dat oock 
meerder insicht genomen worden op koppe- 
lerijen ende bordeelhouders , dat mede wech- 
voeringe ende verkrachtinge van dochteren 
niet ongestraft en werden door de vingers 
gesien, maer naer meriten getracteert. 

Tegen bet 8 ,le gebot, de sonde van 
woecker in ons lant schreyet tegens ons; 
ende het geroep daervan is gekomen tot in 
de ooren des Heeren Sebaotb; als wanneer 
daer grooten woecker van gelt genomen wert , 
ende daer benevens oock pant, jas, oock- 
betgene daer mede hem een man sonde mo- 
gen generen; item wanneer men gelt geeft 
tot grooten interest op de benande per- 
soonen die haer cooren groen op den acker 
moeten verpanden ; 2. de vuyle banckeroeten , 
door dewelcke vele weduwen ende weesen 
werden uytgestreken ende nitgesogen , nemen 
dagelycks toe , daerom het noodich is datter 
ordre ende straffe op deselve gestelt worde; 
3. het openhouden van herbergen bij nachte , 
waeruyt qnaelderien ofte lichtveerdige coop- 
manschappen, ende het verderff van alle 
huysgesinnen , ende andere onheylen ontstaen. 

Tegen het 9 le gebot, valsche gctuyge- 
nissen tegens den naesten, scheldinge ende 
lasteringen gaen seer hooch onder de chris- 
tenen , ofschoon sulke daden sijn eygen werc- 
ken des duyvels, ende oock dat de tonge, 
die zulcx uytwerpt, is ontsteecken van de 
helle, als Jacobus spreekt. 

2. d'ontronw van notarissen int' maken 
van sinistre instrumenten is mede seer groot , 
derhalve U Ed. gelieve reglement over deselve 
te stellen. 

3. Pasqnillen worden in vele plaetsen ge- 
stroyt tot onteeringe dicwils van vrome en 
eerlicke perzoonen. 

4. Grouwelicke boeken werden nytgegeven 
sonder naem sprekende tot nadeel van re- 
geeringe des Lants van de gereformeerde 
religie ende belijders derselvc. 



Of het een gevolg van deze klagt der 
kerkelflken was , dan wel of de overheid zelve 
door het toenemen der ongeregtigheid ge- 
troffen werd, zal ik niet beslissen, maar 
zeker is het, dat de staten van Zeeland 
28 Maart 1666 een Placaet nitvaardigden 
wegens de sware ende grouwelyche sonden 
van onluchticJieyt , hoererye en overspel etc. 
Uit de vele en velerlei bepalingen in dat 
placaet kan blijken, dat or heel wat on- 
zedelgkheid in die dagen te bestrijden viel, 
maar ook , dat men weinig oordeel gebrnikte 
in de kens der straffen , die , of buiten ver- 
houding zwaar waren , of weinig geschikt om 
van het kwaad af te schrikken. Zoo bij v. 
moest de gehnwde vrouw, die met verschey- 
den persoonen overspel pleegde , na pnblycgue 
schavotteringe met eeuwig bannissement en 
confiscate van een groot gedeelte harer 
goederen gestraft en haar daarenboven de 
regterhand afgehouwen worden. Daarentegen , 
wanneer ongetronwde person en ongeoorloof- 
den omgang gehad hadden, werden die ge- 
constringeerd om te trouwen , "dock in g/te- 
valle de partijen te seer inegael van qua- 
lileyt mocht wesen sal de gedefioreerde 
vrouwspersoon werden geconlenleert met 
een eerlycke Bruydsschat naer gJielegent- 
heydt van saecken. 

Nemen wij aan , dat de Eerwaarde Heeren 
van de Classis van Z aid-Be veland eene ge- 
trouwe teekening van hunncn tijd gegeven 
hebben, dan heeft het er toen slccht met 
de zedelijkheid uitgezien. Al rekenen wij er 
af, dat de onverdraagzaamhcid der kerke- 
lijken van die dagen als misdrijf rekende, 
wat wij thans als de zeer geoorloofde 
niting eener godsdienstige overtuiging be- 
schouwen; er blijft in deze speciiicatie 
genoeg over, dat ons reden geeft om te 
zeggen: de kerk dier dagen vermogt zeer 
weinig tot bevordcring van goede zeden. 
Wat de classis-broeders aanvoerden, ora 
het zedebederf in de gemeenten te bcwg- 
zen, komt ten deele voor hunne rekening. 
Wel gaven zij het alles afdoend bewijs 
hunner magteloosheid , waar zij de in- 
menging der staatsmagt zochten om het 
kwaad met geweld te keeren*, dat men 
door onderwijs en voorbeeld had moeten 



Digitized by VjOOQIC 



EEN BLIK IN DEN ZEDELIJKEN TOESTAND DER MAATSCHAPPIJ. 113 



voorkomen. ' Hadden de vrome heeren him 
zin gehad , men zou veel hebbcn ge- 
straft , dat geen misdaad daarstelde , men 
zou het kwaaddoen in het geheim bevor- 
derd hebben. 't Is niet door dwang en ver- 
bod dat men brave menschen maakt. Maar 
de heeren der 17 dc eeuw hadden vreemde 
begrippen ; men lette slechts op het verzoek 
om zelfmoordenaars te straffen. 

Opmerkelijk komt het mij voor, dat bij 
de zondenlijst, aan het 5 de gebod vastge- 
hecht, geen klagt voorkomt omtrent gebrek 
aan eerbied voor onders, verzuim in kinder- 
lijke pligten of dergelijken. Men klaagt slechts 



dat vele onders geen al te best voorbeeld 
gaven. Zou de jeugd toen zoo braaf geweest 
zyn, dat er van haar niets te zeggen viel? 
Wij willen het hopen, dat zij een lichtpunt 
geweest is in donkere dagen , geljjk wij voor 
de jeugd van onzen tyd wenschen, dat ze 
niet alleen het voorgeslacht , maar ook ons , 
in al wat edel en goed is moge overtreffen. 

Goes. 



1 Karakteristick is dc vcrklaring in den aan- 
hef, dat al het prediken niet baatte, dat meu 
zich aan dc kcrkclijke bestraffing weinig schceu 
te storeu. 



DE KINDERSTOEL. 



De meesten onzer, die zoo nagenoeg een 
halve eeuw oud zyn, hebben waarschynlijk 
een gedeelte van hunne eerste levensjaren 
gesleten in een der logge onhandelbare ge- 
vaarten, die destjjds den naam van kinder- 
stoelen droegen. Hunne eenigste verdienste be- 
stond daarin , dat ze niet gemakkelijk konden 
omvallen. Misschien ook waren ze goed om 
de kleinen tegen tocht tc beschutten ; maar 
verder — o, ja, daar zouden we haast een 
voordeel vergeten — iramers door de groote 
ruimte , waarover het kind in dien stoel be- 
schikken kon, vond het gelegenheid zrjne 

1870. 



eerste gymnast ische oefeningen te maken. 
De meesten wisten het z66ver te brengen, 
dat ze de voetjes op het tafeltje van den 
stoel werkten, op 't gevaar af van naar 
beneden te vallen, — of wel zij zakten af 
in den bak van den stoel , en bleven daar aan 
den band hangen tot men ze op kwam hijschen. 
Een ander soort uit de helft der ^'ceuw 
geeft de Brune in zijn Zinnewerck ons te 
zien. Waarom die stoelen zoo laag bij den 
grond waren ? Wel, wijl hij niet spoedig om zou 
vallen , en in de tweede plaats, wijl de kinderen 
van jongs afaan konden leeren , zich op hun 



Digitized by VjOOQIC 



11* 



DE OUDE TIJD. 



plaats , laag bij den grond te houden. Wij heb- 
ben hooge kinderstoelen , en daarom zijn onze 
kinderen niet gewoon tot volwassenen op te 
zien ; immers zij zyn steeds in hun stoel op de- 
zelfde hoogte, op 66n lijn met groote menschen, 
die op een stoel zitten ? Waarschjjnlijk hebben 
we daaraan die inbeelding en pedanterie bij het 
aankomend geslacht te danken, die zoo erg 



vervelend worden; wjj moesten dus maar 
spoedig weer aan de lage stoeltjes gaan. 

't Schijnt het kleintje hierboven niet langer 
in zijn stoel te bevallen. Eerst is al 'tspeelgoed 
weggegooid , en nu wil het kind het terug heb- 
ben. Hoe dikwijls gaat het ons menschen 
ook zoo, hoe dikwijls wenschen wij terug, 
wat wij eens in baldadigheid wegwierpen! 



HET SLUISCHE SINT-KATHELIJNEGILDE EN ZIJN MERKWAARDIGE DRINKHOORN , 

DOOR 

J. H. VAN DALE. 



Onder de arbeidersgilden , welke in vroeger 
ceuw in Sluis bloeiden, bekleedt het Sint- 
Kathelijnegilde , de zakkendragers , eene en- 
kele maal ook het Sint-Catharinagilde ge- 
heeten, eene vooraame plaats. De leden van 
het gilde worden ook wel de arbeiders van 
de vischmarkt genoemd. Een tiental hunner 
was daarenboven, krachtens eene meermalen 
hernieuwde overeenkomst met den Gouver- 
rieur en de Gezworens der Zoutzieders, ver- 
plicht tot het verrichten van het zoogenaamde 
keetwerk. Nevens het Sint-Katheljjnegilde 
vond men te Sluis het Sint-Jansgilde , de 
hoppebierdragers ; het Sint-Michielsgilde , de 
Breykens , ook de Nering van de Winnebrooden 
geheeten, de Vischdragers , het Sint-Adri- 
aansgilde, de arbeiders l van den Sint-Jans- 

1 De arbeiders wcrden oudtijds piinres, piners 
geheeten. 't Woord komt van het Middelncder- 
landsche pinen, dat eerst beteekende moeite 
doen , later (harden, mo^ielijken , zwaren) arbeid 
verrichten. Men had te Sluis reeds in de 14e eeuw 
verscheidene steegers, d. i. trappen, die naar 
hot Zwin leidden , en in wier nabijheid de schepen 
landdcn. Elk dezer stecgers had hoogstwaarschijnlijk 
zijue eigene piners of arbeiders. Hierboven vonden 
we dan ook de arbeiders aan den Sint-Jansdam 
en de arbeiders van de Vischmarkt, en reeds in 
de 14e eeuw lezen we van der piinres ghilde 
onser vroutven steegher. 

De bodein van Sluis werd grootendeels uit de 
wateren van den Zwenc gewonnen. Een dccl van 
den dijk, die dezen stroom bepaaldc, heettc dc 
pinersdijk: een naam, die, toen men het oude 
inner niet meer kcnde, op dc gruwelijkste wijzc 
vcrbasterd werd. Deze dijk werd later, by voort- 
durende opslijking van het Zwin, eene dcrstraten 



dam, en het Onze-Vrouwegilde , de korendra- 
gers. Op de leden der vier eerstgenoemde 



van Sluis. 't Is duidclijk en klaar, waaraan de 
dijk zijn naam ontleende. In de 14e eeuw woonden 
er verscheidene arbeiders, bclast met het lossen 
der vaartuigcn enz. , die naar hun beroep met 
den kenmerkenden naam van de piner of de 
piinre vermeld worden. 

Het oudste stuk, dat op dc oude piners be- 
trekking hceft , verdient hier opgenomente worden. 

"Wij Bouden golliacs, Bouden f. Verheylzoeten , 
Wouter Ratgheer, Jacob f. daens, hughe van 
buedrewaen en Jan de man , Scepcncn inde Sluus, 
kennen dat vor ons quamen, als vor scepenen, 
Jan van den brouke van hocdelheem [Ocdclem] 
en marie zijn wijf, en gaven op in wettelike 
ghiften pieterhalse te zinen vrijen Ecghindomme 
drie sceleghen groter tornoyscn siaers Ervelike 
Renten, ligghende ende beset binder Cuerc van 
der Sluus in een huus ende in al dervachtiehedc 
der toebehorende , an doostzidc vandcr kcrcstratc, 
op den houc vanden straetkine uat street van 
voren der strate tote bachtcn der hofstede, die 
toebehoort wulfs talcmans kinderen of eenzidc, 
ende soetcn van Ondennacrdc ende Jacomijns 
haers roans huus aire naest of andrezide, te ghel- 
denc dese vors. Ervelike Rente deene bcltscccde 
te meye naest eoraende ende dandrc hcltsceede 
te sintc bavenesmesse daer naest volghende, Ende 
also vort ten sclvcn terminen in clc jacr Eewe- 
like ende Ervelike gheduerende , Ende ghelovendezc 
ende weddenze hem tallen daghen te wetten te 
warandeernc vrij , quite ende onghecalengiert 
jeghens clkcn menace, also men Ervelike Rente 
sculdich e9 te warandeernc In kennessen van 
desen dinghen hebben wie scepcncn vornomt 
descn charter huutbanghende beseghelt met onsen 
zeglcn. dit was ghedaen int jacr ons heeren als- 
menscreef m. ccc. vive ende viertich up den 
zeveuiiensten dach van September. 



Digitized by VjOOQIC 



HET SLUISCHE SINT-KATHELIJNEGILDE EN ZIJN DRINKHOORN. 115 



gilden rustte in het bijzonder de verplichting 
"speciale adsistentie en bijstand te doen, 
zoowel den Baljuw als den Burgemeester van 
der Courpse, op privatie van hunlieder 
vrijheid , boven de correctien , daartoe staandc." 
Het oudste stuk, dat wij Van het Sint- 
Kathelijnegilde kennen. is eene uitspraak, door 
de Regeering van Sluis den zesden Februari 
1464 gedaan in eene quaestie, gerezen tus- 
schen dit gilde en dat der korendragers 
over het recht van koopwaren te dragen, 
die ter mate toebehoorden , onverschillig of 
deze gemeten werden of niet. In dit stuk 
worden de leden van het gild niet alleen 
zakkendragers , maar ook kruiers geheeten. 
Het bepaalt de grenzen van de draagrechten , 
als we 't zoo eens noemen mogen , der beide 
gilden en is daarom waard in zijn geheel 
gekend te worden. Aldus luidt het: 

Wij, Burgemeesters , Schepenen en Raad 
van der stede van der Sluis , doen te weten 
alien dengenen , die deze lctteren zullen zien 
of hooren lezen , dat op den dag van heden 
voor ons t' onzer kamere van secrete [ge- 
keime zaken] gekomen zijn in quaestien Jan 
de Katere, als Deken, en Laureins van 
Dijke, Wouter Moens, Mathijs de Zagerc 
en Jan Wijngaard, als Vinders in dezen 
tijde van het Sint-Kathelijne gilde , 't welke 
de Kordewagen (kruiders) l en Zakkendra- 
gers van de voorn. stede houdende zyn 
in Onze-Vrouwekerke , staande binnen de- 
zelve stede, klagers aan de eene — 
en Willem Braemaert , als Deken , en Ro- 
brecht f. Pieters \Robrecht Pieter szooti] , 



Achtcr op dit stuk staat: 

Dit es pieter als huterstc wille: wacrd bo, 
dat der piinres ghilde tonser vrouwen 
steegher te nietc ghinghe, so sal de hclighe 
ghcest hebben wp [up, op] dit vors. huus cndc 
eervc drie scclcghe grote allc wul [vol] ghcliic 
dat desc charter racnciocn maket. 

Reeds uit deze aanteckcning blijkt gcaoegzaam , 
dat Pieter Hals de rente, die hem in 1345 gc- 
schonkcn werd, later aan de piners *t Onzer 
Vrouwen steeger hceft opgcdragcn; maar boveu- 
dien bestaan er nog twee aaneengehcehte char- 
tertjes van 27 Februari en 12 April 1434, die 
dit buiten alien twijfel stcllen. 

Uit deze leeren wc, dat de rente sedert 1417 



Jakob de 2 , Geraard tihond en 

Wijt f. Boudins \Wijt Boudenszoon], als 
Vinders ten zelfden tijde van Onzer Vrou- 
wengilde der Korendragers, 't welk de 
Korendragers van dezelfde stede houdende 
zijn in de voorn. kerke, verweerders 



en '18 niet was betaald, waarom Casin de Lijn- 
makere, als deken van Onzer Vrouwen 
Gilde der korendragers, hetzelfde gilde 
dus als het Pinersgildc aan den Onze- Vrouwcstccger, 
de genoemde hofstede, ten behoove van het gilde, 
eerst pandde voor twee Schepenen en den Schout- 
heete en ze later in gebannen vicrschare wette- 
lijk deed verbieden op Pieter Hals of op dcngene, 
die ze aan zich trok , en dat wel om de ver- 
achterde rente. — 

In het privilegie, door Lodewijk, graaf van 
Vlaandercn, den 13 Juni 1360 aan de Ooster- 
lingen verlcend, wordt o. a. bepaald, dat Sche- 
penen kcure zullen maken op de pijnrcs, die 
den vreemden koopman dicnen zullen, en dat, 
zoo een p ij n r e onredelijk misdeed jegens den 
koopman , dat deze macht heeft om hem nimmer 
een' penning meer te latcn winncn in zijncn 
dienst , alvorens hij zijn misdryf gcboet hebbe. 
{Bijdragen tot de Oudheidk. en Qesch. cnz. 
Deel V, bl. 151.) — Bij eene opgave der kleiue 
ambachtcn te Gend in 1348 worden ook Ver- 
mel d dcPijnres tusschen brugghen,eu 
wordt deze naam verklaard door porteurs au meg, 
zakkendragers. 

Ook te Brugge kende men de breikens. Daar 
bestond het werk dezer lieden in het naar huis 
dragen van visch en vleesch. Het gilde had ecu 
altaar in de Sint-Salvatorskerk , gewijd, niet, 
zooals te Sluis, aan Sint-Michiel, maar aan den 
H. Daniel, zijn patroon. Ook te Brugge noemde 
men ze Winnebrooden. J. Gailliard, De am- 
bachten en neringen van Brugge, bl. 190. In 
dit werk vindt men ook het wapen van de brei- 
kens. Karel Versehelde vcrmeldt in De Kathe- 
drale van Sint Saha/ors, bl. 241, cenige bij- 
zonderheden omtrent de kapel van deze ncring. 
Nog heden ten dagc wordt te Brugge de naam brei 
gegeven aan arme sukkels, die voor eene klei- 
nigheid de visch thuis brengen. 

1 Er staat in het afschrift alleen kordewagen. 
Het tweede lid van het samengestelde woord , 
waarvoor een plaatsjc is opengelaten, was den 
afschrijver zeker onbekend; wellicht ook was 't 
onlecsbaar geworden. "Wij hebben gem c end, dat 
dit lid niet anders zijn kon dan kruider. 

3 Deze naam is niet ingevuld in de kopij , 
die wij vonden in een register, waarin een aan- 
tal stuk ken van zecr verschillenden aard zijn uf- 
geschrcven. 



Digitized by VjOOQIC 



116 



DE OUDE TIJD. 



aan de andere zyde, te welken tijde de 
voqrn. klagera overgeven eenen lettere van 
supplication [een meekschrift] , inhoudende 
onder andere zaken , dat zij herd, beklagende 
waren van de voorn. verweerders, dat zij 
dagelijks useerden [verrichtteri] en deden meer 
dan zij behoorden te doen in 't dragen van 
den zoute, grane en andere ware, die ter 
mate niet en komt en men dagelijks uit 
den watere van den Zwene hier aan land 
en binnen de stede opdoet of van het land 
te waterwaart, en dat dezelve verweerders 
dat niet meer en behooren te doen ; dat zij , 
de klagera, niets dragen mogen, dat by 
de mate geraeten wordt, sustineerende [be- 
werende], dat zij, die klagers waren, en 
hunlieder gildebroeders , gecostumeerd [ge- 
woori] waren zulk goed , als voorzeid is , 
van ouden tijden te dragen , zonder eenig 
begrijp [berisping , blaatri] van de voorn. 
Korendragers , presenteerende hnnl. voorstel 
te proeven [bewijzen] ; waarop de voorn. ver- 
weerders ook eene snpplicatie [smeekschrift] 
overgeven in vorm van klachten en van ant- 
woorde, mainteneerende de contrarie [het 
legended] van den voorstelle van de voor- 
zeide eischers, zeggende, dat zijzelven en 
hunl. medeplegers van ouden en langen tijde , 
en zonderling [in het bijzonder] siehtend 
[*edert\ dat zij den last van de Kapel van 
Onzer-Vrouwengilde ' voorzeid gehad hebben , 
gecostumeerd [gewoori] hadden gezyn te 
dragen alle maniere van graan, dat ter 
mate behoort en men van het land te water 
doet of nit het water aan land , weder [hetzij] 
het ter mate komt of ne doet [ter mate 
komen , d. i. : hetzij het ter mate komt of 
niet\, uitgedaan [nitgenomeri] by speciale 
[in het by zonder] smedekolen ; grofzout , 
dat de zoutzieders van dezc stede opdoen, 
om zout daaraf [daarvan] te zieden, en 
zonder dat in koopmanschap op te leggen, 
anders dan voorzeid is , en 't graan , komende 
in zakken , hetwelk men hier binnen de stad 
ter markt brengt, om des marktdags daar 



1 Het korendragcrsgildc had, bchalve zijn 
kapel en altaar in dc O. V. kerk, eene kleine 
knpcl in de Brugstraat, waarvan echtci* scdert 
ecn drietal ecnwen niets meer te vinden is. 



verkocht te zyn, welke drie punten andere 
arbeiders dragen mogen , zulke als den koop- 
lieden van dien daartoe gelieft te nemen , 
presenteerende desgelyks hunlieder voorstel 
en zonderling de oude costumen van dien 
te proevene [bemjzen], met veel meer re- 
denen, die elk van de voorzeide partijen 
ten voordeele van zijne quereele [Fr. querelle , 
klachte] sustineerde [bijbracht] , verzoekende 
aan ons, als jugen [rechters], verklaars 
[verklaring] over [floor] recht van dies voor- 
schreven staat, te hebben. Uit den welken 
[uit welke redenen, d. i. waarom] dat wij 
beide de voorzeide partijen te hunnen ver- 
mete, information en proeven wijsden [ver- 
oordeelden\i mits dat zy in faite contrarie 
waren, en daarna recht. Na welken wys- 
domme [vonnis] de voorn. van Sint-Kathe- 
lijne-gilde diverse personen op hunlieder voor- 
stel en costumen deden hooren voor schepenen, 
onze medegezellen in wette , en dat by eede , 
alzoo 't behoorde naar de wetten van deze 
stad, wanof [icaanof, waarvan] dat zy de 
informatie en deposition [getuigenissen] van 
die, by geschriffce, besloten en bezegeld met 
derzelver schepenen zegelen , in onze handen 
brachten, in vormen van preuven [bewijzen]. 
En de voornoemde verweerders, korendra- 
gers, deden ook diverse personen voor sche- 
penen bij eede hooren op de oude costumen , 
die zij mainteneerden geuseerd hebbende, 
van de welke zij de deposition van dien 
ook besloten overgaven, en insgelijks een 
charter van de fondatie van hunne kapel, 
bezegeld met schepenen zegelen van de voor- 
zeide stede, onze voorzaten, van den jare 
1422 [1423], den derden dag van Lauw- 
maand , en daartoe eene kopij van het salaris 
van hunnen arbeid , by [rfoor] henl. en hunne 
gildebroeders gedaan of te doen in het dragen 
van den voorzeiden grane en wat daaraan 
kleeft, wijlen [tceleer] geraaakt bij Burge- 
meesters en Schepenen , onze voorzaten in 
wette , ten profijte van den gemeencn oorbore 
[nutte] van de kooplieden derzelve stad, 
van den jare 1450, welke voorschreven be- 
sloten information, charter en kopij by ons 
op het langc gelezen en gevisiteerd waren; 
en rijpelijk op het inhouden en verklaars 
van dien gelet, alzoo *t behoorde, en na 



Digitized by VjOOQIC 



HET SLUISCHE SINT-KATHELIJNEGILDE EN ZIJN DRINKHOORN. 117 



al hetgeen, dat wy by goeden verklaarse 
daaraf bevonden hadden, en na al dat voor 
ons in rechte gekomen was, de voorzeide 
quaestien aangaande , zoo was by ons , als 
lichaam van wette , in html, beider presentie , 
mits dat elk van henl. verklaars en recht 
yan zijn voorstel begeerde, voor recht ver- 
klaard en gewijsd, dat, nadien ons volko- 
raen blijkende was, dat de voornoemde ko- 
rendragers hunl. voorstel van de oude costu-. 
men, die zy voren gesnstineerd hebben in 
hunlieder voorzeiden gilde gehad hebbende, 
aangaande den voornoemden arbeid, dat zij 
en hunl. nakomers, vrij zijnde in 't voor- 
zeide gilde van Onzer-Vrouwen de koren- 
dragers, schuldig zijn [het recht hebben] 
te dragen al hetgeen dat ter mate behoort, 
dat men hier binnen der stede op- en af-, 
uit- en indoen zal, weder [hetzij] het ge- 
meten wordt of en doet [niet~\, uitgedaan 
[uitgezonderd] hetgeen dat voren gespeci- 
fieerd en verklaard staat, dies blijven zij, 
die korendragers zijn, altijd gelast en ge- 
houden den koopman te gerieven, te ge- 
noegen en te dienen t' alien tijde als hijs 
[hij des] begeerende is, naar dat de zaken 
haast begeeren, en dat op zulken -tax en 
loon , als in 't jaar 50 laatstl. bij onze voor- 
zaten in wette daarop gemaakt en geordon- 
neerd was, als blijkt by de voornoemde 
kopij, die zij ons in vorm van proeven [be- 
wijzen] overgegeven hadden, zonder dies te 
zijn in eenige gebreken. En waar't zoo , dat 
zij van dien in gebreke waren , of dat zy 
meer hieschen [eischten] dan de voornoemde 
kopij inhoudt , en dat de koopman of koop- 
mannen daaraf [daarvan] klachtig kwamen 
voor de Bnrgemeesters van dezer stede, die 
nu zyn of hier namaals wezen zullen, zoo 
zullen die Burgemeesters , mits de gebreke 
van den gereedschepe [gereedheid, spoed] 
van het dragen van de voornoemde Koren- 
dragers, te dier werf [voor dat maal] en 
van dien goede consent geven den voor- 
noemden kooplieden , andere arbeiders , onvry 
zijnde in 't voorzeide gilde , daartoe te nemen 
of te huren te haren schoonste [tot hurt 
meeste voordeel]; en van meer te eischen 
dan den tax en loon van den voorzeide kopij , 
henl. telkerwerf op doen leggen en betalen 



de boeten , die daartoe staan , zonder dies 
te hebben eenig verdrag [verschooning] in 
eenige manieren. In oorkondschepe [kennis] 
enz. Actum den zesden van Sprokle [Sprokkel- 
maand] in 't jaar onzes Heeren 1463. [1464]. 

Het stuk, waarop we nu onze aandacht 
vestigen willen, is van geheel verschil- 
lenden aard. Het dagteckent van 6 De- 
cember 1478. Op dezen dag verschenen 
voor Pieter Roet f. Michiels [d. i. dieter 
Jioet MichieUzoon] en Jan Roesselin , Sche- 
penen in de Sluis , Jacop Lisse en jonkvrouw 
Baerble [Barbara], zijn wijf, die aldaar 
gezaamderhand in wettelyke giffce opdroegen 
aan Wouter van Zuudt, Deken, Cornelis f. 
Pieters , Cornelis Lambrechts , Hendrik van 
der Groede en Zeger Muul , Vinders van het 
Sint-Kathelijnegilde , 't welk houdende zyn 
de arbeiders van de Vischmarkt in de Onze- 
Vrouwekerk : drie schellingen drie penningen 
grooten tornooisch en tien mijten Vlaamsche 
munt erfelijke rente 'sjaars, verzekerd en 
bezet op een aantal huizen, plaatsen van 
land en erfachtigheden , gestaan en gelegcn 
binnen de stad Sluis, en in den giftbrief 
alle nauwkeurig aangeduid. Daarenboven gaf 
Jakob Lisse in gereeden gelde twintig penn. 
gr. torn. , ora daarmede te koopen en te be- 
zetten ten penn. gr. torn, erfelyke rente 
's jaars , goed en vast bezet zijnde omme den 
penning twintig. Voor deze giften verbond 
zich het gilde tegenover den Schenker en zyne 
Vrouw , jaarlijks , eeuwelyk en erfelijk te doen 
vieren den dienst van de Octave van Sint- 
Kathelijnendage en te haren outare gefondeerd 
in de Onze-Vrouwekerk : eene zingende mis 
met diaken en subdiaken, met het geluid 
van de orgelen en met het geluid van de 
klokken, van boven luidende, in zulken 
maniere als ter jongste Octave van Sint- 
Kathelijnendage de voorn. mis en dienst met 
zang en geluid gedaan was, enz. 

Het was ecbter Jakob Lisse niet genoeg, 
in zijn leven het gilde aldus te gedenken ;.ook 
zijn uiterste wil getuigde , dat hij onder deszelfs 
voornaamste begunstigers mag geteld worden. 
Den 21 en November 1487 verscheen voor 
Clais f. Yvonis [Klaas Yvo'szoon] en Jakob 
van den Pereboome , Schepenen , Jacop Lisse 



Digitized by VjOOQIC 



118 



DE OUDE TIJD. 



de Vrijlaat, die, om te volkomen den uiter- 
sten wil en de laatste begeerte van boven- 
genoemden Jakob Lisse — hoogstwaar- 
schijnlyk des comparants vader, in alien 
gevalle wel aan dezen verwant — in vorm 
van testament gegeven heeft Cornelis f . Pieters , 
Deken , Jan de Decker , Pieter Lievens , Jan 
f. Jans , als Vinders van het Sint-Kathelijne- 
gilde, de nombre van tien gemeten lands, 
lettel [luttel , weinig] meer of min , liggende 
in Aardenburger-Ambacht , in de prochievan 
Sint-Baaf enz. , waarvoor het gilde gehouden 
was te doen doen "ter eere van Gode; van 
Maria , zijne gebenedijde Moeder, en van alle 
Gods heiligen , voor de ziel van Jakob Lisse 
en zijne Vrouw Baerble, en voor alle ge- 
loovige zielen , door eenen suffisanten priester, 
alle Zondagen, v66> het altaar van Sint- 
Kathelijne, eene lezende mis, en te gaan, 
na de mis, ten grave van den voorzeiden 
Jakob met het wflwater en aldaar te lezen 
eenen de profundis" l voor al de evenge- 
noemde zielen; verder alle Sint-Kathelijne- 
dagen te doen stellen op den disch van den 
Heiligengeest [de Armen\ binnen de voorz. 
kerk , gedekt alzoo 't behoort , vier en twintig 
proven [deelbrood, pain d'aumOne], elk 
waard wezende twee penn. gr. torn. Vlaamsche 
munt; die te doen deelen den armen, daar 
't hun het best aan besteed zal dunken te 
wezen, en dezen te kennen te geven, dat 
zij gedenken willen aan degenen, van wie 
de voorzeide aalmoezen gekomen zijn , enz. * 

1 De 130 e psalm. Uit de diepten enz. 

2 Er schijden aoderen aanspraak gemaakt of 
ceaig recht gchad te hebben op de besproken 
10 gemeten. Den 27^ November 1528 drocg 
Phclip Bollaert, Vrijlaat, wonende in Oostkerkcr 
Ambacht, voor Burgemeester en Schepenen van 
Sluis, aan Deken en Vinders van het Sint-Kathc- 
lijnegilde al het recht en de actic op, welkc 
hij aan het genoemde laud bczat. En dat hij er 
recht op had , blijkt uit de acte , waarbij Fransoys 
Markolf en Jaquemijue zijne vrouw er hem , voor 
Schepenen van het Brugsche Vrije, den 26«> 
October 1509 wettelijke gifte van gaven, enz. 
Het is ons nict mogen gclukken, dit punt tot 
klaarheid te brengeu. 



Dat het Sint-Kathelijnegilde verschillende 
erfelijke renten bezat, bleek ons op meer 
dan 6£ne plaats. Wij bepalen ons echter tot 
de mededeeling van eene enkele, en wel de 
merkwaardigste onzer aanteekeningen dien- 
aangaande, ontleend aan een der registers 
van Schepenen der stad Sluis. 

Actum den 5 en in December 1526. 

Pieter van der Meere , Deken , Pieter Poel , 
Adriaan Lem , Rijckaart de Grrjse en Adriaan 
de Muenic, Vinders van den gilde van 
Sint-Kathelijne , over henlieden en al hunne 
nakomers , namaals deken en vinders wezende , 
zijn overeengekomen met Zuster Lijsbette 
van der Aleve, vervangende ten dezen 't 
geheele convent en de gemeene Z listers van 
den voornoemden convente , als dat de voorn. 
Zusters, nu zijnde of namaals wezende, ten 
eeuwigen dage adorneeren [Eng. to adorn , 
opschikken] en versieren zullen het beeld van 
Sint-Kathelijne binnen de kerk van Onze 
Vrouwe , ter feeste , dage en solennisatie 
[plechtige riering] van de voorn. Me vrouw 
Sint-Kathelijne. Dies zoo hebben, in recom- 
pense van dien, de voorn. comparanten 
kwijtgescholden de voorn. Moeder al de ach- 
terstellen van 15 penn. gr. rente 'sjaars, 
die' het voorn. gilde heeft op het godshuis 
in de Kapellestraat [het Maria- of der stede 
gasthuis] , mitsgaders ook , dat dezelve Moeder 
en Zusters , nu zijnde of namaals wezende , 
de voorzeide 15 penn. niet meer betalen 
zullen , ten ware , dat het gebrek van de versie- 
ring procedeerde [sprote] en kwame van de zijde 
van de Moeder en Zusters , nu zijnde of 
namaals wezende , wel verstaande , indien de 
deken of vinders, namaals wezende, de 
voorn. Moeder en Zusters obstructie [belem- 
mering] en empeschement [belet] deden van 
te doen dies voorzeid is , niet te min zouden 
liber en exempt [vrij] zijn van de voorzeide 
rente van 15 penn. gr. te betalen. 

{Wordt vervolgd.) 



Digitized by VjOOQIC 



HET "DAGELIJKSCH BROOD" ONZER ZEELIEDEN, VOOR 50 JAAR. 419 
HET "DAGELIJKSCH BROOD" ONZER ZEELIEDEN , VOOR 50 JAAR. 

DOOR 

Th. jorissen. 



Bij het onderzoek, dezer dagen, van een 
reeks van stnkken , die alien behooren tot 
den arbeid der groote commissie, die in het 
najaar van 1810 door Keizer Napoleon naar 
Parijs ontboden werd, viel mij ook de hier 
volgende opgave in banden. De commissie 
moest het Fransche gouvernement voorlichten 
omtrent alles , wat ons land betrof , en mocht 
tevens, voor zoo ver zrj er kans toe zag, 
de belangen harer landgenooten behartigen. 
Het besluit om Nederland in te lijven was 
genomen, en met Jan. 1811 zou het vroegere 
koningrijk Holland een deel van het Fransche 
keizerrijk zjjn. Wat bjj die annexatie den 
keizer noodig was te weten , moesten de leden 
der kommissie hem mede deelen. Hoe zij 
zich van die taak gekweten hebben, welke 
de denkbeelden waren , die de meerderheid in 
haar midden omtrent wetgeving , administra- 
tie , finantien enz. heeft voorgestaan en aan- 
bevolen, het lot, dat hare voorstcllen heeft 
getroffen , — dit en meer omtrent deze com- 
missie van 1810 hoop ik eerlang elders 
breedvoerig te vertellen. Tot hoe ver het 
onderzoek der kcizerlijke regeering zich heeft 
uitgestrekt, tot welke details het is afge- 
daald, blykt uit de hier volgende mededee- 
ling nopens de "Rantzoenen van de scheeps- 
equipagien." 

De verstrekking per kop is daaglijks als 
volgt op 

Maandag. 
} to Gort 's morgens. 
10 onze groene erwten. 
3 onze stokvisch. 

Vies Geneever in 2 keeren. 



\ Vies Geneever. 
f \ Pint Azyn. 



i 

, ! c pint azqn. 
I onze zout. 



Ding 8 dag . 
} to Gort. 

1 „ witte rolerwten. 
6 Onze spek. 



Woentdag. 
{ to Gort. 

| „ Versch Vlees en in zee 1 © zout Vlees. 
Groente voor 1 stuyver per kop. 
-J Vies Geneever. 
j^ Pint Azijn. 
| Onze Zont. 

Bonder dag. 
» to Gort. 

1 „ Grauwe Erwten. 
6 Onze Spek. 
| Vies Geneever. 
t \ Pint Azyn. 
I Onze Zout. 



Frijdag. 



\ to Gort. 

10 Onze groene Erwten tot Zoep. 

3 do Stokvisch 

^ Vies Geneever. 

, J ¥ Pint Azyn. 

I Onze Zout. 



to Gort. 



Zaturdag. 



10 Onze groene Erwten. 
1 to Zout Vlees. 
} Vies Geneever. 
t \ Pint Azijn. 
£ Onze Zout. 

Zondag. 
\ to Gort. 

1 „ Kaapsche Boone. 
6 Onze Spek. 
£ Vies Geneever. 
t \ Pint Azyn. 
| Onze Zout. 

Bovendien wordt weeklyks verstrekt per 
hoofd 

J to Booter 
J ,i Kaas 
6 „ Versch of 4 to hart Roggebrood. 



[ 2 maal uyt te geeven. 



Digitized by VjOOQIC 



120 



DE OUDE TIJD. 



En per 100 koppen in de week: 

10 Scheepsgort voor de Zoep. 

5 „ Booter. 

2 Kop Mosterdzaad. 

J © Peeper. 

4 Pinten Azijn. 

4 Ritze Ajuyn of 

2 ffi gedroogde Euyen. 



Voor Doop telkens 
wauneer het noodig 
is uyt te geeven. 



Dit was de kost onzer zeelieden voor 50 
jaar. Wat met de woorden voor doop be- 
doeld werd, zal men niet zoo aanstonds 
vatten. De Fransche vertaling intusschen wyst 
de beteekenis aan: die booter, mosterdzaad 
enz. diende om de saus zamen te stellen , 
wanneer er stokvisch gegeten werd. 

Toen het punt der rantsoenen in de com- 
missie ter sprake kwam , was deze regeling 
nog niet zeer oud. Zij was pas op den l en 
Jan. 1810 door den koning van Holland 
ingevoerd. Waarschynlijk is ze onveranderd 



overgenomen door de Keizerlyke Regcering, 
ten minste dit was het advies der commissie. 
Slechts ten aanzien van twee punten had 
haar rapporteur, die vermoedelijk Verhuell 
was, bezwaren. 

Aangaande de stokvisch en den haring 
verklaarde hjj : "c'est une mauvaise nourri- 
ture, mal saine et favorisant le scorbut." 
Hield hij er niet van ? Overigcns nam hy de 
geheele regeling in bescherming : u il ne seroit 
pas a souhaiter qu'on fit le moindre chan- 
gement dans le genre de nourriture auqucl 
nos matelots et tous les marins du Nord 
en general tiennent beaucoup. TExperience 
a prouve" qu'une nourriture moins pesante 
les affaiblit et les fait languir." Een bewrjs 
dat er tusschen de'magen van eerzame land- 
rotten en die van kinderen der zee een 
radicaal verschil bestaat. 



GESCHIEDENIS VAN DE KLEEDING IN DE VROEGERE TIJDEN, 

DOOR 

D. VAN DER KELLEN Jr. 



(Vcrvolg van bladz. 102.) 



Even weinig, als we met nauwkeurigheid 
van de kleeding der eerste hier te lande 
wonende stammen weten mede te deelen, 
niettegenstaande de nagelaten schriften der 
Romeinschc vrienden en overwinnaars , even 
weinig kunnen wij een juist begrip geven 
van de veranderingen , die de kleeding aan- 
nam tijdens het verblijf, het verval en het 
terugtrekken der Romeinen uit deze landen. 

't Is vrij uatuurlijk , dat het goede , nut- 
tige , fraaie , wat de minder beschaafde vol- 
ken bij meer beschaafde, waarmee ze in 
aan raking komen , vinden , door hen in meer 
of mindere mate wordt overgenomen ; en zoo 
kan de omgaug met de Romeinen ook op de 
kleeding van onze voorouders niet geheel 
zonder invloed gebleven zijn. Ook van de 
Galliers , met wie ze veel te doen haddcn , 



nu eens als vrienden en bondgenooten , dan 
weder als vijanden, mecnen wij, zooals wij 
vroeger zeiden, werd veel overgenomen. 

Zyn thans bij het grootste deel der be- 
schaafde volken de eigenaardige volksdrachten 
geheel verdwenen , zoo is zulks niet het ge- 
volg van een plotseling opgekomen gril , neen , 
eeuwen zijn daartoe noodig geweest en hon- 
derde omstandigheden hebben dit moeten 
bewerken. Men zou daaruit opmaken , dat 
de tegenwoordige kleeding dus de vereeni- 
ging zou zijn van al het fraaiste, doelma- 
tigste en gemakkelykste , wat elke nationale 
dracht kon geven. In hoeverre daarvan iets 
waar is, kan elk beoordeelen. 

Maar, laat ons overstappen naar de tijden , 
toen de Frankischc volkstam zich meer en 
meer uitbreiddc en over een groot deel 



Digitized by VjOOQIC 



GESCHIEDENIS VAN DE KLEEDING IN DE VROEGERE TIJDEN. 121 



der andere Germanen het gezag voerde. 
De Frank droeg het haar niet 166 lang 



met minder eerbied beschouwden , want hunne 
na'buren deden integendeel , maarbijbenmocht 



Fmnkiscke mnnnen. 



als de overige Germanen. 't Was in den nek ! alleen de vorst en zijn geslacht die eer ge- 
veel korter; de baard bepaalde zich tot een I nieten , en weldra was, to en die koningen 



Frankischc vrouwen. 



snorrebaard. Zulks was niet , wijl ze den I hoe langer hoe meer zwak en verwijfd wer- 
baard en het lange haar met minachting of I den, juist het lange haar een der weinig 

1870: 16 



Digitized by VjOOQIC 



122 



DE OUDE TIJD. 



voorrechten , die men hun liet. Het gaf hun ten 
minste nog den schijn van macht, en werd 
er al eens een afgezet, zoo was het eerste 
werk , hem haar en baard af te knippen en 
hem daardoor als voor den troon ongeschikt 
te verklaren. De Karolingers, de plaats van 
de Merovingische koningen ingenomen heb- 
bcnde, namen echter het voorrecht van 't 
lange haar niet aan. 

De Franken bewaarden het langst den 
nauw aan het lichaam sluitenden gekleur- 
den linnen kiel, met een versierden zwaard- 
gordel, waarover een veelal rood gekleurde 
mantel. Eens meester van het rijke Gallien 
zijnde, waar zij een onbegrijpelyke menigte 
schatten moeten gevonden hebben, maakte 
de weelde hen weldra tot hare slaven; v. in 
daar de verwijfdheid der koningen , die , soms 
zelfs bij de vorstinnen, met ongekende bar- 
baarschheid en wreedheid gepaard ging. 

Dat die weelde niet behagen kon aan een 
vorst, als Karel den Groote, kan elk be- 
grijpen. Een staaltje van de lessen , die hy 
zijnen hovelingen daarover gaf, hebben we 
op bladz. 26 medegedeeld. Hoe hij gekleed 
ging, kunnen wij by zijnen levensbeschrijver 
Einhard vinden. Hy droeg, namelijk , een 
linnen hemd, waarover een rok, jas, kiel 
of tweede hemd ('t woord is moeielijk te 
vinden) eveneens van linnen, boven en be- 
neden aan de zoomen en aan den voorkant 
van onder tot boven met zijden repen ver- 
sierd. De beenen waren goed beschut (was de 
Keizer ook bang voor rhumatiek ?) , eerst door 
linnen (kousen?), en vervolgens door een 
broek , die met breede gekleurde banden om- 
wonden was. Zijne voeten waren van schoe- 
nen voorzien. Zijn toilet werd voltooid door 
een zeegroenen mantel ; terwijl hij steeds een 
zwaard met gonden of zilveren greep op 
zyde had. 

Uit deze beschrijving blijkt ons hoe een 
fatsoenlyk Frankisch man gekleed ging. . 

In den winter droeg de Keizer een tweeden 
korteren rok van zeehonden- en martervellen 
over den eerste, waardoor borst en schou- 
ders beschut werden ; 's morgens ging hij in 
neglige , dat is in een lang slepend kleed, naar 
de kerk , eu te huis komende hield hy een sooft 
van lever gelijk Lodewijk XTV , waarby hy niet 



alleen zyne vrienden toeliet , maar ook rechts- 
zaken afdeed , en zijne bevelen voor den dag 
uitdeelde. 

De kleeding der andere Franken verschilde 
alleen in de meer of mindere kostbaarheid 
der stofFen en den rijkdom van metaal en edel- 
gesteenten. Zy droegen schoenen die van bui- 
ten met goud versierd en met drie el lange 
scharlaken riemen of banden om de beenen 
gebonden waren. Die beenen waren bedekt 
met een linnen broek van dezelfde kleur, en 
de lange schoenriemen werden kruislings daar 
om heen gewonden. Om het bovenlijf droegen 
ze een rok van glanzend linnen , eene soort van 
grauwen of blauwen mantel , vierkant dubbeld , 
en zoo gevormd , dat hij \66r en achter tot op de 
voeten kwam , maar aan de zijden nauwelijks de 
knie bedekte. Deze mantels , friesche mantels 
genoemd , werden in geheel de noordelijke Ne- 
derlanden vervaardigd , en waren zoo geacht en 
beroemd , dat Karel ze niet te gering schatte om 
tot tegengeschenk te geven voor de schoone 
fijne Saraceensche weefsels. In het legermetde 
Galliers vereenigd, die nog hun kort purper- 
kleurigkrijgsmanteltje droegen, kregen de Fran- 
ken ook weldra zin in die mode , 't geen Karel 
oogluikend toeliet, omdat hij begreep dat 
het in den krijg doelmatiger was. De Frie- 
zen zochten daarmee hun voordeel te doen ; z^j 
maakten ook kleine manteltjes, maar bere- 
kenden ze tegen denzelfden prijs als de groo- 
ten. Daarom beval de Koning dat niemand van 
hen andere mantels dan groote mochtkoopen. 

Hoe eenvoudig Karel in zyn gewoon leven 
was , was zulks niet het geval zoodra hij gezan- 
ten te ontvangen of andere plechtigheden 
bij te wonen had. 

Dan vertoonde hij zich in al zijn luister te 
midden van zijn hofstoet en omringd van zyn 
zonen en dochters, welke laatsten zekerniet 
het minst schitterend glanspunt van zulk een 
feest vormden. 

Bij die gelegenheid was de oude Germaan- 
sche eenvoudigheid geheel verdwenen , even als 
by de groote hofjachten, waarbij de dames geen 
geringe rol speelden. Goud en steenen schitter- 
den aan de schoenen , goude ketenen of ringen , 
met smaragden en ander edelgesteente bezet , 
omvatten armen , hoofd en hals , en dergelijke 
spang of gesp hield evenzeer den mantel by 



Digitized by VjOOQIC 



GESCHIEDENIS VAN DE KLEEDlNG IN DE VROEGERE TUDEN. 



123 



elkaar. Gouden boorden met gesteenten om- 
zoomden kleed en mantel , gouden snoeren wa- 
ren door het haar gestrengeld , een sluier van 
gouddraad daalde op den hals af , in e'e'n woord 
alles was slechts weelde wat er aan te 
zien viel. 

Om juist de vormen der vrouwenkleeren te 
bepalen valt moeielijk , daar van de Franken 



uit dien tyd geen afteekeningen bekend zijn ; 
waarschijnlijk zullen zij echter wel het meest 
overeenkomst gehad hebben met de Angel- 
Saksen. Wij gelooven nietver van de waar- 
heid te zijn , zoo wij de figuren op biz. 1 21 als 
type van Frankische vrouwen uit dien tyd 
geven. 

(Wordt vervolgd). 



HOE MEN IN DEN AANVANG DEZER EEUW NOG TE DOKKUM LEEFDE. 



Om van de vroegere levenswys te Dokkum 
een denkbeeld te geven , zal ik van den morgen 
af beginnen. — Wanneer men tusschen zeven 
en acht uren in den winter , en 's zomers 
wat vroeger, het oog langs Dokkums straten 
liet weiden , zag men geen luidkeels schreeu- 
wende koopers en verkoopers van visch, 
groenten , oude kleSren of andere waren , 
geene van plaatsen van weelde huiswaarts 
keerende Bacchanten, geen zwarte schoenen- 
poetsers, geen kreupele noch half naakte 
bedelaars, die de nachtschuilplaatsen der 
barmhartigheid met den morgen verlaten 
moesten, geen vliegende koetscn of zwaar 
beladen vracht- en postwagens — van dit 
alles zaagt gy niets ; maar slechts het goedig 
bierdragers- of een ander afgeleefd slepers- 
paard, welks afgemeten, langzamen tred 
men straten ver hooren kon. Hier en daar 
ontdektet gij een dienstmeisje in een bont ge- 
streepten wollen rok gekleed en met een 
bont mutsje op het hoofd , deuren en vensters 
openend, terwijl andere reeds bezig zyn de 
stoep te stoffen en op te neraen. Ook kijkt 
de heer des huizes eens over de deur naar 
de lucht, doorgaans al met een pijp in den 
mond. Terwyl dit een en ander gewigtig 
werk gebeurde , kookte het theewater , en men 
zette zich aan het ontbijt. De diepste stilte 
heerschte nu op en langs de straten, die 
vervolgens by tusschenpoozen door het schel 
geroep eener melkmeid werden afgebroken. 
Het ontbijt gedaan zijnde , gingen mannen en 
vrouwen aan hunne bepaalde bezigheid : de 
eersten stalden hunne koopwaren uit op de 
vensters, terwijl anderen, die niets te doen 
hadden , reeds op de stoep heen en weer 



drentelden, of er de courant lazen. Ook 
vertoonden zich hier en daar reeds de 
vrouwen aan de deur om eens uit te zien, 
alle echter, van de hoogste tot de laagste 
(de eigentlijke groote wereld uitgezonderd) zoo- 
genaamd ongekleed : vele bijna z66 als zij uit 
haar bed en van het ontbijt gekomen waren , 
zonder andere dan kleine zwarte ondermuts- 
jes op, en in dit onbevallig gewaad liepen 
zij tot den middag of wel langer. Bij velen 
diende nu de wasch bereddcrd (namelyk 
op Maandag), en het huis, dat sedert 
Zaturdag geen beurt gehad had, opgefeild. 

Nu is het elf uren en komt de koffijpot 
te voorschijn. In de deftigste huizen staat 
er de middagpot reeds lang te pruttelen ; 
in andere zit meid of vrouw aan de koffij- 
tafel aardappelen te schillen, terwijl men 
in sommige nog niet eens weet wat er op 
den middag opgedischt zal worden; het be- 
sluit komt eindelijk aan de koffijtafel neer 
op: pannekoeken. 

Na het middagmaal, dat meest tusschen 
twaalf en een uur gehouden werd, ver- 
rigtten meiden en vrouwen in den regel 
eerst hare huiselyke bezigheden, gelijk de 
mannen de hunne. Bezocht men echter de 
publieke plaatsen, — hier voornamclijk het 
Bolwerk — dan ontmoette men daar de 
keur der bevolking : heeren en dames , mannen 
en vrouwen , domine's met nachtrokken aan 
en stokken in de hand, burgemeesters , 
vroedsmannen , of hoe zij toen ook heeten 
mogten, burgers die niets te doen hadden 
en met hun tyd volstrekt verlegen waren , 
winkeliers die hun koetjes op het drooge 
hadden , sommige gekleed , andere in hunne 



Digitized by VjOOQIC 



m 



DE OUDE TIJD. 



japonnen, zoo als zij hunne slaapkamer ver- 
laten hebben. 

Dric ure 's namiddags was de theeklok , en 
was ieder weder t' huis. — Theegezelschappen 
werden, behalven 's Zondags, zeldzaam gehou- 
den. — Hot theedrinken gedaan zynde , gingeu 
de mannen , die er den tyd toe hadden , 
weder wandelen of bezochten hunne tuintjes , 
en hunne koeijen zoo zij vetweiders war en. 
Jongelieden bezochten de plaatsen van uit- 
spanning en vermaak , kolf banen en koflij- 
huizen, waar rijk en arm, jong en oud 
door elkander wemelde en meest jenever 
en bier dronk. 

Bedaagde mannen bezochten ook elkander, 
doch zulke bijeenkomsten waren uiterst zeld- 
zaam en hadden meer plaats onder de 
vrouwen. Tusschen vijf en zes uren versche- 
nen de koffijpottcn we&r op de meeste tafels. 
Nu vooral zijn de vrouwengezelschappen bij 
elkander , en de koflij is daarbij de hoofdzaak , 
bij welke groote hoog opgehoopte presenteer- 
bladen met koek, banket, krakelingen, be- 
schuit enz. , niet vergeten worden. — Het 
koffijdrinken gedaan zijnde , werd "oen lekker 
soopke" rondgediend of een glaasje wijn ge- 
schonken. Tegen tien uren scheidden die 
gezelschappen. Intusschen was de avondraaal- 
tyd in de meeste huizen reeds lang gebruikt. 
Men dronk daarna nog een kopje thee en 
ging dan naar bed. Des zomers werden de 
avonduren tusschen zeven en acht, negen 
en tien, de geheele stad door, onder de 
luifels op de bankjes der stoep doorge- 
bragt. 

Op zulk een wijze bragt men den dag 
door, met dit onderscheid, dat elken 
Woensdag morgen het geheele huis van 
voren tot achteren weder gespoeld en geschrobt 



werd , en men des avonds naar de kerk ging. 
De Donderdag was een dag van algemeene 
drukte en bezigheid ; dan was het marktdag. 
Kooplieden, bakkers, brouwers, slepers, 
procureurs , burgers , boeren en boerinnen , 
alle hadden het dan even druk met koopen 
of verkoopen , slepen en dragen , geld uit- 
geven en ontvangen, raadgeven en raad- 
vragen. — Ligt is het te begrijpen , dat bij 
zulke gewigtige affaires het huis , waarin 
den vorigen dag geen steen of plank was 
droog gebleven , weder vreeselyk morsig ge- 
maakt was! Zoodra derhalve de bezigheden 
waren afgeloopen en het buitenvolk vertrokken 
was, kwamen meiden en vrouwen, en soms beide 
te gelijk , met haar gereedschap op de stoep , 
en nu ging het op een schrobben , spoelen , 
glazen en luifels wasschen , alsof het huis 
in geen vyf en twintig jaren was schoon 
gemaakt. En dat was nog maar de voorbe- 
reiding van den gewigtigen arbeid van den 
volgenden dag , die geheel , van den vroegen 
morgen tot den laten avond , in diergelyke 
werkzaamheden doorgebragt werd, waarbij 
niets droog en niets op zyn plaats bleef, 
geliVt ook weder des Zaturdags , met den avond 
van welken dag het schoon maken eindelijk 
besloten werd. Dat bij zoo veel geschrob 
en geboen , om pot en keuken wel ecns niet 
gedacht, en het eten verbrand of niet half 
gaar werd, is ligt te begrijpen, zoo wel 
als dat zulke huizen zelden, en slechts wei- 
nige oogenblikken in de week, eigenlijk in 
orde en meestal geene aantrekkelijke ver- 
blijfplaats voor de mannen waren. 

Nu kwam eindelijk de Zondag, de rustdag , 
waarop men in eene stad als deze in voile waar- 
heid zeggen kan, dat men rust van den arbeid 
zijner handen. S. 



DE TREDMOLEN. 



Het is van algemeene bekendheid hoe in 
sommige gevangenissen in Engeland de tred- 
molen gebruikt wordt tot het malen van 
graan enz. Hy bestaat uit een aantal radcren, 
even als raderen van den watermolen, met 



kleppen voorzien , die hier niet door de 
kracht van het water, maar door de zwaarte 
en den druk van het menschelyke ligchaam 
voortgedreven worden. In lange rfjen , twee 
boven elkander, zijn deze molens geschaard. 



Digitized by VjOOQIC 



t>E TftEDMOLEN. 



125 



De gevangenen houden zich daarbij vast 
aan een' een eind boven hun hoofd geplaatsten 
stok. In dien hangenden toestand springen 
ze van klep tot klep, die telkens door dien 
drok onder hunne voeten wegzinkt of weg- 
draait. Wei is deze straf onmenschelijk te 
noeraen ! 't Is dan ook ondoenlijk dat trap- 
pen lang vol te houden , en men is genood- 
zaakt elk kwartier den gevangene te doen 
vervangen door een tweede, die, terwijl de 
eerste een kwartier rust neerat, zijn plaats 
vervult. 



hier toch is de stok of het steunpnnt lager 
aangebracht, en de man hangt niet, zooals 
in de gevangenissen 't geval is. 't Is natuurlijk, 
dat zoodoende veel minder kracht kan gegeven 
worden , dan door de sprongen van den han- 
genden persoon; hier is 't meer een gere- 
gelde tred. 

Wat ik zoo even zeide , dat dit werk vrjj- 
willig , tegen daggeld, werd verricht , is slechts 
een veronderstelling , waaraan ik mij echter 
houd , zoolang ik geen bewys gevonden heb , 
waardoor het als een straf beschouwd kan 



Ken moddcrniolen , 17e eeuw. 

Men gruwt er van, en toch schynt het, ] worden. Hoe het zjj, 't was zeker een rare 
dat vroeger diezelfde beweging vrijwiUig ! broodwinning. 



werd verricht. Immers men ziet het in de 
hierboven geplaatste afbeelding van een l7 e 
eeuwschen moddermolen, die door dezelfde 
beweegkracht wordt gedreven. Wei is waar 
is er een groot verschil in den stand door 
den treder of trapper daarbij aangenomen: 



Wei is 't een groot verschil, als men de 
tegenwoordige moddermolens , die door stoom 
gedreven worden , met znlk een uit vroegeren 
tyd vergelykt! 

Ook deze afbeelding is genoraen uit de 
op bladz. 105 genoemde serie. 



COOLHAES DISTILLATEUR. 



Toen de beroemde Coolhaes, predikantte 
Leaden, en korten tijd hoogleeraar in de 
godgeleerdheid aan de hoogeschool aldaar, 



ten gevolge van hevige twisten over kerke- 
lijke zaken , in zijn predikambt was geschor?t , 
moest luj , om in zyne behoeften en die zyner 



Digitized by VjOOQIC 



126 



DE OUDE run 



vrouw en zes kinderen te voorzien , zijn toe- 
vlugt tot het uitoefenen van het een of ander 
ambacht of bedrijf nemen. Hij koos dat van 
stoker van gedisteleerd , als anijs, venkel 
en jenever, zoo als blijkt nit eene resolutie 
der Staten van Holland, van den 2 Febr. 
1590, en eene dergelijke van den 1 Sep- 
tember daaraanvolgende. In dit bedrijf werd 
hij bijgestaan door, zijnen zoon Johannes, 
die tenjare 1616 voorkomt "als van Utrecht 
de door hem benoodigde brandewgn te trek- 
ken , blijvende de rector Luntius aldaar, toen 
voor hem borg," 

Coolhaes zelf maakte zyne landgenooten met 
de reden , die hem bewogen had tot dit bedqjf 
zijn toevlugt te nemen , met de verschillende 
soorten van dranken, die hij stookte, en met de 
boeken aan welke hij zijne recepten ontleend 
had, bekend in een werkje, dat den vol- 
genden titel voert en even curieus als zeld- 
zaam mag geacht worden: Van seeckere 
seer costelycke water en , die men met recJtt 
zoude mogen noemen Aquae vitae, ende 
sommige uitgelesene olien, den edelen ende 
welryckende B als em olie, niet sonder re- 
denen te vergelycken: der wtlcker cracht 
ende menichfoudige deuchden in dit Boecx- 
ken cortelyck (tot den Schriften sommigher 
hoochgeleerden ende experte doctoren ende 
professoren der loffelycken medicynen, 
welcker Naemen op d* andere zyde deses 
blats verhaelt syn) beschreven worden. Met 
eener voorreden des Destillateurs van den 
slercken ende beroemden smaeck deser wa- 
teren. Detcelcke met Godes 7iulp cunstelyck 
digereert, circuleert oft subtilizeert ende 
distileert worden tot Leyden op Rapenborch. 
Al waer men die te coop vint om eenen 
redely ckcn prijs, ten huyse van Caspar 
Coolhaes. JEcclesiast 38, 4. "De Heere 
laet de medicyne wt de aerden wassen enz. 
Tot Amstelredam by Barent Adriaensz. 
in de Warmoesstraet. In 7 guide schryf- 
boeck 1588, bladz. Ill en Reg. 

In de Voorreden aen den User meldt 
hij, "dat zijne wateren in deze landen bg 
seer weinige bekend en gebruikt" , en weder- 
legt het gevoelen van sommigen, ;< dattet 
geen wateren maar brandewjjnen waren." In- 
tegendeel "het waren lichte, natuerlieke 



wateren, wt de substantie self van de wor- 
telen , croyden , zaet , vruchten of fruyten 
gedistileerd." Doch "ofschoon dese wateren 
seer wtgenomen costelick en goet waren , 
soo mochten zij echter niet van yeder man 
sonder discretie ende onderscheyt gebruyckt 
worden"; en na opgegeven te hebben, nit 
welke schriften hy de "crachten ende deuch- 
den der olien" had leeren kennen, geeft hij 
op voor welke kwalen zij konden gebruikt 
worden. 

Bv. "Aqua enulae campanae , Alanhwortel 
voor den hoest." 

"Aqua angelica, angelica water, tegen het 
fenyn." 

"Aqua anisi, anijswater, tegen de opbla- 
singe van den buik." 

"Aqua Aurantiae, Aranienschillen water, 
geeft den monde een seer soeten ende 
lieffelijcken reuck." 

"Aqua Boraginis , Bernagie bloemen water, 
drijft melancholie, sterckt het hart." 

"Aqua camomillae, cdmillen water, goet 
voor de dermjicht en grinnen des buycks." 

"Hydromee , dat is water van louter goeden 
honinck ende diverschen speisen bereydet, 
het welk men ooc Meede noemt. Maer is 
soodanighe meede niet ghelijck hij van de 
lantluyden ende sommighe anderen koecken- 
backers hier te lande, wt vuylnisse ende 
spoelinghe van den honinck ende was gekooct 
ende ghemaekt wort." 

"Aqua Eufragiae , oogentroost water, brengt 
het verloren gezicht weder, nuttich tot der 
duystere ende donckere oogen ende quaden 
gesichte." 

"Aqua Zodoariae, Zitwarwortel water, 
sterckt de memorie. Zoo men een druppelken 
daer van in de ooren doet, so brenget den 
mensch het gehoor wederom ende doodet de 
worm daerin , verdrijft de luysen , neten , 
schurftheyt enz." 

"Oleum Anisi, Anijsolie, verdryft alle on- 
rust in den slaep." 

"Oleum Cuminis , cnmmyn olie , bevordert 
de digestie." 

"Het edele ende welruyckende lauendel 
ofte spyck olie , door de cracht des vyers wt 
den bloemen , sonder toedoen van andere 
olie ofte vetticheyt gedisteleert , stopt den 



Digitized by VjOOQIC 



COOLHAES DISTILLATEUR. 



127 



buyck , ende verwarmt alle inwendighe leden 
des inghewants." 

"Jc en hebbe (zoo schryft hy o. a. in de 
voorrede) voorwaer het predic-ampt niet ver- 
laten ende sonde oock sulci niet verlaten 
hebben , om geen dine des werelts , daer van 
God mijn getuyge is; maer ick ben veel 
meer van den predicampt sonder mijn schul- 
den (God si gedanct) verlaten, ende mede 
deur menschen belet, dat ic mijnen naesten 
met de gaven, mij van den Heere verleent, 
niet en mach dienen : waerom ic dan ten 
laetsten gedwongen ben geworden , eensdeels 
om ledich gaen (welex veelen een oorsake 
totten qnaden is) te myden. Anderdeels oock 
om my met den mijnen eerlic ende redelic 
te generen , dese eerlycke ende loffelycke 



exercitie ofte oeffeninge in der hant te ne- 
men, niet dier te min altoos bereyt zynde 
om mijnen naesten ooc met de predicatie 
des H. Evangeliums te dienen, so ic wet- 
telic beroepen zijnde , sulci , sonder verstric- 
kinge van mijne conscientie, ende banden 
aen bysondere synodalische acten ende decreten 
sonde mogen doen. Maer overmits sulex noch 
ten tijt niet zyn en can, soo is mij veel 
liever ende ooc saliger met mijner handen 
arbeyt , my, raitsgaders den mijnen te generen , 
dan met insettingen der menschen (tegens 
den raet Pauli Col. 2 , 9) te belasten ende my 
te wenden tot de crancke ende gebreck, 
om derselver wederom van vooren te dienen. 
Gal. 



4, 9." 



Dr. G. D. J. S. 



EEN OUD DOOPSFORMULIER IN DRENTHE IN GEBRUIK. 

Dooa 
C. VAN SCHAICK. 



Tot de overblijfselen van den goeden ouden 
tyd behoort zeker doopformulier , in gebruik 
by de doopsbediening van onechte kinderen 
in de Landschap van Drenthe , aldus getiteld : 

Vraagstukken welke volgens synodale 
resolutie (dag en plaats onbekend) bij den 
doop van een onegt kind zullen afgevraagd 
en beantwoord worden. 

"1°. Vooreerst vraag ik u of gij niet belijdt 
dat dit kind in onegt en hoererij van u 
ontvangen en uit u geboren is? 

2°. Ten tweeden of gij niet bekent met 
deze uwe zonde, (welke ziel en ligchaam 
verontreinigt , schande en smaad veroorzaakt , 
den heiligen God- vertoornt en daarom in des 
Heeren woord bedreigd wordt met de vrees- 
lijkste straffen, jaa met de eeuwige wraak- 
vlammen van Gods geregtigheid te zullen 
gestraft worden ,) ik zegge , of gij niet be- 
kent met deze zonde groote ergernis gegeven 
en de Christelyke Gemeente ontstigt te heb- 
ben , en daarom belydt van harte het te zyn ? 

3°. Ten derden of gij onder de medewer- 
kende genade des H. Geestes in de tegen- 



woordigheid dezer Gemeente, niet belooft 
dit uw ergerlrjk wangedrag door eenen Chris- 
telijken wandel te verbeteren , God biddende 
om genadige vergeving dezer en aller zonden , 
en om heiligmaking des H. Geestes , ten einde 
gij voortaan uw vat moogt bezitten tot Gods 
eer, des naastens stigting en uw eeuwig 
welzijn ? 

Wat antwoordt gij hierop? 

Van Jaa! 

De Gemeente deze uwe belijdenis van de- 
zen uwen misdaad met blijdschap gehoord 
hebbende, wenscht dat dezelve oprecht zy, 
door eenen heiligen wandel betoond en hiertoe 
den Geest der heiligmaking gegeven worde, 
inmiddels den eenigen en drie eenigen God 
biddende, dat een iegelijk door des Heeren 
voorkomende, medewerkende en bqblijvende 
genade voor soortgelyke en andere ergerlijke 
en God tergende zonden mag bewaard worden." 

Van wanneer dit stuk dagteekent ' en 



• Vd6r 1730 bestond het niet, zoo als bly- 
ken zal. 



Digitized by VjOOQIC 



128 



DE OUDE TIJD. 



wanneer het in onbruik raakte, blijkt niet. 
Dit echter is zeker , dat het door mijn voor- 
ganger Ds. Folckers Cranssen, predikant te 
Dwingeloo , van 1808 tot in Augustus 1837 
gebruikt en 't afschrift in ons bezit van zyne 
hand is. 

Dat men op dit punt nadrukkeiyk toezag 
en met de uiterste gestrengheid te werk ging , 
is ons meermalen gebleken. In het M. S. 
der oudste kerkenordre , meermalen genoemd , 
lezen wij: a Ende sullen geen kinderen uit 
o&spel ofte hoererije ertogen, lichtelyk ge- 
doopt werden , t' zy dat de ouderen ofte 
een van haar beyden hetzy de vader ofte 
moeder haar kint selfs tot den doop dragen , 
eerstelyk opentlijke belijdenisse haerder son- 
den gedaan , en beteringe hares levens hebben 
belooffc. Edog soo die ouderen na gedane 
&maninge even obstinaat blijven , sullen die 
kinderen evenwel gedoopt werden." 

In denzelfden zin werd ook besloten op 
de Synode gehouden te Assen, aangevangen 
4 Juny 1683 sessio 7 gravamen 14. 

Q. Of een kind nieuws gebooren en &laten 
van syn moeder die niet wel bij & stand 
schynd en nogtans vlugtig ora de berugte 
groove sonden , niet wel van de pastor loci 
sonde mogen gedoopt worden? 

R. Dat het. kind niet kan dragen demis- 
daat syns moeders en daarom behoord ge- 
doopt te worden. 

In eene Synodale vergadering gehouden 
op den 9 Sept. 1721 nam menscherper maat- 
regelen. Daarin komt het volgende voor- 
schriffc voor: 

Q. Hoe predikanten haar hebben te ge- 
draagen in het Doopen van onegte kin- 
deren ? 

R. De E. vergaderinge heeft geoordeelt, 
dat sulk een kind eenige tfldt on gedoopt 
sal blyven, tot dat de moeder in staat is 
om uit de kraam te gaan , en het kind selve 
ten doop te presenteeren , en daarbij bely- 
denis van haar misval te doen , waertoe sy 
(sulks weigerende) door seekerc ordre van 
syn gestrengheid de Heer Drost , sal gedwon- 
gen worden. 



Later onderging dit artikel groote veran- 
dering en werd het niet liefderyker. In de 
gedrukte kerkenordre der Landschap Drenthe 
van 1730, derde gedeelte art. 58 § 1 , luidt 
het: kinderen, uit hoerery of overspel ver- 
wekt, zullen op instantie van de moeders 
gedoopt worden. Maar zal de moeder gehou- 
den zijn, wanneer uit de kraam zal gegaan 
wezen , met haar gedoopte kind in de kerke 
te komen; of, zo ras daartoe in staat is, 
opentlyke belydenisse van hare zonden te 
doen , en beterschap des levens te beloven ; 
zullende op het eerstkomende Synode daarvan 
een Formulier gemaakt worden (waarschijnlyk 
dat wat wij in den aanvang hebben meege- 
deeld). En in geval de moeder mogte wei- 
geren in de Kerke te komen , en dese bely- 
denisse en beloften te doen , sal de Schults 
loci door twe Landschaps Soldaten (veldwach- 
ters), dat vrouwspersoon met geweld na de 
kerke laten leiden." 

Intusschen had de Drost het recht om 
disptntatie te verleenen. In de Tegenwoordige 
Staat van de Vereenigde Nederlanden behel- 
zende 't Landschap Drenthe, pag. 62 en 63 
lecst men: "Vervolgens heeft de Drossard 
het recht om ontslag, om zekere Artike- 
len, door Moeders van onechte kinderen by 
den Doop te beantwoorden , te verleenen/' 
en 't geen verder enzv. 

Vergat de ongelukkige zich andermaal , dan 
werd zij weleer naar Assen opgezonden , open- 
lijk te pronk gesteld, met een bord op de 
borst, waarop het feit was uitgedrukt, en 
gedurende eenigen tijd in den kerker opge- 
sloten. 

Waarlijk , op dat punt waren onze oudjes 
niet mak of toegefelijk ! Of men echter door 
zulke maatregelen geslaagd is , laten wy daar. 
Niettemin heeft een zestienjarig verblyf in 
Drenthe en een opmerkzaam gadeslaan van 
een en ander in 't volksleven aldaar, ons 
geleid tot de overtuiging , dat die bevolking 
zich vry gunstig onderscheidt en niet tot 
de lichtzinnigste moet gerekend worden, af- 
gaande althans op 't cyfer van onechte 
kinderen. 



Digitized by VjOOQIC 



EENE WANDELING DOOR EEN BOEK. 



129 



EENE WANDELING DOOR EEN BOEK. 



Waarde lezer , steek een sigaar op — want 
al rook ik zelf niet, zie en ruik ik toch 
gaarne het geld van een ander in damp ver- 
vliegen — en laat m\j u eens gauw met de 
aardigste plekjes bekend maken van een 
boek, door den abt Delaporte, voor honderd 
jaar , in Frankryk in 't licht gegeven , waarin 
de eerwaardige man ons Land en zijn be- 
woners beschryft. — Anders gaan we liever 
alleen, niet waar? — Welzeker — doch deze 
wandeling in 'tverleden, in den ouden tijd, 
wil ik, om 't vreerade van de zaak, wel 
de eer hebben van in uw gezelschap te maken. 
Ik leid u rond — de beoordeeliug geheel 
aan u zelven overlatende. 



a Het woord Fader land, dit zoo treffend 
woord, zooyeel omvattend, zoo geliefd in 
dit vrije land, staat daar in aller harten 
gegrift, is daar in ieders mond, wordt alom 
herhaald, en door alle schrijvers met kracht 
geschilderd. Boven alles weerklinkt het, zoo- 
wel op feesten als in gevechten, zoo wel bjj 
volksspelen als bij de behandeling van zaken. 
In openlyke bijeenkomsten verrukt en ver- 
eenigt bet de menigte; en van de huisge- 
zinnen maakt het de vreugde uit en het 
gelnk. Het is de kreet van den staat; geen 
andere is er meer geGerd." 



"In het Stadhuis te Amsterdam zag ik ook 
de wapenkamer, die niet zoozeer schoon is, 
als wel vreemd wegens het groot aantal 
van Spaansche degens en wapenrustingen. 
Die van den Admiraal de Ruijter, zonder 
eenige veraiering of eenig graveersel, zwart 
vernist, zoowel als zjjn sabel, waren de 
zaken welke ik met het meeste genoegen 
beschouwde." 



"Hier (in de huizen te Amsterdam) ziet 
men die Hollandsche zindelijkheid , welke 
zich in alle gebruiken openbaart, zooals het 
lb70. 



afvegen der voeten bjj het binnenkomen in 
een kamer, het loopen op matton en tapij- 
ten, het spuwen :< a la ronde" in een vaas 
of in zand, het er op nahonden van een 
afzondcrlyk vertrek, een heiligdora, dat de 
schoone schilderjjen en het zeldzaam porse- 
lein bevat, en waarin de meid niet komen 
mag dan op haar bloote voeten. 

Men ziet in Holland straten met klinkers 
die zindelijker worden gehouden dan ons 
meest gewasschen vaatwerk. Er zijn zelfs 
huizen waar de vrouw den man op haar rug 
draagt, wanneer ze geen pantoffels bij de 
hand heefb om hem te doen aantrekken, ten 
einde den vloer niet vuil te maken. 

De meiden zouden de dienst verlaten van 
een meester die haar niet veroorloofde elken 
Zaturdag de meubels naar den zolder te 
dragen, om het huis van onder tot boven 
te wasschen." 



u Op de Beurs , en op andere druk bezochte 
plaatsen, ziet men een soort van lieden, 
meestal Israfilieten, met twee snuifdoozen 
rondgaan, de eene met rape*, de andere met 
spaansche snuif gevuld. De kooplui die hun 
doozen vergeten hebben, misschien opzette- 
lijk uit vreeze voor zakkenrollers , wenden 
zich tot hen. Deze brave Israelieten presen- 
teren hun beleefdelijk van beide tabakssoor- 
ten, en b\j het einde der maand geeft men 
hun, uit erkentelijkheid, een schelling, en 
een fooi met nieuwjaar. Er zyn er wien 
deze kleine handel een aardig inkomen be- 
zorgt." 

"Indien in de zeedienst iemand zijn kame- 
raad tot vechten uitdaagt, doet men hem 
van de ra vallen en afstraffen. Indien hjj 
hem gewond heeft, wordt hfl driemaal ge- 
kielhaald. En indien de gewonde sterft , 
werpt men hem in zee, gebonden op den 
rug van het ljjk." 



17 



Digitized by VjOOQIC 



130 



DE OUDE TLTD. 



"Schier alle tooneelspelers zgn handwerks- 
lieden, en de actrices appelenverkoopsters 
(marchandes de pommes): en wat misschien 
in Frankryk zecr vreemd zal schynen is, 
dat eene actrice voor haar goeden naam 
dient te waken, omdat anders de overige 
acteurs niet met haar zonden wiilen spelen." 



u Ik bewonderde vooral by Amsterdam de 
heerlijke omgeving van den beroemden tuin van 
den heer Pinto. De menigte van gezigts- 
punten , de lieve doorkijkjes , de zindelijkheid 
zelfs van de stadsmuren, de ruirae water- 
partflen om alle bastions , de sierlykheid van 
eenige molens met stroo gedekt zoo glad als 
een laken , alles werkt zaam om dit land- 
schap bevallig te maken; en het huis van 
den heer Pinto is een der schoonste van de 
geheele streek. Men ziet er eene groote me- 
nigte van marmeren beelden , een prachtigen 
vijver ; en eene cascade , tegenover het huis , 
uit rotsblokken en schelpen vervaardigd , stelt 
voor een hertejagt van Diana en hare nimfen. 
Het dier maakt den top uit der cascade, 
jagers en honden klauteren tegen de rotsen 
op, die saamgesteld zyn uit cristalisatiCn , 
schelpen en mineralen. De eigenaar ver- 
haalde ons dat zijn vader door toeval het 
fonds dezer materialen voor 24,000 livres 
gekocht had, en er zich van bediend had 
om dit rijke kunstwerk te doen oprigten. 
Wij zagen nog bovendien een menigte van 
waterwerken , prachtige priSelen , welgeko- 
zen doorzichten en alles wat een grooten 
tuin tot sieraad kan strekken. Het is de 
eenige , dien de Koning van Pruissen , toen 
hij Holland incognito bezocht , heeft wiilen 
zien. Maar daar hij zich slechts als een een- 
voudig toonkunstenaar had doen voorstellen , 
genoot hij niet, gelijk wij, de eer van de 
waterwerken te zien springen, waarop de 
heer Pinto ons wel wilde vergasten." 



"Maar wat de inolens van Zaandam nog 
meer van de onze doet verschillen , is hun 
zindelijkheid , welke slechts bij die der Hol- 
landsche huizen en schuiten kan vergeleken 
worden. 



Het is vooral hier dat de meiden de 
vreemdelingen op haar rug nemen om de 
vertrekken, en zelfe de trappen, niet vuil 
te maken." 



"Men geleidde my naar een kerk , de kerk 
van den Slier genaamd , wier naamsoorsprong 
op een schildery in het choor is afge- 
beeld. Het dier valt eene zwangere vrouw 
aan, en slingert haar in de lucht; op dat 
oogenblik bevalt zij en valt zij met haar 
kind op den grond. Dit leefde een maand. 
De moeder stierf na 36 uren. Kerk en schil- 
derstuk bewaren de herinnering van dit 
vreemde voorval '." 



u Bij het tweede dorp , op de hooge duinen 
(Kijkduin), ontsteekt men elken nacht een 
vuur om tot baak te strekken voor de sche- 
pen die bij Texel trachten binnen te loo- 
pen. Het is een soort van rooster of groot 
vierkant komfoor, twee voeten hoog, met 
steenkolen gevuld, dat een hel schitterend 
schijnsel geeft." 



"Buiten de stad Alkmaar is een open tuin , 
grooter dan onze Thuilerien , met prittelen , 
grasvelden en een overheerlyk, schaduwrijk 
bosch. Niet ver van daar vindt men een brug 
met banken , van waar men een betooverend 
gezicht heeft over de weiden, wateren, de 
kudden vee en de ongelijk versierde wonin- 
gen. Ik was zoo nieuwsgierig van deze ook 
innerlijk te wiilen zien; maar uitgezonderd 
de zindelijkheid die er uitermate heerscht, 
even als in de huizen der stad, vond ik er 
niet veel verwonderlijks. De meiden, die er 
de honneurs van maakten , droegen zorg hare 
schoenen onderaan de trap te laten staan, 
en vorderden van ons dezelfde ceremonie. 
Men ziet er porselein , gewoon wel is waar , 
maar met kunst gerangschikt , een kastmet 
huisraad van geel koper, blinkender dan 
goud , een andere met zilverwerk ; gordijnen 
van geborduurd neteldoek en — overal mooie 



1 Men viudt vele merkwaardigc mededeelingcu 
omtreut deze Kerk des Stiers in de Navoracher . 



Digitized by VjOOQIC 



EENE WANDELING DOOR EEN BOEK. 



131 



boerinnetjes. Deze toonden ons haar koe- 
beesten, zwaar en dik dat het een plezier 
was om te zien , en wezen ons hoe men die 
uitmuntende kazen maakt met roode korst, 
geroemd evenzeer als de parmesaansche. 

Weleer was Haarlem beroemd om een 
anderen handel, dien in tulpen. Een enkele 
bol werd er , naar men mij verzekerde , voor 
50,000 franken verkocht; en in 1637 zijn 
er van deze bloeraen voor millioenen ver- 
handeld. Men zag de eigenaar eener tulp, 
bekoord door haar schoon , er de jonge 
boJlen van verpletteren , opdat hij alleen 
haar bezitten zon , en om andere tulpomanen 
te beletten haar te verkrijgen." 



" Verscheiden kaarten zijn reeds gemaakt die 
t&t grondslag moeten dienen voor de droog- 
making van het Haarlem mermeer ; maarhet 
zonde millioenen kosten. Vele particulieren 
hebben zich voor deze onderneming aange- 
boden, en vroegen geene andere vergoeding 
dan den eigendom der drooggemaakte gron- 
den ; hun aanbiedingen zijn van de hand 
gewezen : het schynt echter dat Holland 
ernstig aan dit project denkt." 



"Een schrijnwerker te Haarlem deed eene 
vreemde ontdekking. ' Hij Het de poten van 
een gestoelte , dat te hoog was , afzagen , 
en vond onder de afgezaagde stukken er 
een dat hem trof wegens de wonderlijke 
dingen die hij er op bespeurde. Hij maakte 
er tien plankjes van, slechts eenige lijnen 
dik. Alle deze bladen vertoonden gezichten 
van steden en gebouwen; er zijn er zelfs 
bij waarop men in 't verschiet kerken , 
klokkentorens zi«t en wallen, zoo juist ge- 
vormd dat men zonde meenen dat het plannen 
waren met de hand opgesteld. De voor- 
grond, in volmaakte verhouding tot den 
achtergrond, vertoont nu eens terrassen, 
dan weder eene rivier. Voor eene dezer 
steden ligt een waterplas , waarop een zwarte 
stip gelijkende naar een schuitje ; en op een 



' De herael beware hem voor den Hr. van 
der Linde! 



der torens meent men een uurwyzer te 
onderkennen , waarvan de wijzer staat op 
half twee. Daarboven drrjven schoone luchten , 
anders gekleurd dan 't overige van het tafe- 
reel. De Hr. Schut, dit is de naam van 
den schrijnwerker, heeftzevoor 1000gnlden 
der Akademie aangeboden ; doch het Genoot- 
schap, nog niet van voornemens zijnde een 
Kabinet van zeldzaamheden op te rigten , 
heeft zich te vrede gesteld met ze te doen 
graveren, om ze in haar gedenkschriften 
openbaar te maken." 



"Bij de meeste dezer Leidsche geleerden 
(Heinsius, Vossius, Gronovius, de Burman- 
nen enz.) ging een ligchaam, sterker dan 
dat van een athleet , gepaard met een won- 
derbaarlflk geheugen en een nog wonder- 
baarlijker werkdadigheid. Zij hadden zooveel 
geleerdheid saamgepakt als een hoofd maar 
bevatten kan ; maar bijna nooit een oogen- 
blik over gehouden om te den ken : alles 
was besteed aan lezen. Deed men hnn een 
vraag, dan overgoten zij u met een stort- 
vloed van alles wat de verschillende woorden , 
waarait uw vraag was saamgesteld , hun 
in 't geheugen riep; en Zoo zij iets verga- 
ten , dan was het juist het punt dat gij 
verlangdet te weten." 



i4 Men toonde mij in de omstreken van 
Leiden een huis dat nu nog den naam draagt 
van Descartes , omdat in vroeger tijden deze 
wijsgeer er zich in teruggetrokken had en 
er , gelijk men zegt , zijn eerste werk schreef. 
De eenzaamheid dezer geheel afgelegen plaats , 
hierdoor juist zoo geschikt voor overpeinzing , 
bragt er hem zonder twijfel toe zich daar 
te vestigen. Waarheen men ook den blik 
wendt, geniet men er een overheerlijk ge- 
zicht. Vooral de stad Leiden valt er in het 
oog, welke door het groot aantal boomen 
waarmede haar grachten , straten en pleinen 
zijn versierd , minder naar een stad dan 
naar een woud gelijkt. Men heeft haar dan 
ook genoemd: een bosch in een stad en een 
stad in een bosch." 



Digitized by VjOOQIC 



132 



DE OUDE TIJD. 



"Eigenlyk gezegd zijn er geen beemden in 
Holland; men ziet er schier niet dan moe- 
rassen; de raeeste zyn wel is waar ged£- 
guiseerd in weien ; het oog , voldaan over 
het lachende groen, dwaalt met vermaak 
over de onmetelijke velden, bedekt met kudden 
van het schoonste vee der wereld ; maar de 
grond is altijd bewegelijk en trillend, en 
gy kunt de zeven provincien doorloopen , 
zonder een enkelen boer of boerin op het 
gras te zien liggen. Alles is voor het oog. 
Na een warmen dag , waarvan de hitte ver- 
giftigde dampen uit den modder der kanalen 
heeft opgepompt, in plaats van het genot 
der geurige frischheid onzer beemden , gevoelt 
gij de koude u doordringen; deze grijpt u 
aan , zoodra de afwezigheid der zon a overlaat 
aan de vochtige dampen der aarde. De heg- 
gen , de boomen zijn onbewoond ; gij hoort 
noch vogels zingen , noch beekjes murmelen ; 
zelden vindt gij loopend water; nooit ziet 
gy springend water; nooit vindt gij er dat 
zuiver is." 



u In Rotterdam ging ik ook het Kabinet zien 
van den onden Heer Bisschop , handelaar in 
garens, die hy zelf, in een kamerjurk, ver- 
koopt, in een nauw, min winkeltje. Deze 
kleine handel gaf my in 't eerst geen groote 
gedachte van de rykdommen waarvan men my 
gesproken had ; maar weldra was ik verplicht 
te bekennen dat in geheel de wereld misschien 
geen zeldzamer en kostbaarder verzameling te 
vinden is. Om aan myn nieuwsgierigheid te 
voldoen, had deze grysaard, tamelyk knor- 
rig, my geleid langs een zeer donker trapje 
naar een kamer in 't rond van kasten voor- 
zien , waaruit ik te voorschyn zag komen — 
schatten ! Honderde dozen vol van de fraaiste 
miniaturen , antieke vazen van goad en e'mail , 
japansch porselein van de grootste, schoon- 
ste en fijnste soort, glazen allerkenrigst ge- 
graveerd , geheele olifantstanden kunstig ge- 
sneden, chineesch lakwerk, ouder en kost- 
baarder dan dat 't welk men doorgaans ziet , 
zeer vreemde schelpen, volmaakt bewaard, 
en met evenveel kennis als smaak gerang- 
schikt. Ik merkte o. a. een bnitengemeen 
schoone Scalata op , een E*t en een Ou-Est , 
en een andere schelp die geen naam heeft, 



en welke de Hr. Bisschop gelooft te zijn de 
e^nige van haar soort , welke bestaat in e'e'nig 
Kabinet van eenigen liefhebber. 

Daarna gingen wy over tot eene collectie 
van voortreffelijke gravuren , van oorspronke- 
lijke teekeningen der grootste meesters, en 
bovenal van schilderijen , wier schoonheid men 
evenzeer bewondert, als aantal en keuze." 



u Zelfs in de Hollandsche dorpen vindt men 
geen hutten , geen lompen , geen gebrek , geen 
modder; alle zjjn geplaveid, zindelyk, wel- 
varend. Hoevele steden in Frankryk zyn er 
niet, noch zoo groot, noch zoo ryk, noch 
zoo bevolkt?" 



"Geheel Holland is e^n groote tuin , waarin 
slechts weinig bruikbare boomen groeien; zy 
dienen alleen tot sieraad van stad en land. 
Het vee zelfs dat Holland verrykt, wordt 
niet in 't land geboren ; het komt er nit het 
Noorden, mager en uitgemergeld , en wordt 
vet in deze grasvelden." 



"Wanneer de Hollander buiten is , brengt 
hy al den tyd, dat hy niet aan tafel zit, 
door in een koepel van geverwd hout met 
vensters, aan den kant van een sloot met 
groen en stinkend water, en verbeeldt zich 
dan gedompeld te zyn in de genietingen van 
het bnitenleven. Hij zit daar , de pijp in den 
mond, naast zyne vronw, die geen woord 
spreekt." 

"Als ge in een huis moet souperen , inviteert 
men u des morgens , volgens de aangenomen 
spreekwijze "op een slaadje". — In som- 
mige grooter huizen zendt men n een gedrukt 
kaartje. — V66r het heengaan betaalt men 
zyn fooi aan de dienstboden. — Men moet 
plechtig nitgenoodigd zyn , zelfs om niets dan 
een kopje the* te drinken , of een treurige 
whist te spelen in een zaal waar ge niet ziet 
lachen , en gewoonlyk een ieder om 9 unr naar 
huis gaat. Deze genotvolle samenkomsten 
heeten Saletten , en de dames hechten er znlk 
een hooge waarde aan , dat zy overtnigd zyn 
dat er niets meer aan 't gelok van een vreem- 
deling ontbreekt wanneer zy hem vergnnden 



Digitized by VjOOQIC 



EENE WANDELING DOOR EEN BOEK. 



133 



er aan deel te nemen. Het ceremonieel wordt 
zoo ver gedreven, dat een zoon des huizes, 
die Diet meer by zyn vader inwoont , verplicht 
is hem te verwittigen dat hij er komt eten." 

"Wat ik u zou kunnen verhalen van de 
onschuld der jongens en meisjes in Holland , 
en van de gemoedelijke goedigheid der ouders , 
zal men voor een fabel houden : de Aartsva- 
deren leefden niet in aandoenlijker eenvoad. 
GfJ zult niet zonder verwondering vernemen , 
dat in 1754 een jongmeisje van geboorte en 
van een bevallig uiterlijk , in Holland in den 
bloei der jaren liever stierf , dan te nemen 

een la t. De vergaderde bloedverwanten 

oordeelden dat de dood te verkiezen was boven 
een affront , waarover hun geslacht nooit had 
behoeven te blozen." 



"Gaat ge in Holland in een huis om op 
het vertrek der schuiten te wachten , dan biedt 
men u brandewyn aan ; gij bedankt ; en toch 
laat men u betalen alsof gij dien gebruikt had. 

Men moet zich vooral schikken naar de 
mode van het land ; men bespot hier de lieden 
die zich friseren; men loopt te zaam om 
iemand die zijn steek onder den arm draagt ; 
men jouwt hen uit die zich van een papapluie 
bedienen. De Hollanders vinden 't vreemd dat 
men zorg draagt voor zijn hoofdhaar , en dat 
men niet verkiest nat te worden." 



"De schoonheid der Hollandsche vrouwen , 
haar gelaatsklenr en trekken , spraak , haar 
houding, alles duidt een bedaarden aard aan , 
maar die niet verre is van ongevoeligheid. l 
Laat iemand voor een huis zijn been breken , 
gelyk dat soms bij zware vorst gebenrt , dan 
zal de vrouw des huizes er met een hoogst 
medelydende en allerzachtste uitdrukking naar 
kyken. Zy wilde wel dat die ongelukkige niets 
gebroken had , maar nooit zal zij permitteren 
dat men hem in haar gang drage, waarvan 
hy het manner zou kunnen vuilmaken." 



"Over 't geheel genomen, denkt dit volk 
met meer verstand dan fynheid , spreekt met 
meer wysheid dan sierlykheid, neemt lang- 
zaam een besluit maar zeker , en is even ver 
van ondankbaarheid als van onrechtvaardig- 
heid. De ware Hollander is fier van aard, 
eerlyk en gevoelig ; daarbij oprecht en zedig. 
Even eenvoudig als , indien 't wezen moet , 
onbekrompen, geeffc deze edele eenvoud aan 
zijn onbekrompen handelwijze een vertoon 
van grootheid, waarby geen pralery halen 
kan. Trouw vriend , gebonden aan zyn woord , 
gedienstig zonder overdriving, weet hij aan 
een sterke zucht naar winstbejag, bij hem 
tot natuur geworden, een soort van edel- 
moedigheid te paren. Eene goede bejegening 
vergeet hy nimmer , en niemand is vaardiger 
om bij de minste gelegenheid zijn erkente- 
lykheid daarvoor te bewyzen." 



Ziedaar dit toertje in den voortyd tot ons 
beider genoegen , naar ik vertrouw , afgeloo- 
pen! Wij danken den goeden abt voor zyn 
bontgeschakeerde tafereelen en afwisselende 
beschouwingen. Requiescat in pace! Zacht 
ruste hy van zyn vermoeiende tochten door het 
voor een Franschman te zindelijke Holland , in 
een der beemden van zijn schoone Frankrflk , 
waar de vogelen wel zingen , de bloemen wel 
geuren, de beekjes wel murmelen. En gy, 
waarde lezer, 

"Farewell! with him alone may rest the pain, 
If such there were — with you, the moral of 

(his strain!" 

Farewell ! 

Me. A. Vee Huell. 



1 Neen , sentiblerie • bestaat niet in 't Hol- 
landsch, en la Corde sensible is een Fransch 
product ! 



DRINKGEWOONTEN ONZER VADEREN IN 
DE XVH e EEUW. 

t4 Neiging tot den drank en het spel zyn 
twee ondeugden, die wy van onze vaderen 
hebben ge^rfd", schreef Ridderus , en wijdde 
menig blad zijner menigvuldige geschriften 
"aan het dempen dezer jammerlycke ende 
exorbitante gulzigheden". Zulks deden de 



Digitized by VjOOQIC 



AM 



DE OUDE TIJD. 



meeste predikanten van zijn tyd, en onder 
hen ook Jacobus Sceperus, een Amsterdam- 
mer van geboorte, in 1639 van Oostzanen 
naar Gouda beroepen, en aldaar in 1678 
gestorven. Behalve andere geschriftjes , gaf 
hij in 1 661 te Gouda in het licht : Bacchus. 
Den ouden en huydendaegschen Droncke- 
mati: ontdekt uyt de Heydensche Histo- 
rien , onderricht uyt de Heyliye Schriften. 
In dit curieuse boeksken, deelt hij de vol- 
gende bijzonderheden nopens de gewoonte 
onzer vaderen bij het drinken mede: 

"Het gaet nu veeltyts toe in sulcker wegen. 

In den aanvanck van den maeltyt is men 
zeedigh , men spreeckt stil en niet luyt-ruch- 
tigh , men gebruyckt kleyne glaesjens , kleyne 
teuchjes , petterende proeft men den wyn , 
yder wacht sich voor gulpen ende houdt sich 
als een bescheden maeght , welcke beschaerct 
en eerbaar is. Dus verre gaet het wel aen 
taeffel; maar het en duert niet lang. Wan- 
neer het tweede of derde gerecht opkomt, 
wort het eynde van eeten ende aanvanck van 
drincken. De glaesen en romers worden groo- 
ter , de teugen langer en tayer . het spreecken 
luyt-ruchtigher , de gasten woeliger, en het 
begint te roepen en te raesen alles wat ter 
maalteydt is : yeder beelt sich in dat hy een 
Hercules is : h y waent een leew te zyn , en 
is een aep, en hy belacht een ander, en is 
belacchelijker als deselve. Het brenghen en 
bescheyt doen gaet aen, de romers vliegen 
en gaen rondt , de tonge wordt los en singt : 
"Laet ons drincken en eens vrolyck zyn." 
Men brengt het op eens anders gesontheyt , 
en men quest door drincken de gesontheyt 
van sich selven. Men raoet bescheyt doen 
u sonder bedroch, sonder morssen, sonder 
sluycken" , en op gedaene ondersoeck seggen 
van wien en aen wien men het glas ontfangen 
en gebracht heeft. Men set een"grooten Romer", 
en yeder is gereet om op sijn beurt deselve met 
een teugh te leeghen en uyt te veeghen , en 
op de eerste volgt de tweede , derde en meer 
andere. Men meynt geen goed vriend te zyn 
van den weerdt , noch aengenaem by de gas- 
ten , indien men niet op yeder glas bescheyt 



en doet. Men meynt de eere van sich selfs , 
van den hospes, van de gasten en gasterye 
niet wel bewaert te hebben,- indien door 
brengen en bescheyt doen , het ly f van yeder 
niet vol en raeckt. Maar hoe gaat het wij- 
ders ? Na dat dit bedrijf een wyle heeft ge- 
duert , begint men den wijn te storten en te 
plengen : het tieren en raesen vermeerdert : 
de eene krijgt swymelingen in het hooft , de 
oogen draeyen , en schemerende sien twee son- 
nen, twee taefFels en twee glasen voor een. 
De hersenen roocken , het aangesicht ont- 
steeckt, de keel wordt heesch, de tonge 
toetert, de beenen worden stroo, de leeden 
waggelen , de voeten stronckelen en treeden 
mis , de kaemer begint te draeyen , de vloer 
reyckt aen de solder, en het vyer klimt ter 
schoorsteen uyt. De eene lapt de glaesen 
teeghen d' aerde , de ander huppelt en danst , 
de derde bestort en begiet sich selven , en 
die bij hem sit, een vierde, braeckt en giet 
schandelyck uyt 't gheene hy gulselyck heeft 
ingenomen. Yeder raramelt en raest in 't hon- 
dert. Sommige vertellen al wat sc weeten, 
oock 't geene de schaemt en eerbaerheyt ge- 
biedt te swygen , en 't geene haer te swygen 
was aenbevoolen. Anderen sitten stil, zyn 
stom ghesoopen, en vallen in slaep, ronc- 
kende en snorckende boven maeten. Die geene 
welcke het drinck-veldt hebben ingehouden , 
en anderen van de banck gedroncken , worden 
gheroemt als helden , als mannen , en sodae- 
nighen , welcke rechtschaepen quanten zyn. 
Maer die geene , welcke het drinck-velt heb- 
ben moeten ruymen, worden na huys ge- 
leydt. Ende gelyck in een oorlog, na een 
heet gevecht , de dooden , welcke van weder- 
zyden gebleven zyn , worden begraven , so 
worden sommige, welcke gewentelt lagen 
niet in bloet , maar in braecksel , opgenomen , 
en zynde versmoort in den wijn en leeven- 
digh doot , worden gedraegen na haere slaap- 
cameren , als na haer kerckhof bedde , als in 
haer graf en in haer geleydt.' > 

Dr. G. D. J. S. 



Digitized by VjOOQIC 



VAN "OVER HET U.' 



135 



VAN "OVER HET IJ." 

DOOR 

J. HONIG Jz. Jr. 
(Vervolg van bladz. 62.) 



in. 

De vrouw des huizes kwara even binnen, 
en op een wenk van haar rees onze gast- 
heer op, zich verontschuldigende dat hij ons 
een oogenblik verlaten moest, daar zijne 
tegenwoordigheid in de keuken gevorderd werd. 

De gastvrouw zag wel dat die reden eeniger- 
mate onze verwondering opwekte , en ze knikte 
hare dochter toe, als of ze deze vragen 
wilde om ons de noodige opheldering te 
geven. Het meisje toonde dat teeken wel 
gevat te hebben, want terwyl ze onze roe- 
mers nog eens met den geurigen Rhijnwijn 
vulde — Rhijnwyn , zoo als onze gastheer 
verzekerd had, die direct uit Duitschland 
gekomen was , en , 't mogt geoorloofd wezen 
of niet, toch een dubbel voordeel geschon- 
ken had wat impost en qnaliteit betrof; 
dat de fusten onder de houtvlotten gebonden 
waren geweest — vertelde zij ons dat moeder 
ons geheel op de Zaansche manier onthalen 
zou en dat vader de visch was gaan koken. 
"Wij vrouwen", snapte ze voort, "mogen de 
keuken anders als ons gebied aanmerken, 
en geen man zal ons de schepter nit handen 
nemen. Maar als er visch gekookt moet 
worden , verandert de zaak , en ge znlt straks 
eens proeven of vader de kunst verstaat. 
Zekere lieden mogten er wel een lesje aan- 
nemen", liet zy er met een schalk lachje 
tegen den nevens haar zittende op volgen. 

"'t Is bij ons aan huis ook evenzoo". liet 
de jongman er op volgen, u en eene vaste 
gewoonte in deze streek geworden, dat de 
mannen zelve de zee- of riviervisch koken. 
Waarom weet ik niet , want zoo ingewikkeld 
is die kunst toch niet, en de een mag het 
nu in navolging van den ander doen, de 
tijd zal wel komen dat weer geheel de kokerij 
aan de vrouw overgelaten wordt; ja wie 



weet of ten laatste, als by de steedsche 
dames, niet alles door de handen van de 
meid gaat, en we onze vrouwtjes dan met 
wat minder vuurroode wangetjes aan tafel 
zullen zien." 

"Daar zyt gij vooreerst nog bevrijd van, 
plaaggeest", voerde het meisje hem toe. 
u Wat moeten de vrienden wel denken?" 

"Dat de meisjes op moeders voorbeeld 
knappe huis vrouwen zullen worden ," kaatste 
hij haar weder toe , en een tikje op de wang 
was de welkome bestraffing. 

"Overvloed van visch zeker," zeide een 
onzer , met een blik op het voorbijstroomende 
water, en welligt ook om het discours weder 
van een terrein te brengcu , dat de jongelui 
meer boeijen moest dan ons. 

"Dat geloof ik ," antwoordde de zoon des 
huizes; "en als knapen wordt de lief hebbery 
voor 't visschen reeds by ons opgewekt. 
Zoodra 's zomers de school uit of er vakan- 
tie is, wordt hengel of totebel (kruisnet) 
uitgeworpen ; en kunnen de jongens zonder 
opzigt, dan gaat het met een schuitje de 
rietboorden langs of zeilt het met den boeijer 
naar het Zwet, een water bij Wormer Dan 
worden ook wel de netjes en fuiken uitge- 
zet en een goede zoo baars, karper of aal 
gevangen. In de stille zomeravonden kunt 
ge bovendien , de geheele Zaan langs , schuitjes 
zien liggen, en de mannen er in in gedu- 
rige beweging met hunne hengelroe vinden. 
Men zegt dat dit aal visschen of "poeren" 
een aardig werk is. 'k Heb er nooit lust 
toe gehad , en menigeen heeft het de gezond- 
heid geknakt, want meest zijn de avonden 
hier koud en vochtig. Maar 's winters , dan 
is 't een ander geval ; dan doe ik mee met 
den besten visscher om den broode , om een 
bijtje in het ys te hakken en de baarsnetjes 
te zetten. Dat 's een pleizierig werk , en men 



Digitized by VjOOQIC 



136 



BE OUDE TUB. 



yoelt de koude niet, als 't maar wat geeft. 
En dan hebben we 's winters nog eene an- 
dere manier van visschen. Er worden op het 
IJ hier en daar bij de bijtjes molentjes gezet , 
wier getik of geklop de bot in de netjes 
lokt. l Ter zelfder tijd kunt ge dan ook 
reeds yoor het aanbreken van den dag ver- 
scheidene mannen en jongens dp het I J 
vinden , met een mat of zeiltje voor den wind 
beschut, voor een klein tyjtje staande om 
spiering te vangen. Dit geschiedt meest om 
den broode, en hoe konder het is des te 
meer wordt de spiering geliefd ; en ze is dan 
ook, gebakken of gekookt, met een goede 
mostaarddoop , een lekker eten." 

"Maar al die visch kan toch onmogelijk aan 
de Zaan verorberd worden ; er moet dus wel 
veel handel in zijn?" 

u Dat is het ook. Toch wordt hier veel 
visch gegeten. 't Is gezond en goedkoop. 
Zondags geloof ik dat ge weinig huisgezin- 
nen zult vinden , waar de schotel met baars 
of bot niet op tafel staat." 

"Daar is een goede reden voor, broertje ! 
't Is een gemakkelijke pot, en we zijn nog 
al trouwe kerkgangers." 

"Ja", was 't antwoord — "daar worden 
we van der jeugd voor opgeleid. *k Herinner 
me nog de mooije dagen , die ik liever in de 
buitenlucht dan in de kerk zou hebben door- 
gebragt. Maar vader ging, en moeder, en 
zusje , en zoo is de gewoonte als ingeworteld. 
Evenwel , 't is er goed me£ gegaan. Kerksch 
zfln we hier, doch mogen daarora wel een 
pretje, en geen mensch die er kwaad van 
spreekt. "Ik ben ook jong geweest en mogt 
de zon wel in 't water zien schjjnen" , zei 
vader ; "pas maar op, jongen, dat ze uwe oogen 
niet verblind!" 

"In uwe Vermaanhuizen moet toch nog al 



1 Die zoogcnaamde "klopbot** had eene groote 
vermaardhcid. Men verhoalt dat in zekeren zo- 
mer, in het begin dezer eeuw, een paar Engel- 
achcn in het Logcment de Otter, te Zaaudam, 
arriveerden en klopbot voor hun dine vcrlangden. 
De kastelein J. Lobben vcrschafte zc hun na- 
tuurlijk , en de bot wai er niet te slcchter om ; 
even als de rekening. Om 'azomers een winter- 
geregt te leveren, zal den logementhouder wel 
een extra nota hebben doen schrijven. 



op ernst en ingetogenheid worden aange- 
drongen?" 

"Met onderscheid, of ge tot de Friezen 
of Waterlanders behoort. En toch is er nog 
een groot verschil bij vroeger. Hoor ik vader 
vertellen, hoe 't in zjjn jongen tijd was, 
dan is 't al wat veranderd en veel van het 
oude in nieuwer en zachter begrippen op- 
gelost. Maar over 't geheel, van welke ge- 
zindheid ook, is men hier eenvoudiger dan 
in de steden , en als ik eens Amsterdam ver- 
gelijk met hetgeen ik voorleden jaar in 
Frankrijk en Duitschland , in de groote steden 
opmerkte, dan zoudt ge hetzelfde verschil 
hebben." 

"'t Behoeft ook niet gelijk te zjjn ," liet 
nu het meisje zich hooren. "'s Lands wgs , 
's lands eer. Grootmoeder plagt te zeggen: 
kinderen, houd u aan den eenvoud; al die 
grootheid brengt geen geluk aan. — hoe 
dikwjjls heeft ze me nit haar Kamphuyzen 
niet voorgezongen : 

Elck nochtans heeft wel te letten 

Op zijn eijgen dat of dit: 

Wacr en hoc zijn popjen zit. 

Goed noch quaad heeft mee zijn wetten. 

Vraagt gij wat ze zijn? In 't kort 

Dat de pop geen afgod word." 

We knikten de lieve spreekster goedkeu- 
rend toe , en prezen de kinderen gelulkig , 
aan wie zulke lessen gegeven worden. 

Maar er was geen tyd meer voor bespie- 
gelingen , daar we aan tafel verzocht werden ; 
een roepstem, waaraan we gaame gehoor 
gaven. 

W\j namen plaats , en de gastheer, wiens 

gelaat wel ietwat toonde voor wat gloed hij 

gestaan had , verzocht ons "een goed woord" 

te spreken. — Wel U 't een goed woord, 

te gedenken aan Hem , die ons spgs en drank 

geeft — en de vaderen, hoe telkens terug- 

keerend hetzelfde formulier ook was , bleven 

onverdroten dezelfde woorden prevelen, zoo 

dikwijis zij om de tafel zich schaarden. En 

wie zal het wagen op eene gewoonte te 

smalen , die uit eenvond des harten eenmaal 

wis haren oorsprong had en zoo lang be- 

waard bleef! 

{Wordt vervolgd.) 



Digitized by VjOOQIC 



GEVELTJE UIT DORDRECHT. 



137 



GEVELTJE UIT DORDRECHT. 



Op het eerste gezicht zou men aan dezen 
gevel ©en veel hoogeren ouderdom toekennen 
dan waarlijk het geval is. Onwillekeurig 
denkt men aan de sora- 
bere middeleeuwsche wonin- 
gen, waarvan hier en daar 
in Frankryk en Duitsch- 
land nog enkele, hier te 
lande echter, helaas, geen 
voorbeelden meer bestaan. Dit 
huisje echter, dat , zoo ik wel 
ingelicht ben , reeds voorlang 
is afgebroken, zal niet voor 
de 2 4 ' helft der 16'eeuwge- 
bouwd zijn. Het lag tusschen 
de Nieuwbrng en den Kraan- 
steiger, en was gebouwd, zooals 
men ziet, van gehouwen 
blokken blaauwen of graau- 
wen steen, van welke soort 
is mij onbekend. 

Het inwaartsspringen van 
het beneden gedeelte mag 
als van niet alledaagschen 
aard beschouwd worden; het 
was zeker zeer praktisch voor 
den bewoner, zoowel als voor 
den voorbijganger. De eerste 
toch vond daardoor in zijne 
benedenwoning eenige beschutting tegen de 
zon, terwijl by regenbuijen de voorbijganger 
daar een schuilplaats kon vinden. 



Hetzelfde doel zocht men ook wel te be- 
reiken door de bekende groote luifels , waar- 
van wy er in onze jeugd nog enkele gekend 
hebben en de opslaande 
klapluiken. 

Soms werden die z66 groot 
gemaakt, dat de straat er 
niet alleen zeer door verdon- 
kerd, maar ook zeer ver- 
nauwd en de commnnicatie 
bemoeielykt werd , zoodat de 
overheid daarin door keuren 
moest voorzien. 

Bij de oudere gevels , waar- 
van alleen de beneden verdie- 
ping van steen , doch de ande- 
ren uit hout waren zamenge- 
steld, is het vooruitspringen 
der bovenverdiepingen meer 
om andere redenen gezocht. 
't Is daarby voornamelijk te 
doen geweest, ora plaats te 
winnen en de bovenvertrekken 
grooter te maken. Ook dat, 
• hoe schilderachtig het ook 
stond , gaf een somber aanzien 
vooral by de toen grootendeels 
zeer nanwe straten, terwijl door 
al dat houtwerk een ontstane 
brand de verwoesting eener geheele stad kon 
na zich slepen , waarom dan ook het bouwen 
van houten huizen meer en meer verboden werd. 



ZONDERLINGE VERKIEZING VAN EEN BURGEMEESTER. 



De Groninger hoogleeraar Pagenstecker deelt 
in zijn Aphorismi Juris ad Jmtitutiones 
JuHineaneas mede u dat eertijds in zeker e 
stad van Nederland gebruikelijk was, dat 
die naar 't Bargemecsterschap stonden , zich 
aan een ronde tafel bcgaven en voorover 



bukkende hunne baarden daarop legden ; dat 
men dan een luis op 't midden der tafel 
zette, en dat hij, op wiens baard dit loome 
beest kwam kruipen , voor Burgemeester uit- 
geroepen werd. 

(Medegedeeld door Dr. Sc hotel,) 



1870. 



18 



Digitized by VjOOQIC 



138 



DE OUDE TIJD. 



CEREMONIEEL BIJ HAAR HOOG MOGENDE 

PRACTICABEL OMTRENT DE AANWEZENDE MINISTERS VAN VREEMDE POTENTATEN 
EN EERSTELIJK OMTRENT : 

Een Extxaor dinar is Ambassadeur. 



Een Extraordin : Ambassadeur alhier aan- 
komende , notificeert zjjn arrivement zelfs in 
persoon of door een Edelman aan den Heere 
President, met overleveringe van zijn cre- 
dential of copie van dien , waarvan ter ver- 
gadering van H. H. Mog. door den Heer 
President notificatie gcdaan, en den brief van 
credentie of copie van dien gelezen zijnde, 
werdt den persoon van den Extraordin : An> 
bass, by H. H. Mog. resolutie aangenaam 
verklaard, en dezelve aan hem door den 
Agent ter hand gesteld. 

Zoo den Extraordin : Ambass : zelfs in 
persoon zijne aankomst aan den Heer Presi- 
dent genotificeert heeft, wordt denzelven 
van wegen H. H. Mog. door den Heer Pre- 
sident met een compliment verwelkomt ; zoo 
hij zijne aankomst door een Edelman noti- 
ficeert, wordt hij alleenlyk door den Agent 
bij overlevering der voorz. resolutie gecom- 
plimenteerd.) 

Den Extraordin : Ambass : alzoo by H. 
H. Mog. aangenaam verklaard en ontvangen 
zijnde , kan zich incognito , en zonder recep- 
tie of eenige publiekc ceremonie houden voor 
eenige tijd , en voornamelijk gedurende dat 
deszelfs Equipagie en train geprepareert wordt , 
en ondertusschen met H. H. Mog. confere- 
ren en negotieeren. 

Den Extraordin: Ambass. zyne Equipa- 
gie en train gereed hebbende , en van inten- 
tie zynde zyne publieke intreede te doen, 
geeft daarvan eenige dagen te voren door 
een Edelman kennis aan den Heer Presi- 
dent, met verzoek dat op zyn publieke 
receptie behoorlijke order mag worden ge- 
steld , hetwelk door den Heer President ter 
vergadering geproponeert zynde, wordt den 
Hoftneester van H. H. Mog. gelast den 
Extraordin : Ambass. op den bestemden dag 
tot Delft te gaan complimenteren. Voorts 



denzelven benevens zijne domestieken en suite 
des middags v66r de receptie op 's Lands- 
kosten tot Delft te tracteren , en vervolgens 
des namiddags met jagten of andere behoor- 
lijke voiture te geleiden tot*aan de Hoorn- 
burg by het dorp Ryswyk: aan H. H. Mog. 
tijdelflk kennis gevende, tegen wat uur 
preciselijk hij Hofmeester staat maakt aldaar 
met den Extraordin. Ambass. te zullen 
kunnen zijn, ten einde H. H. Mog. Gedepu- 
teerden te gelijk met denzelven aan de 
Hoornbrug mogen aankomen. En worden op 
dezelfde tijd by H. H. Mog. twee Heeren 
gedeputeerd, om den Extraordin. Ambass. 
aan de Hoornbrug voornoemd, met de Eer- 
ste Caros van Staat, getrokken van zes, 
gevolgt van een aanzienlijk aantal andere 
carossen , getrokken van zes , vier en twee 
paarden, uit den naam van H. H. Mog. te 
gaan recipieeren , complimenteren , en her- 
waarts geleiden. De voorsz. twee Heeren 
Gedeputeerden komen vervolgens in H. H. 
Mog. vergaderkamer te zamcn , vroeg genoeg 
om op den tijd by den Hofmeester geprefi- 
geert aan de Hoornbrug te kunnen zijn, en 
begeven zich in de Eerste Caros van Staat , 
gevolgt van de voorsz. andere carossen, 
dewelke door een kamerbewaarder van H. 
H. Mog. tegen dien tyd medc op hct Bin- 
nen Hof zijn besteld en opgewacht, van een 
of twee kamerbewaarders en eenige boden , 
naar de Hoornbrug voorsz. : den weg nemende 
van het Binnen Hof voorby de Kastellenye, 
over hct Plein, door de Poten, de Spui- 
straat, de Wagenstraat en voorts langs den 
Ryswykschen weg naar het dorp van Rijs- 
wijk , tot regt voor de kerk aldaar , van waar 
de linkerhand nederslaande men regt van de 
kerk afryd naar de kleiweg, en aan de wo- 
ning van Volbergen nog eens de linkerhand 
af, langs de kleiweg naar de Hoornbrug, 



Digitized by VjOOQIC 



CEREMONIEEL BIJ HAAR HOOG MOGENDE. 



139 



om alzoo met het gansche gevolg zonder 
Terhindering wederom regt uit herwaarts te 
kunnen komen. 

De gemelde Heeren Gedeputeerden nemen 
onder het rijden de nodige mesures om om- 
trent op denzelfden tijd dat den Extraordin. 
Ambaae. met de Jagten en deszelfs gevolg 
aan de Hoornbrug arriveert mede met de 
carrossen en verder gevolg aldaar aan te 
komen, en docn de caros waarin zjj zit- 
ten, stilhouden regt voor het bruggetje van 
de Molenwerf zich aldaar bevindende; de 
paarden der caros staande gekeert naar den 
Haag, blijvende de verdere carossen een 
weinig achter, om plaats te laten voor de 
Eqnipagie en suite van den Extraordin. Am- 
bass. als hier onder zal worden gezegt.) 

De voorsz. Heeren Gedeputeerden, ziende 
de Extraordin. Ambass. met de jagten enz. 
arriveren , ■ treden uit de caros en gaan den- 
zelven te gemoet over de Molenwerf tot aan 
de kant van het water, alwaar het jagt 
aankomt, en ontvangen hem aldaar op het 
uitkomen van het jagt, met een compliment 
ter materie dienende, hem voorts tusschen 
hun beiden geleidende tot aan de caros, 
staande voor het voorsz. bruggetje, en hem 
dezelve presenterende om daarin te gaan 
zitten. 

Den Extraordin. Ambass. gaat vervolgens 
eerst in de caros en zet zich alleen achter 
in , met het aangezicht naar den koetsier , 
en de Heeren Gedeputeerden te zamen regt 
over hem met den rug naar den koetsier. 

De Heeren te zamen alzoo gezeten zijnde 
avanceren met de voorsz. Eerste caros van 
Staat langs den weg naar den Haag , en on- 
middelijk aan dezelve volgen den stalmeester 
en de pages van den Extraordin. Ambass. 
te paard en de lakeyen van den Extraordin. 
Ambass. te voet; voorts de eerste lijfcaros 



1 Den zclfden raorgcn begeeft zich den Ara- 
bassadenr naar hclft, waar hem in den Doclen 
ocn maaltijd wordt aan gc bod en en waarbij de 
Burgcmec9ters van dezc stad worden uitgcnoodigd 
namens H. H. M. De Agent of Hofmeestcr 
houdt daarbij dc eer van den Staat op ; hij draagt 
tevens zorg dat de jachten ter bepaalden tijd 
gereed zijn, om op deu jnisten tijd aan de 
Hoornbrng aan te komen. 



van den Extraordin. Ambass. ledig, gevolgt 
van alle denzelfs andere carossen, vervult 
met zjjne Edellieden en verdere domestie- 
ken , waarna volgen de voorsz. carossen met 
zes , vior en twee paarden , die uit den Haag 
mede gekomen waren. Alle welke Equipagie 
en suite van den Extraordin. Ambass. door 
denzelven op den bestemden tijd mede aan 
de Hoornbrug zjjn besteld , en gedurende de 
receptie zich in orde rangeren. De Heeren 
nemen alzoo gezamenlijk haren weg regt 
naar den Haag, door de Wagenstraat, 
Veenestraat, de Markt, Hoogstraat, over 
de Plaats , Kneuterdijk , langs de Noordzijde 
van het Voorhout , door de Houtstraat langs 
het Plein (of langs zoodanige andere weg, 
als naar gelegenheid door den Agent op 
goedvinden van H. H. Mog. wordt geregu- 
leert) tot aan 's Landshuizing, ' om den 
Extraordin. Ambass. aldaar drie dagen te 
defroyeren. 

Den Extraordin. Ambass. voor de deur 
gekomen zijnde, stapt eerst uit de caros, 
vervolgens de Heeren Gedeputeerden en gaan 
alzoo te zamen , den Extraordin. Ambass. 
altijd de eerste plaats en hooger hand heb- 
bende , tot in de kamer of zaal , zetten zich 
op gelijke arrastoelen, en verwelkomen de 
Heeren Gedeputeerden den Extraordin. Am- 
bass. in het voorsz. huis, hem hetzslve tot 
zijn logement presenterende, waarna gem. 
Heeren Gedeputeerden hun afscheid van den 
Extraordin. Ambass. nemen en vertrekken ; 
gaande eerst uit de kamer en door den Ex- 
traordin. Ambass. uitgeleid wordende tot aan 
de caros, en rijden alzoo naar hetHof. 

Op dezelfde tijd als de voorsz. twee Hee- 
ren worden gedeputeerd om den Extraordin. 
Ambass. aan de Hoornbrug te gaan ontvan- 
gen , en tot in 's Landshuizing te geleiden , 
worden mede bij H. H. Mog. gedeputeert, 
acht andere Heeren, namelijk twee uit de 
Provintie van Holland en een uit ieder der 
voorsz. andere Provintien, om den Extra- 
ordin. Ambass. in 's Landshuizing gekomen 
zijnde, uit den naam van H. H. Mog. na- 
der te verwelkomen, en des avonds ter 
maaltgd gezelschap te houden. 

1 Graaf Mauritshnis. 



Digitized by VjOOQIC 



140 



DE OUDE TIJD. 



Welke acht Heeren Gedeputeerden zich 
tegen den behoorljjken tjjd in H. H. Mog. 
vergaderkamer te zamen laten vinden, en 
door de hiervoren genoemde twee Heeren 
Gedeputeerden geadverteert zijnde van des 
Extraordin. arriviment in 's Landshuizing , 
rijden met drie a vier Carossen met twee 
paarden, van het voorsz. gevolg gezamenlijk 
derwaarts, worden door den Extraordinaris 
Ambass. aan het portier van de caros ont- 
vangen, en vervolgens geleid tot in de ka- 
mer, alwaar gemelde acht Heeren Gedepu- 
teerden den Extraordin. Ambass. wederom 
uit den naam van H. H. Mog. nader ver- 
welkomen , het huis tot zyn logement presen- 
teren, na eenige gehouden discoursen van 
hem afscheid nemen, en tot aan het portier 
van de caros uitgeleid worden , houdende de 
Heeren Gedeputeerden in deze actie van het 
begin tot aan het einde de hooger hand en 
plaats. 

Dezelfde acht Heeren Gedeputeerden ryden 
naar het Hof, en vervoegen zich voorts weder 
gezamenlijk tegen den behoorlijken tijd aan 
het voorsz. huis, om met den Extraordin. 
Ambass. des avonds maaltyd te houden, en 
worden door denzelve als voren gerecipieert 
en in de kamer gebragt; gelyk dezelve ook 
volgens de order op hun vertrek op dezelfde 
manier door den Extraordin. Ambass. moeten 
worden uitgeleid. Dan hier van wordt som- 
tijds gerelacheert, omdat alle de Heeren 
Gedeputeerden naar gehouden maaltijd , niet 
altijd te gelijk vertrekkende , het voor den 
Extraordin. Ambass. te moeijeljjk zoudeval- 
len , ieder Heer telkens te gaan uitleiden. 
Gelijk ook bij vervolg somtijds om de zelfde 
reden wel gerelacheert wordt, van het uit- 
leiden van de twee Heeren Gedeputeerden 
die alle middagen en avonden, gedurende 
de voorsz. drie dagen den Extraordin. Am- 
bass. aan den maaltyd gaan gezelschap houden, 
welke twee Heeren ieder dag in de verga- 
dering zonder resolutie mondeling, tegen 
des middags , en des avonds daartoe worden 
gedespicieert en verzocht. 

Aan de tafel wordt aan den Extraordin. 
Ambass. alleen gegeven een armstoel en de 
hoogste plaats , zittende alle de andere Heeren 
op 8toelen zonder armen , en ter wederzijdcn 



van den Extraordin. Ambass. Onder den maal- 
tyd wordt na het drinken van eenige klcine 
roemers met wijn , door de Heeren Gedeput. : 
een groot glas met een deksel voorgedronken 
de gezondheid gedronken van den Meester van 
den Extraordin. Ambass. waarna kort daaraan 
door den Extraordin. Ambass. uit eea der- 
gelijk glas wordt voorgedronken de gezond- 
heid of gelukkige regering van H. H. Mog. 
voorts door de Heeren Gedeputeerden uit een 
dergelyk of weinig kleinder glas , de gezond- 
heid van de eerste persoon van den meester 
in het gouvernement , uit hetwelk den Extra- 
ordin. Ambass. gezonden is, dan wederom 
door den Extraordin. Ambass. de gezondheid 
van de Eminenste persoon van dezen staat, 
't zy Stadhouder, Capitein-Generaal enz. en 
voorts naar gelegenheid eenige dergelyke ge- 
zondheden over en weder. 

Den Extraordin. Ambass. wordt drie voile 
dagen alhier in den Haag tot last van den 
Lande gedefroyeert , zonder daaronder te re- 
kenen de maaltijd tot Delft of die des avonds 
na de intrede, op welke de acht Heeren Ge- 
deputeerden assisteren. 

Op den tweeden van welke drie dagen 
den Extraordin. Ambass. des morgens voor 
het uur van H. H. Mog. vergadering door 
een Edelman of Secretaris aan den Heer Pre- 
sident laat verzoeken , zijne publieke audientie 
tegen des anderen daags, zijnde den derden 
dag van het voorsz. defroyement; welke 
audientie door H. H. Mog. op de proposi- 
tie van den Heer President geaccordeert 
zynde, wordt daarvan aan den Extraordin. 
Ambass. door den Agent kennis gegeven , en 
door H. H. Mog. twee Heeren gedeputeert, 
om den Extraordin. Ambass. des anderen 
daags tegen het ordinaire uur der vergade- 
ring van 's Landshuizing, zijnde deszelfs 
logement te gaan ophalen en ter vergadering 
te leiden. 

De voorsz. twee Heeren Gedeputeerden 
begeven zich des anderen daags uit de ver- 
gadering met de Eerste Caros van Staat, 
getrokken van zes , gevolgt van een goed ge- 
tal andere carossen, getrokken van zes, vier 
en twee paarden, (dewelke alle tegen die 
tijd door de kamerbewaarders op het Binnen 
Hof zjjn besteld) en opgewacht door vier & 



Digitized by VjOOQIC 



CEREMONIEEL BIJ HAAR HOOG MOGENDE. 



141 



zes boden rondom de caros, directelijk naar 
het logement van den Extraordin. Am bass. ; 
alwaar gekomen zynde, vinden den Extra- 
ordin. Ambus, boiten de deur om de Hee- 
ren Gedeputeerden aan de caros te ontvan- 
gen en tot in zijne karaer te geleiden , gevende 
aan de zelve de hand en hoogste plaats. 

De Heeren Gedeputeerden op de hoogste 
plaatsen nedergezeten zynde, en aan den 
Extraordin. Ambass. in civile tennen bekend 
gemaakt hebbende tot wat einde aldaar 
zijn gekomen, staan benevens den Extra- 
ordin. Ambass. op en vertrekken alien ge- 
zameniyk naar de caros, houdende van die 
tyd af den Extraordin. Ambass. de hoo- 
gerhand en plaats, zelfs in zijn huis, wor- 
dende gepresupponeert t dat het ceremonieel 
der ophaling begint , en de Heeren Gedepu- 
teerden als introducteurs moeten worden 
geconsidereert , zoo fiaast dezelve aan den 
Extraordin. Ambass. hebben bekend gemaakt 
tot wat einde zij gekomen z\jn. 

Den Extraordin. Ambass. dan eerst uit 
de kamer , het huis , en in de caros gegaan 
zynde , wordt door de Heeren Gedeputeerden 
gevolgt en zet zich alsvoren alleen achter in 
dezelve, het aangezigt naar denkoetsier; zet- 
tende beide de Heeren Gedeputeerden zich ge- 
zameniyk voorin met rug naar den koetsier , 
en rjjden alzoo op de volgende manier naar 
het Hof : nameniyk eerst de Eerste Caros 
van Staat, met den Extraordin. Ambass. 
en de Heeren Gedeputeerden, gevolgt van 
de pages en lakeyen van den Extraordin. 
Ambass. alien te voet; daaraan de eerste 
caros van den Extraordin. Ambass. ledig 
en alle deszelfs andere carossen bezet met 
zijne suite en domestieken, buiten liverei; 
(alle welke Equipagie en suite van den Extra- 
ordin. Ambass. door hem voor dien tyd zfln 
besteld, en zich alzoo in het avanceren in 
order rangeren) en voorts alle de andere 
carossen met zes, vier en twee paarden die 
van het Hof zjjn gevolgd. Den weg wordt 
door den Agent op goedvinden van H.H. 
Mog. zoodanig geregulecrt dat men langs 
eenige der voornaamste straten passeert, en 
door de Zuidpoort van het Hof inkomt , en 
de eerste caros doet arresteren voor de 
trappen van de groote zaal. 



De Extraordin. Ambass. op het Hof ge- 
komen z^jnde , vindt aan de poort door welke 
hg inkomt en voorts ook op het Binnen 
Hof, de Militie die de wacht heeft op haar 
gewoonlijke plaats in de wapenen; getour- 
neert met den officier en het front naar de 
plaats waar den Extraordin. Ambass. zich 
bevind, presenterende het geweer, en roe- 
rende op deszelfs aankomst den trommel 
met tusschenpozen. 

De Extraordin. Ambass. treed aan do 
trappen van de groote zaal eerst uit de 
caros , (dewelke aldaar blijft staan wachten) 
en wordt van de Heeren Gedeputeerden ge- 
volgt, dewelke den Extraordin. Ambass. 
tusschen haar beiden geleiden, de voorsz. 
trappen op, over de groote zaal, langs de 
blauwe gallery die naar Haar Hoog Mog. 
vertrekken leid, door het portaal en de 
eene kamer tot in de vergaderkamer van 
H.H ; Mog. regt over den Heer President. 
Alwaar gekomen zijnde , vind den Extraordin. 
Ambass. aan de tafel een fluweelen stoel 
met armen , die hem door de Heeren Gede- 
puteerden wordt gepresenteert , en op de welke 
hy zich na eenige gedane reverentien te 
wederzyden , neder zet , gelgk mede de Heeren 
Gedeputeerden op ordinaire lakensche stoelen , 
aan beide zgne zijden , alsmede de gansche ver- 
gadering, die zich op zijne aankomst over- 
eind begeven had. De Extraordin. Ambass. 
aldus nedergezeten zynde, dekt zich, als 
mede de gansche vergadering, en rust cen 
kleine tyd om zich te herhalen , en de eerste 
confusie en gedruis van de toehoorders te 
laten passeren , waama hij zyn harangue 
begint; na het eindigen van dewelke, of 
voor het begin van dezelve presenteert den 
Extraordin. Ambass. zynen brief van credentie, 
alsmedc zyn harangue bij geschrift. Welken 
brief overluid door den Heer Griffier gelezen 
zynde, wordt door den Heer President ge- 
antwoord als na gelegenheid van tijden en 
zakcn wordt vereischt ; 't welk gedaan zynde , 
staat den Extraordin. Ambass. op en wordt 
na eenige gedane reverentien te wederzgden 
langs denzelfden weg tusschen beide Heeren 
Gedeputeerden wederom tot aan de caros afge- 
leid, treedt eerst in dezelve en zet zich gelijk ook 
de Heeren Gedeputeerden op de vorige manier. 



Digitized by VjOOQIC 



142 



DE OUDE TIJD. 



NB. Gedurende de voorsz. audientie mag 
niemant als de Heeren aan de tafel zittende 
en de Heer GrifBer zich dekken. 

Den Extraordin. Ambass. en de gansche 
vergadering, ontdekken zich zoo menigmaal 
den Extraordin. Ambass. of den Heer Pre- 
sident H.H. Mog. of den Meester van den 
Extraordin. Ambass. noemen. 

Ingevalle den Extraordin. Ambass. zyns 
Meesters taal spreekt, wordt door den Heer 
President in de Nederlandsche taal geant- 
woord ; dan zoo den Extraordin. Ambass. in 
een vreemde of derde taal spreekt . antwoord 
den Heer President mede in een derde of 
vreemde taal, dan hieromtrent wordt nit 
civiliteit dikmaal genlacheert. 

Op het ingaan en voortrijden der caros 
vindt den Extraordin. Ambass. op het 
Binnen Hof, en aan de poort, daardoorhy 
wordt afgeleid , wederom als voren de militie 
in de wapenen , met den Officier, en het front 
naar de plaats daar hij zich bevind en wordt 
mede den trom bij tusschenpozen geroerd. 

Den Extraordin. Ambass. in de caros we- 
derom gezeten zijnde , wordt door de Noord- 
Oostpoort met hetzelfde gevolg afgeleid door 
eenige der voornaamste straten , langs den 
weg door den Agent op goedvinden van 
H.H. Mog. na gelegenheid te reguleren , tot 
aan deszelfs logement. Den Extraordin. Am- 
bass. treedt wederom eerst nit de caros en 
in huis , tot in de kamer, alwaar de Heeren 
Gedeputcerden op de hoogste plaats gezeten 
zijnde, of wel staande afscheid van hem 
nemen, de eerste uit de kamer en het huis 
gaan, en door den Extraordin. Ambass. 
tot aan de caros worden geconduiseert ; als 
moetende verstaan worden de ophaling ge- 
eindigt te zijn, zoo haast de Heeren Gede- 
puteerden den Extraordin. Ambass. tot in 
zijn kamer, van waar zij hem hebben afge- 
haald, terug gebragt en afscheid van hem 
genomen hebben ; welke rang van H.H. Mog. 
Heeren Gedeputeerden, omtrent de Ambas- 
sadeurs bij resolutie is vastgesteld. ' 

Het geheele ceremonieel van receptie, 
defroy en eerste audientie geeindigd , en den 
Extraordin. Ambass. by gevolg volkomenlyk 

1 24 Julij 1C58. 10 Jannarij 1660. 



gelegitimeert , en in zijn karakter erkend 
zijnde, kan met H.H. Mog. handelen bij 
memorien, conferentien met H.H. Mog. Ge- 
deputeerden of bij audientie in H.H. Mog. 
vergadering. — Een memorie aan H.H. Mog. 
willende presenteren brengt dezelve in per- 
soon, of doet die door een Edelman oi 
Secretaris brengen aan den Heer President, 
met verzoek dat dezelve ter vergadering van 
H.H. Mog. gelezen en op den inhoud van 
dien favorable reflexie gemaakt mag worden ; 
de memorie ter vergadering gelezen en re- 
solutie daarop genomen zijnde , wordt dezelve 
door den Agent aan den Extraordin. Am- 
bass. tot antwoord ter hand gesteld. 

Den Extraordin. Ambass. eene conferentie 
met H.H. Mog. Gedeputeerden begeerende, 
presenteert tot dien einde een memorie op de 
voorgaande manier, dewelke gelezen zijnde, 
worden de Heeren Gfedeputeerden tot de 
Buitenlandsche Zaken , bestaande in acht 
Heeren, namenlijk twee uit de Provintie 
van Holland en uit ieder der respective an- 
dere Provintien een Heer, met of zonder 
den Heer Griffiier van HH. Mog. prorenata 
gedeputeert, ora met den Heer Extraordin. 
Ambass. in conferentie te treden en van het 
verhandelde ter vergadering rapport te doen. 
Welke acht of negen Heeren Gedeputeerden 
den Extraordin. Ambass. door een kamer- 
bewaarder van den dag en uur der confe- 
rentie doen adverteren , en daarover met hem 
eens zijnde, in de vergaderkamer van H.H. 
Mog. verzamelen, en zich alzoo gezamenlijk 
tegen het bestelde uur met de nodige ca- 
rossen getrokken van twee paarden, en ge- 
volgd van een kamerbewaarder , en vyf a zes 
boden, begeven naar het logement van den 
Extraordin. Ambass. alwaar dezelve door 
hem in persoon aan de caros worden ont- 
vangen en geleid tot in de kamer daar de 
conferentie gehouden staat te worden , gaande 
alien gezamenlijk zitten aan een tafel; de 
Heeren Gedeputeerden alien op hoogste en 
den Extraordin. Ambass. op de laagste 
plaats. De conferentie geeindigd zynde, ne- 
men de Heeren Gedeputeerden afscheid 
van den Extraordin. Ambass. , worden door 
denzelven tot aan de caros geconduiseert, 
en vertrekken op dezelfde wijze als gekomen 



Digitized by VjOOQIC 



CEKEMONIEEL BIJ HAAR HOOG MOGENDE. 



143 



zijn ; houdende de Heeren Gedeputeerden ge- 
darende deze gansche actie de hooge hand. 
Zoo de conference van de zijde van H. H. 
Mog : wordt gedesireert , worden alle dezelfde 
fonnaliteiten geobserveerd. Den Extraordin. 
Amba88. desirerende gednrende den tjjd van 
zijne ambassade , buiten de eerste en laatste 
audientien van ceremonien, eene extra ordinaire 
audientie in H. H. Mog. vergadering, om aan 
dezelve nit den naam van zijn meester ietwes 
voor te dragen, doet daartoe op de voor 
verhaalde manier verzoek by memorie door 
deszelfs Secretaris of Edelman , en wordt 
dezelve audientie vervolgens tegen zekeren 
dag toegestaan, en hem daarvan door den 
Agent kennis gegeven. Voorts omtrent de 
voorsz. Extraordin. audientie, zoo in het 
ophalen als brengen alle de ceremonien ge- 
observeert die hier boven distinctelijk ten 
reguarde van de eerste audientie staan ge- 
specificeert zonder eenige de minste alteratie 
of differentie. 

Eindelrjk een Extraordin. Ambass. van hier 
wederom willende vertrekken, en in vrede 
en vriendschap scheidende , verzoekt zelve in 
persoon of door een Edelman aan den Heer 
President een publieke audientie in H. H. 
Mog. vergadering , om van H. H. Mog. mon- 
deling afscheid te kunnen nemen , aan gemelde 
Heer President ter hand stellende copie van 
den brief van rappel (zoo hij eenige heeft) 
welke audientie op de propositie van den 
Heer President aan hem Extraordin. geac- 
cordeert, en daartoe dag en uur beraamd 
zijnde, wordt hem daarvan kennis gegeven 
door den Agent, en daaromtrent voorts we- 
derom alles geobserveert , wat hier voren om- 
trent de eerste audientie van ceremonien is 
gezegd. En wordt vervolgens aan den Extra- 
ordin. Ambass. gedaan een present van een 
gouden ketting en medaille ter waarde van 
zesduizend gulden , gelijk mede aan deszelfs 
Secretaris een van zeshonderd gulden. 

Den Extraordin. Ambass. op voorgem. 
wjjze van H. H. Mog. behoorlijk afscheid 
genomen hebbende, kan nog alhier eenige 
dagen incognito verblijven, en eindelrjk wil- 
lende vertrekken , geeft daarvan zelve in per- 
soon of door een Edelman kennis aan den 
Heer President, met verzoek dat op zijn 



uitgeleide behoorlijk order gesteld moge wor- 
den , van welk verzoek aan H. H. Mog. ver- 
gadering door den Heer President kennis 
gegeven zijnde, worden twee Heeren Gede- 
puteert om den Extraordin. Ambass. tegen 
zekeren dag en uur met de Eerste Caros van 
Staat, getrokken met zes en voorts een goed 
aantal andere carossen , met zes , vier en twee 
paarden als voren uit zijn logement te halen 
en tot aan de Hoornbrug te geleiden, en 
wordt daarvan door den Agent aan den Ex- 
traordin. Ambass. kennis gegeven. 

De gemelde Heeren gedeputeerden komen 
vervolgens eenige tijd vroeger in de verga- 
derkamer te zamen, vinden de Eerste Caros 
van Staat , en verdere gevolg op het Binnen 
Hof gereed , en in order gerangeert , en ver- 
trekken, gevolgd en opgewacht als voren, 
tegen den gestelden tyd naar het logement 
van den Extraordin. Ambass. dewelke H. 
H. Mog. Gedeputeerden aan de caros ont- 
vangt , en in de kamer geleid , houdende de 
Heeren Gedeputeerden de hooger hand en plaat- 
sen. Waarna de Heeren Gedeputeerden de 
reden van haar komst aan den Extraordin. 
Ambass. bekend gemaakt hebbende, treden 
gezamenlijk uit de kamer en het huis naar 
de caros, houdende om redenen hier voren 
bij de eerste audientie verhaald , den Extra- 
ordin. Ambass. van dien tijd af de hooge 
hand en plaats, zoowel in het uitgaan van 
deszelfs huis, als in de caros, gelijk hier 
voren breeder staat gespecificeert. 

In de caros gezeten zijnde , rijden de voorn. 
Heeren voort, gevolgd van de suite en de 
carossen van den Extraordin. Ambass. (zoo 
hij nog eenige alhier heeft) op dezelfde ma- 
niere als hier voren bij de intrede is gezegd 
en voorts van alle andere carossen naar ge- 
woonte , en avanceren langs den weg , door 
den Agent op goedvinden van H. H. Mog. 
te reguleren , uit den Haag , regtuit langs de 
Delfschen straatweg tot aan de Hoornbrug; 
alwaar gekomen zijnde, wordt de caros even 
aan deze zijde van de brug gearresteert , den 
Extraordin. Ambass. treed eerst uit dezelve, 
gelijk mede de Heeren Gedeputeerden , van de 
welke den Extraordin. Ambass. op den weg 
afscheid neemt, en zich vervoegt naar des- 
zelfs caros , die ondertusschen eenigzins avan- 



Digitized by VjOOQIC 



144 



DE OUDE TIJD. 



ceert , onderwijlen dat de Caros van Staat ook 
eenigzins voortgereden is , om plaats te maken. 
Den Extraordin. Ambass. wordt tot aan 
deszelfs caros door de Heeren Gedeputeerden 
geconduiseert en aldaar uiterlyk gevaledi- 
ceert zjjnde, treed in dezelve en vertrekt 
naar Delft of elders naar zjjn goedvinden , 
met al het gevolg dat aan hem behoort. 



De Heeren Gedeputeerden wederom in de 
Caros van Staat gezeten ztynde, keeren met 
al haar gevolg de regterhand om, langs de 
kleiweg, door het dorp van Rflswjjk naar 
den Haag, en voorts door de Wagenstraat, 
Spuistraat en Hofstraat door de Zuidpoort 
op het Hof, waarmede deze gansche cere- 
monie is geeindigd. 



VAN "OVER HET IJ." 

DOOE 

J. HONIG Jz. Jr. 
(Vervolg van bladz. 136.) 



De tafel was keurig gedekt en het damas- 
ten tafellaken , even als de servetten als 
sneeuw zoo wit, deed het blaauwe por- 
selein des te beter uitkomen. Een prachtige 
schotel maakte het middenstuk uit , en daarin 
lagen baarzen blank en groot, die met 
hunne roode vinnen tusschen de pieterselie 
schenen rond te zwemmen, en te noodigen 
om met den zilveren schepper nit het nat 
te worden opgevangen. We zagen ons dan 
ook weldra bediend en konden proefonder- 
vindelijk bevestigen dat de smaak aan het 
gezigt beantwoordde en tevens dat onze 
gastheer eer van zQn koken had; terwijl de 
mnskaatwijn , dien h\j rondschonk nit een karaf 
met deinscriptie u witte wijn" prjjkende, voor 
den Rhijnsche van daar straks niet onderdeed. 

"Overheerlijke baars", zeide een van ons , 
wijl hij poosde om op het voorbeeld van den 
gastheer het dunne sneedje roggebrood op 
de boterham wat op te ligten en er een weinig 
peper uit de zilveren bus op te stroojjen. 

"Ja!" sprak de gastheer. "Gij Amster- 
dammers moogt aan Overtoom of te Half- 
weg "mooije" baars eten; die jreroemde 
meerbaars wordt bij ons niet zooveel meer 
geacht dan die uit de Alkmaarsche meer 
komt. We hebben ook hier "spanbaars" als 
ge ziet , voor watervisch , en of we ook "voet- 
baars" voor den doop hebben, moogt ge 
straks beslissen ; dat er geen hommers ont- 
breken, kunt ge nu reeds uitmaken. 



We knikten hem al peuzelemle vriendelgk 
toe , en inderdaad de visch was voortreffelijk 
en voor ons stedelingen een waar tractement ; 
en toen later de doop- of sausbaars werd 
opgedragen, scheen ons de gegeven inlich- 
ting geen grootspraak meer toe , en Alkmaar 
een gevaarlyk concurrent voor de Meer te 
zijn. De zandaardappelen smaakten by de 
heerlijke eQersaus, die in een "lokje" werd 
toegediend , en we moesten eindigen met te 
betuigen, dat we nooit lekkerder baars 
hadden gegeten; de eer die wij aan de 
schotels bewezen, moest de waarheid van 
ons compliment wel bevestigen. 

Eene pauze volgde , en weldra stonden een 
paar delftsche kommen met salade en kom- 
kommers , die een schotel gebakken paling flan- 
keerden , op tafel en had de karaf met muskaat 
thans voor een met de inscriptie i4 roode 
wijn" de plaats moeten ruimen. 

"Ook een produkt onzer wateren", sprak 
de gastheer, terwfll hjj ons een dikke moot 
op het bord legde; "maar de uitgebreide 
handel in paling is thans zoo goed als te 
niet. Er was toch een tjjd, dat hier reede- 
rijen voor den uitvoer er van bestonden. 
Deze hadden de vangst van een geheeljaar 
van de visschcrs uit de meren en lage landen 
in koop. Die visch, daar de uitvoer steeds 
tegen den winter plaats had, moest in 
daartoe ingerigte vijvers zoowel in het Oost- als 
Westzaauderveld bewaard worden. Niet alleen 



Digitized by VjOOQIC 



VAN "OVER HET IJ." 



145 



nit Noord-Holland , maar ook van het Deen- 
sche eilaud Amack werd de paling aange- 
kocht en was men steeds een jaar te voren over 
den koop overeengekomen. In de maand Sep- 
tember werd de visch steeds door de sche- 
pen afgehaald, welke den eilanders, die af- 
stammelingen van Noordhollanders waren — 
weerkeerig huisraad en werktuigen van land- 
bouw of visscherij aanvoerden. Van hier voer 
men weder terug naar Engeland. Deze 
schepen hadden ruimen als de waterschepen 
tot berging van den visch. In zee zijnde 
scheidde men den geschubden visch van den aal 



heeft tot het midden der vorige eeuw ge- 
duurd, en schijnt goede rentcn gegeven te 
hebben. Na dien tijd werden de drie sche- 
pen , tot deze vaart toen nog gebruikt , door 
de Duinkerkers genomen. In den Engelschen 
oorlog , toen Cromwell regent was , stond de 
vaart geheel stil, doch werd na den vrede 
wederom met drie schepen hervat. Een er 
van echter leed spoedig schipbreuk , de beide 
andere blevcn in de vaart. Tegenwoordig 
echter zijn de reederijen lang te niet , en de 
schepen die nog af en toe varen , zullen het 
om de concurrence met andere Noord- en 



Vissoliers van over het IJ. 



af en deed ze in afzonderlijkemet water gevulde 
bakken , om de sterfte , anders uit de door- 
cenmenging dier vischsoorten ontstaan , te 
voorkomen. Op het einde der 17 e eeuw was 
de uitvoer echter reeds alleen tot den paling of 
nal beperkt, daar met het droogmaken der 
meren de grootste en goedkoopste trek- 
plaatsen zeer verminderd waren. In Londen 
aangekomen , werd door den Lord-Maijor de 
prys voor het pond van elke vischsoort vast- 
gestcld, waarin kooper en verkooper steeds 
genoegen mpesten nemen. De schepen lagen 
er dikwijls den geheelen winter over. Dit 

1870. 



Zuid-hollandsche plaatsen , die zelf den visch 
vangen, welligt schielrjk moeten opgeven. 

Al keuvelende waren de geregten ge- 
bruikt. — Tabak en pijpen werden weder 
aangeboden. 't Was nog "geuriger kruid" 
dan \66r den midday , waarmee we onze Gou- 
wenaars stopten en welhaast er de "smook" 
uitbliezen. Lange pijpen, deelde onze gast- 
heer ons mede, bleven lang een weelde en 
werden slechts brj feestelijke gelegenhedL'n 
gebruikt; een kort eindje was meer het ge- 
bruik, en om het te sparen werd het in 
houten kokertjes gelegd, die men in den 

19 



Digitized by VjOOQIC 



146 



DE OTOE TIJD. 



dijzak dragen kon, welke kokers of doozen 
van palm- en ander hout, soms fraai uit- 
gesnedeii , te Krommenie vervaardigd werden. 
Terwijl we dus poosden , werd door de vrou- 
wen de tafel afgenomen. Hadden we straks op- 
genierkt, dat die tafel gerangschikt was op 
een wyze , die een steedsche dame niet ver- 
beteren kon , 't werd ons alras verklaard , 
daar we ons herinnerden onder de boeken, 
op het "hoogje" van den schoorsteen, ook 
een kookboek ontdekt te hebben; een van 
die vele als steeds in ons landje ten dienste 
der kenkens zijn uitgegeven. 

Het dessert werd opgedragen : tulband met 
de vruchten , die in dit saisoen de tnin van 
onzen gastheer opleverde, en de room deed 
de aardbeijen des te geuriger smaken. 

"En is dat nu het eenvoudig onthaal ge- 
weest?" was onze vraag, toen de maaltyd 
door de gewone dankzegging besloten was, 
en wij als goede Hollanders het welvaren 
van den huize gedronken hadden. 

u Een beetje meer spoed dan anders, is 
de eenige drukte voor mij geweest. De visch- 
kooper en bakker wonen digt bij en de rest 
gaf onze tuin. Als we vrienden zien en 
wel uit de stad, dan moet er niet gezegd 
worden dat men aan de Zaan niets voor 
zijne gasten over heeft. Maar door de bank 
is onze leefwijze eenvoudig. Wordt door den 
arbeidsman om twaalf uren gegeten, wij 
doen het een uur later. Onze dag is wat 
anders verdeeld dan in de stad. — Om tien 
uur 's avonds is meest alles in rust , maar 
's morgens zijn we met de zon uit de veeren , 
en is ieder aan zijn arbeid. Wy vrouwen doen 
meest het ligte huiswerk mede en hebben 
daardoor steeds een oogje op de meid. Die 
meiden worden hier niet in de keukens ver- 
bannen, maar zitten met ons in de kamer 
en aan tafel. Ze behooren als tot het huis, 
en door die handelwijs ontvangen wij veel 
liefde en genegenheid en kunnen door een 
goed voorbeeld veel tot haar later levensgeluk 
bijbrengen. Wy kunnen ons huis en onze 
kinderen gerust aan hare zorg overlaten 
en hebben geen last van ze gedurig met 
andere te moeten verwisselen. De meesten 
trouwen uit het huis waar ze dienen en 
jaron lang bleven." 



u Ge begrijpt dat die vele handen het 
huiswerk ligt maken en er dus gelegenheid 
genoeg is om alles net en zindelyk te houden. 
Daarbij worden in de week slechts een paar 
vertrekken gebruikt. — Wanneer ge ons eens 
aan tafel verrastet, zoudt ge overal Delfts 
aardewerk vinden en eenvoudige maar voed- 
zame spijs. Mij is wel verhaald, dat voor- 
heen geen tafellinnen gebruikt werd , ja dat 
maar eens of tweemaal in de week eten ge- 
kookt werd en dit, naar gelang der behoefte , 
de overige dagen opgewarmd werd. Ik ge- 
loof echter dat dit bereiden van verschillende 
spyzen in d<m ketel tot de sprookjes be- 
hoort, over onze eenvoudige leefwys opge- 
discht, en dat een vreemdeling soms eens 
een vleeschketel gezien heeft. Ge vraagt wat 
dit is ? Och , 's winters als wij geen versch 
vleesch kunnen bekomen, heeft ieder het 
in de pekel, en dan worden, als zulk een 
stuk gekookt wordt tevens groene erwten, 
peren, gort en een u broeder in de zak" er 
bij gekookt; — hoe vreemd u die menge- 
ling mag voorkomen, ik kan u verzekeren 
dat het goed smaakt. Dit geregt wordt 
's winters als ge begrijpt, herhaalde ma- 
len opgedischt, en evenzoo is de gewoonte 
met het gebraden stuk, of harst, met de 
graauwe erwten , wanneer we de slagt t' huis 
krijgen. — Dit is bij velen tevens aanlei- 
ding voor een feest. Dan vraagt men zyne 
familic en kinderen te gast, en het geeft 
gelegenheid om over en weder eens uit te 
gaan. Behalve deze bezoeken hebben we nog 
onze familiedagen , meest om de maand bij 
broeders of zusters, of, als de kinderen ge- 
trouwd zijn , komen deze met hun gezin by 
de ouders. 'tZyn drukke dagen 't is waar, 
maar 't houdt de vriendschap en genegenheid 
warm en knoopt den band der onderlinge liefde 
en zamenwerking vaster. — 'k Herinner 
me nog levendig de pret die wij als kinderen 
toen hadden , en hoe we vooruit die dagen 
berekenden. By eenigzins groote familie*n 
was men dikwijls geen Zondag vrij." 

"Meester! Jan laat zeggen dat de boeyer 
klaar is." Met dit berigt kwam de meid ons 
zamenzyn storen en brak ze eene mededee- 
ling af, die we nog wel wat hadden willen 
hooren , en die de spreekster nog wel scheen te 



Digitized by VjOOQIC 



VAN "OVER HET IJ." 



147 



willen voortzetten. Maar de onverbiddelijke 
tijd riep tot vertrekken, en tevens moesten 
we het "wereldberoemde" overwinden van 
een schip nog zien. We namen op Zaansche 
wijze afscheid van onze hupsche gastvrouw 
en hare dochter, en moesten we£r op het 
plegtigst beloven 'tbezock te "verdoen"; en 



toen ik de moeder iets influisterde en deze 

met een goedkeurend knikje glimlagchend 

naar het meisje opzag, toen toonde de bios 

der schoone, dat zjj den dag, waarop wij 

ons bezoek herhalen zouden, gemakkelijk 

raden kon. 

{Wordt vervolgd.) 



STAALTJEVANSTRAFJNDEVORIGEEEUW, EENEN PREDIKANT OPGELEGD. 



Johannes Luiningh, in 1710 geb. te 
Dalen in Drenthe, werd eerst, 28 Dec. 
1738, Predikant te Zonnemaire, en daarna, 
18 Jnlij 1745, te Nenzen. Bij den inval 
der Franschen in Staats-Vlaanderen ten jare 
1747, waren deze op den 17 April van dat 
jaar naauwelijks v66r Philippine aangekomen , 
of ds. Luiningh nam met zijn gezin over- 
haast de vlugt , gelflk ook vele zijner ambt- 
genooten nit de nabuurschap znlks dcden. 
Maar, ofschoon de laatstgenoemden alien, 
vroeger of later, naar hunne standplaatsen 
terugkeerden , — ds. Luiningh was de eenige , 
die de Herv. gemeente te Neuzen herderloos 
liet. Intusschen stond de predikdienst aldaar , 
hoezeer wel aanvankelijk , toch weldra verder, 
niet geheel stil , aangezien in het tijdvak van 
23 April 1747 tot 28 Julij 1748 bij die 
gemeente door een viertal ringbroeders 67 
predikbenrten vervuld werden. Ds. Luiningh 
werd intusschen den 13 Februarij 1748 te 
Dirksland , en den 31 Maart daaraanvolgende 
te Serooskerkc in Walcheren beroepen. Voor 
het laatste beroep bedankt, maar het eerste 
aangenomen hebbende, werd dit beroep den 
23 April 1748 bij de Classis van Voorne 
en Putten goedgekeurd. Ds. Luiningh kon 
echter van de gemeente Neuzen geen ontslag 
bekomen, v66r dat door ZEw. voldaan was 
aan de resolutie van H. Ed. Mog. de Heeren 
Staten van Zeeland, gearresteerd bij de 
Classis van Walcheren den 2 Julij 1722, 
inhoudende , dat de Predikanten , die binnen 
de drie jaren hunne gemeente verlaten , res- 
titutie moeten doen van al de kosten hunner 
beroeping , en daarenboven schadeloosstelling 
moeten geven aan de Diaconien. Uit dien 
hoofde werd in een Collegium Qualificatum 
te Neuzen de volgende rekening ten laste 



van ds. Luiningh opgemaakt , welke tevens 
tot een proefje kan dienen, hoe destijds 
heeren gedeputeerden , die eenen Predikant 
gingen hooren, bij zulk eene gelegenheid 
niet zeer naauwgezet waren om , ten koste 
der gemeente, zoodanig een reisje te doen, 
en tevens, hoe men de heeren Predikanten 
kastijdde , wanneer deze binnen de drie jaren 
het hazepad kozen: 

Reeckening van 't geen ds. Johannes 
Luiningh, volghens resolutie van 't 
E. Colleg. Qualif. van Neusen , dient 
te betalen, soo voor de onkosten 
van sijn E. beroepinge van Sonne- 
maar tot Neusen, 1745, als voor 
andere dingen: 

Voor het reysen van de heeren 

gedeputeerde van Neusen na 

Sonnemaar om ds. Luiningh 

te horen predicken L. 7 : 19 : 

Voor het versoecken van hand- 

openinge in de E. Class, v. 

Walcheren , aan onkosten , 

vacation, etc „ 2:16:7 

Voor het inleeveren van 't be- 
roep in de E. Class, v. Walch. , 

met vacation en ander ver- 

schot daaronder ,,11:11:2 

Voor de koster van ter Neusen 

Izaak Crynse , wegens vacation 

en vragten in het brengen 

van 't beroep aan ds. Luiningh „ 3 : 0:0 
Aan schipper Jan de Witte over 

vragt, weghens het brengen 

van de koster na Vlissingen. . „ : 8:6 
Voor hetgeen ds. Luiningh ver- 

schoten had voor de losina- 



Digitized by VjOOQIC 



148 



BE OUDE TIJD. 



kinge in de E. Class, van 

Sirkzee, en voor sijn vragt 

en onkosten om na ter Neusen 

te komen L 30: 17:0 

Debet de h r . Joh 8 . Luiningh, 

beroepen Pred. tot Dirxland, 

wegens het waarnemen van 

67 predikbeurten en onkosten 

tot Neusen , seedert sijn E. 

is weggegaan van ter Neusen 

op den 23 April 1747 tot 

den 28 Julius 1748: 
ds. W. te Water heeffc e*e*ns ge- 

predickt ,, 1 : 0:0 

ds. I. ter Sweege heeft 21 maal 

gepredickt ,. 21 : 0:0 

ds. T. Holscher heeft 5 maal 

gepredickt „ 5 : 5:0 

ds. J. le Francq heeft 40 maal 

gepredickt „40: 0:0 

Het E. Coll. Qualif. van Neusen 

heeft ook geresolveert , wee- 
gens de seer groote schade, 

die den armen van ter Neusen 

geleden heeft seedert de af- 

weesigheyt van ds. Luiningh , 

dat sijn E. ten voordeele voor 

den armen betalen soude voor 

elck Son dag als er niet ge- 

predikt is 4 gld. , en als er 

eens gepredikt is 2 gld. 
Voor 10 ledigstaande Sondagen „ 6:13:4 
Voor 51 halve ledigstaande 

Sondagen „ 17: 0:0 

Somma totalis . . . L. 147: 10: 7 

Ingevolge het accoord, gesloten tusschen 
ds. Luiningh en den Director, ds. le Francq , 
in tegenwoordigheid van Schepen Pieter Lip- 
pens, ten huize van ds. A. W. de Beveren, 
Pred. te Middelburg, werd deze rekening 
nader gewijzigd en in vermindering gebragt , 
blijkens de volgende specificatie : 
Aan den schipper Servaas Vcr- 

brugge, wegens vracht . . . L. 0: 3:6 
Aan den koster van de E. Gas- 
sis , Jan de Maagt , wegens 
't besoiliciteren d.rpenningen. „ 1:14:8 
Aan de armen van ter Neusen 
de kosten der beroeping, gc- 



maakt in 't beroep van ds. 

Luiningh L 55: 12: 3 

Aan den Director, ds. le Francq , 

wegens vacatie en onkosten 

tot verkrijging van 't geld . „ 3:11:3 
Aan ds. le Francq, wegens 40 

predikbeurten „ 38 : 0:0 

Aan ds. ter Sweege , wegens 23 

predikbeurten ,,21:17:0 

Aan ds. Holscher, wegens 5 

predikbeurten „ 4:19:9 

Totaal . . . L. 125:18:5 

tot voldoening van welk bedrag door ds. 
Luiningh in betaling gegeven werd het zuiver 
beloop van zijn ordinair tractement als Pred. 
te Neuzen, van 23 April 1747 tot 8 Aug. 
1748, voor hetwelk de Ed. Mog. Heeren 
Gecommitteerde Raden van Zeeland, door 
de benioeijingen van ds. le Francq en ter 
Sweege , eene ordonnantie verleend hadden , 
ter grootte van: 

L. 126:0:7, — weshalve deze kwes- 
tieuse zaak, welke eerst den 22 January 
1750 haar voile beslag kreeg, hiermede was 
afgedaan, en de nog resterende 2 sch. 2 
gr. in de kas der Diaconie gestort werden. 
Inmiddels had ds. Luiningh den 1 5 Aug. 
1748 bij de Class, van Walcheren zijn ont- 
slag bekomen als Pred. van Neuzen, en 
werd den 1 Sept. daaraanvolgende te Dirks- 
land bevestigd , waar hij stond tot 20 April 
1760, als herroepen naar de gemeente zijner 
geboorteplaats Dalen, waar hij nog diende 
van 18 Mei 1760 tot aan zjjn overljjden , 
den 21 Febr. 1777. Zijne echtgenoote, 
Cornelia van Es, overleed z66* kortnahem, 
dat beiden te gelijk, den 7 Maart, begra- 
ven werden. 
WolfaarUdijk. J. van der Baan. 



SPREEKWOORDEN. 

Onder de honderden spreekwoorden , waar- 
mede men den dronkaard teekent, behoort 
ook dit Friesche : Hij loocket , of ter baernd 
koorn ijten het z=. Hij ziet, of hij ge~ 
brand koorn gegeten heeft , d. w. z. hij kjjkt , 
of hij dronken is ; want met ge brand koorn 
zal wel jentver gemeend zyn. Maar voor nog 



Digitized by VjOOQIC 



SPREEKWOORDEN. 



149 



de jeaever een volksdrank was, vond men 
dronkaards , zaten er bij menigte op de bier- 
bank , werd Bacchus gevierd, raakte men 
alzoo over zijn theewater, en vond men lijken. 
De liefhebbers konden er dan ook nog al 
wat aan doen: de beker ging lustig rond, 
en menig glas wijn werd bij vroolijke drink- 
gelagen naar binnen geslagen. De rederijkers 
hadden tot stelregel: 

Om tcel te rijmen en te dichten, 

Dient men eerst braaf de kan te lick ten , 

welke stelregel sedert 1747 of vroeger reeds 



wat wij ook op deze wgze als spreekwoord 

kennen : 

Als de wijn is uit de kan, 
Is de wijsheid uit den man. 

De Friezen drukken dat aldus uit: Be 
wijn ijne holle , makket faak de gek ijne 
moule =. De wijn in hel hoofd, maakt 
vaak den gek in den mond. 

Tot zoo ver onze geachte medewerker 
Harrebom^e, die de goedheid had ons op 
ons verzoek eenige regelen over dat spreek- 
woord neer te stellen. De aanleiding tot 



Omle Gevclsictn. 



als spreekwoord gold, omdat hij zoo nauw- 
kenrig werd nageleefd. Had men dan een 
glaasje te veel, zoo werd het eerst recht 
jolig, daar dan de narrenkappen opgeld de- 
den, — en geen wonder; want 

Als de wijn is in den man, 
Is de wijsheid in de kan, 

of, zooals het door de Brune wordt voorgesteld : 

Doer de wijn gaet in de man, 
Gaet de wijsheid in de kan; 



dat verzoek was eene ons door den Heer 
Eberson toegezonden afbeelding van een 
gevelsteen, die in 1842 te Arnhem in de 
Langstraat op 5 N. El diepte gevonden werd. 
De voorstelling is in Bentheimer steen ge- 
houwen en circa 45 N. P. lang bij 28 N. 
P. hoog. De steen is wel een duidelijk bewijs 
van welken hoogen ouderdom het spreekwoord 
reeds is; de Weeding immers dagteekent 
nit de eerste jaren van de 16° eeuw. 
Onnoodig is het eene verklaring van de 



Digitized by VjOOQIC 



150 



DE OUDE TIJD. 



voorstelling te geven, zjj spreekt zelve dui- 
delijk genoeg. De drinker heeft geen angst 
meer, dat de • kracht van zijn wgn of bier 
vervliegen zal, anders voorzeker zou hij het 
deksel wel laten vallen, maar de kan is 
leeg — en de wijsheid, zij moge al niet 



in de kan zijn, in den man is ze ook niet 
meer, en met recht draagt hg zjjn zotskap. 
Daarom nog eens 

Als de wijn is in den man, 
Is de wijsheid in de kan. 



EEN PASTOORS HUISHOUDEN IN DE 18« EEUW. 



H\j , die zich met geschiedenis en oudheid- 
kunde bezig houdt, weet, welk taai geduld 
er tot het opsporen der noodige bronnen 
vereischt wordt, en hoe dikwijls alle aan- 
gewende moeite op teleurstelling uitloopt. 
De vondst van een lang gezocht of on- 
bekend gebleven document baart den histo- 
rieschrjjver meer genoegen dan al hetgenot 
van den nietsdoenden rijke, en strekt hem 
tot eene milder belooning , dan elk andere die 
hij van elders voor al zijn zoeken en zwoegen 
bekomen kan. Het toeval brengt den archie- 
venuitpluizer soms op al heel aardige ont- 
dekkingen. Zoo vonden wij, eenige jaren 
geleden, in de papieren van de kerk van 
Wetteren, een stuk, dat ons op het eerste 
zicht tameljjk kurieus voorkwam, alhoewel 
wg het in de uitgave, waarmede wjj ons 
destijds onledig hidden , niet konden benutti- 
gen. Het was de omstandige begrooting, 
nameljjk, van gansch de huishouding eens 
pastoors in de vorige eeuw. De pastoor, die 
het opgesteld heeft, was een Westvlaming 
en woonde twee mijlen van Diksmuide en 
zes van Brugge , dus te of omstreeks Koe- 
kelare. De toenmalige waarde der levensmid- 
delen, onder anderen, wordt er nauwkeurig 
in opgegeven , en in dit opzicht alleen reeds 
is het stuk van groot belang. De gansche be- 
grooting levert een totaal op van 135 pond 
groot, of ongeveer 1480 franken. Hem, 
die er lust toe heeft , laten w|j de zorg over , 
uit te rekenen wat die som in hedendaagsche 
gcldswaarde vertegenwoordigt. 

Ziehier de bedoelde rekening: 

Specificatie van het ghene 

noedigh is tot een eerelijck onder hout 

van een pastor. 



l c Rubricque. 

1. Twee pondt vleesch daeghs 
voor hem en andere persoonen , 
als paters en soo voorts , die 
eenen pastor door de hospitali- 
teyt moet ontfanghen , a seven 
grooten het pondt, beloopt 

jaerelijckx tot L. 21. 0. 

Uyttreckende deselve somme 

van tweemael seven grooten 
daeghs voor vischdaegen , het 
ghene nochtans daervooren niet 
wel en can geschieden. 

2. Voor den nooddruft van 

eenen domestiek „ 12. 0. 

3. Voor de jaerelijksche haeve n 6. 0. 

4. Voor het haelen van vleesch 
alle weecken naar Dixmude, 
afgheleghen twee mijlen , ofte 
wel van Brugghe , afgheleghen 
ses mjjlen , a ses stuyvers ieder 

rijse, beloopt jaerelyckx tot „ 2.13. 

5. Voor het haelen van visch 
naer de plaetsen ut supra, 
sonder nochtans den vasten 
daerinne te begrjjpen , tot ses 

stuyvers ieder rjjso, beloopt „ 2.13. 

6. Voor 46 steen boter a 24 
stuy vers den steen , hetgheene 
nochtans gheen dry vieren- 
deelen daeghs justo uyt en 

brenght, bedraehht „ 9. 4. 

2^ Rubricque. 

1. Voor meelsuycker en broot- 
suycker tsjaers , 2 steen meel- 
suycker en eenen steen broot- 
stiycker 0.13. 4 



Digitized by VjOOQIC 



EEN PASTOORS HUISHOUDING IN DE 18 EEUW. 



151 



2. Voor sant, twee mentiens 

tsjaers L 0. 4. 8 

Item voor concommers en 
cappers „ 0. 8. 

3. Voor peper tsjaers een pondt „ 0. 2. 4 

4. Voor noten muscaden , eene 
terweken, beloopt jaerelyckx. „ 0. 8.10 

5. Voor caneel, foille, grof- 

naeghels , 0. 8.10 

6. Vijf sacken terwe met het 
backen van de selve a 26 
schellinghen den sack. . . . „ 6.10. 

7. Dry hondert mutsaerts en 
acht honderd fasjeel a 6 gul- 
dens thondert , met het thuys- 

voeren, bedraeght „ 11. 0. 

8. Twee sacken boscoolen , met 
het thuysbrenghen , a vijf 
schellinghen den sack, be- 
draeght „ 0.11. 

9. Twaelf tonnen bier tot ne- 
ghen guldens de tonne, met 
het thnys brenghen , mits die 
ordinairelijck van de stadt 
Brugghe moeten commen , af- 
gheleghen 6 mrjlen van de 

prochie, bedraeght „ 18. 0. 

10. Eenen stuyver mostaert ter 

weecke „ 0. 8.10 

11. Een wittebroot ter weecke 

om soupe te maecken . . . . „ 0. 8.10 

12. Vier buitels coppejaeghers 

tjaers „ 0. 4. 

13. Voor sant om het thin te 
schueren en in de caemers te 

strooyen 2 sacken sjaers . . „ 0. 2. 

1 4. Onderhout van wascnypen en 
dierghelijcke tsjaers maer . . „ 0. 3. 

15. Het jaerelyckx cuysschen 
van het hnys , het witten van 

de keucken „ 1. 0. 

16. Alle dry jaeren het huys 
heel te witten, moetende de 
costen twee pond grooten be- 
draeghen, ider jaer „ 0.13. 4 

1 7. Onderhant van sargien , bed- 
den, cloppen van maltrassen 
etc. veranderinghe van cou- 

verten „ 0.10. 

18. Ses ellen grau lynwaet 



tsjaers tot het maecken van 
dweylen, clyne sacken om visch 
en vleesch te haelen . . . . L 0. 6. 0. 

Onderhant van den pastor. 

1. cleedt sjaers, seven ellen 
laecken voor casacke, veste 
en twee broecken , a vier gul- 
dens de elle, comt .,...„ 4 13. 4 
Acht ellen sij a 2 sch. deelle „ 0.16. 

2. Voor de cnoppen , voor ver- 

lijst en sijde „ 0. 8. 

3. Voor lynwaet aan de broec- 
ken en de mouwen van het 

cleedt, vier ellen „ 0. 4. 

4. Voor het fatsoen „ 0.14. 

5. Eenen mantel alle dry jaeren 
daertoe noodigh ses ellen 

laecken, comt sjaers . . . . „ 1. p. 8 

6 . Een nachtrobe alle dry jaeren 
moetende costen 12 guldens, 
bedraeght ieder jaer . . . . „ 0.13. 4 

7. Dry paer schoenen tjaers 
teghen acht schellinghen ieder 

paer, comt . „ 1. 4. 

8. Twee paer coussens tjaers „ 0.16. 

9. Een peruicke sjaers . . . . „ 0.13. 4 

10. Eenen hoedt sjaers . . . . „ 1. 0. 

11. Eenen wollen lijfrock alle 
twee jaeren , teghen 10 schel- 
linghen, bedraeght sjaers. . „ 0. 5. 

12. Twee festijne lflfrocken voor 
den somer, vier ellen voor 
ieder a thien stuyvers d'elle , 

met maecken en cnoppen . . „ 0.15 8 

13. Een dosyn craeghen tsjaers , 
a thien stuyvers ieder craeghe , 

met maacken „ 1. 0. 

14. Twee neusdoecken sjaers a 

12 stuyvers ieder „ 0. 4. 

15. Een paer hantschoenen . . ,, 0. 2. 4 

16. Zes paer ljjnwaete socken 

a vier stuyvers het paer . . „ 0. 4. 

17. Een slaepmutse sjaers. . . „ 0. 2. 

18. Tweehemden sjaers a thien 
schellinghen ieder hemde . . „ 1. 0. 6 

3 e Rubricque. 

1 . Thien stcenen keirssen sjaers 

tot eenen gulden den steen, 



Digitized by VjOOQIC 



452 



DE OUDE TIJD. 



beloopt L 4.13. 4 

2. Aerde stoofpotten , pannen , 

. teelen , noodigh om te coocken „ 0. 8. 

3. Eenen pot olie ter maendt 

tot elf stuyvers den pot. . . „ 4. 2. 9 

4. Voor asijn, 4 2 stoopen sjaers 
a seven grooten den stoop, 

item een caert vernist. . . . „ 0.42. 

5. Voor eijeren een half vijf 
en twintigh tcr weecke, be- 
draeght sjaers teghen 6 stui- 

vers het 25 „ 4. 6. 6 

6. 2 st. gelegen strooy, die- 
nende om het vier te ont- • 
steecken en tot bedstroy , tot 

een pondt groote het hondert. „ 0. 5. 

7. Voor bessems , dwijlen , sol- 
ferpriemen „ 0.42. 

8. Voor the en suycker, dat 
ghebruyckende bij maniere van 
medecrjnen, als eenen pastor 
ontstelt is door het predicken 
ofte vergheleghene berechtin- 
ghen ghedaen te hebben , maer 
uytsteeckende . . „ 4.40. 

9. Item voor rijs, pruymen, 

rijsijnen ,, 0. 5. 

40. Het jaerelyckx onderhout 

van thein (tin) „ 40. 

44. Het binden van debierton- 

nen, bottercuypen ,, 0. 6. 

4 2. Onderhout van copperwerek, 

vertheinen van casserollen , 

vermaecken van roosters , cof- 

foiren, tanghen, schuppen . ,, 0.40. 

43. Het breecken van stoelen 
moetende deselve doen ver- 
maecken met andere biezen . „ 0. 4. 

44. Het coopen van kannen, 
glaesen om te drincken , maer 
uytsteeckende „ 0. 4. 

45. Een half ponds caes ter 

weecke in den vasten . . . . „ 0. 4. 

4e Rubricque. 

4. Voor eenen hovenier moe- 
tende say en , plan ten , spetten 
en delven tot het noodigh 
groensel , voor syn pensioen , 
als oock voor het scheiren van 



0. 
0. 



4. 



de haeghen boven den cost. L 3. 0. 

2. Voor sijnen cost en drinc- 
kebier „ 2. 

3. Voor de veste •,, 4 

4. Het hooftgelt van deraael- 
derije voor hem en sijnen 
domestiek „ 0, 

5. Voor de slete van hamme, 
laeckens , slaeplaekens , flewij- 
nen , serveeten , handtdwaelen 
soo datter van tijdt tot tijdt 
moet bijghecocht worden, maer 
uytsteeckende sjaers „ 2. 0. 

G. Voor het scheiren van den 
pastoors baert „ ,>A6. 

7. Voor het coopen van eenighe 
boecken noodigh tot sijne 
geestelijcke functie , vermits 
een werck somtijts bedraeght 
8 ofte thien ponden grooten , 

maer uytsteeckende „ 4. 0. 

8. Voor het wasschen van het 
lijnwaet , drij wasschen sjaers , 
voor seepe en daghueren, a 

ses gulden iederen wasch . . „ 3. 0. 
9 Voor seepe ghedurende het 
jaer om neusdoeken , socken 
en diergelijcke te wasschen, 
twee steenen sjaers, teghen 
42 stuyvers den steen . . . „ 0. 4. 

Nota. 
Oncosten van peirden ofte wae- 

ghen, die eenen pastor me- 

nighmael moet betaelen om te 

gaen berechten als hij de quade 

weghen te voet niet en can 

passeren , blijft in consideratie „ „ „ „ 
Voor almoessen die eenen pastor 

moet gheven aen de deure, 

aen siecken die hij gaet be- 
rechten en andersins, lyende 

groote opspraecken hetselve 

niet connende doen , blijft in 

consideratie „ „ ,, „ 

Voor siekten aen dewelckc eenen 

pastor onderworpen is door 

verhittinge van verre gelegen 

berechtingen te doen, ofte door 

persooncn te administreren 



Digitized by VjOOQIC 



EEN PASTOORS HUISHOUDING IN DE 18* EEUW. 



153 



met een brandeude en aen- 
treckelijcke sieckte overvallen 
sijnde, en alsdan iemant tsijnen 
coste in sijn plaetse moetende 
stellen, in consideratie . . . 

De cleyne reparatie die hij aeu 
het huys pastoreel jaerelijckx 
moet doen, in consideratie . 

Een stuck wijn sjaers, ist dat 
den pastor wijn magh drinc- 
ken, soo den thiendeheffer 
sekerlijck doet , daer nochtans 



den pastor alle de lasten 
draeght, in consideratie. . . 
Voyagen aen de welcke een 
pastor onderworpen is, moe- 
tende gaen spreecken sijnen 
biscop ofte eenighe rechtsge- 
leerde als hij te cort gedaen 
wort in sijn recht pastoreel, 
in consideratie 

Wetter en. Januari 1870. 



Jan Broeckaeht. 



D E KERMIS. 

DOOR 

DAVID VAN DER KELLEN Jr. 



Spcelgoedkraam , 17e eeuvv. 



Wie heeft er lust met mij een kijkje te 
nemen op de kermis ? Of zou u dat vervelen ? 
Och , haal dan uw jongensjaren nog eens in 
uw geheugen terug. Toen toch dacht gij nog 
aan geen verveling , wanneer de kermisdagen 
naderden ; neen waarlijk , met verlangen werd 
die tijd te gemoet gezien. Hoe schoon klonk 
ons de klok in de ooren , waarmede de ker- 

1870. 



mis ingeluid werd ! En welke gansch andere , 
welke sombere tonen had diezelfde klok, 
wanneer ze tot het uitluiden gebruikt werd ! 
Weet ge daar alles niets meer van , of hebt ge 
daarvan nooit iets gevoeld ? Niet ? dan zijt ge 
nooit een flinke Hollandsche jongen geweest. 
Hebt ge u dan nooit in 't zweet gebracht , door 
nog eens even v6dr of na schooltijd naar 

20 



Digitized by VjOOQIC 



154 



DE OUBE TIJD. 



het kermisplein te vliegen, om te zien of 
de zaken vooruitgingen , niet over planken 
en balken geklauterd en u verdiept in gis- 
sirigen, wat er toch voor een schoon geheel 
zou groeien uit die beschilderde houten schot- 
ten en planken, niet door gaten en naden 
gegluurd, om een blik te slaan naar al 
dat moois, waarvan het gezicht later waar- 
schijnlijk voor onzen zak te hoog zou ko- 
men? Hebt ge dat alles niet genoten? 
Dan zeker hebt ge veel gemist. En dan die 
fantastische mannen en vronwen met hunne 
vreemde kleeding en dikwyls een voor ons 
onverstaanbare taal sprekend! Ja, ja, men 
moge strijden voor en tegen de afschaffing 
der kermis, voor de jongena zou het verlies 
der kermis een zeer groot verlies zjjn , schoon 
ik aan den anderen kant moet erkennen , dat 
de soms beestachtige 'gemeenheid van de 
volwassentfit de afschaffing hoogst wenschelijk 
maakt. Zonder die baldadigheid , liederlijkheid 
en dronkenschap schynt er maar geen kermis 
te kunnen bestaan. 

En wat was dan eigenlyk de eerste grond 
voor de kermissen ? Verre van alle pretmakery 
waren het juist voornamelyk kerkelflke plech- 
tigheden, die er de aanleiding toe gaven; 
vooral de inwijdingen van eene kerk en de 
verjaardagen daarvan en van de Bescherm- 
heiligen eener kerk. 

Om zulke inwijdingen zoo bezocht mogelyk 
te maken en daardoor geschenken en gelden 
te bekomen tot verdere voltooiing en ver- 
fraaiing van *t gebouw , werden geene moeiten 
gespaard. De by die gelegenheid gegeven 
aflaten trokken velen, die vermindering van 
hunne kerkelpe straffen wenschten, naar 
die kermissen. Uit de stad gebannenen , zij , 
die om hunne schulden gevlucht waren, 
konden gedurende die dagen ongehinderd 
de stad , waar zij thuis behoorden , bezoeken. 
Vreemdelingen werd het verblijf ongehinderd 
toegestaan. Tot teeken van een en ander 
werd gedurende die dagen een groot houten 
kruis aan de stadsmuren gestagen, even als 
er ook een op het altaar te zien was, tot 
teeken van den aflaat. Voegt men hierby 
de prachtige procession en al wat er verder 
voor moois te zien was, dan is 't geen 
wonder, dat naar zulk een kerkfeest de 



bewoners der omstreken heen stroomden. 

Die menschen hadden eten en drinken, 
versnaperingen voor honger en dorst noodig : 
natuurlijk waren er spoedig speculanten ge- 
vonden, die daaraan te gemoet kwamen, 
en het den vreemdelingen zoo geniakkelyk 
en aangenaam mogelijk zochten te maken; 
z66 zelfs dat ze, zooals we lezen, op de 
ruimten rondom de kerk (de kerkhoven) de 
takken der boomen zamenvlochten tot priee- 
len, waar ze hun bier en wijn te koop stel- 
den. Goede zaken werden daar gedaan, en 
beste waar kon men daar vinden en sly ten. 
"Zeker ridder, zegt van Loon, was z66 
verzot op den wyn , dat hij de kerkwydingen 
van verscheidene dorpen, om den goeden 
wijn alleen bywoonde." 

Maar 't waren niet alleen de kooplieden 
in spijs en drank, die by die kerkmissen 
tegenwoordig waren, ook die in andere za- 
ken begrepen, dat er bij die groote bij- 
eenkomsten geld te verdienen was ; en weldra 
vond men by die kerkmissen van alles te 
koop. De handelaars , wier veiligheid dikwyls 
bedreigd werd wanneer ze alleen reisden, 
konden thans , wetende dat nu hier dan daar 
op vaste tyden de verjaardag van den schuts- 
patroon of van de kerkwijding gevierd werd , 
zich vereenigen , gezamelijk , en daardoor vei- 
liger naar de mis trekken, in de zekerheid 
daar willige koopers te vinden en op hun 
beurt inkoopen te kunnen doen. 

Z66 ontstonden de jaarmarkten , die veelal 
door de vorsten beschermd werden en waar- 
van het houden als een voorrecht door hen 
aan de steden verleend werd. Wat dus eerst 
als een bijzaak beschouwd was, werd nu 
de hoofdzaak: de handel verdrong raeer en 
meer de kerk. 

En daar elk op verdienen uit was en de 
winnende hand gul is , kwamen allerlei soort 
van kunstenmakers , kwakzalvers , zangers en 
bedclaars de vreugde vergrooten en vergallen. 

Z66 stond het in de middeleeuwen met 
de jaarmarkten of kermissen , waarby elk 
begrijpen kan , ook al wisten wij het al niet 
uit de geschrifben van den tijd zelf , dat het 
al even slim toeging als tegenwoordig , en de 
afschaffing toen reeds wenschelyk zou ge- 
weest zijn, ware het niet dat de jaarmarkt 



Digitized by VjOOQIC 



BE KERMIS. 



455 



destijds hare nuttige zjjde had. Zonderhaar 
toch was het moeielijk met verschillende 
handelsartikelen kennis te maken. Men zag 
daar voorwerpen , die men anders nooit te zien 
kreeg, de kooplieden leerden elkander ken- 
nen en de prjjzen van de voorwerpen daalden 
door de concurentie; — thans echter biedt elke 
winkel van eenig belang meer moois aan, 
dan al de kermiskramen te zamen, terwijl 
men daar gewoonljjk meer geld moet beste- 
den dan brj zyn gewonen leverancier. En wat 
geeft de kermis verder te zien ? Kunstenmakers 
op het paard of op het koord , arme duivels 
die hun leven of dat van hunne kinderen 
wagen om een paar centen te verdienen, 
zoogenaamde knnsten , waarvan elk beschaafd 
mensch moest walgen, en wier nitoefening 
mijns inziens door de politie streng geweerd 
moest worden. Maar een mensch iseenraar 



wezen; het lijden van anderen schijnt hem 
sonis te bekoren. Wordt er een doodvonnis 
voltrokken , altijd is de schouwplaats te klein 
om het belangstellend pnbliek te bevatten ; — 
om een kunstenmaakster te paard een hals- 
brekende toer te zien maken of een kindje 
op een ladder van 50 sporten op de tanden 
zijns vaders te zien balanceeren, waarbij 
een misstap aan een medemensch het leven 
kost — om dat te zien , komt het kunst- 
minnend publiek trouw op , ja daarvoor heeft 
het daarenboven nog geld over. Afschaffing 
van al dat akelige moois kan bij meerdere 
wezenlflke beschaving niet uitblijven. 

Maar nu willen wy eens een paar eeuwen 
terng en zien , hoe het toenmaals op de ker- 
missen geschapen stond. 

(Wordt vervolgd.) 



HET SLUISCHE SINT-KATHELIJNEGILDE EN ZIJN MERKWAARDIGE DRINKHOORN , 

DOOR 

J. H. VAN DALE. 
(Vervolg van bladz. 118.) 



Aan het Sint-Katheljjncgilde was door het 
stadsbestuur van Sluis het recht van het 
"ganckghelt" geschonken. Waarin dit recht 
bestond, leert ons het volgende vonnis, uit 
hetwelk tevens niet onduideljjk blijkt , waarom 
de leden van het gilde ook arbeiders van de 
Vischmarkt geheeten werden. 

Compareerde voor den college van Schepenen 
der stede van de Sluis Willem van Mueninx- 
hove, eischer, jegens Adriaan Doens, ver- 
weerder, vertoogende, hoe dat hij, eischer, 
gepacht had jegens 't gilde van Sint Kathe- 
ljjne dezer stede 't recht van ganggelde, 
hetzelve gilde competeerende uit kracht van 
zekere letteren, gegeven onder den zegel 
van zaken derzelver stede den 48 en van 
Wedemaand [Jutti] 4512, inhoudende, dat 
hetzelve gilde tot onderhoud van den god- 
delijken dienst van de maagd Sint-Kathelijne 
geconsenteerd was te mogen ontvangen van 



elke pleye [pleite?] en Gendsche seye, ! 
lossende of ladende binnen den Vliet derzelver 
stede, weder* [hetzvf] die gang 8 bezigt of 
niet, 6en penn. gr. , en van elke boot 42 
mjjten , met de lasten van reinig [rein , zuiver] 
en schoon te houden de Vischmarkt en de 
kaai van den Vliet, en te onderzoeken, op 
hunlieder eed, wie eenige vuiligheidofmest 
brengen zoude aan den stadsmuur by den 
Visscherssteiger. En hoewel hetzelve gilde 
en hunlieder pachter altjjd in goede possessie 
geweest hadden en nog zjjn van *t zelve recht 
van ganggelde te lichten en te ontvangen , dat , 



1 De seyen , seykens , aoykens behoordcn tot de 
kleinste vaartuigcn. 

s Het Middelnedcrl. toeder — of, hctzelfde 
als nog hedcn het Engelache whether — or, het 
Hoogd. entweder — oder , bet. hetzij — hetzij. 

* De plank, waar langs men op of van het 
vaartuig gaat, hcet nog de gang. 



Digitized by VjOOQIC 



156 



DE OUDE TUB. 



dien niettegenstaande , de verweerder, heb- 
bende onlangs diverse booten zand gelost, 
weigerde den eischer 't voorzeide recht te 
betalen, bij denwelken de eischer verzocht, 
den verweerder gecondemneerd te hebben. 
Enz. Eindigende het stuk met de veroordeeling 
van den verweerder. Actum 25 Augustus 4569. 

Keeds hierv66r hebben we gezegd, dat 
een zeker getal gildebroeders van Sint-Kathe- 
lijne verplicht was tot het verrichten van 
het zoogenaamde keetwerk. 

Den 1™ Lauwe 1527 werd een Nieuw 
Contract gemaakt tusschen den Gouverneur, 
Zorgers en 't gemeene gezelschap van de 
Nering van de Zoutzieders , en den Deken , 
Vinders en 't gemeene gezelschap van Sinte- 
Kathelijne , welke Deken en Vinders , vervan- 
gende ook 't gemeene gezelschap van denzelven 
gilde, aangenomen hebben te furneeren (ge- 
rieven) van de werken, die 't gemeene ge- 
zelschap van de Zoutzieders hebben zullen, 
in der maniere navolgende, te weten, dat 
dezelve arbeiders aangenomen hebben te dienen 
al de keetmeesters in hunlieder keetwerk, 
zonder eenige keeten daar uit te steken 
[nit te zonderen] , met tien mannen , vroom 
en suffisant zrjnde ten voorzeiden werke enz. , 
ingaande Kerstmis 1526. 

Hoe belangrijk het geheele contract ook 
voor de kennis van de zoutziedersnering in 
de 16 e eeuw zijn moge, we mogen het hier 
niet overnemen , en stippen alleen nog aan , 
dat Deken en Vinders van het Sint-Kathe- 
lijnegilde zich den lO 5 " December 1544 
tegenover de Nering der Zoutzieders ver- 
bonden, "nu voortaan geene gezellen in 't 
zelve gilde te aanvaarden om te werken en 
arbeiders te zjjn, dan met expresse condi- 
tion, dat zijlieden gehouden zullen wezen 
ten dienste van de voornoemde zoutzieders 
<in hunlieder keetwerk, en dat met tien 
mannen, zonder min," enz. — 

Een enkel maal werd er een Deken bachten 
[achter] de keeten benoemd. Heden — zoo 
lezen we 3 Juli 1525 — was bij het college 
van Schepenen geordonneerd Adriaan Muenic 
[Monnik] Deken te zijn bachten der 
Keete van Sint-Kathelijne in de 
absentie van Joos Tulpin , tegenwoordig deken 



van het Sint-Kathelijnegilde , en dat om te 
paiseeren [vereffeneri] zekere geschillen en 
differenten, rgzende tusschen eenigen van de 
gildebroeders bachten de voorz. keeten. — 

Nog op e'e'n der stukken , die op het Sint- 
Kathelijnegilde betrekking hebben, willen 
wij even het oog slaan. 

Op het einde van 1578 had Sluis de 
zrjde gekozen van de vrienden der vrijheid 
en zich onder de hoede geplaatst van Wil- 
lem van Oranje. Met kracht werd de hand 
geslagen aan de versterking der stad. De 
opbrengst van het verkochte zilverwerk der 
kerken en godshuizen was echter niet vol- 
doende om de dringende uitgaven te be- 
strijden. Nu moesten de omliggende gemeenten 
hare klokken derven, die, zoo duur moge- 
lyk, te Antwerpen verkocht werden; maar 
nog was er gebrek aan fondsen om de ves- 
tingwerken in goeden staat te brengen, ge- 
schut en anderen krijgsvoorraad aan te koopen. 
Daarom besloot men, niets te kostbaar aeh- 
tende tot behoud van de vrijheid van geweten , 
met gemeen overleg, de vaste goederen der 
gilden aan te spreken , gelijk uit het volgende 
nog nader blijken zal. 

Alzoo in het college van Burgemeesters 
en Schepenen der stede van der Sluis en 
Waterrecht, met al de oude Wethouders, 
Notabelen , Dekens , Honderdstemannen , 
Lieutenanten en meest alle Disiniers [tien- 
mannen] en gemeente derzelve stede, daarop 
geroepen en present zjjnde, eendrachtelijk 
veraccordeerd , geconsenteerd en geslotenhad 
geweest, dat men verkoopen zoude de goe- 
dingen van al de gilden, die boven hunne 
ordinaire lasten hadden meer dan twaalf 
ponden grooten eens, om de penningen, 
daarvan komende , te employeeren [gebruiken] 
tot de noodzakelyke fortification derzelve stede ; 
en dat te dien fine 't voorn. college had 
gelast Christoffel Cromheecke, als Deken, 
Hubrecht Wisse, Jan de Brune, PieterBate 
en Joos de Bruyne, Vinders van 't Sinte- 
Kathelijnegilde , 't welk de arbeiders zijn 
houdende binnen dezelve stede, over te 
brengen den inventaris en de bewyzen van 
de goedingen van denzelven gilde, en hun- 
lieden gelast samen te adviseeren wat partijen 



Digitized by VjOOQIC 



HET SLUISCHE SINT-KATHELIJNEGILDE EN ZLfN DRINKHOORN. 157 



zjj liefst en best zouden kunnen en begeeren 
te derven , waarop dezelve Deken en Eed met 
diverse ouderlingen [oude lieden , oudsten] van 
denzelven gilde overgaven by geschrifte , hoe 
zij bij overeendragen (overeenkomst) en ge- 
neralen akkoorde van hnnlieder gemeene 
gildebroeders geadviseerd hadden te verkoopen 
de nombre van vijf gemeten twee lgnen 
veertig roeden lands, of daaromtrent, die 
hetzelve gilde had liggen binnen den am- 
bachte van Aardenburg, in de prochie van 
Coxyde , in drie perceelen , liggende het een 
nevens het ander, waarvan pachter is Lucas 
de Bare, te betalen de eene heltscheede 
[kelffocheide, helft] gereed en de andere 
heltscheede binnen eenen jare, om hetzelve 
land ten hoogsten prijze te brengen, en met 
meer andere condition, in hunlieder schrif- 
telijk overgeven begrepen, behoadens, dat 
het denzelven college zoude believen, hen- 
lieden tot dezelve verkooping van lande te 
autoriseeren en hunl. daartoe behoorlijke acte 
te verleenen, en dat zij dezelve penningen 
zouden mogen employeeren, niet tot eenige 
refectien van bolwerken , poorten of andere 
reparation, maar alleen tot e'e'n of twee 
stukken metalen geschut, daar zij de wa- 
pens van hunlieder gilde zouden mogen op 
stellen en laten die tot dienst en defensie 
dezer voornoemde stede. 

't Voornoemde College, op alles wel en 
rijpelijk gelet hebbende, en zonderling, dat 
de stede 't groot geschut zeer van noode 
heeft , te meer, dat de vier metalen stukken , 
die men verhoopt had van de Staten van 
Zeeland geleend te hebben, niet krijgelijk 
waren, heeft den voornoemden Deken en 
Eed van het Sint-Kathelynegilde geautori- 
seerd , en autoriseert henl. bij dezen , om de 
voorzeide vjjf gemeten, twee lijnen, veertig 
roeden lands openbaarlyk met voorgaande 
kerkgeboden te verkoopen en den koopers 
van dien halm en wettelyke gifte te geven, 
met clausule van garantie naar costume en 
al dat er meer toe van noode dient gedaan. 
Dies is denzelven Deken en Eed gelast de 
penningen , komende van dezelve verkooping , 
over te brengen in handen van den voorn. 
College , om met henl. geadviseerd te worden 
wat groot en klein geschut en andere am- 



munitie daarmede gekocht zal worden, het- 
welk al verwapend zal worden met het wapen 
van denzelven gilde , als deszelven gildes eigen 
en proper goed, tot dienste nogtans en ge- 
meene beschermenis van de voorz. stede en 
inzetenen van die. Actum den 20 Bn dag van 
Hooimaand 1579. 

Welke Mevrouw Catharina was het, zoo 
vragen wjj — want Catheline is door wis- 
seling der r met I uit Catharina ontstaan ' — , 
die de Zakkendragers te Sluis hadden aan- 
genomen tot hunne patrones? 

In de heiligenreeks vinden wrj er vier, 
welke dezen naam dragen. Zonder twijfel 
was het de maagd en martelaresse van 
Alexandria, die omstreeks het jaar 310 onder 
de regeering van keizer Maximinus leefde, 
en op zijn last onthoofd werd. In de Vlaamsche 
kalenders toch — men bedenke, dat Sluis 
oudtijds tot Vlaanderen behoorde, waarom 
het nog heden ten dage niet zelden Sluis 
in Vlaanderen geheeten wordt — treft men 
alleen haren naam aan; de 25 e November, 
waarop hare nagedachtenis gevierd wordt, 
is zelfs tot in Zuid-Beveland , en zeker nog 
wel verder als Catharinadag bekend: 't is 
nameljjk de dag , die vaak aangenomen wordt 



1 Dc I en r zijn onderling nan verwisseling 
ondcrhevig. Dit vcrschijusel bepualt zich cchter, 
binnen do grenzen onzer taal, bijna uitsluitcnd 
tot dc verwisseling van de uitgangen er en el t 
el"n en eren. Zoo is vondel httzelfde als ronder, 
nikkef als nikker, en zegt men stameren zoowel 
als stamelen , mortet en morter. Buitendien zegt 
meu grimlach nevens glimlach. Dr. Brill, Nederl. 
Spraakl., 3c nitgave, § 19, 2. Wij voegen er 
bij, dat men in Zeeuwsch-Vlaanderen sleutrr hoort 
nevens sleutel , kerpel voor karper , laulierblaren 
voor laurierblaren , schorsenelen voor schorse- 
nercn, merbeU voor mermers, d. i. marberen 
knikkers, gelijk merbelen voor mar met en , sinders 
voor sintels, Bethel voor Barbara — Baerble 
heette de vronw van Jakob Lisse — , en dat 
het luttel der schrijftaal , waarvoor we hicrboven 
lettel vonden , bij onze Vlaamsche naburen letter 
en let/ere luidt. Verder vindt men schallebijier 
nevens scharrebijter, schampelen nevens scham- 
per en , schachelen nevens schacheren , schemelen 
nevens schemeren, sijpelen nevens sijperen. — 

Sint-Catharina was ook dc patrones der wagen- 
makers, ten minste te Sluis. 



Digitized by VjOOQIC 



158 



BE OUDE TLfD. 



als vervaldag der landpachten. De Octave 
van Sint-Kathelijnedage liep van 25 November 
tot 2 December, en 't bevreemdt ons nu 
niet meer, dat Jakob Lisse, nog geheel 
onder den indruk van de plechtige viering 
der Octave, den 6 December 1578 eischt, 
dat de dienst dier Octave eeuwig en erfelijk 
gedaan worde, als ter jongste Octave ge- 
schied was. 

En indien nog eenige twijfel bestaan mocht , 
of we aan de maagd en martelaresse van 
Alexandria moeten denken , hij zou geheel weg- 
genomen worden door een blik op hare af bed- 
ding. Vindt men daarop niet het helsche werk- 
tuig, samengesteld uit verscheidene wielen, 
voorzien van zeer scherpe punten, waarop 
de heilige maagd gehecht werd, om haar 
dood te pijnigen? Maar zie, toen men de 
raderen of wielen in beweging wilde brengen , 
braken op wonderdadige wijze de touwen, 
waarmede haar lichaam er op vastgebonden 
was, waarop zij veroordeeld werd om ont- 
hoofd te worden. Toch vindt men op alle 
af beeldingen der martelares het moorddadige 
werktuig, 't zjj ongeschonden , 't zij ver- 
broken ter aarde liggende, en nog heden 
ten dage draagt in het dagelijksch leven 
zekere ziltachtige uitslag op het gelaat in 
Vlaanderen den naam van Sint-Catharinawiel. 
Maar ook het bloedige zwaard, waardoor 
zjj sterven zou, werd op de meeste af beel- 
dingen niet vergeten. Op den hoorn van 
het Sluische gilde, dat haar tot patrones 
had gekozen, houdt zij het, met de punt 
benedenwaarts gericht, in hare rechterhand, 
terwijl hare linkerhand den palmtak der 
overwinning draagt. 

Het gilde van Sint-Kathelrjne was in het 
bezit van een fraaien drinkhoom ', aan den 



1 Dat ze van ouds ondcr het Heidendom in 
deze landcn en onder de naast gclegen Noordsehe 
Tolkcn veelal uit hoornen gedronken hebben, is in 
sommige jaarboekea gemeld : wclke drinkhoornen 
tot in later tijden onder den bloei van het Chris- 
tendom in gebruik zijn geblcvcn. Zoo gemeen 
warcn van onds in de Noordsehe Ian Jen de drink- 
hoornen en zoo gemeen ook het ongemeen ge- 
bruik daarvan op fecst- of zoogenaamde heilige 
dagen, dat men in de Rnssi9chc almanakken de 



mond met sierlijk bewerkte zilveren plaatjes 
beslagen, aan de eene zrjde bezet met een 
grooten ronden in zilver gevatten steen, aan 
de andere zijde voorzien van een zilveren 
hartje. Ddze versierselen dagteekenen minstens 
van 1587. Dit jaartal toch staat gegrift op 
het zilveren sleufje, dat den top van den 
hoorn bedekt, terwijl het nogmaals, nauwe- 
ljjks zichtbaar, in den hoorn zelven is inge- 
krast. Verder vindt men op den hoorn twee 
schildvormige zilveren plaatjes. Het eene, 
uit welks platten bovenrand zich een boom 
verheft, op welks top — en we gelooven 
daarin eene zinspeling te zien op den naam 



heilige-dagen betcekend vindt door een drink- 
hoom, of somtijds twee, met de punten onder 
tegeu elkander, doch alle met het inondstuk om- 
hoog. Een omgekecrde hoorn, d. i. met het 
mondstuk benedenwaarts, beteekende, datdetijd 
om den drinkhoorn op de feestdagen te vullcn 
enz. voorbij, en de werktijd gekoraen was. Het 
ccrstc soort van drinkhoornen, dat gebruikt is, 
waren gemeene sticrshoornen. Daarna begon men 
de hoornen van ur-ossen in te voeren. Neder- 
lands Displegfigheden enz. door van Alkemade 
en van der Schelling, II, 401, '2, '12 en '13. 

De mond van den hoorn van 't gilde van 
Sint-Kathelijne heeft min of meer den vorm van 
een ovaal, waarvan de anscn 11 en 8 centime- 
ters lang zijn. De omtrek bedraagt ruim 31,5 
centimeters. De grootste boeht van den hoorn 
is 43,5, de kleinste 32.5 centimeters lang. 

De middclljjn van den zilveren ring, die den 
bijzonderen steen omsluit, is 25 millimeters. De 
bolronde steen zelf zal zoo wat een decimeter 
hoojf zijn. 

De zilveren schildjes zijn 58 millimeters breed 
en hoog. De boom heeft met den vogel op zijne 
kruin dezclfde hoogte. 

Het oudc zilveren hartje is 28 millimeters hoog. 
Zijne grootste breedte bedraagt 24 millimeters, 

Het uitgebekte zilveren sleufje heeft eene 
lengte van 48 millimeters. De breedte von den 
zilveren rand wisselt tusschen 15 en 18 raillim. 
Uit dezen rand komen voort: 8 klaverblaadjes , 
waarvan het grootste 16 miilim. hoog en breed 
is, en twee tongvormigc zilveren plaatjes, waarvan 
het eene 53 miilim. lang en 34 miilim. breed 
is; het andere heeft bij eene lengte van 43 eene 
breedte van 23 miilim. 

Al deze versierselen zijn met zilveren klink- 
nageltjes op den hoorn bevestigd. De hoorn kan 
7 deciliters vocht bevatten. 



Digitized by VjOOQIC 



HET SLUISCHE SINT-KATHELIJNEGILDE EN ZIJN DRINKHOORN. 



159 



des Schenkers — een vogel in zyn ne*l 
ligt, draagt het opschrift: 

Joos van den nesten 

heeft dese/t /worn , 

vereert aen 7 gilde, 

van s te catlbie 

A" 1713. 

Het andere schildje, even onder den glin- 
sterenden steen aangebracht, prijkt met het 
beeld van Sinte-Kathelijne , terwijl men er 
op leest: 

Engel sierkens 

toen ter tijt 

decken 

A* 4713. 

Naar de oorspronkelijke bestemming van 
den hoorn is slechts te gissen. Wellicht was 
hy een familiestuk , dat bij den feestmaaltijd , 
ten boorde toe gevuld , bij de vroolyke gasten , 
die in den goeden ouden tyd niet bang waren 
voor een stevigen dronk, lustig rondging. 
Later in het bezit van het Sint-Kathelyne- 
gilde gekomen, werd hij by plechtige gele- 
genheden door den Deken van 't gilde ge- 
dragen aan een zilveren ketting , die bevestigd 
was aan de twee zilveren oogjes, welke nog 
aan den mond en den top des hoorns ge- 
vonden worden. Is de hoorn voor ons bewaard 
gebleven, de ketting is sedert vele jaren 
zoek geraakt. 

Joos van den Neste, die den hoorn aan 
het Sint-Kathelynegilde vereerde, behoorde 
tot een scbippersgeslacht , dat verscheidene 
dekens en vinders aan het schippers- en het 
schnitliedengilde geschonken heeft. In 1701 
en '2 komt hy dan ook zelf voor als vinder 
van het laatstgenoemde gild. 

Engel Sierkens bekleedde niet alleen in 
1713 de betrekking van deken vanhetSint- 
Katheiynegilde, ook in 1711, '16, '18 en 
'19 komt hij als zoodanig voor , en meermalen 
ontmoeten wy hem als vinder van genoemd 
gilde. 

Toen, door opslikking van den beroemden 
Zwinboezem, handel en scheepvaart lang- 



zamerhand te Sluis te niet gingen, moesten 
de verschiilende arbeidersgilden daarvan in 
de eerste plaats de nadeelige gevolgen on- 
dervinden. Ze werden dan ook al spoedig 
tot ££n arbeidersgilde samengesmolten , dat 
nn al de verschiilende werkzaamheden ver- 
richtte, die aan het laden, lossen en be- 
zorgen der koopmanschappen verbonden waren. 

De Sluische haven was eindelijk zoo ver- 
zand, dat geen enkel vaartuig de kaai meer 
bereiken kon, en zoo werd dan eindelyk in 
de eerste helft dezer eenw het arbeidersgilde 
ontbonden. 

De verschiilende charters en papieren werden 
in het oude, ruwe, houten archiefkistje ge- 
borgen, hetwelk aan het Bestuur der Stad 
werd overgegeven, en dat nu, op de Onde 
Griffie van Sluis onder de Archieven geplaatst, 
daar zoo luide spreekt van vroegere groot- 
heid en verloren bloei. 

En de merkwaardige hoorn? 

Deze werd niet ingeleverd. V66r een vflf- 
tiental jaren vernamen wy bfl toeval, dat 
een der oudste en laatste arbeiders in het 
bezit was van een fraaien hoorn. Onverwyld 
brachten we den man een bezoek. De hoorn 
werd van 't zolder gehaald, met geestdrift 
beschouwd , ons door den bezitter uit achting 
en vriendschap ten geschenke aangeboden en , 
gelyk van zelf spreekt, "dankelijk aanvaard." 

Sluis, 5 Maart, 1870. 



EENE KERKELIJKE CENSUUR BIJ DE HER- 
VORMDE GEMEENTE TE NEUZEN, A° 1686. 

Ten * opzigte van de Kerkelijke Censuur, 
welke destijds nog met een zeker Panselyk 
gezag werd uitgeoefend, en die toen hare 
bemoeyingen uitstrekte over hetgeen thans 
sedert lang niet meer tot haar regtsgebied 
wordt gerekend, — willen wij hier van 
eene bijzonderheid melding maken , wijl daarbij 
eene uitdmkking gebezigd wordt , welke onze 
opmerking bepaaldelijk tot zich trok. Zy 
betreft de toepassing der kerkelyke tucht 
op een aantal personen, welke ten huize 
van den Procureur G. A. te Neuzen eene 
vrolijke partij hadden gehouden. Uit de be- 



Digitized by VjOOQIC 



160 



DE OUDE TIJD. 



handeling van deze zaak bij den Kerkeraad, 
op den 4 October 1686, blijkt, dat deze 
gasten, door den wijn verhit, tot uitspat- 
ting vervallen zijnde, "sigh, gans schande- 
lijck verloopen hadden tot groote erghernisse 
van de ganse gemeynte," — waarom zg 
dan ook, ontboden zijnde, de aanzegging 
ontvingen, zich van het H. Avondmaal te 
onthouden. Maar nog zwaarder straf werd 
bij die gelegenheid den schoolmeester W. v. 
H. opgelegd, als bij die vrolyke party ge- 
roepen zijnde, om op zijn u clopscheentje" ' 



1 Door "clopscheentje" verstaat men "eene 
kleine viool" of a ccn zakvedeltje ," gelijkerdan 
ook vroegcr een speeltuig, viool genaamd, be- 
stond, dat men in den a:hterzak van den rok 
bij zich riroeg. Het was de, naar die omstandig- 
heid, dus^enaamdc pochette, eertijds steeds bij 
de dansmeestcrs in gibruik. In het Hoogd. 



te spelen, zich alzoo bezwaard zag met de 
beschuldiging van "alle de aenstootelijcke 
sonden daer gepleeght, geconniveert te heb- 
ben," — weshalve ook hfl, niet alleen van 
het H. Avondmaal geweerd, maar daaren- 
boven in "sijne publicque kerckedienst" ge- 
schorst werd. Na betoond "leetschap ," wer- 
den alien evenwel bij de volgende Avond- 
maalsviering in Januarij 1687 weder toege- 
laten, als ook de schoolmeester tot de 
uitoefening van de kerkendienst. 
Wolfaartsdijk. J. van der Baan. 



Woordenb. van Kramer staat dan ook bij klop- 
scheen, sackqeige , terwijl hij sackgeigchen weder 
vertaalt door zakvedeltje. Zic ook Weiland en 
Bomhoff in hnnne Groote Woordenboeken, en 
vooral de Navortcher, D. XII , 27? en 339 , en 
D. XIII, 2.12, 270 en 308. 

v. d. B. 



DORDTSCHE HUIZEN. 



Wij zouden zeer gewenscht hebben eene 
afbeelding van het huis, waarvan in het 
hierachter volgend stukje gesproken wordt, 
hierbij te kunnen voegen , maar daar dit ons 
niet mogelijk is geweest , zullen we dat ge- 
mis trachten te vergoeden met een paar 
andere geveltjes nit Dordrecht te geven. 

Het eerste is dat van een huis op de 
Groenraarkt , waterzijde , tusschen de Vleesch- 
houwers- en de Tolbrugstraten. Wanneer 
wij tot opheldering alleen er bij voegen, 
dat het gebouw van frisch-rooden baksteen is 
opgemetseld, terwijl de banden en verdcre 
versieringen nit zandsteen bestaan, meenen 
wij genoeg gezegd te hebben en kunnen het 
verder aan den goeden smaak van onze lezers 
overlaten, het schoone van het gebouwtje 
zelf in te zien. 

Het tweede, op de Voorstraat tegenover 
de Kerkstraat gelegen, is, hoewel veel een- 
voudiger dan het vorige, in zijn soort even 
lief, al mogc het er ook wat bouwvalliger 
uitzien. Het draagt geheel en al het bekende 
type van den Dordtschen bouwtrant van de 
17 e eeuw. 



Na zoovele huizen nit Dordrecht gezien 
te hebben, is het volgende stuk, ons door 
den Heer C. A. de Vos toegezondcn, zeker 
zeer welkom. Het bevat: 

EEN KOOPACTE EN EEN HUWELUKS VOOR- 
WAARDE UIT DE 15 e EEUW P 

In Dordrecht berusten onder bijzondere 
personen nog ware schatten voor de lief- 
hebbers van oudheden. Dit Week mij weer 
onlangs, toen ik het huis-archief van den 
WelEd. Heer Dr. J. A. Delhez.zag, en ik 
geloof dat de hiervolgende twee stukken uit 
dat archief wel een plaats verdienen in het 
tijdschrift De Oude Tijd. Veel heb ik er 
niet bij te voegen; het eerste, "deacte van 
verkoop", doet ons zien dat verkoop van ge- 
meente-eigendom in dien tijd niet gemak- 
kelijk was. Het getal personen dat daartoe 
medewerkte was toeh p. m. 120, en daardoor 
de geheele burgerfl vertegenwoordigd. 

De koopacte behoort bij het huis thans 
het eigendom van bovengemelden Heer. In 
het begin der 1 6 e eeuw draagt het den naam van 



Digitized by VjOOQIC 



DORDTSCHE HUIZEN. 



161 



het vlies ; v66r 1523 werd het huis verbouwd 
door Aert Jonghe Adriaenszoon , die van 1499 
tot op zijn overlijden 16 September 1529 
Schepen der stad was. Na den herbouw werd 
het huis genoemd de gulden os en was toen 
een der aanzienlijkste gebouwen der stad; 
het prijkt nog met den toen gebouwden gevel 
van ardninsteen. De gevel is zeker een der 
sierlijkste en oudste van de Merwestad en 
trok zelfs toen hij pas gebouwd was , de aan- 
dacht van den verdreven Koning Christiaan 



halve de goudlederen behangsels in 1721 aan 
Adriaan Braats Jacobsz. voor / 1 1 500 , wiens 
weduwe de beide belendende huizen aankocht , 
waaronder de kleine os en waarvan het 
tweede stuk , de huwelijks-voorwaarde , af- 
korastig is. Dat stnk doet ons een blik slaan 
in het huiselijk leven dier oude poorterjj. 
In 1433 had de grootvader van Ewont Ghjjs- 
brechtz ook een erf van de stad gekocht, 
en hij en zqne aanstaande schoonzoon zyn, 
gelijk voldoende blgkt uit het stuk , vlcesch- 



Dordtsche huizen. 



den Tweede (Balen fol. 814;. Na den dood 
van Aert Jonghe Adriaenszoon bleef zijne 
weduwe Marige Kool in het bezit en werd 
de gulden os 22 Jan. 1541 het eigendora 
van Pieter Gerritz op Schairlaeck voor/ 2200 
en bleef in dit geslacht tot 1612, toen het 
in het bezit kwam van Jacob van Meeuwen , 
gehuwd met Machtild van Scharlaken , achter- 
kleindochter van voornoemden Pieter. De 
erven van den achterkleinzoon van Jacob 
van Meeuwen verkochten de gulden os be- 

1870. 



houwers geweest, in dien tijd een zeeraan- 
zienlijk beroep. Zoo konit b. v. de vlecsch- 
houwer voor als genoodigde bij de officiPele 
maaltijden in het heilig Sacraments-Gast- 
Jtnis en het VleescMonwersgild , op een 
verdrag van 11 Januarij 1406, als het eerste 
der toen bestaande 41 gilden, en had het 
gild een eigen zegel. 

De erven der huizen de gulden en de 
kleine os liepen na den aankoop in 1433 
van de tegenwoordige Groenmarkt af tot op 

21 



Digitized by VjOOQIC 



162 



DE OUDE TIJD. 



de tegenwoordige Knolhaven , en hadden dus 
eene lengte van p. m. 125 ned. ellen. In 
1612 zijn de in 1433 aangekochte erven 
door de toenraalige eigenaars verkocht en 
is er waarschijnlijk toen de Snellaert Duick- 
straat (Varkenmarkt) door gebragt tot in de 
Vleeschhouwerstraat. 



Wi Bargrars Schepenen ende Kaet mit- 
gaders den ouden rade den achten den 
twaelfue personen hiertoe van der stede wegen 
gevoecht ende den geraene dekens van de 
neringhe binnen Dordt doen kont alien luden 
dat wij bij gemene rade binne ons stede 
gehadt om den zware last ons stede aen- 
leggende van rente te lossen ende ons stede 
schulden te betalen om die te vervallen tot 
mijnster schade mitter stede guede So hebben 
wij uut aenbrengbe der geswore retrecks ' 
van ons stede vercoft Adriaen Heinric Taters- 
soen die houder is van desen brieve Alsulke 
erue * gelege after sine huijse daar hg nv 
in woent staende aen die poirtside daer hi 
teijnde sinen rechte erne na Inhout sinre 
ouder brieue heeft ter marwedewert te voire 
wtgevare 8 ende noch wtuaren mach tot ander- 
balue roede toe na den stede stabboem die 
nv daer staet (houdende In der lengte ter 
nierwedenwart) Achtien roede ende viervoet 
ende In der breedte voeraen siin onde erne 
Achtstalue voet ende drie dwm * ende teijnde 
de stabboem op anderhalne roede na so 
voerscr staet zenen voet en drie dwm alle 
bider stede roede gemeten om een seker 
somme van gelde daer hi ons stede wel of 
voldaen ende betaelt heeft de leste penninc * 
mitte eersten hier bij so hebbe wij hem van 
ons stede wegen bij gemenen rade dit erne 
In lengte ende In breedte so voerscr staet 
geloeft te ware ende te vrien als een vrij 
goet van alien kommer ende van aire aentalen 
rait voirwairde dat men after dese erne voerscr 



1 Redetrekkere. 

* Erve. 

3 Uitgevaren. 

« Duim. 

8 Pennine:. 



ter marwedo wart tot gheenre tiit en sal 
vorder wtuare ' wtstekinge noch tijmerige 
make In lengten noch In breedten dan als 
voerscr staet In orconde dese briene bese- 
gelt mit ons stede zegel hier an gehange 
ghegeven Int jaer ons heren MCCCC drie 
en dertich op ten zeven en twintigste dach 
In Julio. 



II. 



Wij Adriaen Die groet Jacopszoen Jan 
van onersteghe Vastaertzoen Ende Dirck 
oem van Wijngairden Schepenen In Dordrecht 
Oircond ende kennen dat voir ons quamen 
Willem Dircizoen an die een zijde Ende 
Claergen ewontsdochter mit enen gecoeren 
voecht * ende bij toedoen ende consent 
van ewout ghrjsbrechtszoen ende margriet 
zgn wijff hair vader ende moeder an die ander 
zyde Ende vergieden * dat zij vergaderen 
sullen In wittafftighen 4 huwelijck In der 
manieren ende voirwairden hier nae gescreuen 
Te weten Dat Claergen voirscr tot Desen 
huwelick brenckt ende ewout ende margriet 
zjjn wijff hair vader ende moeder voirnoemt 
met hair te huwelick geuen In den eersten 
die een helft van den gheheelen huijse ende 
erue mit alien zijnen toebehoiren staende an 
die poirtzijde by die vischbrng dair zg nv 
ter tijt seiner In woenen tuschen Jong adriaen 
Dirckzoens huijs an Die een zgde ende alit 
van neck huijs an Die ander zijde Ende Dairtoe 
Die brugekweer van der ander helft van den 
huijse voirnt alsoe langhe als ewout ende 
margriet zijn wijff voirscr off enich van hem 
beijden In levende live Is Ende noch Die een 
helft van den gheheellen huijsraedt soe groet 
ende soe cleijn als die tegenwoirdelick In* 
den seluen huijse voirscr Is Item noch een 
gheheell vleischstall mitten rechte ende zijne 
toebehoiren ghelegen op die groote vlegsch- 
hall Des ist voirwairdt ende In desen huwe- 
lick ondersproken 5 dat Willem Dircizoen 



1 Voor het uitvaren. 

2 Gekozcn voogd. 
1 Verklaardcn. 

* Wettig. 
h Bepaald. 



Digitized by VjOOQIC 



DORDTSCHE HUIZEN. 



163 



yoimt gheen van alien den gueden ' voirscr 
en sail moghen vercoepen vervremden noch 
beswaren alzoe lanck als ewout voirscr leeft 
then zij by consent van den gueden luijden 
van der stede Voirt soo Is voirwairdt dat 
ewout ende margriet zijn wyff voirscr mede 
Int selue hurjs voirscr sullen woenen * alsoe 
langhe als zij beijde off enich van hem beijden 
In levende live Is. Item soe Is noch voir- 
wairdt ende In Desen huwelick ondersproken 
Dat Willem en claergen voirscr ewout ghrjs- 
brechtzoen ende margriet zijn w\jff voirnoemt 



Gocdercn. 
Wonen. 



houden sullen alsoe lanck als sij leuen ende 
geuen hem aet ' ende Dranck Cleder ende 
schuen ' nae haren betamen wassen wringhen 
ende hauinge Doen * soe dat behoert ende 
dairtoe ewout voirnt. gheuen alle weeck alsoe 
langhe als hy leeft enen haluen stuever 4 
in geldt. In Oircond Desen brieue gegeven 
Int Jair ons heeren MCCCC zeuen ende 
tnegentich Den negentiensten Dach in Ja- 
nuario. 



' Spijs. 

- Schoenen 

s Schoonhouden. 

« 2* cent. 



UIT DEN OUDEN TIJD. 

Medcdeelingen van Mr. J. DIRKS. 



n. 



EENE LANGE VRIJAADJE. 

Eerlycke Vryaedje gepleeght by Arnol- 
dus Bornius, predikant der Stadt Delft, 
omtrent Jufv. Agatha Welhouck. In "t 
licht gebracht door een liefhebber der 
Waerheyt, tot overtuyginge van die de 
selve tot noch halstarrighlyck hebben tegen 
ghesproocken. Tot Utrecht bjj Nicolaes van 
der Beeck, woonende bij de Ganse Marct, 
Anno 1664, 32 bl. Als vignet twee trek- 
kebekkende duiven in een trouwring, en tot 
slot een versje van S. v(an) B 

Op soo een predikant. 

De klokken, als de kostcr luid, 
Doen loopcn, door liaer schel gel aid, 
Mans en Vrouwen na de kerken ; 
Maer komcn zelver daer niet in. 
DU mag met wel bedacrden zin, 
Ook dezen Predikant bemerken. 
Hij , met een ernstelyck rermaen , 
Preekt zonden af en deugdcn aen 
All' die hem hooren Mans en Vrouwen; 
Maar 't geen dat hij soo ernstigh zeid 
En op bet hert der Hoorders leid, 
Dat kan, noch wil hij self niet houwe. 



Zoo was de raeening van S. van B 

omtrent de langdurige vrijaadje, 1655 — 1664, 
van den Delftschen predikant Arn. Bornius 
met Mej. Agatha Welhoeck, en het boekje 
voormeld moest waarschynlijk door het mee- 
deelen van een aantal missives en processtuk- 
ken dienen om dit aan het licht te bren- 
gen. Zij zgn te curieus om ze niet eens te 
dooiloopen. 

De verzameling wordt geopend met de 
schriftelijke liefdesverklaring , d.d. 1 Au- 
gustus 1655. Ds. Bornius vangt aan met 
by Mejuffer Welhoeck brj voorbaat te 
trachten de bevreemding weg te nemen , 
dat hfl haar schr\jft en niet aanspreekt, 
maar nog meer, dat zyne schriftelyke toe- 
spraak zoo geheel in materie zal verschillen 
met hunne gewone zamensprekingen. Hij 
schrijft haar, omdat voor zulk eene zaak 
van importantie geene vliegende woorden, 
maar letteren die gelezen en herlezen kun- 
nen worden, moeten gebrnikt worden. Sedert 
twee jaren is hy (uit Woerden) l naar Delft 



1 Arnoldus Bornius was te Utrecht in bet jaar 
1614 geborcn, werd predikant te Kamerik 1636, 
te Schagen 1643, te Woerden 1644, te Delft 
1653. Navorscher, V, 171 en XIII, 34S. 



Digitized by VjOOQIC 



164 



DE OUDE T1JD. 



verplaatst. Hij kende Agatha's vader reeds 
vroeger, vermits deze met den heer Foreest 
Commissarissen waren op het Synode van 
Zuid-Holland in Delft voor eenige jaren 
gehouden en deze hem toen een dienst had 
hewezen door het verschaffen van een zeker 
bewijsstuk. Naar Delft verroepen, had hij 
"soo haest het zijne droefheydt door het 
afsterven van stjne waarde huisvrouw toeliet" 
de kennismaking hernieuwd en nu en dan 
het huis van Burgemeester Welhoeck ge- 
frequenteert , en Mej. Agatha en hare 
zuster de vaste gronden van de alderhei- 
ligste religie zoeken in te drukken. En dit 
met des te meerder lust en vermaak, ver- 
mits hare Moeder "beliefde onse exercitie 
met lust ende aendacht bij te woonen." 

Ds. Bornins had ook menigmaal de teer- 
hertige consideratien van Moeder Welhoeck 
en hare conscientieuse betrachtingen tot leere 
en troost van hare ziel gezocht te bewerken. 
Menigmaal had hij gewenscht dat Vader W. 
daarbij tegenwoordig ware geweest, wiens 
belezenheid hij zeer roemt. Aldus had hij 
zonder eenige inzigten het huis van den 
Burgemeester W. geruimen tijd gefrequenteerd, 
tot dat Agatha's bjjzonderc vriendelykheid , 
kennis en godzaligheid , eerst tot bewonde- 
ring en daarna meer bemerkende de sym- 
pathie van humeur, de gedachten van een 
huwelijk hadden opgewekt. Breedvoerig treedt 
nu Ds. Bornius in eene beschouwing of ont- 
wikkeling van zijne beweegredenen tot dit huwe- 
lijk , van de hinderpalen daartegen en van zjjn 
hoop op den uitslag , hetz|j goed of kwaad. 
De sympathie, de goede opvoeding die zjjn 
kinderen zouden genieten , het aanzien waar- 
door hij en de zijnen, by de fraaiste lieden 
van Delft zouden geraken, ziedaar zijne be- 
weegredenen. Hinderpalen waren ongelijkheid 
van jaren, ' lasten en middelen. Over de 
eerste stapt de vrijer lustig heen met het 
beroep op het oordeel van vele "gherenom- 
meerde Wijsen", die echter niet vermeld 
worden. Drie kinderen waren zeker een 



1 Hij was in het jaar 1639 gehuwd met Abigacl 
Somerus, waarschijnlijk eene dochter van den 
Amsterdamschen predikant Wilhclmua Somerus. 
Naeorscher, XIII, bl. 348—849. 



last voor een zoo jong ' meisje als Agatha , 
maar zij zou er meer vermaak en dienst, 
dan last en zorg van hebben. Wat de onge- 
lijkheid van middelen betrof, het was hem 
om hare goederen niet te doen , hij was met 
het zijne te vreden en zou niet zoeken om 
in zjjn leven te trachten de goederen van 
haar vaders huis te verkrijgen. Hij zou te 
vreden zijn met alle voorwaarden, cautien, 
ieder huwelijksgoed , mits men dit niet aan 
de klok hing maar "de saacke werd ghese- 
creteert"; zij zouden genoeg hebben om in 
onderlinge liefde en vrede hun huis op te 
bouwen, "hun selven tot vergenoeginge" , 
hunne vrienden tot vreugde en troost en 
alien anderen ten exempel. En wat nu den 
uitslag van zijn aanzoek bet reft, hij hoopt 
dat Hy, die 's menschen herten neigt en 
leidt als waterbeeken , het hart van Agatha's 
ouders voor hem genegen zal maken. Nooit 
zal hij hun de allerminste reden van mis- 
noegen geven. Mogf het anders met zijn 
aanzoek uitloopen, dan verzoekt hij daarvan 
geheimhouding. Hjj noodigt Agatha uit om 
over deze zaak met hare ouders te spreken, 
en verzoekt hare en hunne toestemming tot 
meerdere vrijheid in hunne conversatie. Daarom 
had hij haar nog onlangs uit de historic 
van Simson geleerd , wat eer en ontzag kin- 
deren "in desen deele" hunne ouderen ver- 
schuldigd zijn. Hij zoude niet haasten of haar 
lastig vallen enz. 

Deze met tact gestelde brief had het ge- 
wenscht resultaat bij Agatha en zoo het 
schijnt ook eenigzins by hare moeder, maar 
in geenen deele brj haren vader, den drif- 
tigen man en daarbij rijken burgemeester. 
Hij wilde "niets van dit huwelijk weten, ja 
hoe ver zijn tegenstand liep blijkt uit een 
verklaring van hem, die wij nu laten vol- 
gen, en 3{ maand na het ontvangen van 
den brief is afgelegd: 

<4 Op den 15 November 1655 mijne Dochter 
"als doen (toen) oratrent 18 jaren en vier 
<4 maanden out wesende, hebbe in presentie 
4 'van deselve en de mijne Huysvrouwe , eenen 
tc sware impreoatie (vervloeking) ghedaen, 
ct swerende bij mijner zielen saligheyt: dat 



1 Bornins was in 1655 41 jaren oud, Agatha 18. 



Digitized by VjOOQIC 



UIT DEN OUDEN TIJD. 



165 



"soo lange mflne oogen open stonden nim- 
"mermeer in 't voor-gemelte Houwelgck en 
"soude consenteren, en hebbe met opghehe- 
; 'ven handen Godt Almachtigh gebeden , dat 
"hij mijne Ziele noyt en wilde ghenadigh 
"8jjn, bij aldien ick 't eenighen tgde daer 
"inne consenteerde , daar op mjjne Dochter 
"seyde u nu en voeet ick er niet goeta meer 
"in te doen." 

Bijna twee jaren verliepen : hoe het huiselyk 
toen in Burgemeestere woning inmiddels ge- 
steld was, en hoe men daar buiten over 
Domines aanzoek sprak , kan een brief van 
Agatha, een meisje van vasten wil en ka- 
rakter, van 9 Nov. 1657 aantoonen. De 
brief is gerigt aan heeren Schepenen van Delft. 

"Het miscontement , dat mjjn waerde 
"Vader ghelieft heeft te nemen over de 
"vjyage van Domine* Bornins aen my ghe- 
daen , niet onder achijn van Catechisatie l 
"gelyck het onwarachtigh wordt uytgestroyt , 
"maer op de eerlyckste wyse, die yemant 
"ter werelt sonde moge doen (waer over ick 
"hem eer, danck en liefde schuldigh ben) 
"is de Achtbaere Heeren wel bekent. Ick 
"hebbe my al meer als twee jaren langh 
"met bidden en smeecken aenghehouden om 
"Vaders consent te bekomen, en middelen 
"en conditien van accommodatie willen voor- 
"stellen, die altoos, niet sonder groote 
"hevigheden, verworpen sijn, soodat geen 
"ghehoor noch reden, onaengesien ick tot 
"myn jaren was gekomen, konde plaets 
"grypen. De weth en last van myn waerde 
"onders om myn liefde te versetten, soud 
"ick garen naer gekomen hebbe , hadde 't my 
"mogelyck geweest, te meer ick selfs van 
"Domine* Bornius daer toe versocht ben gc- 
"weest. Hij wert tot syn onschult (on- 
"schuldig) bij alle gelegentheyt op het schan- 
"delyckste uytghemaackt. Icksagh myn Vader 
"dickwjjls seer hevigh in woorden en be- 
"dreygingen, ende myn lieve moeder seer 
"droevich, ende hoorde dat men onse eer- 
"lycke vryage , ende oprechte liefde soo schan- 
"delyck over de straet bracht, sodat ick 
"niet sonder reden onlanghs een sware sieckte 



1 Elders, biz. 14. Willeus mank gaande en 
gedeguiseert. 



"hebbe ghehadt ende menighmaal myn noot 
"met nacht en dach te snchten aen Godt 
"hebbe moeten klaghen : 

"Ick hadde ghehoopt door de vrienden ' 
"van Domine' Bornius die het Houweljjck 
"quamen versoeken myn Vader wat soude 
"vermurven en dat wy syn consent soude 
"bekomen, of dat de vrienden van myne 
"zyde die ick ghebeden hadde, wat goets 
"souden hebben ghedaen ende uytgewerckt. 
"Maer bevindende dat Vader even heftigh 
"en onseggelyck bleef , so heb ick niet kon- 
"nende langher soo miserabel leven , mijn 
"toevlucht met Domini Bornius genomen tot 
"de Christelycke Overigheyt om door hare 
"hulpe tot ons seer versocht (gewenscht) 
"Houwelyck te mogen komen. 

"f Is nu al haest drie weecken geleden , 
"dat myn versoeck aen de Heeren van de 
"weth is bekent ghemaeckt, waerom ick 
"al de Achtbare Heeren versoecke dat se 
"ons niet langher op de valsche tonghen 
"laten rijden , maer onse saecke believen ter 
"herten te nemen, ende op het spoedigste 
"af te doen enz. enz." 

Kort na deze herhaalde indiening van 
het verzoek treedt ook Burgemeester Geraldus 
Welhoeck als handelend persoon, op zjjne beurt 
op. Hij daagt den * v * December 1657 "door 
den eersten Bode , met de roede , Bornius voor 
de Schepens van Delft , als hebbende zich "ge- 
vanteert," dat Welhoeck hem zoude hebben 
geinjurieerd. Hij sommeert hem om binnen 
behoorlijken tyd deswegen eene actie in te 
stellen; zoo niet, dan zal hem een eeuwig 
zwijgen deswegen worden opgelegd. 

Bornius was verstandig genoeg op deze bra- 
vour citatie aan den bode met de roede , Ben- 
jamin Mager, te antwoorden, dat hij de 
hevigheden en beschuldigingen , die de heer 
Welhoeck tegcn hem had gebruikt of door 
anderen hem had doen aanzeggen , niet zonder 
droefheid of ontsteltenis had aangehoord, 
echter gaarne a Syne Achtbaerheyt" wilde ten 



1 Bornius had in Frankrijk met den hcer 
Arent van der Graaf , te Delft wonende , gercisd. 
Zie biz. 3 en 4. 

2 Oude en nieuwe stijl % toen 11 dagen ver- 
schillende. 



Digitized by VjOOQIC 



166 



DE OUDE TIJD. 



goeden houden, zich troostende in u een 
goeder gewisse". Zyn procureur Hurcq con- 
cludeerde dan ook op 8 Dec. 4657, dat 
zijn client "respecthalve en omme nopens 
41 't voorsz. cas subject (dit geval) verdere 
"verwyderinge te eviteren , niet van meening 
"was eenige actie aangaande de gedane be- 
"leedigingen in te stellen." Ook Agatha 
gelastte haren procureur ora met haar proces 
stil te staan. Er was toch een wapenstilstand 
door bemiddeling van kerkelijke, wereldlijke 
en vriendenmagt gesloten. Den Burgemeester 
drukte zijn eed, tegen de waarschuwing van 
Bornius "sonder noot" gedaan. Hij zou zich 
zelven bezondigen en in Godes ongenadc 
vervallen als hij dien brat. Geene god- of 
rcgtsgeleerden konden dit den man uit zyn 
hoofd praten. Daarom had Agatha hare toe- 
vlugt tot de overheid genomen, opdat diens 
consent dat van haren vader zoude vervangen 
en deze zynen eed niet behoefde te broken. 
Agatha's "waarde vader" had van zijne zyde 
beloofd voor twee Delftsche predikanten , dat 
als hun collega Bornius wilde temporiseren , 
dat hij dan niet bij testament of anderzins 
lets tot nadeel van haar of haren vriend 
zoude statueren. Agatha van hare zijde zoude 
het proces staken, maar bedvng vrye con- 
versatie met Domini Bornius "buiten vaders 
huis." Bij conniventie , niet by consent, nam 
Vader W. daarin genoegen, en gedurende 
ruim drie jaren bleef nu de vrijaadje in statu 
quo. "Daarop" schrijft Agatha (in eene mis- 
sive aan Schepenen voornoemd van 24 Maart 
1661) "hebbe ick drie jaren stille geweest 
"ende getemporiseert en de meesten tijdt 
"drie naemiddaghen in yder weeck van een 
"onser meisjens tot myn AUerliefste gebracht 
"en des avonts gehaelt geweest: in welcke 
"conversatie ick geerne bekenne dat ick D. Bor- 
u nius humeur , styl van huyshoudinge , ende 
"goetaerdigheyt van syn kinderen soo wel door- 
u sien hebbe , dat ick mijn geluckigh achte van 
"met hem in sulcken gelegentheyt testaen." 
Alle hare pogingen echter , even als die van 
god- en regtsgeleerden en van den pensionaris 
van der Dussen (van dezen laatsten door ordere 
van Burgemeesteren) om consent tot het huwe- 
lijk te bekomen baatten niets. Agatha nam 
den 24 Maart 1661 wederomhaar toevlugt tot 



Schepenen en vatte haar regtsgeding weder 
op, waar zij het in 1657 — 58 had gelaten. 

Uit een brief door Agatha vier dagen 
later uit 's Gravenhage (28 Maart 1661) 
aan Schepenen gerigt, blykt het dat de 
huiselijke storm tot een orkaan was over- 
geslagen. De herhaalde bedreiging van haren 
vader om haar op te sluiten was bijna vol- 
voerd geworden. "Ik hoorde: schrijft zij, 
Vader de meyden roepen en haar belasten 
terstond de voordeur op 't nachtslot te zetten 
en de sleutel aan hem te geven , na dat hy 
zelf van te voren alle andere deuren van 
uitgang gesloten had." Nu koos Agatha 
het hazenpad, of, zoo als zij zegt, "eeraan 
de deur als de meyt koos ik mijne vryheyt." 
Vader had gezegd, dat hy geen duit tot 
huwelyksgoed zoude geven, maar om heel 
Delfts wille, ja al het goed van de wereld 
zou zy \66t haren trouwdag niet wederom 
in huis willen komen. — Vader Welhoeck 
had echter nog iets anders gezegd: "dathy 
de zaak voor drie regteren (lste instantie, 
appel, cassatie) zoude trekken en zoo lang 
zoude zoeken te rekken , totdat hij , of Agatha, 
of Bornius dood zoude zijn ," soo dat Agatha , 
zoo lezen wij, hare schoenen niet behoefde 
te laten lappen om haest met den domino 
te trouwen." 

Uit de nu volgende missiven van Agatha 
blykt het . dat het proces zyn gang ging. Op 
den 23 Mei 1661 , dringt zij op eene spoedige 
beslissing aan. Desgelijks den 31 July 1661. 
Zij beklaagt zich er over, dat Vaders Advocaten 
haren Alderliefsten en haar schandelijk hebben 
uitgemaakt en dat vele nydige en boosaar- 
dige menschen hunnen goeden naam en eerlyke 
liefde niet ontzagen nae te spreecken; even 
alleens oft sonde waer yemandt lief te heb- 
ben" enz. 

Agatha's procureur B. Burgersdijck pre- 
senteert , 5 Nov. 1661 , een request aan Sche- 
penen voornoemd om, vermits de zaak vol- 
dongen was, aan zijne suppliante eenmaal 
den uitslag te doen toekomen. Agatha schryft , 
8 Dec. 1661, tot dat einde nogmaals een 
brief aan Schepenen. — Maar deze gaven 
het consent niet; het schynt dat Agatha's 
ontsnappen uit het huis niet zoo plotseling 
opkomende is geweest of zij had hare meu- 



Digitized by VjOOQIC 



UIT DEN OUDEN TIJD. 



167 



belen, kleederen, lgnwaad enz. eerst laten 
wegbrengen. 

Schepenen gelastten haar, 16 Dec. 1661 , 
zich weder in het huis van haar vader te 
begeven en hare schuilplaats te verlaten 
"waerin zy zich continuelijken tot noch toe 
secreet had gehouden." Agatha voldeed daar- 
aan niet , maar kwam van het Schepen-vonnis 
in reformatie of appel bij het Hof van Hol- 
land, maar vruchteloos. Bij vonnis van 14 
Febr. 1662 van dat Hof werd zij wederom 
gecondemneert zich te begeven in het huis 
en de brjwoning, mitsgaders onder de ge- 
hoorzaamheid harer ouders. 

Wat bleef er voor de arme Agatha nu 
anders over dan om te zwichten! Zij deed 
het bij een contract van stilstand tusschen 
haar en haren vader, den 11 Julij 1662 
voor den hove van Holland gesloten. Haar 
zwager Mr. Adriaen Bogaerd , Bewindhebber 
der 0. I. Comp. , en haar Oom Everard van 
Lodensteyn , Oud-Burgemeester van 's Gra- 
venhage, traden daarin voor haar als haar 
"gekozen voogden" op. Zjj verbond zich, 
nooit haren vader weder om consent in regten 
te zullen betrekken en nooit buiten diens con- 
sent, bij zijn leven, eenig huwelyk met 
Bornius te zullen aangaan. Van de andere 
zjjde , zouden Burgemeester en z{jne vrienden 
nooit de reputatie van Bornius nadeelig zijn. 

Maar de liefde was sterker dan de dwang. 
Uit eene resolutie van 26 Febr. 1663 van 
de heeren van de wet van Delft blijkt, dat 
Bornius "toen nog onbeschamelyck zijnen 
"ommegangh continueerde met de Jouffr. , 
"haer ten alien tijde 't zflnen huyse ont- 
"fanghende , en aldaar ophoudende , in alien 
"schijn of tusschen hen-luyden een wettelyck 
"en solemneel Houwelyck aangegaan of te 
"voltrokken ware." Opspraak en straatge- 
rucht v6or en omtrent het huis van Bornius 
waren daarvan de gevolgen. Men had erger 
te duchten ! En : Soo 1ST dat de heeren voor- 
noemd, Bornius voor zich hebben ontboden 
en hem hadden geboden, dat hij zich voor- 
taan van die onbehoorlijke conversatie zoude 
abstineren , op poene dat hem bij continuatie 
de stad en hare vrijheid zoude worden ontzegd. 

Bornius werd in het jaar 1667 naar 
Alkmaar verroepen, waar zijn schoonvader 



Sommerus tot 1636 predikant was geweest. 
Hij was een bloedverwant van Henricus 
Bornius, hoogleeraar te Leiden. l 

Romantisch is zijne Eerlijke Vrijaadje 
behandeld door Ds. H. dc Veer in zijne Agatha 
Welhoek, door Mr. W. J. C. van Hasselt, 
aangekondigd in de Nieuice Eecensen M861. * 

Wanneer hjj overleed en of Agatha Wel- 
hoeck ook nog huwde is ons niet gebleken. 
Na den dood haars vaders en nahetvertrek 
van Bornius naar Alkmaar , bleef Agatha nog 
twee jaren in Delft , trachtende te vergeefsch 
steeds de toestemming van hare moeder tot 
haar huwelijk te bekomen. Echter scheidden 
zij in vriendschap en Agatha trok naar Alk- 
maar en huwde haren Bornius. 

(Red.) 

1 Nav. IV, 325. 

2 In de Bibliotheek van Ned. Pamfletten is 
n°. 4647. Schuyt-praatje tusschen vier Perso- 
nen, varende van Del/ op Ley den , over den 
godtloosen en on wet tig en handel van een Pre- 
dikant van Delf die eens Burgemeester s Dochter 
wil trouwen, tegens toil en dank van haar 
Vader. Mitsgaders eenig e andere aanmerkens- 
waerdige saken. Tot Delf, gedrucktvoor D. Bor- 
nius en Samuel de Jonge, in compagnie van twee 
Nichten. Anno 1658, 44 biz. 

De uitgever van de Bibliotheek , de heer P. 
A. Tiele, voegt er dezc noot bij. "De bewuste 
"predikant hcette Gerardns Bornius, de burge- 
"meestcr Gerard "Welhoeck. Na de veroveringen 
"der Engelschcn in Vlaanderen besproken te 
"hebben, wordt de historie van den Delftschen 
"predikant ter sprake gebracht, en daaruit aan- 
"leiding genomcn om de predikanten in bet al- 
"gemeen en insonderheid de Lansbergcns te Rot" 
"terdam hevig te beach i rape n. Samuel Lansbcrgen 
"de Jonge namelijk bad een nicht van den ge- 
"noemden Delftschen burgemeester ook tegen 
"den zin barer moeder getrouwd. Wy hebben 
"hicr dus waarschijnlijk een geschrift van den 
"boekverkooper Joannes Naeranus voor ons, den 
"schrijver van andere pamfletten/' vermcld onder 
n'>. 4365, 4495. Vgl. 4437, 4438. 

De Sententie uitgetproken bij de JSdele Heeren 
van de Wet der stad Delft, is ook afzonderlijk 
gedrukt te Delft bij Symon Kloeting, 1663. 8 
biz. Bibl. voornoemd n 9 . 5096. 

De Eerlijcke Vrijaadje wordt aldaar Vermel d 
onder n°. 5170, met dc opmerking dat "de naam 
van den drukker Nic. van der Beck te Utrecht 
een pseudonym is. 

Men ziet uit een en ander hoeveel geruchts deze 
zaak in Holland verwekte. 



Digitized by VjOOQIC 



168 



DE OUDE TIJD. 



60LLEN, 

DOOR 

J. TER GOUW. 



Zeer geachte lezer ! Wilt gij wel de goed- 
heid hebben u te verbeelden , dat bij dit 
opstel in plaats van 66n twee prentjes staan ? 
Voor het ontbrekende zal ik uwe verbeelding 
te hulp moeten komen , door u te zeggen , wat 
het zou voorgesteld hebben. Denkueenbak- 
kershuis op den hoek van een Jordaansche 
dwarsstraat, door een heerlijk maanlicht be- 
schenen, een breeden houten trap v<56> de stoep, 
en een dikken luifel daarboven, waar t' gesee- 
gent brodt op geschilderd staat; en tegen 
den zijmuur, boven een pothuis , dat tot ingang 
der bakkerij en tot kippehok tevens dient , een 
"vliegende trap", die naar de bovenkamers 
leidt. De bakker ligt over de onderdeur in 
't zelfde kostunm als de Leidschen van Jan 
Steen, maar niet zoo vrolyk lagchende als 
deze; en zijn 6ga achter hem kykt met een 
bang gezigt over zijn schouder. 

V66r de deur raast een heirleger van Jor- 
daansche wijfjes , gejakt en geboezelaard , ge- 
klompt of gemuild , maar alien met de kousen 
op de Helen , en meest alien met een stuiver 
bollen gewapend. Sommigen hebben de bollen 
in de linker- en een bezemstok in de reg- 
terhand; — anderen hebben de bollen aan 
een raagbol gehangen, en rukken er meS 
op als een Romeinsche standaarddrager met 
zijn labarum. En de groenvrouw om den 
hoek, die nog "van den Pruis geen kwaad 
weet", komt verbaasd het hoofd uit haar 
kelder steken , en vraagt , wat of dat helsche 
rumoer beteekenen moet. 

't Heeft genoeg te beteekenen; — 't is 
om het regt van de bollen te doen. 

Ja , die bollen , die Zaturdagsche warme 
bollen, waren zulk een gewigtig artikel in 
't leven onzer voorouders! De wijze zorg 
onzer aloude burgervaderen — de kenren 
van alle bakkersgilden bewyzen het — heeft 
zich dan ook in dit opzigt geenszins onbe- 
tuigd gelaten. Ja meer, beroemde geleerden 
en oudheidkundigen zelfs hebben 't niet be- 



neden hunne waardigheid gerekend, de her- 
komst onzer Vaderlandsche bollen na te 
sporen tot op den klassieken bodem van 
Hellas. Immers al wat belangrijk is, moet 
altijd een Griekschen of Romeinscben oorsprong 
hebben, — onze keukenmeiden en bewaar- 
scholen zelfs, en dus ook de warme bollen! 

Onlangs heeft een bekwaam Doctor den 
oorsprong der bewaarscholen gelukkig opge- 
vischt uit een boek van Plato ; en 't zou nie- 
mand behoeven te verwonderen, wanneer 
een ander weldra de FrObelsche methode 
terugvond in een der Oden van Horatius of 
op een Egyptischen papyrus! Geleerden en 
oudheidkundigen hebben ontdekt en bewezen , 
dat onze bollen van Grieksche herkomst zijn , 
en dat zij nog volkomen den Griekschen vorm 
bewaard hebben. Een Amsterdamsch Hoog- 
leeraar heeft ons verzekerd, dat de Grieken 
bollen bakten van acht aan een schoot, 
even als wij, en dat zij die op zijn Grieksch 
noemden : "brood van vier reepen en acht 
mondvollen", — wat natuurlyk in die klas- 
sieke taal veel deftiger klonk dan in 't 
Hollandsch ; maar waar wy uit kunnen leeren 
wat de eigentlijke beteekenis van 't woord 
"bol" is, — namelijk: "mondvol". 

En hoe zijn nu de bollen van de Grieken 
tot ons gekomen? Natuurlijk door tusschen- 
komst der Romeinen. De veroveraars der 
oude wereld aten in de schoonste dagen van 
hun roem — bollen gelyk wy! En hoe ver- 
rukt waren de archaeologen , die in 't aloude , 
eenmaal bedolven, en na zooveel eeuwen 
we&r aan 't licht gebragte Pompeji omdool- 
den, toen zy daar niet alleen de achttien- 
eeuwenoude uithangbordjes van schoenmakers 
en melkboeren terugvonden, maar zelfs, by 
't binnentreden eener bakkerij , daar op eens 
tot de ontdekking kwamen, dat de acht- 
deelige broodjes, die zy er vonden, alweer 
bollen waren, — bollen van acht engelsche 
duimen in doorsnede by e"e"n duim hoogte. 



Digitized by VjOOQIC 



BOLLEN. 



169 



Wie had vroeger ooit gedacht, dat die 
eenvoudige bollen — of afterlingen (achte- 
lingen) als onze voorouders ze ook wel noera- 
den — z6<5 oud en z66 beroemd waren! 
Wel mogten das ook de Amsterdammers ze 
in eere houden; en 't was daarom ook een 
plegtig oogenblik, als de dikke bakker met 
opgestroopte hemdsmouwen en de witte slaap- 
muts op e'en oor, uit zjjn pothuis trad, en 
den osseboorn aan den mond bragt, om 
met luid geschal aan de gantsche buurt te 
verkondigen, dat de bollen warm en wel 
nit den oven te voorschjjn gekomen waren. 



een weinig in de war, maar dit weet zij 
zeker, dat hij "een hcylige confessoer ende 
biscop ende een backer was". — Nu weten 
wij wel , dat St. Hubertus een jagcr was , die 
zich nooit met de bakkerij bemoeid hecffc, 
maar dit verhindert niet, dat er ook een 
bakker van denzelfden naam heeft kunnen 
bestaan. St. Obertus was een Kamerijksche 
heilige, en wel een bakker, die om zijn 
uitstekende vroomheid tot bisschop verb even 
werd, maar er de bakkerij bij aanhield, 
en voor de armen brood bakte om niet. 
St. Antbaert was ook een bisschop en bakker, 



De Bollebakker, naar Oatade. 



En dit blazen op den hoorn had zelfs nog 
een hooger beteekenis, die 't volk niet, 
maar de bakker wel wist, 't Was een sym- 
bolische handeling ter eere van den Schuts- 
heilig van 't gilde , die door de gewijde kunst 
steeds als op den hoorn blazende werd voor- 
gesteld. Waar dus de bakker zijn hoorn- 
getoet aanhief, bragt mj, als een waardig 
meester, naar den ouden gilderegel, hulde 
aan zijn hoogvereerden patroon. 

Maar hoe heet die patroon? Nu eens 
St. Hubertus of St. Hubrecht , dan St. Obertus , 
dan weer St. Antbaert, — de legende is 

1870. 



maar waar hij t' huis behoorde, weet ik niet ; — 
en ten slotte zijn mogelijk Hu-, Ant- en 
Obertus ££n en dezelfde bakker-bisschop , 
wiens naam in verschillende gewesten, naar 
de weelderige vrijheid van 't oude spraak- 
en schrijfgebruik , telkens een andere gedaante 
kreeg. 

Waar zich de bakker liet schilderen , was 
't altijd blazende op den hoorn. Zoo hebben 
wij op de Delfsche tentoonstelling twee broers 
gezien op een oud venster, elk met een rijmpje. 
De eene filosofeerde iets over zelfkennis en 
zelf beheersching , wat eigentlijlfe bij 't vak 

22 



Digitized by VjOOQIC 



170 



DE OUDE TIJD. 



nict te pas komt, maar de ander sprak 
korte en klare bakkerstaal: 

A lie die mijn vergeten 

Sullen van mijn vruchten nict eten. 

dat wil zeggen: 

Die den bakker vergeten 
Zullen geen bollen eten. 

Bollebakker! dit was de eervolle titel, 
waar hij trotsch op was. En bragt soms de 
naive luim des volks een wijziging in het 
tweede lid, — dit was alleen, omdat hij 
ook weleens een wijziging bragt in 't ge- 
wigt der bollen, en ze zes lood ligter 
maakte, dan ze volgens de broodkeur wezen 
moesten, — eene vrijheid, die onze oude 
poorters niet goedschiks konden veroorloven. 
Integendeel, de bollen moesten hun gewigt 
hebben en houden; de bollen waren van 
ouds 't 8ymbool van al wat goed en degelijk 
was. Met warme bollen vierden ze hun hei- 
ligavonden, hun verjaar- en luilaksdagen , 
hun verhuis- en schoonmaakfeesten. Wien 
zij als knap erkenden noemden zij een bol. 
En geen krachtiger vermaning in den mond 
van een ouden Hollander, om de opgelegde 
dukaatjes nuttig te besteden dan die kern- 
achtige spreuk : "Koop bollen voor je geld !" 
En daarom ook toen Mijne Heeren van 
den Gerechte van Amsterdam in 1652 een 
proef ordineerden voor de bakkers , zorgden 
zij wel, daarin aan de bollen een dubbele 
plaats toe te kennen. En wanneer zg in ijver 
ontbrandden, om te waken tegen het uit- 
spatten der weelde, en Leges Sumptuariae 
maakten, dan zorgden zij alweer de bollen 
niet te vergeten. Er lag iets Spartaansch in 
die bepalingen. Geen andere bollen mogten 
er gebakken worden dan van grof meel. 
Eerst veertig jaren later oordeelden de Heeren 
de burgerij genoeg in beschaving gevorderd, 
om ook fijne bollen te kunnen eten. Maar 
nu achtte de Regeering 't dan ook hare hooge 
roeping te zjjn, tegen elke noodlottige ver- 
warring tusschen die tweeerlei soort van 
bollen te waken. Burgemeesteren zorgden 
voor alles. Met geldboete en verbeurdver- 
klaring bedreigden zij den bakker, die niet 



elke schoot fijne bollen merkte met een groote 
F , zoodat , waar dan ook een oude Amster- 
dammer zich al eens in kon vergissen, niet 
in de fijne of groffe bollen. 

Maar toch had het eenmaal weinig ge- 
scheeld, of Amsterdam had, bij al die ver- 
schillende soorten van oproeren, die 't in 
den loop der eeuwen al gehad heeft, ook 
nog zijn bollen-oproer kunnen voegen. Of 
liever — 't was reeds begonnen, 't eerste 
bedrijf zagen wij reeds. Natuurlgk was 't 
op een Zaturdag-avond , en wel in dat fameuse 
jaar 1748, juist toen het groote pachters- 
oproer pas was afgespeeld, en dus de woe- 
ligheid het volk nog in de leden zat. Wel 
hadden de bakkers dien avond behoorlijk op 
den hoorn geblazen ; maar toen de bollen 
te voorschijn kwamen , ging er een jammer- 
kreet op , en die jammerkreet ging in een dreig- 
toon over, en de gantsche stad raakte in 
beweging, omdat de bollen weer zes lood 
te ligt waren. 

't Was een angstvolle Zaturdag-avond! 
In allerijl vlogen Mijne Heeren van den 
Gerechte, ofschoon ze pas t' huis gekomen 
waren , weSr naar 't stadhuis , en hidden 
op nieuw vergadering, en beraadslaagden , 
en oordeelden, dat ze van tumulten en 
plunderingen al meer dan genoeg hadden, 
en besloten, dat er aan een bollenoproer 
geen behoefte bestond. En aanstonds deden 
ze een plakkaat afkondigen, waarbij den 
bakkers de les gelezen en der gemeentealle 
satisfactie beloofd werd, — zelfs schaal en 
gewigt op elken bakkers-toonbank om den 
lieden de bollen voor te wegen. En toen de 
opgestoven vrouwtjes dat hoorden , en boven- 
dien hier en daar de schutters in 't geweer 
zagen komen, en ze dachten aan Mat van 
den Nieuwendijk, die daags te voren, "ten 
exempel van andcren" uit de Waag gesto- 
ken was, gingen ze stil eu bedaard naar 
huis ; — zoodat het bollenoproer in de ge- 
boorte gesmoord werd, en Amstels burgerjj 
ditmaal met den schrik vrijkwam, en een 
uur later ieder rustig naar den Witten Doelen 
mogt gaan , met Vondels vers op de lippen : 

Op '8 Burgeraeeaters vracht, magh elk hier vci- 

(ligh slacpen. 



"Digitized by VjOOQIC 



DORDRECHT IN DEN AANVANG DER 17< EN DER 49-' EEDW. 171 



DORDRECHT IN DEN AANVANG DER 17-= EN DER 19° EEUW. 

DOOE 

Dr. G. D. J. SCHOTEL. 



Groote veranderingen hebben de hollandsche 
steden in de laatstc vijftig jaren ondergaan. 
Die veranderingen merkte ik vooral in mijne 
geboortestad , het grgze Dordrecbt , op. Wei 
had zij in mijne jeugd niet meer die voor- 
regten, welke haar in vroegere eeuwen tot 
"de koningin der steden", u de roem van 
Holland", gelp de dichters zongen, ver- 
hieven, was zij "de eerststerahebbende stad 
van Holland , de bezitster van het stapel- en 
muntregt, de stad "mogend door handel 
en scheepvaart" niet meer ; maar toch bezat 
zij nog veel dat aan het bloeijendste tijdvak 
van haar bestaan, de eerste helft der 17« 
eeuw, herinnerde; zelfs schenen haar uit- 
wendige toestand, hare gebrniken, zeden, 
ja haar taal schier dezelfde te zijn ge- 
bleven. 

Nog bezat zij hare oude poorten, scbil- 
derachtige gebouwtjes uit de 15 ; en 16 ? eeuw , 
oude bruggen , naauwe straten en stegen die 
men met zoo veel genoegen op de voort- 
brengsels harer vroegere schilderschool be- 
schouwt. Nog las men dezelfde opschriften, 
zag men dezelfde afbeeldingen boven poorten , 
godshuizen, hofjes, stegen. huizen, die 
Balen vermeldt. 

Nog gingen de eerzame burgers des zomers 
tusscben thee- en koffij- of na koffijtijd naar 
hunne tuintjes en weihuisjes aan de cingels 
of zaten in de schemering, de vrouwen in 
hare pelises met de breikous in de hand, 
de mannen in de poederjas of japon met den 
gouwenaar in den mond , op de banken hun- 
ner stoepen. Hier werden de Dortsche cou- 
rant gelezen, de stadsnieuwtjes besproken, 
over dienstboden en de wasch gehandeld; 
ook wel eens een scharretje geplozen of een 
appeltje geschild. De Zondagen bragt men by 
schoon weer na de vroegprekatien in de tuinen 
door en zag men des middags na theetgd de 
lanen en dijken en cingels wemelen van 
wandelaars, terwijl de minder deftige klassen 
de collegien buiten de poorten bezochten. 



Op de meeste scholen ging het. ten minste 
uitwendig, nog even zoo toe als ten tijde 
van Pieter van Godewyck. De kinderen zaten 
op de bovenverdiepingen zaamgepakt naar 
lucht te snakken, terwijl de schoolmonarch 
in den sitsen japon met plak en roede in de 
hand uit zijn catheder zyn rijk bestuurde. 
Het meublement dier scholen was sedert de 
17 e eeuw niet veranderd en dezelfde beloo- 
ningen en straffen vielen den vluggen en luqen 
knaap ten deel. 

Op de Latijnsche school was het niet an- 
ders. Dezelfde gebruiken waren er nog in 
zwang als in de dagen toen Jan en Cornelis 
de Witt ze bezochten ; de rector doceerde nog 
uit de catheder , waaruit Vossius sprak , vele 
gebruikten nog diens grammatica, maakten 
hunne themaas met het Dictionarium Tetra- 
glotton , Hoogstraten en Pitiscus nevens zich , 
en gebruikten de edities welke hunne over- 
grootvaders reeds in handen ha'dden. Nog 
zaten de matressen met hare naaikinderen 
of de kleinen , die zij spellen en lezen leerden , 
des zomers op de stoep, des winters in het 
voorhuis. De jeugd vermaakte zich nog met de- 
zelfde spelen als ten tijde van Cats en sprak 
nog gelijk toen van mulveren, alleblassen, prick- 
dujtjes , penteren , troeven , hoepen. Even als 
toen stuwden zij op beestenmarkt de ossen met 
geschilde stokken , onder het geschreeuw van 
pri-hoi-hoi naar het stek, waar dan stro- 
pertjes, oliekoeken en lever werd verkocbt. 
Op kersmis at men korsseweggen , op pa- 
schen bontgekleurde paascheijeren , die ook 
aan den meester en de matres werden ver- 
eerd, die van hunne zijden gouden, sitsen 
en gewone prenten ten geschenke gaven. 
Op hemelsvaartdag sloeg men den dauw, 
op pinksteren gingen pinksterblommen rond 
en vierde men pinksteren drie op 't veld 
van Mars, den eersten Mei danste men om 
den meiboom , en op kermis was het publiek 
zoo uitgelaten dat een vreemdeling , die de 
stad, vooral Zaturdags, bezocht, haar voor 



Digitized by VjOOQIC 



172 



DE OUDE TIJD. 



een lazarus-huis , waarin alle bewoners 
door den St. Vitusdans waren aangetast, 
moest houden. De volkstaal had schier 
geen verandering ondergaan. De burgers 
spraken nog in het oude dialekt of 
liever plat dortsch. Nog zei men jochie,, 
koeksie, meissie, mannechie, bybeltie, ien 
stiene hoisie , een biene messie , een blaachie 
roiie koil, loisen op 't hoit, moi is in 
hois, voile geuten, stic mit butter, roise- 
moisig hoishouwe, jochie asjie tois komt 
sel moesie je ein groit stick geven"; ver- 
warde men de geslachten en naamvallen, 
gebruikte men verouderde woorden, noemde 
men elkander bij den voornaam en verbas- 
terde men soms de namen zd6, dat men 
naauwelijks wist wien de spreker bedoelde. 

Doch het was ons plan niet zoo zeer bij 
gewoonten en zeden en taal, als wel by 
kunsten en wetenschappen stil te staan en 
aan te toonen hoe zeer het Dordrecht der 
17 e eeuw, met het Dordreeht in den aan- 
vang der 19e eeuw, ten dien opzigte over- 
eenkwam. De grenzen aan mijn opstel toe- 
gestaan, veroorloven geen uitvoerige teekening, 
maar slechts een ruwe schets. Wy beginnen 
met de schilderkunst. 

Nergens in ons vaderland bereikte deze, 
in den aanvang der 17 e eeuw, een hoogeren 
trap van bloei dan te Dordrecht. De dichters 
noemden haar toen "een paradijs der const," 
een "constprieel, waerin nyet aen ontbrack, 
gelt ende goet den geest veyl was en de 
geest in aenvalligh natuer op het doeck 
gedruckt, gelt ende goet." Toen leefden de 
Cuypen . Hoogstratens , Bisschoppen , Bollen , 
Maassen , Schalckens en zoo vele andere be- 
roemde meesters , dien de Blyenburgen , van 
Beverens , de Beelaertsen , Pompes tot Maece- 
nassen verstrekten. De burgerij moedigde 
de kunst aan door het aankoopen van kabi- 
netstukjes, waarmede zij de wanden harer 
pronksalettcn versierde ; zelfs in de woningen 
van geringe poorters mogten geen schilde- 
rijen ontbreken Men kocht ze toen tot raeu- 
blement, en zelfs vond men op de hoeven 
van welvarende boeren , niet zelden een 
"Cuypie". De groote en kleine gilden lieten 
kapitale stukken vervaardigen , waarop de 
afbeeldingcn der dekens en hoofdlieden voor- 



kwamen, en de neringdoenden stelden er 
prijs op , dat boven hunne winkels goed ge- 
penseelde uithangborden prijkten. In het 
laatst der 17 e eeuw begon echter de kunst 
te kwijnen. Op de groote meesters volg- 
den anderen, wier namen alleen in ge- 
heugenis zyn gebleven, omdat z\| de leer- 
meesters van uitstekende vernuften waren: 
mannen, van welke slechts enkelen be- 
tere tyden waardig waren. In het begin 
en midden der 18 e eeuw was er zelfs een 
stilstand in de kunst, en de weinige beoefenaars 
schilderden in de konstgenootschappelyken 
pruikenstyl. Eindelijk brak met de 19« eeuw 
een nieuw tijdperk voor de kunst aan : weder 
werd Dordrecht "een paradijs der const" en be- 
loofden de dichters een gouden eeuw. De gebroe- 
ders van Stry, Schouman, Bendorp, Smith, van 
der Koogh, Smak Gregoor , Versteegh , Schotel, 
schudden het stof van een Ponse, van 
Leen, Vermeulen af, en overtroffen welhaast 
de kunstenaars der 18 e eeuw, zoo als deze 
door die der 17 e eeuw werden overtroffen. 
De oude lust voor de kunst herleefde, de 
aristocratie en rijke kooplieden legden kabi- 
netten aan, de neringdoende burgers wenschten 
weder schilderijen tot meubel te bezitten 
Deze liet de wanden van zyn salet door 
van Stry bemalen, gene stelde pry's op een 
sierlijk geschilderd uithangbord. De kunste- 
naars, die weleer tot het verwersgild be- 
hoorden, hadden zich reeds lang aan die 
broederschap onttrokken , en in den aanvang 
der 18 e eeuw een afzonderlijke vereeniging 
gesticht, die later door Picture vervangen 
was. Gedurende het laatst der 18 e eeuw 
was dit genootschap nog in kwynenden toestand, 
maar in den aanvang der 19 e eeuw tot een der 
bloeyendste van ons vaderland geworden. De 
aristocratie , zelfs vrouwen van rang en aanzien, 
stelden roem in den eernaam van voorstan- 
ders en voorstanderessen der schoone kun- 
sten , en plaatsten hunne namen op de rollen 
zijner begunstigers : de geleerdste en acht- 
baarste mannen dongen naar het lidmaatschap. 
Daar legden de eerste meesters de gronden 
der teekenkunst, bezochten het eerst als 
leerlingen , later als meesters, eindelyk als be- 
stuurders en eereleden. 

Even als in den aanvang der 17 e eeuw, 



Digitized by VjOOQIC 



DORDRECHT IN DEN AANVANG DER 17* EN DER 19 e EEUW. 



173 



was er tusschen de kunstbeoefenaars de schoon- 
ste harmonie Zy gingen "vriendbroederiyk" 
met elkander om, bezochten elkanders ate- 
liers, deelden elkander hunne op- en aan- 
merkingen mede, en wanneer men ze over 
de kunst hoorde spreken, de oude kunst- 
woorden hoorde gebruiken; van "liefheb- 



beren en wiewaauwen" hoorde spreken , 
hnnne losse en ongeneerde kleeding opmerkte 
en acht sloeg op veler zonderlinge ge- 
woonten, dan was het of er tusschen het 
begin der 17° en 19 e eeuw geen 18 e eeuw lag. 

{Wordt vervolgd.) 



BIJGELOOF IN DRENTHE. DAAR WAAR IK T HUIS WAS. 

DE ZEUVEN DUBBELTIENSRING, 

DOOE 

C. VAN S C H A I C K. 



Wat nit de mode geraakt is en voor den 
tgdgeest heeft moeten zwichten ; wat dood 
gerekend en in de vergetelheid begraven is , 
het bygeloof niet. Het heeft eeuwen door- 
leefd en zal, even als de zwervende jood 
Ahasveros , nog wel een eeuw of wat voort- 
leven, eer 't licht die duisternis te onder 
zal hebben gebracht. Enfin! 't zal wel eens 
in orde komen , al is 't met alien voornitgang 
onzer stoom- en spooreenw nog zoover niet 
gekomen. Er kan spoedig nit een of ander 
ryk, zy 't ook nit dat der zeven heuvelen, 
een telegram aaugebracht worden, die ons 
't henchelijk nienws meldt. 

Dan , ter zake ! Bygeloof .... waar en 
in welke vormen treft gij 't niet aan ? . . . 
In Snriname en in Drenthe valt het u in 't 
oog. En niet zelden in *t eerste zoo zeer, 
dat gfl, iets hoorende ofobserverende, zegt: 
jn8tement comme chez nous, althans als gij 
zoo kersversch met vrouw en kind uit het 
stille , liefemke Dwingeloo in Drenthe, in 
de kolonie komt. Heeft men in Drenthe den 
mond vol van de witte wieven , in Suriname 
weet men wonderveel van Joerka te ver- 
tellen, die byna door 't sleutelgat, door 
spleet en de nauwste goot heen kruipt en, 
al grooter en grooter wordende, voor haar 
slachtoffer uitwandelt en het noodzaakt haar 
te volgen, al loopt ook de weg door de 
Suriname , Commewyne of Cottica , of welke 
rivier ook. Het einde is ... . de dood. Ik 
heb 't by ondervinding by mijn foetoeboi 
(huisknecht) ; hjj verdronk wel niet, maar 



veertien dagen nadat hij 's avonds Joerka 
gezien had, was hij een lyk, slachtoffer 
van hevige typhuskoortsen en hoog geprik- 
kelde verbeelding. Helaas! de vrome, brave 
kleurling ! . . . Ik had hem lief om zijn aan- 
leg en goede hoedanigheden. 'k Stond aan 
zyn ziek- en sterfbed en bracht zyn stoffe- 
lijk overschot de laatste hulde. . . . 't Was 
maar een slavenkind , maar een braaf kind ; 
een kind Gods; waar, zoo hij in 't leven 
was gebleven, een sieraad der kolonie van 
te maken was geweest. Doch 't zjj zoo! 
Voet by stuk en geen verdere omwegen. 
Francois de foetoeboi behoort tot den ouden 
tijd der slavernij in de kolonie ... en die 
tyd is voorwj ... en , gelukkig ! De mensch- 
heid is geadeld tot een Godsgeslacht en duldt 
geen slavernij. Dat is een deerlyke persiflage 
op den titel: Kind Gods. 

't Is nu bijna negen en dertig jaren ver- 
leden , dat ik in mijn nederige studeerkamer 
in ? t vriendelijk en mg onvergetelgk Dwin- 
geloo, myn leer- en oefenschool, zat, toen 
een paar mannen , broeders diakenen , by 
my binnentraden , om zaems te overleggen, 
wanneer T t uutbesteedinge der armenkinde- 
ren en weezen zijn zou. ' Voor de oudste 
zou 't wel weSr misloopen , merkte een hunner 
aan, onmiddelyk krachtig geaccompagneerd 
door zyn collega , en wel voor Hossen Jantien , 
wier moeder nog leefde , maar kind van 
verdachte geboorte was, ouders ter slechter 



Hicrovcr nader. 



Digitized by VjOOQIC 



174 



BE OUDE TIJD. 



nuam en faam bekend , zoo as de goew luu 
meeriden en die aan tremiens, stoepen of 
vallende ziekte leed. Alles te samen genomen 
zou haar een paria van 't karspel doen 
worden. Wie zou zoo'n meisje in zrjn dienst 
nemen, al gaf de diakenie er kostgeld op 
toe?! 

Toch werd zij geen paria! Eerst als kin- 
der- en boodschappen-, later als huismeid 
heeft zij ons , bijna zoolang ik te Dwingeloo 
doming was , trouw en eerlijk gediend. Later 
getrouwd, is zy een knappe schippersvrouw 
ge worden. Zij leed aan vallende ziekte, of 
zenuwtoevallen en was overigens gezond, 
vroolyk , vlug en sterk ... en had van die 
toevallen later geen last. Hoe zij er van 
genezen werd? 

In dezelfde studeerkamer waar zij door 
de diakens der sprake gebracht en haar lot 
beslist werd, werd ik 't geheim gewaar, 
dat ik 't voordeel heb den geSerden lezer 
in 't kort me§ te deelen. 

't Was Mei of Dwingeler-voorjaarsmarkt 
geweest. Gij vondt er van alles, tot goud 
en zilver in kluis. Hossen Jantien trad mijn 
kamer in en overhandigde mij een brief, 
op haar manier, dat is? echt kinderlijk en 
gul. Immers zij was bij ons t' huis. Zij was 
het kind der armen , en waar vindt dat geen 
open oor en hart? vooral in een Christen- 
land en bij een boerendomine\ 

Terstond viel mijn aandacht op een ring, 
dien ik nooit aan haar hand bespeurd had , 
en 't volgende onderhond ving aan. 

"Zoo! zoo! een ring aan den vinger? 
Vast op Dwingeler, of Dievender markt ge- 
kocht, Jantien?'' 

"Och neen! doomneer! te gcef; 't is je 
altwisse 'n zeuvel dubbelties ring, dien 'k 
je om Godswille kreegen heb !" — 't Arme 
kind kleurde, terwyl een traan in 't oog 
parelde. Zy was wel geen heldin in lezen 
en 8chrijven, maar had een gevoelvol hart. 

Ik bid u, Mevrouw, lach niet, omdat 
ik Jantien, het kind des armen, een hart 
en wel een gevoelvol hart toeken. Zij mocht 
al geene beschaafde opvoeding hebben ge- 
noten, zij was in haren stand van zessen 
klaar en zeer bruikbaar. 

Dan, ter zake! Zij had zich tot zeven 



personen gewend, die bekend stonden voor 
meclijdend en goedgeefs, had ieder hunner 
zonder eenige nadere verklaring te geven 
gevraagd: "Krieg 'k, as't mit oew believen 
is um Gods wil 'n dubbeltien van oe?" 
Daarop had zy, zonder groet of dankbetui- 
ging, zich stilzwijgend verwijderd. Zoodra 
zij de zeven dubbeltjes bijeen had, was zij 
er mee naar een zilversmid gegaan en had 
dezen gevraagd, of hij haar om Godswil 
daarvan een ring wilde maken , dat niet 
geweigerd werd. Is deze echter met de zaak 
niet bekend, dan mag de belanghebbende 
hem alleen zeggen : u ik lied oan flauwtens." 
Ook hier is van geen dankbetuiging sprake. 
De wonderkracht zou daardoor verrainderd 
worden, zoo niet to eenemale verloren gaan. 
In stede van zoo'n dankje , had zy , den 
ring in ontvangst nemende, dien terstond 
aan den midden-vinger van de regterhand 
moeten steken, en mocht dien onder geen 
voorwendsel afleggen, al ware het ook maar 
voor een oogenblik. Is hij intusschen van de 
hand verdwenen, dan is 't het bewijs dat 
men hersteld is en niets mcer van soortge- 

lijke aan vail en te vreezen heeft. En ? 

Jantien heeft jaren achtereen bij ons gediend 
en had geen last van zenuwtoevallen. Zy 
was een gezonde, sterke deerne. Enfin! dat 
de geneeskracht niet in den ring stak be- 
hoeft geen bctoog. Intusschen, waag u aan 
geen tegcnspraak indien vrede en rust u 
lief zijn ! Men zou u voor een neijlichter of 
iets dergelijks uitmaken, terwyl gij geen 
haarbreed zoudt vorderen, al wist gij te 
praten als Brugman. 



u En is dat nu alles en 't eenige van 't 
bijgeloof in uwe environs , toen gij te Dwin- 
geloo domine* waart?" 

Pardon , Mevrouw ! Verbeeld u , hoe vreemd 
ik stond te kijken, toen, ofschoon ik reeds 
elders vader geworden was en 't andermaal 
zou worden, de vraag tot mij gerichtwerd, 
om 't bovengedeelte van een manshemd te 
mogen hebben , um kleine poppe te ontvan- 
gen as 't kommen was. Dat was je altwisse 

zoo'n old gebruke. Oars kleine poppe 

kon je dood goan," vervolgde de dorpsba- 



Digitized by VjOOQIC 



BIJGELOOF IN DRENTHE, DAAR WAAR IK 'T HUIS WAS. 



175 



ker, geruggesteund door 'n poar noaber 
wieven, die onmogelijk gemist konden wor- 
den en nolens volens zich in de kraam- 
kamer bevonden , en , koffie drinkende en bo- 
terhammen etende , de komst van den kleinen 
wereldburger naar lands gebruik afwachtten. 

Praat, pruttel, knor, brom — 't baat u 
niet. Geeft gy niet toe, de goede, bezorgde 
zielen hebben hare maatregelen genomen en , 
zou 't ook, wie weet van waar komen, 't 
bedoelde kleedingstuk is daar en . . . de 
kleine wordt er in ontvangst in opgenomen , 
al hadt gy de heele luierraand uitgestalden 
met eigen oog de wollen en linnen lappen 
gezien. Duizend tegen e'e'n, als gij met alle 
professorale wijsheid en menschen- en zaken- 
kennis die goede zielen dit nit het hoofd 
praat. Tal van bewijzen en voorbeelden voe- 
ren zy aan, om u te doen hooren en zien, 
voelen en tasten, dat gij ongelijk hebt en 
't leven van den nienw geborene niet in 
gevaar moogt stellen. 

Gy hebt last van spook- en duivel-aan- 
vecbting en bekooring, als gy, in 't nach- 
teLyk uur, u door den slaap hoopt te ver- 
kwikken en in staat te stellen , om met Inst 
en yver uw dagtaak weer te hervatten ? . . 
Welnn ! . . . als gy nw slaapstede wilt in- 
stappen, keer dan nw muilen of sloffen om, 
dan kan 't spook, of de dnivel er niet 
ongemerkt in komen; of, gjj moet al een 
vasten slaap hebben, gij ontwaakt en wordt 
hem gewaar en knnt hem toeroepen: "in 
noame des Voaders , des Zeuns , des heiligen 
Geestes, gao weg duvel! 'k wil niks van 
oe waeten en gien gedoe mit oe hebben!" 
en spook en dnivel zullen n met de snel- 
heid van 't licht verlaten en niet verder 
hinderen. 

Gij z\jt gesteld , en wie niet ? op een goed 
gebit en wilt n tegen tand- en kiespyn, 
Dwingeler en Surinaamsche kwaal, beveili- 
gen — Zeer goed! maar draag dan vooral 
zorg , dat gij de naald en draad waarmee 't 
doodlaken, als mantel om den hals van den 
ontslapene geplooid en in orde gebracht, 
genaaid is, zorgvnldig in de aschkoek be- 
graaft, opdat gij die te avond of te mor- 
gen niet gebrniken knnt als tanden prooker. 
Dat is je altwisse van olle beppe alheurd. 



En 't olle menschke log niet. Tot recht 
verstand diene , dat men van naald en speld 
zich daar te lande vaak bediende, en die 
voorwerpen op een speldekussentje gestoken 
en aan een band, onder den schoorsteen- 
mantel, of nabij>den haard hangende, ook 
voor reinigingswerktnigen van den mond, 
of jnister, tand en kies bezigde. 

Gij zyt vast slaaps — en — schoot men 
ook al een pistool naast u af , gy zoudthet 
niet gewaar worden. En geen wonder! een 
boerendienstbode , of arbeider, die den 
heelen dag flink gesjonwd en hard gewerkt 
heeft, en geen kwaad en beschnldigend ge- 
weten omdraagt, is moe en af, en niet 
licht te stooren of te wekken. En toch kan 
de duivel 't hem lastig maken. Wat n te 
doen staat ? . . . de eene mouw van nw hemd 
moet op gewone wyze, de andere het bin- 
nenste buiten in dat kleedingstuk genaaid 
worden. En dan?., geen vrees!.. Zyn 
helsche Majesteit moge rond nwe slaapplaats 
omdoolen, hy kan n niet deeren. Hy heeft 
geen vat op u. Zoo'n mouw, kreng , gezet 
in uw hemd, is een talisman, waar hij 
respect voor heeft en die hem onmachtig maakt. 

En dan nog wat. Gij zijt jolig en trouw- 
lustig, jeugdige plattelandsbewoonster ! Wacht 
u dan toch vooral, dat gij 't stuk boter, 
dat op tafel komt en reeds aangesneden is , 
niet van eene andere zijde aansnijdt. Voor 
altijd was de kans van trouwen verkeken; 
zoo waar als in een gezelschap van dertien 
aan tafel, de eerste die vertrekt het eerst 
zal sterven. 

Och! och! 'kZou zoo kunnen voortgaan, 
tot in het oneindige. Maar waarom? waarom? 
Wy willen meMeelen, wat wij weten en 
bijgewoond hebben. 't Kan geen kwaad! 
't Is mij niet te doen, om onze goedhar- 
tige, bekrompen plattelandsbewoners in 
Drenthe , dat ik lief heb en mrjn oefen- en 
leerschool was , belachelijk te maken . . . ! 
neen . . . maar om te doen zien , hoe 't in 
1850 in mijn buurt nog was en hoe men 
dacht, sprak, deed, ten einde eene ge- 
volgtrekking te maken over 't gene in 't 
grys verleden was en plaats had, — daar 
en elders. Goddank dat men er geen hek- 
sen enzv. woog , te water liet gaan en . . . 



Digitized by VjOOQIC 



176 



DE OUDE TUD. 



bij ongun8tigen uitslag verbrand heeft. Eere 
in dat opzicht aaii 't oudvaderlyk Landschap 
van Drenthe. Dat landschap moge jaren 
lang achterlyk zyn gebleven in zoogenoemde 
beschaving, aan ordelen en zoo iets meer 
heeft bet zich nooit schnldig gemaakt en 
nooit zich er van bediend. Tot in *t begin dezer 
eeuw moge het, by provinciaal, neen! vol- 
gens besluit van Drost en Gedeputeerden , 
geen nachtkwartier of logies aan een Roomsch 
Catholiek Priester gegeven hebben , aan mar- 
teling of bloedstorting heeft men zich nooit 
schuldig gemaakt. De Drenth was koel en 
eenvoudig , maar eerlyk en goedhartig tevens. 
Hij was een held op zyn akkers , maar . . . 
't oorlogsveld beviel hem niet. Kon hy van 
den militairen stand verschoond blyven, gij 
vondt er geen enkelen in 't heele Neder- 
landsche leger. Maar! . . . men mat lotten. 
Is 't roak en heb i gien geld, dan must 
er op of veur oew nommer. — Och! wat 
hij blijdo is als zijn tyd om is, en hy 't 
geweer met spade enzv. verwisselen mag. 
En geen wonder! Een koe, varken, schaap 
kan hy slachten, of helpen slachten, om, 
zoo als vader Cats zei: om den wille 
van de smeer — maar aan menschen- 
bloed en menschenvleesch heeft hij niets. 
Dat lust hem niet. Zyn broeder of zus- 
ter slachten en opeten, is een gruwel 
in 't oog Gods, waartoe de mensch alleen 
in den nitersten nood en uit wanhoop en 
uit zucht tot zelfbehoud toe gedreven wordt. 
Maar ter zake! 

Nu volgt een recept ter genezing van 
wratten, Wasch uwe handen of gezicht , zoo 
lang gy de klok by eene begravenis hoort 
luiden, en de wratten verdwynen. Of wat 
onfeilbaar en probatum is: tel de wratten 
en leg zoo veel knoopen in een wollen draad , 
als gij wratten hebt, begraaf haar in den 
grond, op een' plaats waar gy 't meest 
passeert Als de draad vergaan is znllen de 
wratten verdwenen zyn. 



lets anders: hebt gy u aan een spijker 
bezeerd, steek dien in olie, danzaldewond 
niet zweeren. 

Dat men ten plattenlande aan de zooge- 
noemde nachtmerrie lijdt, zal u niet ver- 
wonderen, als gij onze landelyke heeren en 
dames , z\j 't ook maar 's avonds aan tafel 
ziet aan 't soupe\ gezwegen van 't dine* en 
de lonche als men zoo'n heelen dag te of 
uut gotten geet. Intusschen, men schryft 
dat lastig en benauwend verschynsel niet zoo 
zeer toe aan te veel genot, soms grenzende 
aan overdadigheid , maar aan eene bezoe- 
kinge van den duvel, of ook wel den kwoa 
genoemd, die als een brieschende leeuw 
rondgaat, in hope van den een of ander 
te verslinden. Hij is er altijd op nit , indien 
gy de noodige voorzorgen, zoo straks genoemd, 
niet neemt, om u te overvallen. Hy plaatst 
zich op de borst van zijn onbewaakte prooi , 
maakt het den ongelnkkige gedurig benauw- 
der en tracht hem te doen stikken en in 
zyn helsche krocht een plaatsje te geven. 
Bevalt u dit niet? welnu! als gij hem voelt, 
dan flink het Onze Vader gebeden. Want 
zoodra hy u hoort zeggen: verlos ons van 
den booze, neemt hjj dadelijk de vlucht en 
gij zijt uit zyn klauwen gered. Lukt dit 
niet terstond, en kunt gij *t dadelflk zoo 
ver niet brengen? begin dan maar weer by 
't begin ! Eindelyk zult gij er wel komen , 
. en de booze geest , die u naar 't leven staat 
en 't om uw ziel te doen is, wel doen 
wyken. 

Er is nog een ander formulier. Zegmaar 
"in noame Gods des Voaders, en vanJezus 
Christ us zien Zeun en des heiligen Greestes , 
'k wil niks van oe waeten, duvel!" en hy 
zal van u vlieden. Op 't hooren van den 
naam van Jezus zal hy 't wel op een loo- 
pen zetten , niet eens wachtende wat er ver- 
der volgt. 

{Wordt vervolgd.) 



HAARLEMSCHE REGTSPLEGING IN DE I6e EEUW- 



Alle overtredingen , ook die waarop de 
doodstraf stond, werden te Haarlem door 



schepenen beregt; dan alleen, wanneer er 
verschil van gevoelen bestond werden de bur- 



Digitized by VjOOQiC 



HAARLEMSCHE REGTSPLEGING IN DE 16? EEUW. 



477 



gemeesters en de leden der Vroedschap, die 
vroeger in het Geregt hadden gezeten, ge- 
raadpleegd en werd het geding in de notulen 
der- Vroedschap vermeld. De beide hicr mede- 
gedeelde voorbeelden zullen een vry duidelijk 
denkbeeld geven van de regtspleging dier 
dagen. 

Op den XIX en dach in Meye a XV C negcn- 
thiene , syn vergadert geweest alhier, opter ste- 
dehuys, Jacob van Montfoirt, Claes van Houtte, 
Gheryt Steffens ende Frans de Witte , burge- 



Jan Cornelisz. Verschoe en Claes Jansz. de 
jonge Talinge, van sekere straetrovinge bij 
hun lieden gedaen, dat zjj luyden verbeurt 
hebben haer lgven ende goede ende an te 
gaeue dat oerdeel des doots , geljjck de voire, 
anspraicke, die in een papier in gescrifte 
gestelt was dairaf brreder mencie niaicte , dair 
van de voirsz. schout vonnisse van schepe- 
nen begeerde. 

Ende nae dat de voirsz. schepenen dairop 
driemael utte vierschaer boven opter burge- 
meesters camere gegaen sijn , om dairop de- 



Gouiigeuis in de 17c ctUW. 



meesteren, Geryt van Warmont , Gcryt Adams- 
zoon , Claes Cantaert , Bertelmeeus Vyviensz., 
Henrick van Berkenrode, Geryt van Sparen- 
woude, Schepenen, Jan van Scagen, Jacob 
de Wale, Claes van Paendre, Henrick Aerntsz. 
Jacob Diricxz. de Vryeze , Martin Claisz. , 
Ysbrant Jacobsz. ; Raden in den gerechte 
geweest hebbende. 

Optie ansprake bij Joost van Bronchorst , 

schout , in den name van de Co. M. ter sel- 

ver tijt voor den voirsz. schepen«n in de 

vierschaer gedaen , op Claes Jansz. Tallinck , 

1870. 



liberacie ende communicatie te houden mitten 
burgemeesteren ende anderen, die in den 
gerechte geweest hebben nae ouder gewoente , 
syn de selve drie persoenen op hoere con- 
fessie voor schepenen gedaen van tdelict, 
hen luyden bij den voirsz. schout angeseyt, 
mitsgaders oick bij seekere getugen dairop 
gehoirt , mit vonnisse gecondemeneert te an- 
gaene dat oirdeel des doots ende gerecht te 
werden mitten swaerde. 

Is ter selver tijt medegezeyt by den bur- 
gemeesteren ende anderen , die indeu gerechte 

23 



Digitized by VjOOQIC 



178 



DE OUDE TIJD. 



geweest hebben, Indien scepenen eenige moeye- 
nisse ter cause van dose Justitie cregen , dat 
men dat ten coste van der stede voirsz. 
voorstaen sal. 

10 Mei 1522. 

Uptie saicken bij Francois Hoochstraet, 
Schout , deliberatie gestelt van Jan Willem- 
zoon van Groeningen , oudt Wesende achtien 
jair, gevangen om seekere parcelen van die- 
veryen bij hem gedaen , navolgende syn con- 
fessie voir schepenen gedaen Sustinerende 
de voirsz Schout , dat de voirss. Jan Willemsz. 
syn lijff dairan verbeurt heeft Ende alsoo 
dit wezen soude syn eerste Justitie aen den 
lijve, begeerde anden gerechte ende raidt 
voirsz. om mit malcanderen daerop te com- 
municeren ende concluderen, hoe ende wat 
condempnacie oft vonnisse syluyden over den 
voirsz. Jan Willemsz. souden willen geven. 

Dairop die van den gerechte ende raden 
bovengenoemd geconcludeert ende gesegt is , 
dat hoewel de voirsz. Jan Willemsz. ter 
cause van der dieverijen by hem gedaen syn 
lyff verbuert mochte hebben, dat nochtans 
om dat hij een jongman is ende groote beter- 
scap geloift heeft syn leven te beteren , dat 
dit oick den Schout syn eerste justicie van 
den lijve wesen sal , dat men hem dairomme 
voir dese reyse gracie doen ende syn lijff 
sal laten behouden , maer dat men hem cor- 
rigeren sal om gegheselt te werden, een 
stuck van syn oere gesneden ende voirt ge- 
bannen te werden. 

Ter selver tyd (1 July 1522) syn de 
scepenen met de Schout inde vierschair ge- 
gaen ende syn de schepenen weder uytte 
vierschair gecommen opter burgemeesteren 
earner ende hebben gereporteerd , dat de 
Schout beclaicht ende eyssen gedaen heeft 
op Gijsbrecht Cornelisz. van Leyden ende 
Claes Lourisz. van Akersloot , hoe dat dezelve 
Gysbrecht ende Claes, opentlick geconfes- 
seert hebben, ongehecht ende ongespannen 
op hoer vrije voeten staende, onder den blaauwe 
hemele, voir scepenen, gestolen te hebben meer 
dan vyff scell. vier penningen ternois, Denck- 
licken dat zfl dairvan verbuert hebben hoir 
lijff, dairop by den talman van wegen den 



voirsz. Gysbrecht ende Claes exceptie geno- 
men worde , by sekere middelen , dat sy nyet 
sculdich en souden wesen te antwoirden. 

Is eendrachtelick by scepenen , eerst bij 
burgemeesteren ende van den ouden gerechte 
nae , geconcludeert , dat navolgens de confes- 
sie Scepenen gebleken ende in corformacien 
bij den Schout dairop gedaen , de voirs Gijs- 
brecht ende Claes sculdich waren te ant- 
woirden ten principale. 

Soe heeft de Schout noch gepersisteert , 
bij synen eersten eysch ende conclusie op 
hunluyden genommen dairop de voors. tal- 
man noch gepersisteerd heeft bij syn excep- 
tie, ende hebben de voors. Gijsbrecht ende 
Claes den Schout seer hertelick gebeden om 
gracie ende dat hij henluyden dat swairt 
gonnen wilde. Ende syn de voirs. scepenen 
daerop naer boven opter burgemeesteren ca- 
meren gecoraen, reporterende tguent dat 
voirs. is Begerende dairop advys van den 
burgemeesteren ende die van den ouden Ge- 
rechte als voern naer ouder gewoonte. 

Daerop eerst bij Scepenen ende nae bij 
den burgemeesteren , daerna die van den ou- 
Gerechte, eendrachtelick geconcludeert is, 
dat de voirs. Gijsbrecht ende Claes, ter 
cause van de dieverijen bij henluyden ge- 
daen, navolgende hoer confessie ende infor- 
mation by den Schout dairop gedaen, dair- 
van Scepenen genoeg gebleken is sullen angaen, 
dat oordeel des doots. Ende syn de Scepe- 
nen in de vierschaer gegaen ende hebben 
gevonnist mit vonnisse, dat de voors. Gys- 
brecht ende Claes sterven ende angaen souden 
dat oordeel des doots Ende heeft de Schout 
henluyden tot hoer bede ende ter bede van 
Scepenen gegont gerecht te worden mit den 
zwairde. — 

Deze teregtstelling had den volgenden 
dag plaats, doch liep niet rustig af; wij 
vinden hieromtrent het volgende opge- 
teekend. 

Ter selver tijt heeft de Schout den Ge- 
rechte ende Vroescap te kennen gegeven, 
dat op ghisteren, als de Scarprechter den 
twee delinquanten die bij scepenen gecom- 
demneert waren, qualick executeerde ende 
rechte mitten Swaerde, veele persoenen den 
selven Scarprechter mit steenen geworpen 



Digitized by VjOOQIC 



HAARLEMSCHE REGTSPLEGING IN DE 16* EEUW. 



179 



ende gequetst hebben. Ende indien Schout 
en Scepenen niet gedaen hadden, dat men 
hem doot geslagen soude hebben ende dat 
de Scarprechter, den Schout die hem ge- 
vangen hadde, ontweldicht worde is, Bege- 
rende dat men yemanden van der stedewegen 
mit hem in den haghe schicken wilde, om 
mynen heere den president van hollandt 
ende Raiden dit te kennen te geven ende 
te requireren den procureur-generael , om 
alhier te commen, om den delinqaanten te 
vangen ende voirt justicie dair over gedaen 
te werden. 

Daerop geconcludeert ende den Schout te 
antwoorde gegeven is, dat men den procu- 
reur generael dairomme nyet requireren sal 
om alhier te commen en te vangen, maer 
dat de Schout en gerechte selve alhier in- 
formacien van den saicken doen sullen , ende 
dat de Schout den delinquantcn die tfeyt 
gedaen hebben selve vangen sal; indien hij 
mit syn dieners niet starck genoech is, 
men sal hem mitten dregers ende waickers 
van der stede assistentie doen , ende dat die 
van den Gerechte dair over recht ende justitie 
doen sullen , als dairtoe dienen ende behoe- 
ren sal , gelijck dat naer rechten , previlegien 
ende oude costuraen van der stede behoirt 
te geschiene. 

17 Julij 1522. 

Is gesegt eendrachtelick , dat die gedepu- 
teerden , die op morgen van der stede wegen 
in den haghe ter dachvairt reysen sullen , 
hierop consuleren sullen mitt een advocaet 
ende geleerde, ende gemerct de presentatie 
by den gerechte ende vroescap , den Schout 
gedaen om hem te assisteren ende alhier 
over, een delinquanten justitie ende correctie 
te doene, dat men daeromme aen mynen 
heere president ende Rade van hollandt, 
solliciteren sal renvoy , om alhier de saicken 
te mogen berechten Ende dat men oick den 
Schout seggen sal, dat hy naevolgende sijn 
gedaen eedt , zulx mitter stede, mede behoirt 
te versoecken ende indien hij onwillich is, 
dairvan te protesteren Ende indien oick tren- 
voy alhier geweijgert worde, dat men voirt 
mitten advocaet ende geleerde dairop con- 
suleren sal, of men dairop sal moghen ap- 



pelleren ende zoe men voirt daerinne proce- 
deren sal, dat de previlegien, rechten ende 
oude costumen van der stede nyet verach- 
tert noch gemindert en worden. 

De Schout stoorde zich niet aan deze 
resolutie, en de betrokken haarlemsche poorters 
werden naar den Haag gedagvaard. Den 30 
December 1522 werd deze zaak in de vroed- 
schap behandeld en hieromtrent het navol- 
gende besloten: 

Alsoe seekere persoenen poirteren deser 
stede, ten versoucke van den procureur ge- 
nerael in persoene verdachvairt sijn geweest 
voir mijne heer-n Stadhouder , president ende 
Raide van hollandt, om dat sjj den scarp- 
rechter, als hy lest alhier opte baen twee 
personen qualick executeerde ende mitten 
swaerde redde, gequetst ende mit steenen 
geworpen ende gedreijcht of gevreest hebben 
doot te slaene, Niet jegenstaende dat die 
van den Gerechte en Vroescap, den Schout 
te voeren gepermitteert hebben, over denselven 
persoenen Justicie ende correctie te doene, 
als nae gelegenheijt der saicken dienen en 
behoiren soude Ende indien oock yemand 
sulcx raisdaen hadde , dat hij vangelick ware 
ende de Schout mit sijn dieners nyet starck 
genoech en ware, dat men hem mitten scutters , 
dregers en waickers van der stede assisteren 
soude Ende is dairomme van deser wegen 
begeert renvoy, om alhier bij Schout en 
Schepenen Justicie ende correctie gedaen te 
werden als behoeren sal , als dat nae rechten 
ende previlegien deser stede behoirt te ge- 
schiene ende gemerct de presentatie, den schout 
gedaen als voren Soe is nochtans bij den 
voirs hove trenvoy gereckteert en geappoin- 
teert , dat de voirs persoenen peremptoirlick 
antwoirden sullen , opten eijsch van den voirs 
procureur generael. 

Dairop eendrachtelick geconcludeert is 
alsoe tvoirs appointement is directelick tegens 
de privilegien van der stede, dat men den 
procureur, aengemerckt de presentatie van 
der stede wege den Schout gedaen als voren , 
ende de quade consequentie die daer uyt 
commen soude, van der selve stede wege 
van tvoirs appointement appelleren sal ende 
bij advijs van geleerden vervolgen sal, om 
trenvoy van de saicken alhier voir Schout 



Digitized by VjOOQIC 



180 



BE OUDE TLTD. 



en scepenen te hebben ende dairover justicie 
ende correctie gedaen te worden^ alst be- 
hoeren sal. 

In dezen stand van het geding en met 
het vooruitzigt dat geen van beide partijen 
zonde toegeven en de zaak dus waarschyniijk 
te Mechelen zoude moeten dienen, hadden 
de schuldigen alle kans , om er nimmer meer 
van te hooren , hadden de navolgende feiten 
geen plaats gehad. 

Den 26 January 1523 was een dearwaarder 
uit 'sHage gekomen die de schuldige per- 
sonen had opgefiischt en de hnlp der rege- 
ring had ingeroepen. Dit was wel door de 
regering geweigerd , die by haar vorig besluit 
had gepersisteerd , doch de wrevel , die b\j 
de burgerij bestond tegen den benl, was hierdoor 
nog meer opgewekt. De scherpregter woonde 
te dier dagen in een toren op de stadsvest, 
in het minst bewoonde gedeelte der stad , 
en het was hem niet geoorloofd elders eene 
woning te huren. Aldaar werd hij op een 
avond door zekeren Willem Boelman opge- 
zocht en doodgeslagen. Het bljjkt niet of 
deze Boelman een der hoofddaders bij het 
mishandelen van den scherpregter op den 
tweeden Julij is geweest , ook niet op welken 
dag hy den scherpregter heeft omgebragt; 
alleen is het zeker, dat h\j dadelijk na het 
plegen van het feit op het kerkhof was ge- 
vlugt. Het kerkhof was een toevlugtoord 
voor misdadigers en stond, als behoorende 
tot de kerk, onder de jurisdictie van den 
bisschop en niet van de stedelijke regering. 
De regering begreep echter, dat er een voor- 
beeld gesteld moest worden en dat zij den 
dader moest doen straffen, doch hiervoor 
was het noodig den moordenaar in handen 
te krggen. Men vervoegde zich niet tot den 
bisschop , maar de Schout Francois Hoogstraet 
presenteerde een rekest aan den Hove van 
Holland, en werd gemagtigd om Boelman 
van het kerkhof te halen. Dit had plaats, 
en den 25 April 1523 werd de zaak in 
dezer voege behandeld : 

De Scepenen zijn mitten Schout in de 
Vierschaer gegaen. Ende heeft de Schout 
beclaicht ende aingesproockeu Willem Boelman, 
off hoe zyn naem mit recht is, dat hij in de graef- 
lichevt van Hollant binnen derStede van Hair- 



lem Evert Janszoon , meester van den scerpen 
swairde, in syns zelfs woninge, van den 
levenden ljjve ter doot gebracht heeffc , gaende 
tzelffde an kennisse van Scepenen , Conclude- 
rende dat hij daeran verbeurt heeft syn ljjf 
ende goedt ende dat hij op die clagent- 
licke woorden sculdich sal wesen te ant- 
woorden. 

Dairop Claes Arianszoon als talman van 
Willem , geantwoort heeffc , dat om drie rede- 
nen Willem nyet sculdich en sal wesen te 
antwoorden, eerst dat Evert hem dickwijle 
versocht heeft om hem te slaene, dat de 
Schout hem weder behoirt te brengen opt 
gewijede dair hij van genomen is Ende 
dat de Schout eerst behoirt te verthonen 
macht van den bisscop, dat men hem van 
tgewjjede nemen mach, voir dat hij ant- 
woirden sal. 

Ende syn scepenen weder boven gecom- 
men ende hebben tselfde gereporteert den 
oude gerechte , ende is eendrachtelick gecon- 
cludeert dat Willem sculdich sal wesen- te 
antwoorden, Ende is tvonnisse alsoe bjj Ge- 
ryt Adamssoon scepen, beneden in de vier- 
schaer gegeven. 

Soe heeft de Schout noch geeyscht een 
vonnisse en geconcludeert , dat Willem voirs. 
ter cause van syn misdaet voirscr. angaen 
sal dat oordeel des doots, Ende syn scepe- 
nen weder boven gecomen ende hebben tselfde 
gereporteert, ende is eendrachtelick gecon- 
cludeert, dat nijet jegenstaende dexceptien 
voirscr. , navolgende de bevelen ende appoin- 
dementen van den Raden van Hollant , Wil- 
lem angaen sal dat oirdeel des doots , ende 
is tvonnisse also bg Claes Geryts Scepen 



Ten derden heeft de Schout noch geeyscht 
ende begeert een vonnisse , hoe ende wat doot 
hjj sterven sal , dairop eendrachtelick gecon- 
cludeert is , dat hij gerecht sal werden mit- 
ten swairden, ende syn scepenen boven ge- 
gaen ende heeft Geryt Claeszoon Scepen 
tvonnisse alsoe gegeven, Ende is de voirs. 
geexecuteert ende gerecht metten swairde. 

( )mtrent het zwaard , dat door den scherp- 
regter gebruikt werd, zijn de beide vol- 
gende aanteekeningen , uit de thesauriers 
rekeningen overgenomen. 



Digitized by VjOOQIC 



HAARLEMSCHE REGTSPLEGING IN DE 16 e EEUW. 



181 



Thesaur. Rekening 1520. 

Jan van Alckmair, dienre van den proc. 
gen. in den Haghe , om te lnssen deser stede 
rechtswaerdt , daer men Justitie mede doet , 
dat b\J meester Jacob, Scharprechter van 
Utrecht, die alhier gecomen was om, execu- 
sie van Justicie te doene, aldair versetwas: 
bet. ij L. i st. ende noch van* dat hecht van 
't voire, rechtswaert te vermaicken gelijck 
de Scharprechter nu wesende, dat hebben 
wilde, bet: iiij st. 



Thesaur. Rekening 1524. 

Jan Zybrantsz. , Scharprechter, ter cause 
van een nijen rechtswaert, dat hij tot be- 
houff van dezer stede gecoft heefk , om dair- 
mede execusie van Justicie te doene, alzoe 
hij seyde, dat die oudc rechtswairden van 
de voire, stede seer versleeten ende gede- 
clineert syn en dat hij hem zeer qualick 
dairmede behelpen mochte. , bet d . v L. 

Medegedceld door Mr. A. J. Enschedk. 



FRANCIS DE GROOTE, 

DOOR 

J. H. VAN DALE. 



Vermoedden wij, toen we het leven, het 
misdrijf en de straf bespraken van Jan Pau- 
wels Cornelissen, dat de dronkenschap hem 
tot haar slaaf en daardoor tot een dienaar 
der zonde gemaakt had, van hem, wiens 
naam we hierboven neerschreven , weten we , 
dat ze hem tot de misdaad bracht, dat ze 
hem tot een dief en een moordenaar maakte. 
Van kwaad tot erger gaande, sloeg hij de 
hand aan- eene eerwaardige weduwe, ver- 
brijzelde haar op afschuwelyke wijze het hoofd 
met een zwaren kei, en vlnchtte toen, 
beladen met den roof, waarmee hy zich 
verrykt had, na zyn slachtoffer het leven 
benomen en haar lyk in den kelder van 
hare woning gesleept te hebben. Hy vluchtte , 
maar hy vluchtte tevergeefs. De wrekende 
hand der gerechtigheid achterhaalde hem. 
Op het bloedige kruis gaf hy , geledebraakt , 
bloed voor bloed, leven voor leven, en met 
denzelfden steen, waarmede hy het hoofd 
der weduwe verbryzelde, werd ook hem het 
hoofd ingeslagen door de hand des scherp- 
rechters. 

Onder de geelkoperen plaat, die het mis- 
dryf en de straf vereeuwigde van Jan Pauwels 
Cornelissen hing, in eenen ijzeren beugel, 
aan denzelfden karbeel, de vreeselyke kei, 
en daaronder las men in witte letters op 
eene zwarte yzeren plaat het volgende: 



Francis de Groote, van Oos- 

terzeele, heeft op den 5 april 

1769. met dese Steen Mevrouw 

iohanna Maria de Benout, 

Weduwe van den Capiteyn 

PlETER WlLSCHUT. IN HAAR 

huys het hooft ingeslagen 

en verders mookdadig 

om 't leven gebragt. waar- 

over binnen dese stadt 

Levendig is Gerabraakt. 

en met denselven steen 

het hooft ingeslagen, op 

den 19 mey 1769 en vervol- 

gens op ekn rad geplaats 

tusschen het veerhuys 

en de oostsluyse. 

Komt, lezen we in zijn geheel het von- 
nis, dat over den schuldige werd uitge- 
sproken. We zullen er hem , zijn leven , zyn 
misdrijf en zyne straf nader door leeren 
kennen , en ook dit zal geene onaardige bij- 
drage wezen tot de kennis der rechtspleging 
van den ouden tijd. 

Alzoo Francis de Groote, jegenwoordig 
'sHeeren gevangene, geboortig van de pa- 
rochie Oosterzeele, in 't Marquisaat van 
Rodes, lande van Aalst, oud 42 jaren, 
laatst gewoond hebbende in den Acker tot 



Digitized by VjOOQIC 



182 



DE OUDE TIJD. 



Gend, hoewel het stelen en moorden by 
Goddelyke en menschelijke wetten strenge- 
lijk is verboden, nogtans daarop geen acht 
slaande, zich zooverre heeft vergeten, dat 
hy , zich al lange hebbende overgegeven aan 
eene losbandige levenswijze, en door het 
onmatig drinken van sterkedranken zich veel- 
tijds onbekwaam makende, hij in de maand 
Jannari laatstl. , voor hoveniersknecht zynde 
komen wonen by Pieter Baas binnen deze 
stad , en aldaar over de vier weken gewecst 
hebbende , op den vierden Paaschdag laatstl. , 
door denzelven Baas zijnde weggezonden, 
omdat hij gedurig zich in den sterkedrank 
verliep, en alsdan in hnis tegcn de Vrouw 
en 't kind van gemelden Baas een groot 
leven maakte , zoodanig , dat de vronw bang 
van hem was; dat hij, gedetineerde [gevan- 
gene] , toen hebbende gaan logeeren ten hnize 
en herberge van Alexander Ros binnen deze 
stad tot den vierden April jongstl. , wanneer 
hij voorgeeft, des nachts buiten deze stad 
te hebben geslapen in een schunr op Knocke 
of Oostkerke; dat hy des anderen daags, 
zijnde Woensdag de vijfde April jongstl. , 
wederom binnen deze stad zijnde gekomen, 
alstoen de vermetenheid heeft gehad van op 
den heldercn middag, omtrent halftwaalf 
ure , stoutelijk te gaan in het huis , bewoond 
bij {door) meergemelden Pieter Baas, en 
vervolgens door den gang tot in den hof, 
terwyl Pieter Baas met eenen Tange aan 
den anderen kant van den hof was en hem 
niet konde zien; dat hij, delinquant [mis- 
dadiger], nit denzelven hof is gegaan in 
den hof van het huis , bewoond geweest door 
wylen Mevrouw Johanna Maria de Benondt, 
weduwe van den Heer Kapitein Pieter Wil- 
schut , welke hof met den eerstgemelden hof 
gemeen is liggende ; dat hij , aldaar gemelde 
Mevrouw Wilschut hebbende ontraoet, en 
haar, zoo hij voorgeeft, om een aalmoes 
had gevraagd , zeggende , dat Baas hem geen 
geld had gegeven, en hy geen geld had, 
vragende om een halven rijksdaalder , het- 
welk gemelde Mevrouw zoude hebben ge- 
weigerd en jegens hem gezegd, dat hy een 
deugniet was ; dat by alstoen met een steen , 
dien h\j aldaar had gevonden, naar meer- 
gemelde Mevrouw geworpen , doch haar niet 



geraakt heeft; dat gemelde Mevrouw, als- 
toen in haar huis zijnde geretireerd, hij, 
delinquant, haar had achtervolgd tot in het 
achterhuis , alwaar hy , gedetineerde , ter 
zyde stellende alle indrukken van mensche- 
lijkheid, den barbaren zelfs ingeschapen, 
die horribele [gruwelijke] wreedheid heeft 
gehad de meergemelde Vrouwe Weduwe 
Wilschut moorddadig te attaqueeren [aan 
te vatten], en haar met een zwaren steen 
(ter Griffie gedeponeerd, dewelke, hem ver- 
toond zijnde, hij gedeclareerd heeft dezelfde 
te wezen) in twee slagen het hoofd heeft 
ingeslagen; dat dezelve vrouw, zich deferi- 
deerende [defenjteerende , verdedigende] , 
tegen (op) den grond is gevallen, wanneer 
hij, delinquant, haar nog twee stampen, 
e'e'n aan de eene en 66n aan de andere zijde 
van haar lichaara heeft gegeven; dat, zij 
nog niet dood zynde , ("hij) haar heeft ge- 
sleept naar den kelder en aldaar tegen (op) 
den grond heeft gelegd , latende haar aldaar 
liggen, niet wetende of zij nog leefde, dan 
dood was, zijnde hij voornemens geweest, 
zoo hij voorgeeft, om, indien hy de macht 
gehad had, haar op haar bed te brengen. 

Dat het vermoorde lichaam des anderen 
daags , den zesden April , ook aldaar in den 
kelder liggende gevonden, by examinatie 
[onderzoe/c] en schouwinge , gedaan door de 
Heeren Johan van der Beke, Medecinae 
Doctor, en Adriaan Robbers, mr. Chirurgijn 
binnen deze stad , ten overstaan van Heeren 
commissarissen , uit den achtbaren gcrechte 
dezer stad , ter requisitie [verzoeke ] en pre- 
senile [tegentcootdig/teid] van den Heer 
eischer, ratione officii gedaan , is gebleken , 
dat het linkeroog zcer was geknensd, en 
de gansche linkerslaap met verscheidene won- 
den bezet, die zich uitstrekten tot op het 
voorhoofdsbeen , schuins achterwaarts over 
den kroonnaad tot op het linkerwangbeen , 
en eene wond in het vel , op het verhevenste 
van het rechterzydsche wangbeen, die tot 
op het been doordrong, de hnkerslaapspier 
in haar oorsprong geheel verpletterd en van 
het been afgeschaafd, de groote jokbeens- 
spier, een gedeelte van de ringspier van het 
linkeroog, en de voorste spier van het oor 
alle tot niets gebracht, het jukbeenig nit- 



Digitized by VjOOQiC 



FRANCIS DE GROOTE. 



183 



steeksel van hot linkerslaapbeen ganschver- 
bryzeld , een gedeelte van het jukbeen , daar 
het zich aan gemeld uitsteeksel voegt , geheel 
weggeslagen, en een gedeelte van de uit- 
wendige kauwspier zeer verpletterd, en wy- 
ders de long en de reenter holligheid van 
de borst zeer gezwollen, mitsgaders dezelve 
en het ribbenvlies van de ecrste tot de vijfde 
ribbe zeer met bloed bezet, en de evenge- 
melde ribbon, alsmede die aan de linker- 
zijde van de tweede tot de vijfde alle ge- 
broken in de helft van haar lengte, zijnde 
dezelfde Heeren van oordeel, dat, indien de 
groote kneuzing aan den slaap van het hoofd 
de oorzaak van den dood niet mocht zijn 
geweest: de zware beleediging aan de borst 
van een volstrekt en haastig doodelyk gevolg 
zij geweest; zijnde verder bevonden zoo en 
gelijk alles breeder gemeld staat in de akte 
van schouwing, door voornoemden Doctor 
en Chirurgtjn op den 7 den April 4769 ge- 
geven en geteekend, by eisch in originali 
geanneieerd. 

Dat de gedetineerde , na het perpetreeren 
[polbrengen] van hetzelve gruwzame delict 
[misdrijf] , aldaar uit het huis van gemelde 
Vrouwe heeft gestolen een zilveren horloge, 
dat op tafel lag , een zilveren lepel en vork , 
en vyf gebroken zilveren lepels, nit de ka- 
mer; een zilveren taschbeugel, een zilveren 
signet, een zilveren vingerhoed, een paar 
orllietties [oreillette* , oorringen] , een toertje 
koraaltjes met gonden haak en oog, een 
zilveren schroefje , een zilveren ceintnur-gisp , 
mede nit de kamer ; idem nit een bnreantje , 
staande in de eetplaats . hetgeen hij met den 
slentel heeft opengedaan , tien of elf rijks- 
daalders, zynde in een wit zakje, en verder 
in een klein zakje eenig kleingeld, eenige 
paren witte vrouwenhandschoenen , die op 
een bed lagen, enuithetzomerhuisjeofgloretje 
[Fr. gloriette'\ eenig garen lint, en meer andere 
kleinigheden ; dat hij, gedetineerde, van 
binnen alles gesloten hebbende, met die 
goederen uit hetzelve huis zijnde geraakt in 
den hof door een venster in het zomer- 
huisje, alstoen een gedeelte van dezelve, 
zijnde een pakje gele lnurbaai, heeft gewor- 
pen over het schutsel op een pannendakje, 
van waar het gevallen is in den hof van 



het huis, bewoond by {door) Jan Jnrrien, 
voerman, daarnevens woonachtig; waarop 
hy, delinquant, na inmiddels door Pieter 
Baas en gemelden Tange in den hof te zyn 
ontmoet, en tegen Baas gezeid hebbende, 
dat hy daar gekomen was om het goed eens 
te zien, is weggegaan achter door den stal 
en verder door de voordeur van gemelden 
Baas, alswanneer hy' is gegaan naar het 
huis van gemelden voerman, alwaar hij het 
voorschreven pakje uit den hof heeft gehaald 
en , weder in huis gekomen , aan de vrouwe 
van denzelfden voerman, die hem vroegwat 
hij met dat goed dede , heeft gezeid , dat 
hij er door een aardigheid aangekomen was 
en wel zoude zien, dat hy het aan den 
man bracht; dat hij, gedetineerde, vandaar 
weggegaan zynde, de gestolen goederen, en 
een reiszak , dien hij bevorens aldaar gelaten 
had, medenemende, naderhand nog eens is 
teruggekomen om een spiegeltje, hetgeen hy 
mede aldaar gelaten had, te halen; vervol- 
gens denzelfden middag tusschen een en 
half twee ure komende ten huize van Karel 
Lippens binnen deze stad, aldaar aan de 
huisvrouw van gemelden Lippens heeft ge- 
geven achttien stuivers, om die terug te 
brengen by Jan Tange , mede alhier woon- 
achtig , bij wien hij zich voor hoveniersknecht 
had verhuurd en hetzelve voor een huur- 
penning had ontvangen ; dat hij , delinquant , 
van daar gegaan , tusschen twee en drie uren 
met de gestolen goederen is gekomen in de 
herberg, bewoond by {door) Jan Baptiste 
Patoullet alhier, alwaar hy heeft gegeten 
en gedronken, en aan de huisvrouw van 
Karel Lippens, die hem rapport bracht, dat 
Jan Tange niet thuis was en zijne vrouw 
weigerde het geld te ontvangen, nog heeft 
gegeven eene oude mansbroek en een kwaad 
[slecht] hemde; dat hij denzelfden namiddag 
omtrent halfdrie ure ten huize van voor- 
melden Alexander Ros is gekomen, alwaar 
hij zijn verteerd gelag en logementgeld heeft 
betaald, aldaar voorgevende, dat hij dien 
nacht gelogeerd had in het Schippershuis 
op de kaai en vervolgens omtrent drie a 
half vier ure is. gekomen in de herberg, 
bewoond by {door) Philip Hartman op het 
Groote Pas dezer stad, aldaar van het ge- 



Digitized by VjOOQIC 



184 



DE OUDE TUD. 



stolen geld tegen Vlaamsche specie heeft 
opgewisseld voor negen golden aan dubbel- 
tjes en aldaar ook heeft laten zicn de ge- 
stolen elf Zeeuwsche rijksdaalders en het 
horloge, voorgevende, dat hij hetzelve van 
den horlogemaker gekocht had voor acht 
ponden Vlaamsch. 

Dat hij, delinquant, des avonds omtrent 
vijf ure van daar is gegaan naar den Dam 
van het fort Sint Donaas, alwaar h\j in de 
herberg aan de huisvrouw van Jan de Graaf , 
aldaar woonachtig, de elf Zeeuwsche rijks- 
daalders tegcn Vlaamsch geld heeft opge- 
wisseld , en het horloge aan Rudolf Steesel , 
die in gemelde herberg was , tegen een ander 
verruild en nog twee pond Vlaamsch toe 
ontvangen. 

Dat hij, gedetineerde , denzelfden avond 
nog zijnde gekomen te Damme, alwaar hij 
twee nachten heeft gelogeerd in het stad- 
hids of concierge, alwaar hjj aan den hos- 
pes heeft verkocht een lapje gele luurbaai 
voor vijf schellingen en drie grooten courant , 
en aan de vrouw van den hospes eene zil- 
veren snuifdoos met schildpadden deksel voor 
vflt schellingen wisselgeld , boven "eenen 
busch" [?] en eene flesch wijn voor lijfkoop , 
en nog aan zekeren Jan Wattelle, Alius An- 
tonie , acht paar witte vrouwenhandschoenen, 
twee einden fizellen lint en twee einden 
rijgkoorden voor v\jf gulden. 

Dat hij, delinquant, op Vrgdag den zc- 
venden April, zijnde gekomen te Brugge, 
alwaar h\j zich in verscheidene herbergen, 
zoo binnen als buiten de stad, heeft 
opgehouden, ook aan den zilversmid Fran- 
cis Ryeland, den zilveren taschbeugel heeft 
te koop gepresenteerd , terwijl hij inmid- 
dels, om zich te deguiseeren [vermommen] 
en, ware het mogelijk, de handen van 
de Justitie te echappeeren [ontanappeti] , 
zijn haar, hetgeen hij gewoon was gebon- 
den te dragen, te Brugge heeft afge- 
sneden, en aldaar gekocht en aangedaan 
eene witte ratgnen kapote en een blauwen 
gestreepten zjjden neusdoek; dat hij, gede- 
tineerde, vervolgens over Gend zijnde ge- 
komen te Oosterzeele, aldaar op den negen- 
tienden April 1769 is geapprehendeerd [in 
hechtenis genometi] geworden, nog ver- 



scheidene van de gestolen goederen by zich 
hebbende. 

Al hetwelk is consteerende [blijkende] 
zoo uit de wettelgke information , als de 
information en responsieven [antwoorden\ 
van den delinquant , dewelke , ofschoon hjj 
bg zijn preparatoir [voorloopig] verhoor van 
den 24 April laatstl. en gedane interroga- 
tories [ondervr aging efi] van den 29 daar- 
aanvolgende zjjnc geperpetreerde delicten [be- 
dreven misdrijveti] hardnekkig had ontkend , 
en bestaan daannede een schuldeloos persoon 
te accuseeren [beschuldigen] , nogtans bij 
nadere interrogatories [nader verhoor] van 
den tweeden dezer maand Mei zijne voor- 
schreven delicten , buiten pflne en banden van 
Jjzer, voor Heeren Commissarissen uit dit 
achtbaar gerecht met alle deszelfs circum- 
stantiOn [omtandighedeti] heeft geconfesseerd 
[beleden] en zjjne vorige responsieven [ant- 
tooordeti] als valsch en gefingeerd [verzon- 
nen] geretracteerd \herroepeit\ 

En alzoo zoodanige execrabele [verfoeUijke] 
en enorme [ontzettende] delicten van kwade en 
dangereuse [gevaarlijke] gevolgen zijn , direct 
[rechtstreektf] strijdig tegen Goddelijke en 
wereldlyke rechten , ja zelfs tegen de denk- 
beelden, de natuur ingeschapen, en daarom 
in een land of stad , waar de Justitie vigeert 
[heerscJit]) geenszins te lijden, raaar ten 
regarde [opzichte] van den delinquant, en 
anderen ten exempel [yoorbeelde] , ten hoogste 
en rigoureuste [strengste] strafbaar, zoo is 
7 t, dat Burgemeester en Schepenen der stad 
Sluis , Waterrecht en Nieuwmuiden , doorzien 
en gevisiteerd \onderzocht~\ hebbende den 
schriftel^jken crimineelen eisch en conclusie, 
mitsgaders de wettelijk genomen informa- 
tifin en ingewonnen attestation [getuigenissm], 
interrogatories en responsieven , met de akte 
van schouwing , ten laste van den delinquant 
in dezen overgediend door den Heer Johan 
Stanislaus Fabricius, Burgemeester van der 
Courps, in qualiteit als waarnemende de Hoog- 
Balluwage dezer stad , en zulks raiione officii 
en verdere dintalen [dingtalen, procedures] 
daarop gevallen, en op alles rijpelyk gelet 
hebbende waarop te letten stond en hetgeen 
eenigszins ter materie [so/*] dienende , konde 
moveeren [beicegett] y doende recht, condem- 



Digitized by VjOOQIC 



FRANCIS DE GROOTE. 



185 



neeren den voornoemden Francis de Groote, 
delinquant in dezen , om gebracht te worden 
ter plaatse, daar men gewoon is de crinii- 
neele justitie te administreeren , en aldaar 
op een schavot, daartoe opgericht, aan den 
scherprechter te worden overgeleverd , om 
door denzelven op een houten kruis te worden 
gebonden en vervolgens met een ijzeren hand- 
boom levend, van onder op, de leden van 
zgne beenen en annen aan stnkken te wor- 
den geslagen , en na het radbraken in voege 
voorschreven zal wezen verricht, alsdan 
immediaat [onmiddellijk] met denzelfden 
steen, waarmede hij het enorme feit heeft 
geperpeteerd [verricht], twee slagen op het 
linker wangebeen te worden geappliceerd 
[toegebracht] en nadat alsdan een kwartier 
nurs zal hebben gelegen , een slag met den- 
zelfden \jzeren handboom op het hart te 
worden toegebracht, en vervolgens aldaar 
zal blgven liggen tot na den middag en 
alsdan zijn lichaam buiten op de justitie- 
plaats te stellen op een rad, om door de 
lucht verteerd te worden, ontzeggende den 
Heer eischer ratione officii zynen verderen 
eisch; condemneerende wjjders den delin- 
qnant in de kosten en misen van justitie, 
mitsgaders van het proces. Aldus gedaan 
en gearresteerd [vastgesteld] op den 12^, 
geresumeerd [overzieti] den 13 on , en gepro- 
nonceerd [uitgesproken] en geexecuteerd 
[ten uitvoer gelegd] den 19 en Mei 1769. ' 

Het bovenstaande spreekt zoo duidelijk, 
dat we er niets meer hebben bij te voegen. 
Wij uiten hier nog alleen den wensch dat, 
wanneer aan de latoenen plaat van Jan 
Pauwels Cornelissen en de symbolische ijze- 
ren vertinde vuist een plaatsje mocht ge- 
schonken worden aan een der wanden van 
de zaal des Kantongerechts , dezelfde gunst 
moge bewezen worden aan de ijzeren plaat s 



1 Dit voQiiis is gedrukt tc Brugge, bij Mar- 
tinus de Slooverc. Hot excmplaar, dat ous ten 
dienste stond, is het cigendom van den Edel- 
achtbaren Hecr J. H. Henncquin, Burgemeester 
van Sluis. 

2 De plaat is 50 centimeter lang eu 34,7 
centimeter breed. 

1870. 



en den vreeseijjken kei, die de herinnering 
bewaren van de euveldaad van Francis de 
Groote. 

Sluis, 30 Maart, 1870. 



OP WELKE VOORWAARDEN CLAES PIETERZS. 

HERINGA, IN 1636 TOT SCHOOLMEESTER 

TE WORMERVEER WERD GEHUURD. 

Int jaer onses Heeren 1636 soo hebben 
wjj Capelmeesters tot Wormerveer, Symen 
Josephsz. ende Pieter Claesz. Prins, met 
concent van de wet, ende kerckenraedt tot 
Wormerveer, een schoolmeester gehuert voor 
de gemeente van Wormerveer, voor een jaer- 
gelt, de somma van ' 

Ende dat op dese naervolgende Artyckelen. 

1. Ten eersten de Clock op zjjn order te 
stellen. 

2. ten tweeden geen collecten by het school 
te bedienen. 

3. ten derden 's morgens te acht uren int 
school te wesen , ende 's middaeghs te twaelf- 
ven om de kinderen in goede ordren te 
houden, ende voordemiddach die kinderen 
int school houden tot dat de klock elf uren 
heeft geslaegen , en nae de middach tot dat 
de clock half vier heeft. 

4. ten vierden het vier 's morgens aen te 
leggen dat het te achten aen brant is , ende 
's middaeghs te twaelven ende alle daemon 
de ascks van de heert selver te brengen. 

5. ten vyfden de kinderen met een goet 
exempel voor te gaen. 

6. ten sesten de kinderen een voorschrift 
te schryven voor een halve stuyver, met 
soo veel regels schrift als elck nae behooren 
van doen heeft om zyn pampier te beschry- 
ven, ende sal oock gehouwen wesen alle 
maenten yder kint een voorschrift te schryven 
voor de selve prys soo sy het begeren. 

7. ten sevenden die sponsen maer een 
maent geven als sy beginnen te leeren of 
twee maenten ten hoogsten. 

8. ten achsten de schryvers haer penne 
te versnyen alle dagen s.oo sy het begeren. 



Nict ingcvuld. 



2+ 



Digitized by VjOOQIC 



186 



DE OUDE TIJD. 



9. ten negenste sal de meester alle weecken 
van elck kint genieten een halve stuyver 
al syn sy maer een dach school, ten waer 
dat de meester selven 2 of drie dagen geen 
school en hidden dan sullen sy betaelen 
met half gelt. 

10. ten tienden sal do meester alle dagen 
eens met de kinderen singen. 

11. ten elfden sal de meester avontschool 
houden, ende sal alle avenden eens met de 
kinderen singen , ende sal genieten van elcke 
kint ses stuyvers ter maent, ofte s weeks 
twee stuyver, soo sy haer laeten teyckenen, 
ende de syveraers dubbelt gelt. 

* 12. ten twaelfsten soo daer een arm kint 
school komt die en sal niet geven, ende 
voort de kinderen met alle goede leringen 
te leeren als daer toe gebruyckelyck is, en 
voort de beer (de lijkbaar?) aen waer te 
neemen om de weeck op syn plaets te stel- 
len en het graf gereetschap oock op syn 
plaets te houden. 

13. ten derthienden die meester een vieren- 
deel jaers te vooren waerschouwen als sy 
hem.moet (mo6, moede,) syn, oock soo sal 
de meester gehouden wesen een vierendeel 
jaers te vooren te waerschouwen als hy 
wech wil. 

ten vierthienden sal die meester die gods 
dienst nae syn order aen waernemen, hier 
onder verbind ick myn met myn eygen 
hant om dit selve geschreven te onderhou- 
den nae myn vermogen 

Claes Pietersz. Heringa 

schoolmeester tot Wormerveer 

1636 den elfden february. 



EEN VEROORDEELDE DOOR EEN MAAGD 
GERED. 

In dit tfldschrift is reeds meer dan eens gewag 
gemaakt van veroordeelden , die op het punt 
van uit het leven te scheiden , gered werden , 
wgl een maagd verklaarde den misdadiger 
te willen huwen. Een merkwaardig voorbeeld 
hiervan viel op 28 Jung 1598 te Utrecht 
voor, waar een knap, schoon, sterk jonge- 
ling, buiten de Waardpoort wonende, om 



zijne vele des doods schuldige misdaden zou 
gehangen worden. Wei wenschten de bewo- 
ners van zijn buurt zijn leven gespaard te 
zien, wel wendden zg daartoe alle pogingen 
aan, doch alles was vruchteloos, het recht 
moest zijn loop hebben. 

Daar staat op het Vreeburg alles tot de straf- 
oefening gereed, de voorbereidende werk- 
zaamheden van beul en zijne rakkers zijn 
afgeloopen, de ladder rust reeds tegen de 
galg, de doodszang wordt gezongen en de 
strop gaat den hals van den gebonden pa- 
tient omklemmen. Maar op eens verandert 
hetr treurspel in een blij-eindspel door de 
verschijning van een jonge schoone maagd 
van een jaar of achttien , wier haren als 
van een braid met een bloemkrans getooid 
z\jn. Z\j verklaart hem, die zoo even op 
het punt stond met de galg te huwen, tot 
haar echtgenoot te willen aannemen. Onder 
zekere voorwaarden , en na verscheidene lessen 
en vermaningen en het zingen van een psalm , 
wordt het huwelijk dan ook werkelijk voltrokken 
in tegenwoordigheid van den plaatsvervanger 
van den kommandant, onder wien de deug- 
niet gediend had , door denzelfden geestelrjke , 
die hem tot den dood voorbereid had, ter- 
wijl de gebeden van de verzamelde toeschou- 
wers zich met dat van den geestelijke ver- 
eenigen. 

Tot besluit klappen de beulsknechten in 
de handen, zeker in de hoop van op de 
bruiloft to mogen komen. 



HOE EEN SCHREPREGTER IN 1608 BETAALD 
WERD. 

Is gearrestreert de Lyste waernae de Scherp- 
rechters hebbende tractement van 't Landt 
int doen van eenighe execution getracteerd 
zullen worden. 

Voor hangen n £. 
„ branden n £. 
„ gheeselen I £. 
Een hant aff te houwen I W. 
Binnen ende buy ten te hangen n £. ! 

1 Het lijk buiten de stadt op een ataak zctten ? 



Digitized by VjOOQIC 



HOE EEN SCHERPREGTER IN 1608 BETAALD WERD. 



187 



II &. 



Van lichamen buyten de stadt te brengen 
voer elck xxx Str. 

Torture i K 

Stroppade I £. 

Degraderen I #. 

Brandmercken I £. 

Van andere dergelycke gheene capitale 

execution zijnde halve justitie I fi?. 

Onthalsen / 

Qnartieren ' j 

Elck qnartier te hangen x Str. 

Een Cop op een staek te setten x Str. 

Dende executie buyten de plaetse zynder 
residcntie zal genyeten boven zyn executie 
gelt ende syne noodighe vrachten s'daechs 
II £ zonder voor eenighe teercosten ende 
dachgelt yet meer te mogen pretenderen. 

Ectract ResolatieRaad van State 
van den 5 April 1608. 

' P. A. L. 

1 Vierendeelen. 



KINDER-LIEDJE. 

In soinmige streken van het oude graaf- 
schap Zutfen zingt de schooljeugd het vol- 
gende liedje: 

Krone kranen , 
Witte zwanen, 
Morgen zullen wy naar Engeland jagen. 
Engeland is gesloten. 
De sleutel is gebroken. 
Is er dan geen smid in 't land 
Die den sleutel weer maken kan? 
Zoo varen wy , 
Zoo varen wij, 
Toen brak het schip en daar lagen wij. 

Bij het eind van den laatsten regel vallen 
alle zangers op den grond. 

Welke zin of beteekenis kan in dit liedje 
schuilen ? 

X. Sl. 



D E KERMIS. 

DOOR 

DAVID VAN DER KELLEN Jr. 
(Vcrvolg van bladz. 155.) 



Gij bemerkt het reeds , dat we in de buurt 
van de kermis komen. Wacht maar, dat zal 
wel beter worden. Wat thans nog alleen een 
gegons is, zal zoo wel veranderen in gejoel 
en geschreeuw , in een gedans en gegil , dat 
uw trommel vlies gevaar loopt van te springen. 
Maar "kermishouden is een bilslag waard"; 
dus daaraan moot ge u nu maar wagen. 

De drukte wordt al grooter en grooter. Wat 
komt er een volk uit die zijstraat ; 'k geloof , wij 
doen het best den stroora te volgen. Daar om den 
hoek schynt er geen doorkomen aan te we- 
zen. , ik wil 't gelooven : daar heeft zich 
een kwakzalver geposteerd. We moeten ons 
best doen , dat we bij hem een goed plaatsje 
krygen, want het is wel der moeite waard 
het gebluf en de verschrikkelijke leugens van 
zulk een heer op zijn gemak te kunnen hooren. 



Op het oogenblik , ziet gy , heeft hij juist 
een arraen boer onder handen gehad, wien 
hij zonder eenige de minste pyn, zoo be- 
zweerde hij , zoo noodig al de tanden en kiezen 
uit den mond zou trekken. Hij voelt de pijn dan 
ook niet, maar zyn slachtoffer schreeuwt en 
jammert zoo , dat de handlanger van zijn beul , 
niettegenstaande zijne meer in 't schreeuwen 
geoefende stem, alle moeite heeft het van 
den boer te winnen. 

Dat overschreeuwen van de gepijnigde pa- 
tienten is niet de eenige dienst , dien de trouwe 
knecht zynen meester bewijst, neen, in de 
eerste plaats doet hy al zgn mogelijke best, 
om het publiek aan het verstand te bren- 
gen, dat zyn wereldberoemde baas op de 
kermis gekomen is, niet voor zijn pleizier, 
maar alleen ten genoege van de lijdende 



Digitized by VjOOQIC 



188 



DE OUDE TIJD. 



menschheid Daarom schreeuwt hjj: "Vrien- 
den en omstanders, je moet niet denken, 
dat mijn meester hier gekomen is om wat 
tc halen of uit gcbrek, neen, dat hebben 
we thuis genoeg!" 

De een begrjjpt de aardigheid, de andere 
echter , die hier of daar pijn voelt of meent 
tevoelen, blijft aan den mond van den guit 
hangen, in de hoop ook zijn kwaal of ge- 
brek te hooren noemen onder die, welke 
de zoogenaamde doktor kan genezen. 

Zie hem eens goed aan, hoe hij z\jn best 
doet. 'tis een aardig figuur in dat costuum 
van Pekelharing of van Jan Potage, zooals 
de nieuwerwetschen zeggen. Het bovenge- 
dcelte van zijn aangezicht is door een mas- 
ker bedekt, waaraan de lange kromgebogen 
neus van Pekelharing niet ontbreekt; een 
kort manteltje hangt over zijn hoog op- 
geschort hemdje met lange mouwen ; uit 
zijn wjjde broek komen elegant zijne kousen 
en schoenen te voorschijn. Eindelijk wordt 
zijne uitrusting voltooid met den hoed , waar- 
aan hij , dank zij den buitengewoon breeden 
rand, de zonderlingste vormen kan geven, 
even als onze Pierrot's aan de hunnen. 

Stil, daar gaat hij weer beginnen: 
Soli Deo Gloria. 

Kennelijck ztf een yegelijck, hooch ende 
lagestandes vrouwens-beeldt (hij schijnt het 
nu op de vrouwen gemunt te hebben) hoe 
alhier, tot uwen secreten dienste, gearri- 
veert is, den hooch-geleerden , wel-wijsen, 
veel-versochten ende lang nae-getrachten 
Heere, Hecr Doktor Jerolimo Banquet oza 
di Cate-borzia, opperste Medicus ende se- 
creten Raedt van onsen alder-genadichsten 
Vorstinne , Ma-Dona-Poco-Denira , Serenis- 
sima Dona di Kakogenia, hebbende uyt last 
ende singnliere mededogen van hare Hooch- 
heyt, wegens het swack ende verslagene 
gemoedt aller Vrous-Personen voor sich ge- 
nomen den gantschen Christ-bewoonden Aerdt- 
Cloot, sijne wel-gonstige Vrouwenhulp, door 
seer treffelgcke , lang-versochte , ende by 
menich duysenden goet-bevondene Medicij- 
nen, gcnadelyck, ende mildadich mede te 
dclen ; ende aengesien hy , doorreysende vast 
alle de Coninckrijken ende Provincien deser 
Werelt; als daer zjjn het machtich China, 



Aegypten, Tnrckyen, Persen, Meden, Ara- 
bian, de gantsche kust van den rooden zee, 
Jerusalem, Famagusta, Corsica, Sardinia, 
ItaliCn, Spaenjen, Franckrijck, Engelandt, 
Duytslandt, ende meer ontaUycke dusdanige 
Pla'etsen heeft hy, ampts ende Eres halven, 
sijner genadigen Vorstinnen, niet wederom 
derven ten voorschijn comen , voor ende aleer 
hy volcomelyck, sgner conscience voldaen 
hebbende, alles hadde verricht, alles wat 
hem bevolen ende vertrout ware, begeert 
derhalven (vermits srjn vertoeven hier te Lande 
niet lange sal wesen), alle ende een yege- 
lijck Vrouwens-Beeldt , sal gelieven, haer 
ofte condich te maken hem in der nacht 
secretelijck comen besoecken, ten eynde V. 
E. uyt louter gratie ende mededogen, van 
alle Vrouweljjcke Gebreken , so inwendich als 
uytwendich, hoedanich die mogen zijn, hoe 
lange sy mogen geduyrt hebben, als in een 
omme-sien mocht geholpen werden. Want 
alle de Wercken, die hy seer constelijck, 
zo voor Vroet-Wijff, als andersints, op deze 
sjjne Reyse aen ontallijcke Vrous-Personen 
bewesen heeft, zjjn on-uyt-sprekelyck , ende 
op geen weynich papiers te vcrhalen; Dit 
segge dan den een den anderen voort , opdat 
doch niemandt, desen, so van den Almach- 
tigen gesondene , gelegentheyt versuyme ; ende 
nae sijn vertreck, met bittere tranen ende 
groot hertenleedt, bewene; ja selver met 
de Doodt noch eyndelyck bekope. 

So is dan desen seer vermaerden ende 
wfltberoemden heer Doctor gelogeert binnen 
de vermaerde hof- ende Coop-Stadt enz. enz. 

Wat zegt gy daarvan ? Kende men den bluf 
toen ook al niet even goed als tegenwoor- 
dig, en is erwel veelverschil tusschen zulkeen 
annonce uit 1645 en de tegenwoordige adver- 
tentien van wonderpillen, watcrtjes, essencen en 
extracten, waarmede de dagbladen gevuld 
worden? De wereld schijnt altijd hetzelfde 
geweest te zjjn. 

Ongelukkig z\j, die zich aan de handen 
van den kwakzalver overgeven, want het 
behoortgewoonlijktot de uitzonderingen, dat hg 
iets van de medic\jnen afweet. Wei geeft 
deze hier zich het air van een geleerde, 
zoo als hij thans daar als in gedachten in zijn 



DigitTzed by VjOOQIC 



DE KERMIS. 



189 



lennstoel verzonken neerzit, maar zijn gan- 
sche geleerdheid bestaat in een paar woor- 
den geradbraakt latijn, waarmede hij het 
volk zand in de oogen strooit. 

Van daag is hij gekleed in deftig zwart 
doktersgewaad , morgen weer zrdt gij hem 
zien in een bont pak vol passementen en 
franje. Hij heeft middelen tegen alle kwa- 
len, smeersels, pleisters, poeijers, pillen, 
dranken, — hij laat het haar groeien en 
verdrijft ratten en muizen, geneest de lik- 
doorns — ja zelfs slangenbeten. Maar boven 
alles is zijne onbetaalbare levenstinctuur , 
waarmede hjj het leven kan verlengen: 



tegen z\jne doofheid te vinden zijn. Wei zeker 
vriend, hij zal wel wat voor je hebben, 
maar v66r je je goede geld weggooit, keer 
je dan eens om en waag een paar duiten, 
om je te laten waarzeggen. Die oude bruine 
heks daar zal het u wel voorspellen, of ge 
je geheele leven een doof ma* moet blijven , 
ja of neen; dan hebt ge zekcrheid of ge 
uw geld onnut zoudt besteden. 

Waarzeggers en planeettrekkers kon men 
destijds in menigte op de kermissen vinden , 
want onze voorouders waren niet weinig bij- 
geloovig. Daarom was het in 't geheel niet 
vreemd, troepjes zigeuners of heidenen, die 



Ken wonderdocter. 



Tc ben uit de rcchte loten 
Van Doktor Eskulaap, die wondren defc , gesproten , 
En Hippocraat, bcroemd voor zoo vecl honderd jaar, 
Was, als raijn moeder zcit, mijn overbestcvacr. 

*k Heb eert ijds den Mogol van 't podagra genczen , 
En Sultan Amurat, (hoc jard) die voor dozen 
Was van een dollc bond gebeeten in de schecn , 
Die sneed ik 't been van 'tlijf, en aanstonds Hep 

(hij hcen. 

Met dat al schflnen er niet velen lust te 
hebben zich aan zqne kunstbewerkingen te 
wagen. Wacht eens , dat boertje daar zou 
wel willen beproevcn, of er ook middelen 



in die vakken zoo bedreven waren, ook al- 
daar te vinden. Waarschijnlijk vonden zc er 
dan wel tevens gelegenheid tot zakkerollen of 
beurzesnijden. 

Sta vast, vriend, anders raken we onder 
den voet. Wat zou die oploop beteekenen? 
Hoor ik wel, wordt daar niet de trom gc- 
roerd? Meeloopen dan maar; wij zijn uit, 
om wat te zien ; dus niets moet ons ontgaan , 
al kostte het ons ook een duw of een 
stomp. 

( Wordt veroolyd.) 



Digitized by VjOOQIC 



190 



DE OUDE TIJD. 



MINNELIEDEKEN. 1 

(18c eeuw.) 
Wuze: Ick wandelde al soo laet. 



Een jaeger heel charmant 
Langs eenen groenen kant 
Vond een schoon herderin, 
Al naer sijnen sin. 
Sij dreef haer schaepkens al 
Langs eene groene heyde, 
Door Floras schoon gewas 
En het jeugdigh gras. 

Den jaeger door de min 
Sprak, soetste herderin, 
'k Wensch u den goeden dagh 
Met een blij gelagh. — 
Sij sprack: wel jaeger soet, 
Ick ben bevangen 
Door eenen grooten schrick 
Op den oogenblick. 

Hij sprack: wel soetste beelt 
Hoe sijt gij soo ontstelt, 
Seght mij de reden vrij 
En vreest niet voor mij ; 
'k Sal uwen bijstand sijn , 
In dees groene heyde, 
En waegen lijf en bloed, 
Voor u, liefete soet. — 

Het was een wolf seer breed 
Een van mijn schaepkens beet; 
Ick met mijnen herdersstaf 
Wou hem keeren af. 
Ick heb met mjjnen hond 
Soo lang gestreden, 
Dat ick, jong teere maeght, 
Heb den wolf verjaeght. — 

Schoon lief, schept goeden moed, 

Ick sal n schaepkens soet 

Nu helpen gadeslaen, 

Siet, de schoon Diaen 

En jagtgodinnen al 

Wil ick verlaeten , 

Want gij, schoon herderin, 

Staet in mijnen sin. 



Jaeger, syt gij wel bedacht, 
Als gij seght dat gij de jaght 
Soudt willen laeten om mij? 
Is 't geen loos gevrij? — 
Den hemel, son en maen 
Sal dit getuygen, 
Dat ick u, schoon herderin, 
Heel oprecht bemin. 

Jaeger, meynt gij het stuck, 
Soo wensch ick u veel geluck. - 
Sg trocken heel plaisant 
Langs den groenen kant. 
Men sagh dat jeugdigh paer 
Hun schaepkens weyden; 
Noyt wolf in het veld 
Heeft hun meer gequelt. 

Als dan van stonden af 

Sij hem heur trauwe gaf, 

En vrjjden weinigh tijdt 

Tot dat was bereyd 

't Geen voor de bruyloftsfeest 

Daer moeste dienen. 

Men vroegh de vrienden al 

Tot dit blij geval. 

Een korten tijdt daer naer 
Trouwden sij met malkaer; 
Men hoorde t' aller sij 
Een soete melodij. 
De herders al te gaer 
En herderinnen, 
Sij maeckten soet geluydt 
Voor dees weerde bruyd. 

Oorlof dan, jaegers soet, 

Als gij de liefdc voedt, 

Vindt gij naer uwen sin 

Een schoon herderin, 

Laet vrij de jaght en 't wout 

Al voor u schaepen ; 

Soo raeckt gij haest gepaert 

In huwlijkstrouw vergaert. 



1 Medcgedccld door Jan Broeckaert, van Wetteren, die het onder de papieren van het oud 
Rhetorika van Waasmunster (Oost-Vlaandercn) ontdckte. 



Digitized by VjOOQIC 



GESCHIEDENIS VAN DE KLEEDING IN DE VROEGERE TIJDEN. 



191 



GESCHIEDENIS VAN DE KLEEDING IN DE VROEGERE TIJDEN, 

DOOR 

D. VAN DER KELLEN Jr. 
(Vervolg van bladz. 123.) 



Naarmate wfl meer de middeleeuwen na- 
deren, wordt er meer en meer licht ver- 
spreid over de kleeding van vroeger. Het 
zijn voornamelyk de miniatoren in de hand- 
schriften, later ook de grafmonumenten , 
die ons groote dienstcn komen bewijzen. 
Van onze voorouders echter is weinig of 
niets van dat alles overgebleven , en wg heb- 
ben dus niets beters te doen dan om ons 
hier te richten naar onze naburen. 't Is 
dan ook meer dan waarschijnlijk , dat zij 
zich in hunne kleeding weinig daarvan zullen 
onderscheiden hebben. De mindere standen 
immers zoo eenvoudig mogelijk gekleed, de 
kiel of rok over de engsluitende broek (voor 
hem, die de laatste bekomen kon), wat 
was er eenvoudiger en goedkooper te be- 
denken, en 't goedkoope leek ons volk het 
meest , even goed als aan hunne buren. Die 
dracht bleef daarom ook zoovele eetiwen lang 
de heerschende onder de lagere standen. 

Wat de hoogere klasse betreft, die nam 
natuurlijk meer van de pracht van de hof- 
kleeding over, ofschoon het verschil minder 
in den vorm dan wel in de meerdere fraai- 
heid der stof, kleur en vercieringen met 
edelgesteente , borduursels enz. bestond. Voor 
onze edelen zal het Frankische hof wel den 
toon aangegeven hebben. 

Karel de kale, afwijkende van den een- 
voud zgns grootvaders Karel den groote, 
bracht van zjjne reis naar Italie wat nieuws 
mede. Hij verscheen in Byzantijnsche dracht , 
in een lange wijde talaar, die tot op de voeten 
hing en door een gordel dichtgesnoerd werd ; 
het hoofd had hij in een zijden hoofdtooisel 
gehuld. Niet weinig ergernis verwekte hij 
daarmede , ofschoon liij deze kleeding slechts 
bij Zon- en feestdagen, als hij naar de 
kerk ging, droeg. 



Langzamerhand begon men den rok of tu- 
niek wijder en langer te maken, en trok 
hem z66 hoog op, dat de gordel door de 
afvallende plooien bedekt werd. Ook de 
mouwen, die gewoonlijk nauw en aan de 
handen gesloten waren gedragen, even als 
het linnen hemd er onder, werden iets wijder 
en lieten dus aan de handen de gesloten 
linnen mouwen zien. 

Een werkelflke en groote verandering in 
de kleeding was de lange tuniek, die in 
de ll e eeuw bij den adel algemeen in zwang 
kwam en zich een paar eeuwen staande hield , 
een kleedingstuk geheel aan een wijde vrou- 
wenjapon gelijk. Hoe die fiere ridders, wier 
voornaamste bezigheid in het hanteeren van 
de wapenen bestond, zich het eene oogen- 
blik geheel in het ijzer konden steken, om 
het een oogenblik later tegen een vrouwen- 
kleed te verwisselen, is waarlijk onbegry- 
peljjk. Was het een compliment aan de schoone 
sekse, wier dienst naast die der wapenen 
de hoogste plichten van den adelstand uit- 
maakten ? 't Valt moeielrjk te beslissen , maar 
zeker is het , dat onze dames , en wij zelf 
niet minder, al zeer vreemd zouden staan 
te kijken, wanneer onze adellrjken ook zoo 
eens in lange rokken gingen rond loopen. 

Die wijde tuniek, van onderen met breed 
boordsel omzet even als de mouwen en om den 
hals , moest — lastig genoeg — op de wijze 
van een hemd over het hoofd aangetrokken 
worden. Het hinderlyke van de wijdte van het 
kleed werd verminderd door den gordel, die 
de plooien te zamen vatte. 

Over de tuniek werd de mantel geslagen , 
gewoonlijk nog als vroeger door een haak 
op den rechterschouder bevestigd. De beenen 
waren door de nauwsluitende broek be- 
dekt, waarover 6f laarzen, die halfweg de 



Digitized by VjOOQIC 



192 



DE OUDE TIJD. 



kuiten kwamen , 6f schoenen , die den geheelen 
voet onisloten. Soins ook vindt men op de 
miniaturen noch schoen noch laars , en schijnt 
het of de personen op hunne kousen loopen. 
Waarschijiilyk waren alsdan op de eene of 
andere wijze lederen of houten zolen aan 
de kousbroek bevestigd. 

Als hoofddeksel komt dikwijls de phry- 
gische muts voor. Ook vindt men gewag 
gemaakt van hoeden van bontwerk en met 
goud bezet. 

De kap of kapoets , een hoofddeksel even 



schutting van den neus had. De aanvoerders 
echter droegen een hemd, geheel uit ijzeren 
schubben (schubbenhemd) , later uit ringen 
samengesteld , dat rug, borst, dijen en ar- 
men beschermde. De scheenen werden door 
ijzeren platen beschut, tot dat men ook ge- 
heele broeken uit ringen bestaande, wist te 
vervaardigen. Eindelijk was aan het hemd 
een kapoets van ijzeren ringen bevestigd, 
die men naar verkiezing op den rug kon 
laten hangen , of over 't hoofd kon trekken. 
Een ridder uit de ll dc en 12 dc eeuw moet 



Miunieu uit uu lOe en He eeuw. 



dienstig bij goed als tyj slecht weder, werd 
onder het volk algemeen gedragen. Men had 
ze en korter en langer over de schouders. In 
de 10 dc en ll de eeuw niaakten de kap £n 
de mantel veelal e'en kleedingstuk uit, veel 
gelijkend op een verkorten regelmantel onzer 
dames. 

Wat de krijgskleedingbetreft, het volk streed 
in zijne gewone kleeding , soms met een soort 
van lederen vest over den rok gctrokken , en 
zoo mogelijk met een ijzeren helm op het hoofd, 
die gewoonlijk van een puntigen vorm was 
en een uitstekende punt of schild ter be- 



mcn zich dus geheel in 't ijzer voorstel- 
len, alleen het aangezicht was vrjj. 

De kleeding van de vrouw uit den hoogeren 
stand kenmerkte zich in de 10 e enll c eeuw 
door een bijzondere pracht, zoowel in de 
kleuren als de vciviering der kleederen met 
goud en goudborduursels. 

Een tot op de voeten neerhangend kleed , 
dat tot over de heupen noch wjjd noch 
nauw was en, daar het daarenboven zonder 
gordel gedragen werd, de lichaamsvormen 
geheel verborg, was de algemeene dracht 
I ook bij den minderen stand ; de aanzienljjken 



Digitized by VjOOQIC 



GESCHIEDENIS VAN DE KLEEDING IN DE VROEGERE TIJDEN. 193 



echter droegen daarover een wijder kleed, 
dat, hoewel in eenvoudige patronen, over- 
laden en geheel als bezaaid met gouden 
borduursels en rondom bezet was met 
breede gouden randen. De mouwen heb- 
ben dikwjjls een andere kleur als het 
bovenkleed, soms dezelfde van de onder- 
mouwen. Het haar werd grootendeels ge- 
heel losbangend gedragen, zooals thans 
de mode is bij kinderen en jonge dames ; bg 
anderen daarentegen werd het baar verbor- 
gen onder een soort van sluier, die door een 
gouden baarband op het hoofd vastgehouden 
werd, om hals en hoofd gewonden kon 
worden en verder langs rug of borst naar 



Zooals ik hierboven zeide, de kleederen 
waren niet geschikt om schoone vormen te 
toonen. Bont en schitterend was alles wat 
men zocht; de zoo dikwgls gewraakte ydel- 
heid onzer eeuw overtrof stellig niet die van 
de 10- eeuw. Zoowel door mannen als door 
vrouwen werd de grootste zorg gedragen 
voor fijnheid en kleur van de huid, voor 
haar, baard en nagels, waartoe men zich 
van biJzondere instrumenten bediende; op 
de toilettafel zag men prachtdg gesneden 
ivoren en palmhouten, ja zilveren haarkam- 
men ; op de wandeling voerden de dames 
kleine handspiegels met zich, die van ach- 
teren met ivoren snywerk waren opgesierd. 



Vrouwen nit de.lOe en lie eeuw. 



beneden hing. De onontbeerljjke mantel, 
van sterk gekleurde stof met figuren van 
andere kleur als sterren, nopjes en derge- 
ljjken, mocht bij een vrouw van aanzien 
niet ontbreken. Hjj werd veelal op de borst 
met een rozetvormige spang vastgemaakt. 
De nauwsluitende , eenigszins spits toeloo- 
pende schoenen waren 6f zwart, soms even 
als onze schoenen gepoetst , 6f en wel meestal 
sterk gekleurd, zelfs wel eens als goud en 
met paarlen en edelgesteenten bezet. Hand- 
schoenen komen in die tijden ook al voor, 
niet alleen als beschutting tegen de koude, 
maar ook als pronk. 

1870. 



Hoe ver de weelde ging, valt het best 
te bespeuren uit de overdaad en pronkzucht 
der geesteljjken. Herhaalde malen toch zocht 
de hoogere geestelijkheid door lessen en be- 
velen daaraan paal en perk te stellen , doch 
vruchteloos ; alleen de nadering van het jaar 
1000 en van een nieuwe eeuw, waarinvol- 
gens de voorzeggingen de wereld zou moeten 
vergaan, was in staat, om daarin eenige 
wijziging te brengen, zoodat het eerate deel 
der lie eeuw bij het behoud der zelfde 
vormen eenige meerdere soberheid in de 
kleeding vertoont. 

(Wordt vervolgd.) 
25 



Digitized by VjOOQIC 



194 



DE OUDE TIJD. 



EEN DAG IN EEN WEESHUIS IN DE 18 c EEUW. 



M. W. SCHELTEMA, Ez. 



De weesverzorging is een vrucht van den 
christelijken Godsdienst. Ik wil daarmee niet 
beweren dat zij aan de eeuwen, die onze 
jaartelling vooraf gaan, ten eene male vreemd 
was; aan de beschaafde volken der oudheid 
althans was zij niet geheel en al onbekend. 
Den Israeliet wcrd zij door zijn wet voor- 
geschreven, en bij de Grieken en Roraeinen 
vinden wij eenige aanwyzingen van plaatsen , 
waar de weeskinderen en vondelingen werden 
opgenomen en verzorgd. Maar het spreekt 
van zelf dat de oudheid, zoo hard vaak en 
onmeSdoogend tegenover de geheele kin- 
derwereld, zich ook luttel liet gelegen lig- 
gen aan het vader- en moederlooze kind. 
Hoe meer echter de christelijke grondbegin- 
selen in de maatschappij begonnen door te 
dringen en een einde maakten aan het kin- 
deroffer, aan den kindermoord, en straffen 
stelden op gruwelen die zich niet noemen 
laten, hoe meer ook in de behoeften der 
weezen en verlatenen werd voorzien. 

Van algemeene en bepaalde weesverzorging 
evenwel is eerst in de 16 de eeuw sprake. 
Van dat belangrijk tijdstip dagteekent 't 
geen wij gewoon zjjn onder weesverzorging 
te verstaan. Van toen af begon zij een be- 
langrijk en afzonderlijk deel in te nemen, 
in de, als ik 't zoo noemen mag, wetteljjk 
geordende en geregelde armverzorging. Van 
dien tjjd dagtcekenen ook de meeste ge- 
stichten en insteilingen aan de verzorging 
en opvoeding der weezen gewijd. En het 
strekt zeker ons land tot eer, dat het ook 
op dit gebied der armverzorging , niet alleen 
de eerste, maar ook bovendien, aan den 
maatstaf dier tijden gemeten , de beroemdste 
en voornaamste plaats heeft ingenomen. De 
meeste weeshuizen toch in den vreemde 
werden destijds naar het model onzer ge- 
stichtcn ingericht. 

Vo6> onze eeuw werden de weeskinderen, 



zoowel als die klcinen die door hun onechte 
geboorte of door het verlaten hunner ouders 
aan den armenstaat vervallen waren, 6f 
uitbesteed in huisgezinnen , 6f in gemengde 
gestichten verpleegd 6f in bepaalde wees- 
huizen opgevoed. 

Over de uitbesteding der weezen in vroe- 
gere dagen wensch ik thans niet te spreken : 
zoo ook zal ik de verzorging der weezen 
in gemengde gestichten met stilzwijgen voorbij 
gaan. 

Ik wil alleen een kijkje nemen in een 
eigenlijk gezegd weeshuis der vorige eeuw, 
dat is een gesticht waarin alleen geheel- 
of half-verweesden werden opgenomen. 

't Gebouw beschrijf ik u thans niet; 
slechts enkele van die gestichten heeft men 
in onzen tijd geheel of gedeeltelijk vernieuwd. 
Gij hebt dus maar een oud weeshuis in te 
gaan om den indruk te ontvangen in "Los 
en Vast" ' zoo naar waarheid terugge- 
geven , en om te zien , hoe de weezen vroeger 
geherbergd werden. — Wij zullen er ons 
niet over ergeren dat de vertrekken laag, 
bedompt, donker, met tralie-vensters voor- 
zien zjjn , want men leeft nog in de periode 
toen licht , lucht en ruimte voor de gezond- 
heid overbodig werden geacht. 

Ook houdt gij -de opmerking maar voor 
u zelven dat de kamers van regenten en 
regentessen soms grooter zjjn dan die waarin 
de kinderen slapen of eten of leeren moeten , 
en dat men liever, bjj grooten toevloed op 
een ruimte voor slechts 30 geschikt, een 
50tal bergt (zou u hokt" ook juister ge- 
zegd z^n?) — op de slaapkamers b.v. legt 
men er drie in e^n kribbe om plaats 
te winnen — dan dat men ze een deel der 
ruimte van het regenten-heiligdom zou af- 
staan. Ergert u ook niet aan die prachtige 
portretten der stichters, soms volgens tes- 
tamentaire dispositie in de regentenkamers 



Digitized by VjOOQIC 



EEN DAG IN EEN WEESHUIS IN DE 18* EEUW. 



195 



opgehangen, eenige met uitdrukkelijke be- 
paling, dat de kinderen eenmaal 'sjaars 
voor die beeltenissen moeten worden gebracht 
om de herinnering aan hunne weldoeners 
levendig te houden. 

Laat ook de wapenborden van bestuur- 
ders, boven de breede schoorsteenmantels en de 
kozynen aangebracht , en die regentenstukken 
door kunstenaars vervaardigd — en waarvan 
sommigen nit de "saldoV ' mim betaald, niet- 
tegenstaande de kamers der kinderen te klein , 
veel te klein bleven ■ — laat ze met rust, 
en wees ten minste onze vaderen dankbaar 
dat ze kunstenaars en beeldhouwers en dich- 
ters aan het werk gezet en beloond hebben , 
om der wereld door die kunstgewrochten te 
verkondigen dat hnn lastgevers hnn loon 
weg hadden by hun liefdestichting en lief- 
dewerk. 

"Oeez* Godsbuisbouwera, die gctrouw, nooddruf- 

(tige armen 
Al 't jaar bediencnde, handhaven en beschermen. 
Staan in de wapens van hun stammen hicr ten toon, 
Wic armen handhaaft wintdehoogste wapcnkroon." 

'tis ons thans hoofdzakelijk te doen om 
te zien hoe de weezen , in de beste der ge- 
stichten dier dagen, werden opgevoed. Aan 
de reglementen van een der meest ver- 
maarde, ontleen ik letterlyk de hier vol- 
gende byzonderheden en schets ik u: 

EEN DAG IN HET GESTICHT. 

Onze dag begint vroeg , en wij kiezen een 
zomerdag. 

Even na vijven is de binnenvoogd, op 
andere plaatsen reeds binnenvader of vader 
genoemd , opgestaan en wekt de opgeschoten 
jongens, die buiten het gesticht op hand- 
werk gaan. 

Hij moet de trage wat aandrijven, want 
hem is in zyn instmctie voorgeschreven te 
zorgen , dat zy op hun tijd op den winkel 
komen. s 

Een kleine oorveeg dezen, een ribben- 
stootje genen toegediend, met een enkelen 
knoop er boven op , meent hij dat niet kwaad 
werkt ; onze weesvader, vroeger op zee 4 
maar door een stijf been op het drooge, en 
door voorspraak van zijn patroon aan het 



hoofd van het weeshuis geraakt, heeft die 
middelen te vaak by de jongens in 't voor- 
onder aangewend, om ze nu geheel te laten 
varen. 

Hy heeft den troep dan ook bij tijds in 
de eetzaal, en na een, die zijn haren niet 
al te goed heeft uitgekamd , een uitbrander 
te hebben gegeven , gaat hy hen "eerbiedig", 
in het gebed voor, zoo als in de instructie 
voorgeschreven staat , een formulier gebed op- 
zeggende, dat de jongens hem alien kunnen 
nadreunen. 

Dat in dit, gelrjk in ieder gebed, over 
voogden en voogdessen Gods zegen wordt 
afgebeden spreekt van zelve *. Aan de eer- 
biedigheid van het gebed haperde niets , want 
het wordt op een slependen toon opgezegd. 

De jongens krygen daarop hun boterham- 
men met boter en kaas 6 en hnn gewone 
kwantiteit bier 7 en trekken naar hun bazen. 

D« weesvader zorgt dat de poort goed 
achter hen gesloten wordt: een derweesjes 
bekleedt voor het verdere van den dag de 
rol van poortierster. * 

AANTEEKENTNGEN. 



1 Zie "Los en Vast", H de deel, 4 de afl. d867, 
Leiden bij S. C. van Doesburgh. 
8 Sommigen uit de saldo's ruim betaald. 

Onderscheidene regenten ontzagen zich niet 
uit de inkomsten der stichting hun wapen- 
bord of conterfeitsel te laten vervaardigen 
en in hun vergaderplaats te doen ophangen. 
Maar meermalen werden ook de regenten- 
stukken uit eigen beurs betaald of door an- 
deren aan het gesticht geschonken. 

Zonder het goede te miskennen of voorbij 
te zien , dat ook in vroegere tyden zich open- 
baarde, kan men toch beweren dat vaak 
zelfzucht en ijdelheid de dryfveeren en het 
beginsel dier zoogenaamde goede werken wa- 
ren. Evenmin als men by de bedeelingen der 
armen het waarachtig welzyn van behoeftige 
natuurgenooten op het oog had, nam men 
bij de verzorging der weezen het belang dier 
vader- en moederloozen ter harte , maar zocht 
men zijn eigen naam te vereeuwigen en zich- 
zelven een gedenkteeken te stichten. Met 



Digitized by VjOOQIC 



196 



DE OUDE TDD. 



enkele voorbeelden zal ik deze bewering 
staven. 

Merkwaardig zjjn in dit opzicht de Tes- 
tamentapia van de dekens en kannnniken 
te Utrecht, door Dodt van Flentburg in 
het archie/ voor kerkelijke en wereldsche 
geschiedenusen inzonderheid van Utrecht, 
deel II bl. 35 — 92, opgenomen. 

Waar o. a. in den aanhef van het Testa- 
ment van Thomas de Ngkirchen staat: 

"betrouwende op Godt almachtigch, dat 
"Godt een ootmoedigh hart niet versma- 
u den en zal" 

Leest men iets verder: 

"item ick geve die kerck Sante Johans t' 
"Utrecht eenen hogen zilveren beeker, doer 
"mijn waepen boven op 7 decxel staen , om 
"mede te communiceren op de hooch tjjden." 

In het testament van Johan van Renesse , 
deken van St. Jan t' Utrecht, lezen wfl: 

"daermede zeggende yegelijck adieu , adieu 
"tot in der eeuwichejjt ; daer wjj den anderen , 
"met Godts gratie ende deur zijn heglich 
"ljjden, weder in vreuchden zien zullen, n 
"alien bevelende middelre tijt onder sgn 
"heglige protectie bl^jvende, de vier wter- 
"sten, ende mgnder in u gebeden gedach- 
"tich. ist huijden myn beurt, morgen zult 
"den uwen wezen, daerom leeft als ghjj 
"sterven wilt, by tijds doende of latende, 
"dat ghjj stervende gedoen ofte gelaten zoudt 
"willen hebben, gedachtich, zoe voorseyt, 
"de eeuwichhejjt , die onbegrijpelick , sterven 
"dat soe seeker is ende daernae de sententie 
"Godts op de eeuwige glorie ofte verdoeme- 
"nisse , die onwederroepelick is , ende gedenckt 
"toch den armen, dat z\j nw patronen, als 
"de sententie goet mogen wezen, die aal- 
"missen blast de sonden, als het water het 
"vier, enz. Dat elcx, wie dezen aangaen mach 
"willen gerust wesen , aenziende , dat ick nujne 
"conscientie zoeke te soqveren ende de armen 
"mede te deelen , enz. Godt heeft die zonden 
"zoe hooch geacht , dat h\j die aen zjjn selver 
"liever gestraft heeft , het misdaet van Adam , 
"dan dear zijn rechtveerdicheijt ongestraft 
"te la ten, daerom moeten wjj wel schrick 
"hebben, dat geen dootzonde in ons wor- 
"telt, wjj sullen alles vermogen in die geen 
1 "ons versterckt nemende , een vast vertrou- 



"wen Godt onse vader en sal ons dan nyet 
"verloren laten, beminde, en laet a niet 
"verwonderen , dat ick dus schijne te diva- 
"geren, het hart is m\j vol daeraf, om van 
"de mgnen met dezen oorlof te nemen , al- 
"leen incluserende tot eendracht, haer son- 
"den te beclagen , ende dezelve met aelmissen 
"te blussen, haer vier wtersten te gedenc- 
"ken, voor mijn, arme zondige menschen, 
"gestadich te bidden, ende bjj tgts doen, 
"dat zg stervende gedaen wilden hebben." 

Uit de meeste opschriften van liefdadige 
gestichten ademt dezelfde geest. 

Zoo stond voor een hofke: 

Huqskens. van. Arent Sasboutz. v. Dussen. 
voor. den. armen. die. altoos. zullen. zQn. 
'tkomt. al. van. Godt. 
onderhout. sgn. Gebodt. 
dat. is. van. alle. Boecken. het. slodt. 
het. is. al. niet. 
die. de Werelt. besiet. 
peist. om. die. doot. 
die. niemant. spaart. 
Respice Tinem .... Spero melius 
1604. 

Voor eenige huisjes door eene weduwe van 
den predikant Wolterus Deutichem (die in 
1619 of 1620 te Augustinusga en Zuider- 
buren was overleden) aan de armen ver- 
maakt, was een steen vervaardigd, waarop 
de volgende inscriptie: 

Die acn de armen, 
Door ontf armen, 
Gaff dese woningh, 
Heeft *s Hemels zalen, 
Vrij van qualcn, 
Tot een beloningh. 

Toebe Greerts, weduwe van 
Wolterus Doetighem. 

Heeft de weduwe van den rechtzinnigen 
Deutighem (ik durf rechtzinnig zeggen, om- 
dat in dien tyd alle dienstdoende predikanten 
rechtzinnig waren, daar men de kerk pas 
van de onrechtzinnigen gezuiverd had) mis- 
schien zelve niet dat opschrift voor de door 
haar geschonken woningen laten makeu , men 



Digitized by VjOOQIC 



EEN DAG IN EEN WEESHUIS IN DE 18* EEUW. 



197 



ziet er in ieder geval nit, op welke een 
hoogen interest bjj znlke schenkingen werd 
gerekend. 

Boven de poort van een stads weeshuis 
stond, althans in 1798 nog, te lezen: 

Barmhartigfceid, ontvonkt in liefde en mede- 

(doogen , 
Strekt hier een toeverlaat voor de ouderlooze jeugd, 
Bewaakt het teeder k roost met nimmer sluime- 

(rende oogen; 
En voedt bet deftig op tot Godsvrncht, eer en 

(deugd. 
Zoo 3terkt de Burgerstaat zich zelf met nutte leden , 
En trekt nit 's HemeU troon een stroom van za- 

(ligheden . 
Men doorwandele de gestichten , en boven 
de poorten, in de gangen, in zalen, regen- 
ten-kamers , op de speelplaatsen enz. vindt 
men tal van rymen , opschriften waarnit , in 
walgelijke rymelary soma (de schoone en 
bekende van Vondel natnnrlijk niet meege- 
rckend), een geest van ydelheid ons toespreekt. 

Hebben "dankbare tydgenooten of nako- 
melingen" een monument opgericht voor den 
een of anderen "Weldoener" of "Weldoeners", 
die door een grooter of kleiner legaat een 
gesticht , dat in financieele moeielijkheden zat , 
gered heeft, 't laat zich verklaren en kan 
eenigermate goedgekenrd worden , al kan men 
ook moeielyk den glimlach weerhouden bfl 
die wijdloopige opschriften, waarnit blijkt, 
dat de legataris voor eenige dnizende gul- 
dens het voorrecht heeft gekocht, van der 
verlaten jeugd, of der lijdende menschheid 
als een toonbeeld van Godsvrucht ter na- 
volging te worden voorgesteld , en "een vader 
der weezen" genoemd te worden. 

Maar stuitend is het zeker, wanneer re- 
genten of legatarissen zich-zelven monumenten 
oprichten. 

Zoo vonden wy in een testament: 

"De Begenten sullen in de vergaderkamer 
eene genoegsame grote besloten kast met 
grote deuren met grote glazen daarin , van een 
goed slot voorzien, laten verraardigen bin- 
nen een tyd door den schenker nader te 
bepalen ten einde daar binnen een groot 
tafereel met een lyst omgeven te plaatzen 

waarop de portret van my en vrouwe 

levensgroot , mitsgaders de wapenen en 

grafschriften van myne teeder geliefde huis- 



vrouw en myner twee zo lieve teder beminde 
kinderen dogter en zoon, met al zulke orna- 
menten als de schenker zal goedvinden om 
er by te laten schilderen , moetende dit tafereel 
vervolgens wel zorgvuldig bewaard worden, 
en door een langen tyd, die dog alles ver- 
slind, te zeer verouderende , by tyds ver- 
nieuwd worden. 

"Het burgerweeshuis neemt aan en verbint 
zich om na 'toverlyden van my Schenker, 
de poort of ingang van meer geraeld gast- 
huis te yernieuwen en om beneffens denge- 
nen die 't zelve gasthuis gestigd hebben ook 
boven aan de vernieuwde poort of ingang te 

stellen de wapens van my schenker 

en van myne zalige allerliefste Huisvrouw, 
met inscriptie, dat die vernieuwinge mede 
geschied zij ter onzer gedagtenisse wegcns 
bezorging van een ruim inkomen aan de inwo- 
ners van dit gasthuis tot dezelver onderhoud. 

"Begeerende en bevelende ik Testator dat 
er bij vernieuwinge van de huizinge, een 
steen met de wapenen van my en myne zalige 
Ziel8vrindinne en eene inscriptie ter gedach- 
tenisse voorzien , in de gevel geplaatst worde." 

3 Op kun tijd op den winkel komen. 

Een artikel uit instructies der jaren 1767, 
1786 en 1808 luidt: "Deselve zal de jon- 
"gens op handwerken gaande alle morgens 
u tydelyk opwekken en ordre stellen dat een 
"yder tegen de gesette tijt op sijn winkel 
"kome, en dat alvorens deselve uitgaan 
"door hem of door een der geschikste en 
"bequaamste jongens een morgen gebedgedaan 
"worde eerbiedig in uwe tegenwoor(ligheid.' , 
4 Onze tceesvader, vroeger op zee. 

Men zou verwacht hebben en nog ver- 
wachten dat zy die tot een opvoedkundige 
taak geroepen werden, het eerst en het 
liefst gezocht werden onder hen die met 
het onderwfls en de opvoeding van kinderen 
belast en bekend waren. Dat was echter in 
den regel het geval niet. Oude zeelieden en 
militairen, rhumatiek geworden koetsiers en 
huisknechts, meestal ongehuwd en altyd 
zonder kinderen , werden met de verzorging 
der weezen belast. Men rekene dat onze 
vaderen niet te zwaar toe! Men herinnere 
zich welke personen in dien "goeden ouden 
tyd" met het onderwys werden belast. On- 



Digitized by VjOOQiC 



198 



DE OUDE TIJD. 



begrijpelijker is het, dat men nog in onzen 
tyd het u zonder kinderen" in bijna ieder 
advertentie leest waarbjj weesvaders en moe- 
ders worden opgeroepen, en dat men nog 
zoo velen aan het hoofd dier inrichtingen 
plaatst of laat, die voor administratieve 
betrekking misschien zeer bekwaam, maar 
voor opvoeders weinig geschikt zfln. In de 
wees- en godshuizen die ik bezocht vond ik 
hier een gewezen boerenarbeider, wiens goed- 
hartigheid niet opwoog tegen zijn plompe 
manieren , daar een timmermansknecht , wiens 
verlies van een paar vingers vooral tot aan- 
beveling bij zijn sollicitatie scheen gestrekt 
te hebben , elders een 50jarigen turfschrpper. 
Ik maakte kennis met een 74jarigen gewezen 
bakker, die op hoogen leeftijd gefailleerd, 
uit medeljjden met zijne 65jarige vrouw tot 
weesvader en weesmoeder waren verheven 
en op hun ouden dag in eens volop in de 
kinderen gezet, en met de zorg van een 
lOOtal belast waren. Ik trof een zeventiger 
aan , wiens vroegere betrekking mrj werd op- 
gegeven als geweest te zijn: helledordier , 
om van een tal van gewezen onderofficieren , 
hnisknechts en koetsiers niet te spreken. 
Wanneer men eens een lijst opmaakte van 
al degenen die tot de taak van weezenop- 
voeders geroepen zijn, met opgaaf van hun 
vroegere betrekking, dan zou men zien hoe 
zelden die taak wordt opgedragen aan men- 
schen die voor hare vervulling eenige oplei- 
ding hebben gehad. Ik wil niet ontkennen 
dat een gewezen onderofficier plus eene vrouw 
en minus kinderen, een zeer goed mensch 
kan zijn, die fiksch met kinderen, jongens 
en meisjes kan omgaan , maar dezulken zul- 
len toch tot de uitzonderingen behooren, en 
't moet bevreemding wekken dat weesvaders 
en moeders 't meest uit hen worden geko- 
zen die er hot minst toe gevormd en opge- 
leid zijn. — Men heeft inrichtingen tot op- 
leiding van bewaarschool-onderwijzeressen , 
kweekscholen voor onderwijzers ; zou het 
niet wenschelgk zijn dat ook eene inrichting 
in het leven werd geroepen , waar zij , die 
met de opvoeding der 25,000 weezen in ons 
vaderland worden belast , daartoe vooraf de 
vereischte opleiding ontvingen? In ieder ge- 
val , men moet of het inkomen der weesva- 



ders verhoogen, of een pensioen aan hun 
betrekking verbinden, opdat men beschaafde 
en ontwikkelde menschen voor haar winne. 
Voor / 1 50 als minimum en / 600 als maxi- 
mum, zonder eenigen waarborg voor den 
ouden dag — mag men een der gewich- 
tigste en meest gebondene betrekkingen op 
zulk eene wijze honoreren? "Maar dan moet 
men zijn budget verhoogen!'* Ontegenzeggelijk. 
0, die zuinigheid in zulk eene belangrijke 
aangelegenheid ! Verbeeld u dat een spaarzaam 
huisvader ter wille der dubbeltjes een brave 
keukenmeid tot gouvernante zijner dochters , 
een zuinige gemeenteraad den veldwachter 
tot directeur der burgerschool aanstelde ! — • 
6 Dat in dit gelijk in ieder gebed over 
voogden en voogdessen Gods zegen 
werd afgebeden. 
In oude instruction heb ik dit voorschrift 
niet gevonden, wel in die van lateren tijd. 
Zoo ook wordt in de oudste instruction die 
ik onder de oogen heb gehad, niet van den 
eerbied gesproken dien de bearabten regenten 
verschuldigd zijn, terwijl ik in die van het 
einde der vorige eeuw, niet alleen in de in- 
structie van den binnenvoogd en weesmoeder, 
maar ook van de naaimoeder, keukenmoeder, 
schoolmeester, bakker, kleermaker enz. aan 
het begin of het einde een artikel las: "zal 
"verpligt zijn de heeren voogden en vrouwen 
"voogdessen en ieder der zelven alle behoor- 
"lijke onderdanigheid te bewijzen." 
6 Bo ter en Kaas. 
Men kan het opkomend geslacht niet te 
degelijk voeden, maar boter en kaas, dat 
noemden onze vaderen "zuivel op zuivel", en 
zij beweerden er van: "'t is het werk van 
den duivel." In het werkje, uitgegeven door 
den Utrechtschen onderwijzer Simon de Vries , 
getiteld: "de Zeven duivelen regerende en 
vervoerende de hedendaagsche dienstmaagden" 
in 1682, wordt over "de likduivel" gespro- 
ken en merkwaardige staaltjes aangaandede 
overdadigheid der onderhoorigen meegedeeld. 
Zou ook de ontevredenheid van sommige 
weezen als zij dienstbaar worden, zou ook 
de armoede de zij later lijden , haar oor- 
zaak hebben in die overdaad, waarmede zij 
in hun jeugd gevoed worden ? In geen gezin 
van een handwerksman , ja ik durf beweren 



Digitized by VjOOQIC 



EEN DAG IN EEN WEESHUIS IN DE 18 e EEUW. 



199 



in weinig gezinnen van den winkelier en 
kleinhandelaar, krijgen de kinderen dagelijks 
boter en kaas, bier en vleesch. Geeft 
degelijk, geeft afwisselend, geeft voedzaam 
voedsel — maar, Regenten onzer rijke wees- 
huizen! vermjjdt alle overdaad en weelde en 
vergeet niet dat uwe weeskinderen , om later 
in de maatschappij zich zelven en hunne 
kinderen dagelijks vleesch , boter, kaas , bier 
enz. te kunnen geven , zij een daggeld moeten 
verdienen hooger dan *t geen thans in den 
regel wordt uitgekeerd , en zij , om het geld , 
tot zulk eene levenswijze of huishouding 
noodig , te bezitten , in de maatschappjj zullen 
moeten optreden met een niet onaardig ka- 
pitaal, 't zij in klinkende munt, 't geen 
minder wenschelijk is, 't zg in degelijke 
kennis en bekwaamheid , die boven alles gaan. 
7 Hun kwantiteit bier. 

In verscheidene gestichten had men be- 
halve een bakkerij ook een brouwerij — en 
de bakker, tevens brouwer, mocht het bier soms 
voor 4 caroli guldens het vat verkoopen. 
8 Be rol van portierster. 

Nog heeft men in veel kleine gestichten 
een cipier, ik verschrfjf mij: een portier, 't 
geen aan het geheel iets gevangenis-achtigs zou 
geven. Dat in de stads weeshuizen aan den 
straatkant de deur afgesloten is en zonder 
aanschellen niet open gedaan wordt, laat 
zich begrijpen, hoewel ik er de noodzake- 
lijkheid niet van inzie. Maar dat men er 
van binnen niet uit kan, zonder dat de 
portier met een grooten sleutelbos voor den 
dag komt, is nog al akelig. Hoe geheel an- 
ders op M«ttray ; daar is alles open , en het 
gevangenisachtige , dat over de meeste wees- 
huizen van onzen tijd een somberen tint 
werpt, is daar geheel afwezig. En hoewel 
op Mettray de uit- en ingang vrij is , loopen 
de jongens toch niet weg! Zie noot 14. 
{Wordt vervolgd.) 



BELASTING OP ADVERTENTIEN. 

Op biz. 357 van "de Oude Tijd" komt 
een kurieus bericht voor, omtrent het toe- 
zicht op doods-advertentien. — Niet minder 
den geest des tijds kenschetsende , is eene 
publicatie van het Provinciaal bestuur van 



Holland van 5 October 1797, waarbij eene 
belasting wordt gelegd op bekendmakingen 
in couranten , van geboorte- , trouw- en dood- 
berichten. — De hoofdinhoud van die be- 
kendmaking volgt hier. 

VRIJHEID, GELIJKHEID, BROEDERSCHAP. 

Publicatie. 

Het Provintiaal bestuur van Holland , aan 
alien de geenen hunner Medeburgeren. die 
deze zullen zien of hooren leezen, Heil en 
Broederschap ! doet te weten: 

Dat het voor heen gebruiklijk is geweest, 
dat door de Ingezetenen van deze en de overige 
Provincien van dit gemeenebest, doormiddel 
van geschreven of gedrukte brieven, op de 
gewone post-comptoiren ingestoken of besteld 
wordende, aan derzelver bloedverwanten of 
goede bekenden , van de geboorte- , huwelijks- 
en sterfgevallen kennis te geven; doch dat 
zedert eenigen tijd de gemelde gewoonte 
veelal in onbruik is geraakt, als hebbende 
men, zo in deze als andere gewesten, ge- 
practiseert, om de gemelde notificatifin te 
doen bij advertentien of berichten in de pu- 
blicque nieuwspapieren , waardoor niet alleen- 
ljjk de kosten, vallende op het drukken van 
zoodanige missives, (hetwelk veeltgds plag 
te geschieden) maar ook de porten, die an- 
derzins, zoo van de Communicatie-brieven , 
als van de rescriptie op dezelven, betaald 
wierden, grotendeels bespaard worden. 

Dat hoezeer wij, aan de eene zijde, aan 
onze medeburgeren geenzins willen betwisten 
de bevoegdheid en het vermogen , om de res- 
pective geboorte- , huwelrjks- en sterfgevallen , 
waartoe zij eenige betrekking hebben , in dier- 
voegen, als zij zouden mogen te rade wor- 
den, en dus ook door middel der nieuws- 
papieren , dagbladen of tijdschriften , alomme 
bekend te maken ; w|j echter , aan den anderen 
kant, ons verplicht vinden, om, inzonder- 
heid in de tegenwoordige t\jdsomstandighe- 
den , daar wij zelfs door buitengewoone geld- 
heflfingen in 's Lands-financieele behoeffcens 
hebben moeten voorzien, zooveel doenlijk is, 
te zorgen, dat op eene billijke wflze worde 
te gemoet gekomen aan de schade , die daar- 
door wordt toegebragt aan de inkomsten van 
dit gewest , van welke het provenue der pos- 



Digitized by VjOOQIC 



200 



DE OUDE TIJD. 



terijen geen onaanzienljjk gedeelte uitmaakt. 

Dat wij, ten einde wegens het voorgemelde 
gemis eene redeljjke schadeloosstelling voor 
en ten behoeve van de gemeene zaak te effec- 
tueeren, hebben goedgevonden te decreteeren 
en bepalen, eene belasting op alle de ad- 
vertentifin of berichten van geboorte- , huwe- 
lijks- en sterfgevallen , die door, of op last 
van de Ingezetenen dezer provincie , na primo 
November dezes jaars 1797 , in eenige nieuws- 
papieren, hoe ook genaamd, zullen worden 
geplaatst, in voege en maniere hierna vol- 
gende : 

Art. 1. 

Voor elke adtrertentie zal, zoo dikwyls 
als dezelve in een nieuwspapier geplaatst 



wordt , deze belasting betaald worden , wan- 
neer zij behelst 

a. het bericht der geboorte van kind of kin- 

deren / 1 : — : — . 

b. Een huwemks-notiflcatie /3 : — : — . 

c. De bekendmaking van een sterfgeval 

/2:-:-. 

Zullende dienvolgende , wanneer men in 
meer dan een nieuwspapier zoodanige noti- 
fication zal willen doen stellen, voor ieder 
van de gemelde papieren afzonderlijk moeten 
betaald worden. 

De overige artikelen bepalen op welke wijze 
de belasting raoet betaald worden , terwfll het 
slot-artikel u de Contraventeris" bedreigt met 
eene boete van /100 : — : — ! 



HET KRAAMKLOPPERTJE. 



Wanneer gij Haarlem bezoekt, zal het n 
niet dikwijls gebeuren, dat gij niet hier of 
daar een dear ver- 
sierd vindt met een 
met groote zorg 
geplooid vierkant 
lapje kant. ElkNe- 
derlander weetwat 
dit bcteekent, elk 
kent het kraam- 
kloppertje en is er 
zekcr van , dat zich 
in het huis, waar er 
een uithangt, een 
kraamvrouw en een 
jonggeborene be- 
vinden. 

Over het algemeen 
meent men , dat 
Haarlem de eenige 
stad is, waar dit 
gebruik heerschte 
en nog heerscht , als eene herinnering aan de 
belegering en de inneming der stad door de Span- 
jaarden, die, als een bljjk van hunne menschlie- 
vendheid , de kraamvrouwen en pasgeborenen 
wildende sparen, hare huizen van plundering 
zouden verschoond hebben, waartoe die van 
een onderscheidingsteeken als het kraam- 
kloppertje of een met linnen omwoelden klopper 



Het Kraamkloppertjr 



moesten voorzien worden. Dit alles is echter 
slechts een vertelseltje , vooreerat wjjl de 
kraamkloppers niet 
alleen in Haarlem, 
maar ook in andere 
steden in gebruik 
waren, b.v. Enkhui- 
zen , Amsterdam , 
Hoorn , Dordrecht 
en meer plaatsen , 
en ten tweede wa- 
ren ze allang v66r 
1573, min8tens al 
in de 15 e eeuw 
bekend, daar Eras- 
mus er over spreekt, 
als hebbende ze 
reeds in zijnejengd 
gezien. 

Maar waarvan dan 
dat gebruik? Een- 
voudig om te ken- 
nen te geven , dat daar in huis eene kraam- 
vrouw is , en men daarom zich wat te wach- 
ten heeft met gedruis te maken. Om dezelfde 
oorzaak had men ton platten lande hier en 
daar een bos palm aan bet hek of aan de 
deur van de boerdery. Zoo ook wordt thans 
de schel nog wel omwonden. En in den tyd , 
toen nog de deurkloppers gebruikt werden , iie 



Digitized by VjOOQIC 



HET KRAAMKLOPPERTJE. 



201 



zulk een ontzaglgk geweld maakten, was 
eene waarschuwing dubbel noodig. Waar- 
schijnlijk heeft men eerst gedaan, wat het 
dichtst voor &6 hand lag, en den klopper 
omwonden met linnen of eenige andere het 
geluid dompende stof , en later heeft men 
daarvan een sieraad gaan maken. 

Het kloppertje bestaat uit een plankje, 
waarin een stiftje, en waarover een lap 
rozenroode zijde gespannen is, die op zyn 
benrt overtrokken wordt met een sierlijk 
aan de vier hoeken als een waaier geplooide 
kant. Op die wijze wordt een langwerpig 
vierkant gevormd, dat als in een lyst De * 
sloten is. Is de jonggeborene een meisje , zoo 
wordt tnsschen de kant en de roode zijde 
een wit papier geschoven, 266 dat slechts 
de helft van de laatste te zien korat. Is 
het echter een jongen, dan komt de roode 
zijde geheel en in haren vollen luister te 
zien; alweer een bewijs, hoe veel meer prijs 
er gewoonlijk gesteld werd op het bezit van 
jongens dan van meisjes. Bij een twee- of drie- 
ling worden twee en drie kloppertjes uitge- 
hangen. Zijn de onders in rouw, zoo wordt 
de roode zijde door zwarte, en de kant 
door linnen of kamerdoek vervangen. Vroeger 
maakte men er byzonder veel werk van om 



de kloppers zoo kostbaar mogelyk te maken 
en elkander daarin te overtreffen ; 00k schonk 
de bruigora dikwijls aan de bmid een kanten 
strik met rozenrood lint 266 lang en 266 
breed, dat daarvan later een klopper zon 
kunnen gemaakt worden. Nauw is het kind 
geboren, of de klopper wordt uitgestoken, 
en alleen 's avonds ingenomen. Als 't slecht 
weder is , dan komt er een meer ordinaire ; 
soms is er 00k een Zondagsche , die tevens by 
de kraamvisites voor den dag komt ; en zoo 
gaat dat voort tot de vrouw haar eersten 
kerkgang doet. 

De kraamheer, by wien een kloppertje 
tiithing, schynt vroeger verschillende voor- 
rechten gehad te hebben, die echter meer 
nit stedelyke gebruiken sehijnen voortge- 
sproten te zijn. Hij was b.v. vrjj van 's nachts 
op de wacht te gaan ; geen gerechtsdienaar, . 
drankpeiler, broodweger en dergelijk onwel- 
kom volkje mocht zijn hnis betreden , en geen 
schuldeischer hem manen , waarvan wel eens 
misbrnik gemaakt is, zooals Berkhey ons 
mededeelt van zeker grossier, die het klop- 
pertje al maar liet hangen, en het zou 
hebben laten hangen, zoo de peiler hem 
geene waarschuwing daarover had doen toe- 
komen. 



VAN "OVER HET IJ." 

DOOR 

J. HONIG Jz. Jr. 

(Vcrvolg vnn bind/.. 147.) 



De boeijer stak van wal. 't Was een 
sierlijk vaartuig en we konden ons best be- 
grypen, dat de kooplui, voor hunne reizen 
naar stad, liever van deze boeyers dan van 
de veer8chuiten gebruik maakten. Hoe zin- 
deiyk en net was niet alles gehouden. De 
hagelwitte zeilen aan den als gepolijsten mast , 
de glanzende geharpuisde boorden, het als 
zilver blinkend yzerwerk, het schilderwerk 
en verguldsel, alles toonde de ijverige hand 
van den "boeyerknecht ," en bewees dat 

I61O. 



deze zijn weekgeld verdiende. 't Was dan 00k 
even goed zyn trots als die van den meester, 
wanneer men den boeijer om zyn uiterlijk 
prees en roemde als een best zeiler. 

Hoe ruim was niet die stnnrstoel, rondom 
met banken voorzien ; hoe gemakkelijk niet 
die net geschilderde roef met de kussens 
op de zitplaatsen en dat tafeltje in het 
midden! "Ja, beziet het vrij!" zeide onze 
gastheer. u 't Is een kleine kamer en kan 
tevens tot logics dienen. Als ge de banken 

26 



Digitized by VjOOQIC 



202 



DE OUDE TTJD. 



opslaat en uithaalt , hebt ge goede kooyen , 
en die kasten , daar in de hoeken , bevatten 
een heel huishouden. 't Is dan ook niets 
vreemds om togtjes van een dag of wat 
met den boeijer te raaken , 't zij naar den 
Haag, Rotterdam of Dordt, en — wat men 
niet zeilen kan , dat wordt gejaagd. Voorleden 
jaar nog deden we met "zelschap" een reisje 
langs de Vecht naar Utrecht. Dat was heerljjk , 
zoo langs al die bnitens te varen ; en al 
ondervond onze zak de waarheid van 't 
rijmpje : 

Die wil varen langs de Vccht, 
Leg zijn beursjc op de plecht, 

toch beklaagden we ons dat geld aan de 
jagers niet. Ja , ik weet niet of 't eens wel 
aangenamer geweest zou zijn, als er een 
koeltje in de zeilen geblazen had. — Zie, 
't is als ik u vroeger vertelde: de boeijer 
is ons voertuig voor vermaak, en om naar 
stad te komen is het zeilen met den boeijer de 
gemakkelykste en goedkoopste gelegenheid." 

Onze man aan het roer toonde dat hij 
zijne taak meester was ; al vorderde die door 
den slappen wind luttel krachtsinspanning , 
toch bemerkten wij wel, dat van een schip- 
per op de Zaan veel oplettendheid gevor- 
derd wordt, zoo door het vallen der winden 
tusschen de bebouwde gedeelten , als door de 
vele vaartuigen, schuitjes en houtvlotten, 
die ginds en herwaarts zich op den stroom 
bewogen. De knecht v66rop liet dan ook 
telkens een waarschuwend woord hooren. 

't Was een genot z66 den stroom, met 
de afwisselende tooneelen die telkens zich 
voordeden, langs te zeilen, en we waren 
eerder aan den Dam dan we vermoedden of 
wenschten. In plaats dat we de zoogenaamde 
kleine Sluis inliepen , om in het IJ te schutten, 
lag de boeijer achter een der herbergen aan , 
waar reeds meer boeyers, tentjagtjes en 
schuitjes lagen, terwijl we opmerkten dat 
aan het zoogenaamde oploopen van den Dam 
eene menigte menschen zich bewoog en de 
toegang daar als versperd scheen. 

Wij zagen onzen gastheer aan, en alsof 
hij begreep wat wij vragen wilden , zeide hij : 
"Van ochtend zijt ge de oostzij langs gegaan 
en kondt dus niet vermoeden, dat op de 



terugreis de westzij minder toegankelijk zou 
zijn ; — daardoor hebt ge tevens het middel 
niet ontdekt, waarop ik in ons gesprek 
doelde , toen ge weten wildet ,' hoe de groote 
schepen uit de Binnen-Zaan naar buiten 
moesten komen. Wel zijn er, als ge ziet , drie 
sluizen in "den Dam" , maar twee slechts zijn 
schutsluizen , waarvan de grootste zelfs geen 
kofje doorlaat ; de derde is alleen een uitwate- 
ring of duiker. Zoo aanstonds zal uwe nieuws- 
gierigheid voldaan worden. — Zie , daar, 
waar aan de westzijde de weg als tegen den 
Dam schuins oprijst of "loopt," daar langs 
is, tusschen de huizen aan den Dam, by 
die opening aan de Binnen-Zaan, wat we 
den Overtoom noemen en waar nu de sche- 
pen over gewonden worden. Men is reeds druk 
bezig , maar we komen nog juist van pas. — 
Zou het niet goed wezen , Hein," vervolgde 
nu onze gastheer tegen den eigenaar van 
den boeijer, "zoo Jan door de sluis ging? 
Als de vrienden dan hier alles gezien hebben , 
kunnen we daar weer scheep gaan en het 
afloopen zien." 

"Best" was 'tantwoord, "en als Jan dan 
aan de oostzij van den steiger gaat, en de 
wind blijft 266, dan kunnen Gerrit en ik 
de vrienden naar Amsterdam brengen ; 't is 
bezeild en lichte maan. — We kunnen trjdig 
genoeg weerom zijn." 

Hoe aangenaam dit laatste voorstel ons 
ook in de ooren klonk, toch achtten wij 
het te veel gevergd van onze jonge vrienden ; 
maar we konden niet opzeilen tegen het 
vaste plan om ons genoegen te doen , en 
gaven ons dus willig gevangen. 

Wij stapten alzoo uit, en Jan voer met 
den boeijer naar de sluis. 

Aan den Overtoom was men reeds druk 
bezig. — Op het gevaar af om, zonder 
dat de noodige afbeeldingen de beschryving 
verduidelijken , van den werktuigelyken ar- 
beid, dien wy zagen, een minder volkomen 
denkbeeld te geven dan welligt aangenaam 
zou zijn, willen we toch trachten weder te 
geven , wat we opmerkten. 

Verbeeld u een plek, ter wederzyde met 
huizen bezet, waarvan de grootste breedte 
25 voet en de geringste 24 voet bedraagt, 
terwyl langs die huizen , zoowel aan den oost- 



Digitized by VjOOQIC 



VAN "OVER HET IJ. 



203 



als westkant, een smal straatje loopt. De 
ruimte tusschen die beide straatjes over- 
blijvende, en ongeveer 25 voet breedte be- 
slaande, is de eigenlijke Overtoom, of het 
westeinde van den Dam. l — Wij vonden 
dien Overtoom in de breedte met zware dwars- 
balken , digt aan elkander gevoegd , belegd ; 
van de Binnen-Zaan schuins oploopende ter 
lengte van 80 a 90 voet , en vervolgehs met 
eene vlakte in het midden van bij de 20 
voet , om dan , ter lengte van omstreeks 50 
voet , naar de Buiten- of Voorzaan af te dalen. 
Aan de Binnen-Zaan liep dit houtwerk nog 
eenige voeten onder water, ten einde die 
schepen, welke meer dan gewonen diepgang 
hadden, er te gemakkelijker op te krijgen. 
Langs het midden van dezen houten vloer 
lag een balk, naar gis 7 duim dik en tus- 
schen de 12 a 14 duim breed, welke "Leger" 
genoemd wordt, om reden de kicl van het 
schip bij het overwinden daar langs geleid 
werd. Die lejjer lag niet lijnregt , maar was 
ten westen wat uitgebogen om de engte der 
plek, waar 't schip niet regt door kon en 
door de rondom staande huizen een aanmer- 
kelyken draai moest nemen. Wijl de kiel 
daardoor sterk tegen de westzijde van den 
leijer moest aanloopcn , had men dit bezwaar 
trachten te verminderen , door deze ten oosten 
op verscheidene plaatsen met dwarsbalken 
te schoren , die weder door een anderen balk , 
welke langs den geheelen oostkant van den 
Overtoom lag, gesteund werden. Op de 
westzijde van den Overtoom lag een breede 
platte balk, om het werk vlak te houden 
en de palen, die tot het overwinden dien- 
den, op hunne plaats te houden, waarvan 
er een ten halve en een ander op het hoogst 
van het werk stond. 

Voor het overwinden zelf waren drie 
spilleu in gebruik, de een ten oosten op 
den Dam, en de beide anderen ten westen 
van den Overtoom geplaatst, waarvan er 

1 Nog heden kau men, ofschoon, door het 
ophoogen van straat en weg, minder in het oog 
vaHcnd, bij het zoogcnaaindc "oploopen van den 
Dam" de vroegcre ligging van dien Overtoom op- 
merken ; tcrwijl die doorgang nog dea winters 
door vrachtsleden enz. van dc Zaan naar buiten 
dient. 



een omtrent het einde op den Hoogen- 
djjk, de volgende een weinig zuidelijker 
benedenwaarts aan de voeting van den Dam , 
die daar met hout bevloerd was, en welke 
dekking de hellinglui het "schavot" noemden. 
In ieder dezer spillen staken vier doorgaande 
windboomen van 11 duim dik en 16 a 18 
voet lang. Zjj werden bewogen naar mate 
de grootte van het schip handen vbrderde; 
men rekende voor elke spil tusschen de 24 
a 30 man noodig te hebben. 

Het werk werd begonnen met de wes- 
terspil op den Hoogendjjk. — Een*touw, 
omtrent 7 duim dik in het rond, liep door 
twee groote zware blokken , elk met drie 
groote schijven, twee achter en een voor. 
Het eene blok werd aan het schip bevestigd 
met behulp van een zwaren yzeren bout, 
die door den voorsteven gestoken werd, en 
daar aan elken kant ruim een half voet 
uitstak ; ter wederzijde hiervan was een strop 
van 9 duim dik gelegd. Het tweede blok, 
met een dergelijken strop , was aan een paal 
geplaatst, ter halver hoogte van den Over- 
toom , aan de westzijde. — Vervolgens werd 
de losse bogt van het touw aan de wester- 
spil op den dijk gelegd, en daarmede het 
schip met den voorsteven uit het water 
gewonden. 

Een dergelyk stel blok- en touwwerk was 
ter zelfden tijd ook aan de oosterspil gereed 
gemaakt, en even zoo met behulp van een 
bout, maar nu, daar het werk reeds ge- 
vorderd was, aan de kiel bevestigd en toen 
op dezelfde wijs er mede gewonden. — Alsnu 
werd ook het werk van de westerspil aan 
de kiel geplaatst en het blok op den Over- 
toom een paal verder zuidwaarts gebragt. 
Daarop werd nog een derde stel blok- en touw- 
werk aan de westerbenedenspil in gereed- 
heid gebragt en, even eens als met het 
eerste geschied was , aan den voorsteven ge- 
legd, doch merkelijk lager. Er werd nu met 
alle magt aan de drie spillen gewonden. De 
stoere mannen, die er hunne kracht aan 
toon den, hadden moeite te over, maar toch 
was er gang in het schip en het achterdeel 
bijna uit het water. Toen men z66 ver ge- 
vorderd was, werd de arbeid aan de 
Westerspil gestaakt, even als aan de oos- 



Digitized by VjOOQIC 



'204 



DE OUDE TIJD. 



terspil , en schaakte men de blokken zoo ver 

van elkander at, dat, terwijl het eene op 

't hoogst van den Overtoom bleef , het andere , 

lan£s de zijden, aan den achtersteven van 

het schip kon gebragt worden. Hier werden 

nu beide stellen vereenigd, in dier voege, 

dat ze te gelijk moesten nedervallen wanneer 

het schip te water, liep , terwijl deze touwen 

tevens het terugglijden te keer moesten gaan. 

Op nieuw werd nu met alle magt ge- 

wonden , en lustig klonk het gezang der 

werklieden, waarmeS menigeen onder de 

toeschouwers instemde. Daar rees een luide 

kreet op! Wij vreesden voor een ongeluk, 

maar onze geleider stelde ons gerust, en 

zeide , dat dit niets dan een teeken was 

van de opzigters, dat het schip begon te 

"duiken" en alles alzoo naar wensch ging. 

Wij zagen dan ook het werk van de be- 

nedenspil wegnemen en de gaten in de kiel 

en steven stoppen. In het voorschip was in- 

middels het einde van een zwaar touw door 

de kluizen opgetrokken , dat met het andere 

einde, verre oost aan, op den onderdam 

aan een paal vastgesjord was en achter eene 

tweede lag, om, zoo als men ons uitlegde, 

het schip bij het afloopen daarmede oost- 

waarts te doen draaijen, ter vermijding van 

den Hoogendyk en de daar gelegene werven , 

die zich, van den Overtoom af, eenigzins 

oostelijk uitstrekten. — Aan de beide andere 

spillen was inmiddels met onverzwakte kracht 

gewerkt, en het zich voortbewegende schip 

begon gedurig meer te duiken , om , wanneer 

het eindeljjk geheel overwigtig werd, de 

schuinte af in het water te loopen. Dan zou 

het zware touw zijne dienst doen; en als 

het schip, oin den dijk en de werven te 

mijden, oostwaarts genoeg gedraaid was, 

liet men het einde in het schip glippen en 

werd het, met behulp van een lange ljjn, 

gebragt waar men wilde. 

Hoewel het ons gevraagd werd, en me- 
nigeen zich op het dek van het met vlag- 
gen versierde schip bevond, wij hadden niet 
veel lust om daarmede den afloop te doen, 
al verloren wij dan ook de gelegenheid om 



te zien, hoe men in het schip zelf voor 
het overwinden gearbeid had , en 'tgeen toonde 
hoe men op alles bedacht was. Daar binnen 
toch was het overal gestut door middelvan 
schoren, welke van het zaadhout tot aan 
de knies kwamen; even zoo had men onder 
de dekbalken gehandeld. — De Overtoom 
zelf werd , naarmate het schip er over kwam , 
ter p/aatse waar de kiel langs schuurde, 
met vet gesmeerd ; een middel , dat vooral 
bij droog weer, zoo als men ons vertelde, 
niet te weinig of te zuinig mogt toegepast 
worden, terwijl dan tevens het hout van 
den Overtoom , zoowel als de windassen , reeds 
dagen te voren nat gehouden werden. Ook 
waren nog onder de kimmen van het schip 
gesmeerde blokken gelegd, ten einde het 
overhellen te beletten en het zooveel moge- 
lijk in eene regte rigting te doen afloopen. 

Wanneer de schepen grooter en zwaarder 
waren dan er thans een werd overgewonden , 
lag men een of twee ligters voor den Over- 
toom, en met de daarop geplaatste spillen 
werkte men even zoo als met die, welke 
op den Overtoom zelf stonden , tot zoolang 
het schip op zyn hoogste punt kwam en 
begon te duiken; waarna ze werden wegge- 
voerd, om plaats voor het afloopende vaar- 
tuig te maken. 

Dit was het wat wjj opmerkten en ons 
medegedeeld werd, zoowel door onzen vriend als 
door een der mannen, die het werk bestuurden. 
Toen wij dit alles gezien hadden, stelde 
onze vriendelijke gastheer ons voor, om 
eens een ander gezigtspunt op het werk te 
kiezen. Wij volgden hem langs het smalle 
straatje, voorbij een huis ter halverwege de 
oostzijde van den Overtoom , wat hij ons aan- 
wees als het t4 touwhuis ," zoo genaamd om 
dat daar al het materiaal, bij het over- 
winden gebruikt, geborgen werd. Een paar 
huizen verder stapte hij een stoep op en 
zeide, dat wij hier ongetwijfeld nog wel 
iets zoude vinden, wat ons, bij het zien 
naar het werk , te gelijk aangenaam zou be- 
zig houden. 

{Wordt vervolgd.) 



Digitized by VjOOQIC 



DE MEELMOLEN. 



205 



DE MEELMOLEN. 



Wrj willen hoopen, dat deze afbeelding 
duidelijk genoeg aan den lezer een denkbeeld zal 
geven van de samenstelling dezer meelmo- 
lens, daar het ons niet gelukt is, er eene 
beschrijving van te vinden. Alleen weten we , 
dat de meelwagen of molen uitgevonden of 
u ghepractiseert" is u door den grooten inge- 
nieur Pompeus", en ze gebruikt werden in 
de belegering van Lochem en Groenlo door 



'van den crijgsoversten Spinola gemalen , Leg- 
gende inde quartieren voor Lochem en Grol 
in de Maent van Julius ende Augustus 1606." 
"De Meelmolen is zeer geschikt", voegt 
de Heer Bon, aan wien wij deze plaat te 
danken hebben , er bij , u om , in plaats 
van door paarden — in onze eeuw van 
stoom, — door stoom-paardenkrachten ge- 
dreven te worsen, 



De Meeliuolen. 



den grooten Spaanschen bevelhebber Spinola. 

Er waren er "soo veel int getal," zegt 

het onderschrift op onze afbeelding, "dat 

men brjnaest conde genoech voor den Leger 



Men kan daarmee de goe lieden in 't leven 
behouden, totdat zij, volgens alle regelen 
der kunst, door de kogels uit de getrokken 
kanonnen doodgeschoten worden." 



DORDRECHT IN DEN AANVANG DER 17* EN DER 19 e EEUW. 

DOOR 

Dr. G. D. J. SCHOTEL. 
Vervolg van bladz. 173. 



Hoe veel stoffe zou een Jacob Campo Weijer- 
man, indien hij onder hen geleefd had, niet 
voor zijn Histoire anecdotique der schilders 



hebben kunnen verzamelen ! Een dier heeren 
vroeger weesjongen, had het vrij ver in de 
kunst gebragt. Eens verzocht hij een ma- 



Digitized by VjOOQiC 



206 



DE OUDE TDD. 



gistraatspereoon , die beide betrekkingen van 
regent van het wees- en van het blauw- of 
gekkenhuis bekleedde , een zyner afgewerkte 
kunststukken te komen bezigtigen. Toen deze 
binnentrad, liet de schilder voorbedachtelijk 
een penseel vallen; de regent haastte zich 
het op te rapen. 

"Hou op!" riep gene, hem terughoudende 
toe; "zoo stond Alexander voor Apelles!" 
"Meester ," hernam deze , "ik ben eens regent 
over u geweest, zorg dat ik het niet ten 
tweeden male worde!" 

Voor zoo ver ik kan opsporen, waren er 
te Dordrecht in de 16 J eeuw geen beoefe 5 - 
naars der zang- of speelkunst, doch in den 
aanvang der 17 c was de stad ook te dien 
aanzien een "tempel der const." Welk een 
schare van beroemde "musicyns" en "com- 
ponisten" vond men er toen niet, wier na- 
men door tijdgenooten en nageslacht met lof 
genoemd werden en "wier schedels met lau- 
weren zijn gekroond"! Daar bloeide toen 
Theodoras Tegelbergh, een Fenix der mu- 
sycke , bij Amphion te vergelijken. Zijne be- 
roemde leerlingc Margaretha Godewijck, be- 
zong zijne kunst in het volgende onuitge- 
geven gedicht: 

"Amphion was die; geen waerop dat Thebes roemdc, 
u En *t gansche Grieckenlandl haer voor gcluckigh 

(noemde, 
"Den tweeden Amphion, die leeft in on9en tijt, 
"Waerom dat onse stadt nog heden is verblijt. 

a Ghy sijt het Tegclberg, die door u guide snaren , 
u Kont droefheyt in de mensch en soctc vrcughde 

(baren. 
"Ghy sijt het weerde man , die uwe brave kunst 
"Aen my hebt uitgedeclt, door uwe groote gunst. 

u Wat kan ick, weerde man, u hiervoor weerbe- 

(wijsen ? 
u Ghy die mijn mcestcr sijt. Siet sehaerat komt 

(in my rijsen, 
"Nadien ook dese ^ift my heel onweerdigh ken, 
u Ick die de aldcrslechts van u discipels ben." 

Margareeth noemde zich de "alderslechste" 
zijner discipelen, en toch was zij als beoe- 
fenaresse der muziek vermaard, en schreef 
Balen , dat zij den maatzang verstond en het 
clavecimbel bespeelde. 

Niet minder beroemd was Cornelis van 



Blanckenburgh , organist der Groote kerk, 
"niet minder dan mr. Joan Dusart, quade- 
lers op alle speeltuigen" Hij vervaardigde 
verscheidene composition en schreef een "on- 
derwyzinghe voor de handfluut." 

Onder zulke meesters moest de kunst 
bloeyen, en te meer wijl de regering haar 
beschermde. Zoo vereerde zy Henricus Stroin- 
bergens "voor de presentatie van een mu- 
zijekdicht" / 18, gaf een geschenk in wijn 
aan Gerrit Keyrfenninck , die in 1626 de 
orgelen der Groote en Augustijnen kerk in 
orde bragt , en / 50 aan Fontunatus Kiet , 
"tot een vereeringhe, dat hij aen mijn E. 
Heeren met sijne kinderen had doen hooren 
een sonderlinge harmonic" De "niusicant" 
Jan Croes ontving een jaarwedde van /12, 
en in 1610 "werd Hendrick Spaen bij niijue 
heeren van gerechte 100 L toegelegt tot 
een vereeringe dat hy met seer groote neer- 
sticheyt gecomponeert ende in druck had 
doen stellen seeckere schoone heerlicke Psalm 
Davits en der musycke." In 1604 laat het 
stedelijk bestuur voor 153 L. 6 s. 4 gr. 
een clavecimbel aankoopen, om ter eere der 
stad gebruikt te worden. 

Er ontstonden zang- en muzyckvereeni- 
gingen. Daartoe behoorde o. a. Cornelia 
Blanckenburgh "uytnemenste in de muzycke 
en spelende seer meesterlijck op d' instru- 
menten", Anna van Blaaklandt, die met haere 
broeders de vier stemmen in de musyck 
konde uytmaken, zingende hare broeders de 
bas en zij de taperius , Anna Colora , Maria 
van Hesel en Cornelis en Jan de Witt die 
de viool bespeelde. Men zong dan uit die 
keurige jufferboekjes met verzen door de 
Dordsche jeugd gedicht en in sierlijk schrift 
er in geschreven; voorts uit den u chaos of 
verwarde klomp," de "Olipedrigo of Dordsche 
vermakelijkheden ," de "craam," de u klucht- 
zak," de "Sum," het "Lystertje" de u uit- 
muntende Dorimene ," alle door Dordsche dich- 
ters en zangers vervaardigd , hier en daar 
met aardige tafereelen van de zeden van 
dien tijd gestoffeerd, alle bewijzen voor de 
beoefening der zang- en toonkunst. Een der 
meest geliefde boeksken was de "Dordrechsche 
Helcken", een schatboekje voor de zeden van 
die dagen. Zoo bezingt een bestevaer den 



Digitized by VjOOQIC 



DORDRECHT IN DEN AANVANG DER 17 e EN DER 19° EEUW. 207 



goeden en goedkoopen tgd zgner jeugd: 

"Wat. plaeht hicr volck by hopcn 

"Nacr 't willigen bo9 te lopen , 

"En voort hier ovcral om een pleysiertje. 

"Ja 'tmag men zeer wel heugen, 

"Dat 't daer all 't water was. 

"Aen 't Spuypoort buytcn, 

"Daer quaem men van den Ouden Bos 

"Aenzeylen plas, met voile schuyten. 

"Ick heb met vrijsters wesen rijen, 

"Dat ick noch gecn twee blanckjes 

"Verteerde en verree, 

"En krecgh noch een eenig duitjc 

"Van goe betalingh mee\ 

"Ick ken je niet genoegh bekijkcn," 

(Zong een vrijster een knappen jongen toe) 

"Wanneer je na de Kerek tocgact, 

"Jij hoeft geen koopmans seun te wijeken, 

"So net als jon dat tuyghjen staet; 

"la 'tuw kraeg of fokelet. 

"Altijt is het even net/* 

Een ander bezingt de veranderingen der 
modes. 

"Langlijf wambays oock wat schort, 

"Want de pantjes zijn te kort; 

"'tKan de lendan nau bedeeken. 

"Op de wambnys, hoogh gekraagd, 

"Ydcr kleyne befjes draegd. > 

"Daerin ncckcls om te binden, 

"Van de grootstc die se vinden. 

"Dit is oock de nienwe wet, 

"In de plactae van ponjet. 

"Monsieutje9 dragon 

'•Net gcployde lobbekragen; 

"Noch Monsieur hem selfs vermoeyt, 

"En sich aen de handen boeyt 

"Met het een of ander lintjc, 

'Als een kleyn bescheete kintje. 

"Aen Monsieur sijn vingerling, 

"Is een gout gestcenue ring; 

"Aen de hantschoen duyzent qnikjes, 

"Kantjes , roosjes , puntjes , strickjes , 

"Ovcral wat nieuwe goet, 

"Langc mantels hebben moet; 

"Slinks en rechts aen wefir zij knopen, 

"Of men met do heraut zou loopen." 

Dordrecht behoorde onder de weinige ste- 
den, waarin de Psalmen van Datheen met 
het orgel mogten begeleid worden en , na de 
predikatie , wel geen omslachteiyke motetten , 
maar toch eerbare stuckjens mogten gespeeld 
worden. Zelfs op de latgnsche school werden 



de studenten in het clavecimbelspel onder- 
wezen. 

Zoo was het te Dordrecht in de eerste 
helft der 17 e eeuw. In later tijd vond ik 
weinige sporen van "liefde voor de maet- 
sangh en mnzyck"; van geen componisten 
en vermaarde meesters wordt meer melding 
gemaakt, de stad gaf geen geschenken en 
vereeringen meer, de zang- en speelgezel- 
schappen werden gesloten , geen jufferboekjes 
meer geschreven, geen liedeboekjes gedrukt, 
zelfs de namen der orgelisten zijn vergeten. 
Eerst in het laatst der 18e eeuw begon 
allengskens.de oude lust weer te herleven, 
er ontstonden allereerst zanggezelschappen , 
waarin de Psalmen en andere geestelijke 
liederen , zoo als van liodestein , Kamphuisen , 
Sluyter, later van Voet en Seeuwarden wer- 
den gezongen. De voorzangers der verschil- 
lende kerken begonnen aan de woningen der 
ouders de kinderen in 't psalmgezang te 
oefenen , de orgelisten onderwgs in 't orgel- 
spel te geven. Aanzienlijken kochten kabi- 
netorgels aan , ja zelfs werd er hier en daar 
een geestelijk concert gegeven. Eerst in den 
aanvang dezer eeuw trad de zang- en toon- 
kunst een nieuw tijdperk in. 

Door de aanstelling van uitstekende orge- 
listen en onderwijzers in toon- en zangkunst , 
werd de smaak veredeld , het onderwgs ver- 
beterd. Er werden zangvereenigingen gesticht. 

Het uitstekende orgelspel in de Groote 
kerk lokte velen, vooral Dingsdags, na de 
godsdienstoefening derwaarts. Des Woensdags 
avonds werden er concerten gegeven. Aurora 
werd opgerigt , een afdeeling der Maatschappij 
ter bevordering van Toonkunst te Dordrecht 
gevestigd, en nog worden een Kist, Leen- 
schit, Ochsendorft, Brunner en nog vele 
anderen, die ook ten dezen opzigte het 
Dordrecht der 19 e in het Dordrecht der 
1 7 e eeuw herschiepen , met eere geroemd. 

In den aanvang der 17 e eeuw werd te Dord- 
recht even als te Amsterdam de tooneelspel- 
kunst beoefend en gaf de toen nog bloeflende 
kamer "de Toonkunst" er in J t openbaar en 
in hunne vergaderplaats blij- en treurspelen, 
die op verschillende wedstrijden met zilver 
werden bekroond. Ook bewerkte Pietcr van 
Godewijck zyne u Wittebroodskinderen ,, en 



Digitized by VjOOQIC 



208 



DE OUDE TIJD. 



vertaalde Cornelia van Beveren de "Mithra- 
dites van Racine," Jan de Witt "Connicalis 
Horace ," schreef Joh. Michaelius zijn "Julius 
Caesar of Kaisermoorders ," Lambert van 
den Bos zijn "Rampzalige liefde, Wilhem 
of gequeste vrijheid, Ayamemnus," Catalina 
"Carel de negende of Parysche bruyloft," 
"Roode en witte Roos en Troos", en arbeidden 
nog vele anderen, inzonderheid van Some- 
ren , Hoogstraten , voor bet tooneel. Ver- 
scheidene tooneelgezelschappen werden ge- 
sticht; zelfs oefende zicb de schooljeugd in 
het uitvoeren van latynsche drama's, van welke 
vele door hunne leermeesters werden opgesteld. 

Doch ook de lust voor het tooneel ver- 
flaauwde allengskens. en zoo zy soms nu 
en dan ontvlamde, dan wist bet Apisto- 
rium, dat de tooneelspelen verfoeide, ze 
wel nit te dooven. In het grootstc gedeclte 
der 18 e ecuw werd geen openbare tooneel- 
vertooning te Dordrecht geduld. Eerst in 
het laatst dezer eeuw waagde men het zich 
tegen den kerkeraad te verzetten en niet 
alleen op kermis den schouwburg te bezoeken , 
maar zelfs eenige drama's op te stellen. 

Doch ook voor het tooneel brak eerst in 
den aanvang der 19« eeuw een nieuw tijdperk 
aan. Kr werden liefhebberijtooneelen op- 
gerigt , een schouwburg gesticht , waarin des 
winters en op feesttyden door de uitsteken- 
ste tooneelisten uit 's Hage en Amsterdam 
vertooningen werden gegeven. 

De beroemde boekhandelaar schreef zyn 
"Marianne", Petrus Johannes van Steenber- 
gen vertaalde Doret's "Peter de Groote", 
Saurin's "Beverly" ; Arie Lammers "De stem 
der natuur" van Armand, "de advokaat Pa- 
telijn" van Bruycs. Kuyper , Heymans Paape , 
Bruggemans, Kesselius, Immerzeel gaven 
door hen vertaalde en oorspronkelyke drama's 
in het licht; zelfs wisselden de leden van 
Pictura hunne kunstbeschouwingen met het 
uitvoeren van tooneel- en blyspelen af. 

"Zoo bloeit" (kan men met Margaretha Godewyck 
(zcsrgcn) "dc const wcer op na jarcn lang van ruste , 
"En triomfeert in *t eynd en singt en spcelt nac 

(lnste , 
*'Soo is hctgrijse Dort weer alsop nienw vcrmaert, 
"En schiet als eencster klapwiekend hemclwaert. 

{Wordt vervolgd.) 



H F W IJ C K. 



De mededeeling aangaande het Huis te 
Zuylichem op pag. 20 en 21 van dit deel bracht 
mij tot de volgende aanteekening over Hof wijck, 
het buitengoed van Constantijn Huygens, 
Heer van Zuylichem. De spoorweg van 's Gra- 
venhage naar Gouda doorsnijdt de lust- en 
rustplaats van den dichter. Het gedeelte 
van het bekende landgoed, dat ten noorden 
van den weg lrgt, is by'na geheel aan den 
nieuwen spoorweg opgeofferd: het westelijk 
gedeelte is veranderd in een nieuwen ryweg ; 
het station staat omtrent aan den ingang 
van het overbosch; de noordoostelijke hoek 
is uitgegraven tot ophooging van het terrein 
en in een waterplas veranderd. Maar de 
spoorbaan zelf loopt zoodanig door dit ge- 
deelte heen , dat de lokomotief eerlang zal 
gaan over dezelfde plaats, waar de zoo om- 
standig bezongen en afgeteekende "bergh" 
zich verhief. Aan den zuidkant van den straat- 
weg gaat zij door het oostelijk gedeelte , waar 
de "fruytboomen" en het mastbosch stonden , 
terwijl 't zuidoostelijke der "houte somerhuys- 
kens" omtrent in de as der spoorlijn valt. 
Hofwyck zelf is thans weder verheven tot 
den rang van buitenverblijf. Sedert den dood 
van de Vrouwe van Zeelhem, die den 28 
December 1785 in de Kloosterkerk in den Haag 
begraven werd , kon de wensch van Constanter 
om dit goed van "Grootvaer" in de familie te 
houden niet vervuld worden ; maar de geleerde 
uitgever der Archives de la Maison d' Orange- 
Nassau heeft gezorgd , dat de naam van Hof- 
wyck steeds aan den gevel mocht pryken. 

Het "stalhuys en de kruydhoff" evenzeer 
op den platten grond in de Korenbloemen 
aangewezen , was lang eene herberg "de Gou- 
den Leeuw." Vtior korten tijd is aan dit ge- 
bouw eene Huygens meer waardige bestemming 
gegeven. Men vindt er thans een instituut 
voor jonge Dames , onder bcstuur van Me- 
vrouw Blum. 

Dat deze weinige regelen mogen strek- 
ken, om de plekjes, waar de dichter zoo 
gaarne verpoosde en die hy zoo liefelijk 
wist te bezingen , in de herinnering te bewaren ! 

f 8 Gravenhage. Frederiks. 



Digitized by VjOOQIC 



WAT ER ALZOO IN EEN BUBGERHUIS VAN DE 17„ EEUW TE VINDEN WAS. 209 



WAT ER ALZOO IN EEN BURGERHUIS VAN DE 17" EEUW TE VINDEN WAS. 

DOOE 

D. VAN DER KELLEN Jr. 
(Vervolg van bladz. 98.) 



Gjj hebt lang gewacht op de beloofde I "Zacht wat, zacht wat!" zoo klinkt het 
uitnoodiging , om een kykje te komen nemen ons van binnen toe als antwoord op ons ge- 



in mijn modelhuis (biz. 98) niet waar, vrien- 
den? Ik ben er dan ook wel wat mee ver- 



klop. De deur wordt voorzichtig geopend en 
eep in een blauw satijnen kamerjapon ge- 



De baker. 



legen , raaar gij weet bet zelf en gij zult het 
ook wel eens ondervonden hebben , dat er 
zich omstandigheden kunnen opdoen , die ons 
in de uitvoering van onze beste voornemens 
verhinderen. Laat ons dus, daar maar over 
zwijgende, nu verder geen oogenblik laten 
verloren gaan en brutaal weg als met de 
deur in 't huis vallen. 

Hier beneden hooren we geen levende ziel , 
dus spoedig maar den trap op , aan de eerste 
deur de beste aangeklopt en zonder compli- 
menten de bewoners als oude kennissen bc- 
schouwd. 
ia;o. 



wikkelde gedaante verspert ons den toegang. 
Vriendelijk ziet die verwonderde satijnen 
man er niet uit , en eerst langzamerhand zet 
zijn gezicht zich in meer lachenden plooi. 
Na .de door ons gegeven ophelderingen , is 
hij wel eenigszins gevleid, dat wij juist zijn 
huis als een model van een huis gekozen 
hebben, en op een anderen tyd zou het hem 
hoogst aangenaam geweest zijn; doch hij 
begrijpt niet waaraan juist het zijne, een 
huis waar een kraamvrouw is, die eer te 
danken heeft. 

"Dat hier een kraamvrouw is , was ons ge- 



Digitized by VjOOQIC 



210 



DE OUDE TIJD. 



heel onbekend; anders waren we niet zoo 
onbeleefd geweest." 

"En hebt ge dan niet den kraamklopper 
gezien? En wist ge dan niet, dat deze ka- 
mer de kiaamkamer is?" 

Op onze ontkennende antwoorden heldert 
zijn gezicht geheel op. 

"Ja, zegt hy, ik beken, dat ge my 
zooeven zeer uit mijn humeir hadt gebracht. 
De kraamvrouw was juist ingeslapen, en 'k 
vreesde dat uw geklop haar zou wekken. 
Gelukkig is moeder de vrouw al tien dagen 
kraams, dus de negen gevaarlijkste dagen, 
zooals men dat zoo blieft te zeggen, z$n 
voorbij, en naar tijdsomstandigheden bevindt 
ze zich byzonder wel, z66 zelfs dat ik haar 
verlof zal vragen, u binnen te raogen leiden. 
Dan konden uwe vrienden niet slechts een 
huis zien in zyn gewone doen, maarboven- 
dien ook nog met een kraamkamer kennis 
maken." 

Hij laat zich niet teraghouden door onze 
verontschuldigingen , maar verdwynt, om na 
eenig gemompel, geschoffel en geschommel 
daarbinnen, door het te recht zetten van 
een en ander veroorzaakt , ons de deur te ope- 
nen en tot binnentreden uit te noodigen. 
't Is in de kamer vrij somber, zoodat we 
niet dadelyk zoo alles ter deeg kunnen 
opnemen en bemerken dat de kraamvrouw 
nog onzichtbaar is, verscholen achter de 
gordijnen; zij ligt nog te bed en is daaren- 
boven door een kraamschut aan ons oog 
onttrokken. Wrj kunnen dus haar ons com- 
pliment niet maken ; 't zou wat al te mal zijn 
om met haar een gesprek aan te vangen, 
zonder elkaar te zien. 

Onze groeten bepalen zich dus slechts tot 
die aan de baker en de minne. Gelukkig 
hoort de baker dat "slechts" niet, ze zou 
anders dat woord slecht opnemen. Alsof de baker 
iemand van ondergeschikt belang ware ! — zy , 
de wetgeefster, de koningin in de kraamka- 
mer, op wier wenken immers alien, de 
kraamheer zoowel als de meiden vliegen, 
op wier bevel de kraamvrouw opstaat of 
naar bed gaat, en wier: "nu niet meer, juf- 
vrouw" voldoende is, om de vrouw oogen- 
blikkeiyk mes en vork te doen neerleggen, 
al hadde ze nog zoo gaarn wat blyven door- 



peuzelen aan het zoo heerlyk klaar gemaakt 
kippetje of een of ander kraamvrouwe-lek- 
kernijtje , en dat alleen , omdat de goede 
zorgzame baker bevreesd is, dat het over- 
blyvende, wat haar volgens haren stelregel 
toekomt en wat haar plichtsgevoel als baker 
haar voorschrijft te moeten verorberen (de- 
wijl een kraamvrouw nooit kliekjes mag 
eten) al te weinig voor hare maag mocht 
worden. 

Maar niet alle bakers zijn van diezelfde 
soort , er zijn ook anderen ; van die soort , 
waarvan onze gepoeierde kindervriend zingt: 

"Die oudc goede baker, die sprookjes kau vcr- 

(tellen ;' 

en tot de klasse van die oude goede bakers 
behoort zij, die gij hier voor u hebt. Zij 
is een hoogst fatsoenlrjke en brave vrouw. 
Hoe keurig net ziet ze er uit, ja zelfs, al 
is hare kleeding ook eenvoudig zwart en wit 
van kleur, verraadt de kant , waarmede hals- 
doek en schort omzoomd zijn, een zekere neiging 
voor opschik. Het zwart fluweelen jakje , aan 
den lials diep uitgesneden, komt keurig uit 
tegen het helder wit van den halsdoek; de 
wyde mouwen zyn kort genoeg, om een 
groot deel van de ondermouwtjes , ook al 
met kant omzet en als hagel zoo rein, te 
doen zien. Zjj schijnt het koud te hebben, 
daar ze haar grooten kaper opgezet heeft 
over haar zwart fluweelen kapje , dat op zijne 
beurt nog een ondennutsje bedekt. Nu, ba- 
kers zyn gewoonlijk kouwelijk door altijd 
voor den haard of voor de vuurmand te 
zitten. Maar wat komt daar van onder dien 
zwart serjen rok te voorschyn? Een roode, 
*k geloof warempel een rood zijden onder- 
rok. "Dat hoort niet by de andere zedige 
kleuren, bakertje! Nu, we behoeven 'tuook 
niet te vragen of je karretje op een zand- 
weg gaat , en of je onder de deftige bakers 
hoort!" 

"Och ja , mynheer , 'k heb Goddank knapjes 
men stukje brood, maar 't is niet altijd 
zoo geweest. Men man was bankbewaarder 
in de kerk , weet u , en aanspreeker wast 
ie ook daarby , en 't ging ons heel goed , — 
maar we kregen een groot huishouden en 
hij kreeg het rhumatiek , — och ja , — dan 



Digitized by VjOOQIC 



WAT ER ALZOO IN EEN BURGERHUIS VAN DE 17* EEUW TE VINDEN WAS. 21 1 



lei hjj som8 't eene half jaar in bed en 
't andere moest hij in huis blyven. De ver- 
diensten stonden stil en alles had ik al 
naar den lombard gebracht; ja, mijnheer, 
't is zonde dat ik 't zeg , maar was er niets 
meer in huis voor men arme bloeien van 
kinderen , — altjjd had ik nog goeden moed 
gehonden en altijd maar op onzen lieven Heer 
vertrouwd , maar toen . . . toen raakte de 
moed op. Borgen, neen, dat kon ik niet, 
dat kwam men fatsoen te na, en wie ook 
zon me geborgd hebben. Maar toen zag ik, 
dat als de nood op 't hoogst komt, de red- 
ding nabij is. De vrouw van een der Heeren 
Diakenen zat verlegen (haar baker was bin. 
nentijds weggehaald), en toen ben ik haar 
in de gedachte gekomen. De diaken zelf 
kwam me vragen, of ik als baker bij zen 
vrouw wilde komen , — hij zag meteen , hoe 
hard we het hadden, en dadelijk lagen er 
een paar zeeuwen op tafel. "Dat is vast op 
rekening, aanstaande baker", zei de goede 
man , en 'k heb het hem ook eerlijk terug 
gegeven. En nu weet u, mijnheer, hoe ik 
aan 't bakerA ben gekomen; God en de 
goeije menschen hebben ons verder geholpen, 
en we leven nu Goddank zonder zorg. Jam- 
mer maar, dat de fooien zooveel minder 
worden dan toen ik pas begon; toen was 
het meestal een halve rijksdaalder of duka- 
ton, ja wel eens een heele, dien ze me als 
fooi gaven, maar, och hemel, nu (we zijn 
in 1670 — 80) nu gaat men been van *t 
vanmaal en stopt ons een ruiter te peert- 
schelling of een vier stuy verspenning , die 
wat breed van rand voelt, in de hand. 
Maar gelukkig zijn mijn kinderen al grooter 
en brengen ook al wat in 'thuishouden 
in. — Ja, 'k zie het wel, mynheer, u 
denkt, wat een babbelaarster is die baker; 
maar u moet het een oude vrouw niet kwalijk 
nemen, dat als ze eens aan 't praten komt, 
ze niet van ophouden weet. 't Spijt me maar 
dat mfln lieve dotje nog niet in de kleeren 
is en nog maar zoo in de luuren ligt ; maar 
als de heeren nog een beetje blijven, dan 
zal de lieve engel er heel gauw beter uitzien." 
Onder al dat gesnap heeft het bakertje 
niet opgehouden het kind op rug en bille- 
kens te kloppen , terwrjl ze hare beenen , 



waarop het ligt, op en neer doet trillen. 
Ze zegt dat ze dat doet om de kinderen 
zoet te houden. Wist ik niet, dat een raad 
aan een baker gegeven boter aan de galg 
is , 'k zou haar zeggen , dat ze die kunsten 
moest nalaten , dat ze voor de gezondheid der 
kinderen nadeelig zijn. Maar 't helpt niet, 
en 'k ben al zeer wel tevreden en 't doet 
mij groot genoegen , dat ik hier geen dotjes zie. 
Kent gij die vuile dingen niet, lezer? 
, verbasterd nageslacht , dat met al die heer- 
ljjke zaken niets meer te doen wil hebben! 
Kent ge die dotjes niet? Nu, dan zal ik 
het u zeggen, wat ze zijn. Een dotje was 
een mengsel van wittebrood en suiker in 
een lapje gebonden en by 't gebruik in wat 
melk en water gedoopt, ja soms wel op 
een minder zindeljjke wijze vochtig ge- 
maakt. Zoo werd die prop den kinderen in 
den mond gestopt, die dan waarschijnlijk in 
de meening verkeerden dat het de moeder- 
borst was. Zoo ging de eene dot voor, de 
andere na, zoodra het kind maar de 
minste beweging tot oefening van zijne lon- 
gen maakte, wat w\j schreeuwen noemen. 
Onze baker houdt zich met dat geknoei 
niet op, en we willen hopen, dat ze ook 
geen ander slaapmiddel of slaapdrankje in 
den zak heeft. 'tZou anders niet het eerste 
kind zijn , wat zoo door een baker dpn eeuwi- 
gen slaap werd ingezonden. 



"Maar, heeren, zet u toch een oogenblik 
neer; wellicht kan ik u een en ander, wat 
voor u nieuw is, meedeelen, van 't geen er 
bij ons voorvalt bij eene zoo heucheljjke 
gebeurtenis als eene bevalling." 

"Waarde gastheer , gij zijt wel vriendelijk, 
maar 't zou wat al te veel gevergd zijn , vooral 
in de kraamkamer zelf, om . . . ." 

"Neen, juist in de kraamkamer. Een ba- 
taille laat zich het best beschrijven op het 
slagveld. Zoo ook hier, waar zooveel angst 
en vrees uitgestaan, maar ook tevens zoo 
onbeschrijfelijk veel geluk gevoeld werd. 
Onder den indruk van pas door mij onder- 
vonden gewaarwordingen kan ik u zekeT 
het duideiykst denkbeeld geven van 't geen 
op zulke tijden hier voorvalt." 



Digitized by VjOOQIC 



212 



DE OUbE TUB. 



De kraamheer bevalt me beter dan in 
het begin; alleen die vreeselyk wijdekamer- 
japon van hemelsblauwe zijde, die hindert 
me voor een man. Ze geeft zoo iets ver- 
wijfds, men denkt zoo onwillekeurig aan 
iemand, die geen handen uit de mouw weet 
te steken en alles maar op zijne slopes af- 
doet. Nu is het waar, als men rijk is , zoo- 
als deze vriend, wordt men wel eens lui 
en op zijn gemak. Hoevele van die arme 
rijken zijn er, die 't genot van 't werken 
niet kennen. 't Is of hij mijne gedachten 
geraden heeft. 

"Ge schrjnt pleizier in mijn japon te heb- 
ben , maar mij is ze te lastig. In de kraam- 
kamer dien ik haar wel aan te hebben , dat 
is zoo de gewoonte; maar anders heb ik 
liever een pak aan , waarin ik me beter be- 
wegen kan. Hier echter moet ik mij wel 
onderwerpen. Maar nu ben ik nog niet op 
het fraaist. Dan moest ge me zien, als ik 
in voile staatsie mijn eigenlijke satijnen kraam- 
heeren-slaapmuts , met een pluim er op en 
met kant omboord, op heb. 

"Ge kunt u niet begrijpen , heeren , wat een 
drukte het in een huishouden geeft , wanneer 
er zoo'n klein schepseltje te verwachten is. 
De luiercorf geeft de grootste moeite; ge- 
lnkkig zorgde by het eerste kind mijn moeder 
daarvoor; zooals dat pas geeft, als de 
toekomstige grootmoeder in goeden doen zit. 
Dat geeft een heen en weer loopen, dage- 
lijks vergaderingen om tc bcraadslagen u of 
dit linnen wel mooi en sterk , die kant wel 
fijn genoeg , dat luiergoed ook te grof is" ; 
in ee'n woord , 'k behoef er u niets meer van 
te zeggen dan dat zelfs aan die drukte een 
spreekwoord zijn ontstaan te danken heeft. 
Van iemand immers die het druk heeft en 
daarbij nog veel meer beweging en drukte 
maakt dan noodig is, zegt men: u ze heeft 
het zoo drok als 's mans moer met de luier- 
mand." Is 's mans moer niet karig geweest , 
heeft ze nog al diep in de beurs getast, 
dan kan die luiermand een heelen tijd dienen en 
vallen er later slechts kleinigheden by tekoopen. 
Maar met dat al weten de vrouwtjes ook by la- 
tere bevallingen voor de luiermand nog drukte 
genoeg te maken met het wasschen , plooien , 
strykeu , en wie weet wat al meer. Dan moet 



de bakermand of mat (zie het plaatje bladz. 
89, le deel) of, als men die niet gebruikt, 
de vuurmand met het lage bakerstoeltje voor 
den dag komen , de wieg moet nieuw overtrok- 
ken worden, en zoo honderd andere dingen meer. 
Dat alles moet met de zeven maanden geheel in 
orde zijn. En onze vrouwen kunnen er, al wil- 
den ze er ook niet zooveel moeite van maken 
en alles meer eenvoudig behandelen , niet van 
af, want "de deurzichters" moeten er bij 
komen; dat zijn de vriendinnen en de buur- 
vrouwen, die verzocht moeten worden om 
de kraamkamer te komen inspect eeren. Zulk 
een gewoonte moet elk volgen, en zijn er 
soms aanmerkingen te maken , geloof me , zoo 
weet spoedig de gansche stad het groote 
schandaal, dat aan de craemcorf van Jufv. 
die of die dit of dat ontbreekt. 

"Ge begrijpt, dat, alis alles ook zoo goed 
als 't kan, zulk een bezoek, wat meteen 
een partij is waarbij kostelijk gegeten en 
gedronken wordt, altijd voor eenige dagen 
stof tot babbelen geeft. 

"Voor de vroedvrouw moet ook op zijn 
tyd gezorgd. Die dames verminderen de 
drukte geenszins, want ze hebben heel wat 
noten op haar zang. Ze worden door 
de overheid zeer gepriviligeerd , hebben ge- 
woonlijk vrije woning, die ge kennen kunt 
aan het uithangbordje met het kruis en het 
kindje en het u God is mijn hulp" of der- 
gelijke spreuk. Als alle stedelijke ambtenarcn , 
en dat is ze, moet ze een eed afleggen voor 
de Heeren op 't stadhuis. Onze vroedmoer 
is heel knap, zooals de Heeren zeggen die 
haar uit Haarlem gehaald hebben, waarvoor 
de Burgemeester zelf is mee geweest. Maar 
ik heb een hekel aan 't wijf, en 'k zie haar 
't liefst op haar rug. Zy weet de vrouwen 
allerlei geheimen uit te lokken , bezorgt 
postjes aan de meestbiedenden , omdat ze 
bij de Burgemeestersvrouw, die haar man 
regeert, alles kan gedaan krijgen; ze brengt 
land en zand aan elkaar door haar gebabbel , 
en daarbij, ze geeft gelegenheid om in 't 
geheim bij haar de kraam te kunnen uit- 
leggen, allemaal dingen die me niet beval- 
len. Maar mijne vrouw is aan haar gehecht, 
anders kwam ze bij my niet meer in huis. 
De boeren noemen hunne vroedvrouwen spot- 



Digitized by VjOOQiC 



WAT ER ALZOO IN EEN BURGERHUIS VAN BE 17 c EEUW TE VINDEN WAS. 213 



tenderwyze "het kwade wijf," maar voor 
de onze zou die naam in ernst goed passen , in 
plaats van dien van u de goede vrouw," zooals 
Huygens ze noemt. In Amsterdam zijn ze 
ook onder den naam van "de stuurman van 
de Volewyk ," (de plaats waar de kinderen van 
daan komen) bekend , maar de algemeene naam 
is vroedvrouw, vroede of wyze vrouw. Er 
loopen er onder , die vrij knap zijn , en al 
zyn ze het niet, dan zullen de meesters en 
doktoren er toch niet veel kwaads van zeg- 
gen, daar deze op hunne beurt door de 
vroedvrouwen veel benadeeld kunnen worden 



toestand in die tijden niet. Maar zooveel te 

prettiger weer, als dat alios uitgestaan is." 

"Best gesproken, als 't daar dan maar 

mede afgeloopen was. Doch gewoonlijk hebben 

we bij al die zaken nog ongenoegen toe met 

het een of ander lid der famielje over het 

I benoemen van den Peter en de Meter , vooral 

I wanneer de grootouders reeds nun beurt 

gehad hebben en het nu de ooms , tantes , 

neven en nichten zijn, die hun naam aan 

het kind geven moeten. Niet alleen daarin 

is men zeer kleingeestig , maar zelfs komt 

er dikwijls zwaar ongenoegen, wanneer bij 



De kraauheer. 



door den invloed, dien zij op de vrottWen 
uitoefenen. Uit al dat genoemde zult gij 
wel kunnen opmaken , dat die laatste we- 
ken voor de bevalling niet heel aange- 
naam voor de mannen zijn, vooral als ge er 
dan nog by bedenkt, dat moeder de vrouw 
ook niet zoo prettig gestemd is als gewoon- 
lijk , en nu trek hier , dan lust daarin heeft , 
en men allerlei voorzorgen moet nemen om 
vrees , schrik en de hemel weet wat te voor- 
komen; grootendeels alle zaken, die baker 
en vroedvrouw haar in 't hoofd brengen." 
"Neen waarlijk, benydenswaardig is uw 



het brengen der eerste tijding van de be- 
valling niet de volgorde van bloedverwant- 
schap gevolgd is. Zoo heeft bij het vorige 
kind een onzer moeien zich z66 boos ge- 
maakt, dat zij in een geheel jaar hier niet 
aan huis heeft willen komen , en wel alleen , 
omdafc het uitgelekt was dat een nicht de 
boodschap een paar minuten vroeger heeft 
gekregen dan zy. En ik vraag u, wie kan 
by zulk een gelegenheid aan al die kleinig- 
heden denken? 

"Naar mate de tijd nadert, vermeerdert de 
belang8telling. Is eindelijk het gewenschte en 



Digitized by VjOOQIC 



214 



DE OUDE TUB. 



gevreesde uur gekomen , dan wordt natuurlyk 
het eerst om de vroedvrouw en vervolgens 
om het verdere pereoneel gezonden. 

"Niet zoodra is het kind ter wereld , of 't 
wordt in warrae luiers gewikkeld en in den 
schoot van grootmoedcr of van de petemoei , 
die middelerwjjl gewaarschuwd en gearriveerd 
is, gelegd, die die eer met een fooi of 
steekpenning moet betalen. Zijn dan de eerste 
noodige zorgen aan de moeder besteed, 
dan krygt het kind zfln beurt en *t wordt op- 
gebakerd, waarin het joist niet veel pleizier 
heeft. 't Is dan ook niet heerlyk, eerst in 
een linnen, dan in een wollen lnier gepakt, 
van de voeten tot de oksels met een zwachtel 
z66 styf omwonden te worden, dat alle be- 
weging onmogelyk is. Dat eerste bakeren 
geschiedt door de vroedvrouw, zeker opdat 
niet de baker met den steekpenning van den 
vader door zou gaan. . 

"Terwyl dit gebeurt en de baker de kandeel 
voor de kraamvrouw gereed maakt, zet de 
vader zyn pluimmuts op en zorgt dat de 
bloedverwanten en vrienden van de noodige 
ververschingcn voorzien worden; by roert 
met den kandeelstok den gesnikerden wijn , 
die onder verschillende heil- en zegenwen- 
schen genuttigd wordt. 

u En nu is de kleine gekleed en gereed om 
aan papa voorgesteld te worden. De vroed- 
vrouw prevelt daarbij een stichtelijken wensch , 
van "onze lieve Heer geve er geluk mee, 
of hale het vroeg in zyn ryk", of derge- 
lyke woorden, die met een flinke fooi ver r 
goed worden. u, t Is sprekend zijn vader,'' 
zegt de een; "neen, 't zyn de oogen van 
moeder" vindt de ander. "Wat een lieve 
zwarte krullekop," hoort men van een op 
den achiergrond, die geen enkel haar van 
't kind zien kan. "Een kloek kind" , ofschoon 
het bloedje eigenlijk een ongelukje is 
enz. enz. 

"Nog eens op den knappen jongen geklon- 
ken en gedronken; op nieuw gaat men 
aan den wijn of brandewjjn en gebak, 
al naar de stand van den kraamheer mee- 
brengt. En 166 gaan de vrouwtjes vrooiflk 
naar huis of worden door hunne mannen 
gehaald, die dan meteen den vader hunne 
heilwenschen komen aanbieden en ook op 



hun beurt een glaasje ter eere van 't kleintje 
nuttigen. 

"Gelukkig dat de kraammalen of "naekrae- 
men" , zooals men ze noemde , skids het begin 
dezer eeuw uit de mode zyn geraakt. Dat 
waren letterlyk feestmalen , op den dag der 
bevalling of een der twee volgende dagen ge- 
geven, z66 kostbaar en natuurlyk z66 ge- 
vaarlijk voor de kraamvrouw, dat overal bij 
keuren door de stadsoverheden daaraan paal 
en perk gesteld werd. Ten minste men zocht 
er een eind aan te maken, echter met wei- 
nig goed gevolg. By zulke gelegenheden zag 
men er niet op, boeten, al waren ze ook 
nog zoo zwaar, te betalen. 

"Een aardiger gebruik is het ronddeelen 
van een zeker gebak aan de kinderen in de 
buurt , het "kindermaal of maanstik." De jonge 
speelmakker trakteert als 't ware zijne aan- 
staande kameraden; hy koopt daarmede 
zQne intrede in het gild der buurtjongens 
en meisjes. Dat een bevalling dus een feest 
in de heele buurt geeft, dat begrijpt zich. 
De buren van hunnen kant zenden gewoonlijk 
taarten aan de kraamvrouw ten geschenke, 
zoodat men dikwyls niet weet, wat met al 
dat gebak aan te van gen." 

{Wordt vervolgd.) 



"GAREN ZIEDE N." 

Tot antwoord op de vraag van den Heer 
F. de Potter toe l en jaarg. bladz. 351) 
deelt de Heer F. D. H. Postel, te Laren, 
ons de bewerking van het "garen zieden" 
mede. Is het vlas tot garen gesponnen en 
gehaspeld , dan wordt het, om leniger gemaakt 
te worden , "ghezoden of gekookt" en wel 
in een koperen ketel, waarvan de bodem 
met stroo bedekt is. Daarover spreidt men 
afwisselend eenige lagen garen en houtasch. 

Hierop wordt de ketel tot dezelfde hoogte 
als de lagen reiken met water gevuld, wat 
men een uur laat koken. 

Het garen er alsdan uitgenomen , spoelt men 
in koud water af en hangt men op stokken 
te drogen. Na daarop uitgeklopt te zijn , heeft 
het de voor het weven vereisehte lenigheid 
bereikt. 



Digitized by VjOOQIC 



BIJGELOOF IN DRENTHE, DAAR WAAR IK T HUIS WAS. 



215 



BIJGELOOF IN DRENTHE. DAAR WAAR IK T' HUIS WAS. 

DE ZEUVEN DUBBELTIENSRING, 

DOOB, 

C. VAN SCHAICK. 
(Vcrvolg van bladz. 123.) 



Nu w^j toch aan den gang zjjn , om uit 
den achat onzer ondervinding en aanteeke- 
ningen een en ander meS te deelen, zullen 
wij maar voortgaan, in hope de redactie 
onze meSdeelingen in de Oiide Tijd plaats 
zal willen inruimen. Van honden gehuil en 
zoo al raeer, zwygen wij. Dat zijn histories 
en verschijnselen te algemeen en overal be- 
kend, dan dat wfl er onze lezers attent op 
zouden maken. Wij laten liever volgen: een 
recept als men de rupsen in de te veld staande 
kool heeft. 

Vang eenige dier diertjes op, doe ze in 
een pampieren kladechie, (papieren zakje), 
leg ze op de schoorsteenplank en laat ze 
opdroogen. In dien tyd of dat tydsverloop , 
verdwynen die schadelijke stroopers e'e'n voor 
e'e'n. Een akker zal spoedig gezuiverd zyn. 
Hebt gij soms een' koe , die lijdt aan zweer 
of gezwel aan 't achterlijf? Welnu, geen 
vrees! als gy donderdags uw rogge naar de 
Meppeler markt brengt, schrap dan, even 
v<56r uw vertrek , een weinig van de aangedane 
of ziekelyke plaats af , meng het in de rogge , 
verkoop uw artikel, als was 't ook een ba- 
gatel onder de markt , en uw koe is onver- 
wijld genezen. 

Hoe ten jare 1849 een' hinkende koe 
genezen werd. werd mij door een mijner 
geliefdste katechisanten , tot lidmaat der 
gemeente door mij aangenomen, en gevormd 
en opgevoed voor schoolonderwyzer , mede- 
gedeeld. Ten voile overtuigd, hoeveel be- 
lang ik stelde in alles wat Drenthe betrof 
en in Drenthe omging, schreef hij mij het 
volgende : 

u In deze dagen zag ik weer een bijgeloo- 
vigen hekspeeler. Misschien is den domine* 
niets van deze handeling (historie) bekend ; 



doch ik zag het volgende: Eene hinkende 
koe werd , op last van een wonderdocter , 
uit den stal naar buiten getrokken, naar 
eene drift (algemeene weide) waar andere 
koeien langs gaan , en wel naar eene plaats , 
waar de gelegenheid bestond om haar een' 
groene plagge (zoodje) onder den voet weg 
te snijden , ten einde dit in den schoorsteen 
te laten droogen. Zoo als beweerd werd , 
zou de voet der koe geheel genezen zijn, 
zoodra en wanneer die plagge geheel ver- 
droogd was." 

Aldus gaat dezelfde berichtgever J. L. voort: 

"Anderen leiden zoo'n koe over twee we- 
gen, die kruiselings over elkander gaan, 
handelen als boven , en houden dit middel 
voor waarheid, of, zooals wel eens gezegd 
wordt, probaat en voldoende om de koe te 
genezen." 

Tot dusverre meester J. L. 

Of ? t in Dwingeloo en omstreken ook 
spookte ? . . Ei lieve , waar spookt het niet ! 
In Oost en West — Noord en Zuid , alorame 
hoort gij van spookhistories gewagen. In 
huis en op straat , in hoofd en hart , tot zelfs 
in uw zak toe. Trouwens — dat daargela- 
ten. Zoolang 't nog niet is: God is 't fac- 
totum in onze ikheid en de alpha en om£ga 
van ons dagboek , zal er nog vrij wat spook- 
achtigs overblyven. 

Een oudman zeS: 

Ochlwaren alle menschen wijs, 
En deden daarbij wel; 
Decz* aarde wa« een paradijs ; 
Nu is zij me est ncn hel. 

Waarom? door wie? waardoor? Zelfken- 
nis is de weg tot zelfVolmaking — en deze 
een probaat middel tot geluk. Gebrek aan 



Digitized by VjOOQIC 



216 



DE OUDE TIJI). 



nommer 66n is de bron van alle misere. Wie 
ooren heeft om te hooren, hg hoore. 

Een' spookhistorie alzoo! Mijn goede J. 
Z. vertelt alweGr. 'k Wil zijn verslag woor- 
delijk teruggeven. u Een man , vroeger te Lhie 

woonachtig ten huize van J. J. W 

(domine kent de nakomelingen wel) had aan 
een vriend in 't Westeinde van Dwingeloo 
op zijn sterf bed eene zekere soin toegelegd , 
die zijn' nablijvenden hem zouden uitbetalen. 
Dit hadden de erfgenamen op zich genomen , 
maar . . , deze weigerden de aitkeering. Naar 
't schijnt, wantrouwde de erflater zijne erf- 
genamen en verscheen op zekeren nacht aan 
hem, wien hij de som toegezegd had, hem 
vragende of de toegedachte som hem bezorgd 
was. Het antwoord was ontkennend, terwijl 
er bg gevoegd werd : "de groapera willen 
H niet gaeven" 

De ontslapene verdween, na beloofd te 
hebben dat hij zijnen erfgenamen een wee 
zou aandoen y dat hun heugen zou en dat 
h$ 't zijne zou bekomen. 

Den volgenden nacht, klokke twaalf , stond 
hg voor de bedsteS van J. J. W. te Lhie, 
in zijn heene kleed (doodhemd) en 't laken 
als mantel om zyn hals geplooid, zoo als hij 
in de kist gelegd was. Een en ander was 
intasschen, gaande over den weg, door de 
honden uit de buurtschap verscheurd en deerlijk 
gehavend. Op hoog ernstigen toon en met 
wee en wrake dreigende , had hg J. J. W. 
zgne verplichting herinnerd en dringend be- 
volen dat hij zich van zijn schuld zou 
kwijten en op een' bepaalde plaats een nieuw 
heene kleed en doodlaken neer zou leggen , 
op straffe dat hij anders geen kind des eeu- 
wigen levens en zoodoende nooit zalig zou 
worden. 

Dat aan een en ander onverwgld gevolg 
werd gegeven , liet geen twijfel. Heene kleed 
en doodlaken waren verdwenen, de schuld 
betaald, en 't spookte niet meer. 

"Hast wal es heurd van den Hilligen (Hei- 
ligen) steen?" vroegmijeen oude Drenthsche 
boer; van older tot older pur sang Drenth. 

"Neen!" was 't antwoord. 

"Wust doomneer dat niet?" 

"Wat?" 

"Nou, joa! doomneer zeggen zoo wat. 



Moar 't is rechtevoort woar , heur. Mien olde 
beppe lug niet. 't Ventien was olderling van 
n' karke en heit et mi voak verteld. As i 
doa bilangs kwam was je 't n' gerop en 
gereer, dat it oe duzelde in oe koppe. Wal 
vieftig en nog meer katten runden poot oan 
poot op um oan. De olle boas kon niet 
wieder. Doa stond i in 'n kring van katten , 
die of en toe um hem dansten. Moar, doa 
de olle niet mit won doen, lolden en krol- 
den zie , zien briste hem achterna en ... . 
alle boas kwam er met. 

"Kattien dansen, kattien dansen!" was 
al wat er heurd had. 

"Gelukkig dat i in noame des Voaders, 
des Zeuns en 's Hieligen Geestes in ne 
koppe krieg, uitsprak en 't op 'n loopen 
zetten." — 

Zou hilligen steen ook kunnen beteekenen 
Hillegiessteen ? En zou dit ook in verband 
staan met den beruchten Bloksberg? De naam 
Hillegien is in Drenthe geen naam van 
een' hiligen of Sant. 't Gaat er meermalen 
mee als met die van Xantippe enzv. 

Komt daarvan veellicht het rympje in de 
wereld (in de Drenthsche althans) 

Hille! llillcl 
Al bcdrillc. cnzv. 

Tot dusverre wierpen wg een blik op 
't bijgeloof enzv. in Drenthe van minder 
schadelijken aard. Thans willen wij, ten 
gevolge het vroeger mcegedeelde , 't oog slaan 
op 't noodlottige en vcrschrikkelijke in 't 
bijgeloof, waarvan enkele individus , ja , soms 
heele geslachten , do slachtoffers zyn : en dat 
zoo , als wij 't , nog domine' te Dwingeloo , heb- 
ben leeren kennen en bijwoonden. Wij spreken 
nu niet zoozeer bij traditie, maar bij onder- 
vinding , helaas ! Namen zijn overbodig. In- 
tegendeel , zij zouden schaden , al is de negen- 
tiende eeuw ook nog zoo verlicht. De stoom 
heeft alles niet weggestoomd, en 't gaz 
niet alles opgeklaard . . . Ter zake ! . . . Spre- 
kende van den kattendans en 't liedje : kattien 
dansen, willen wij nu gewagen van kaUen, 
katten en kattengeslacht. Katten is hek- 
sen, behekeen, betooveren, in Friesland 
betjoenen genoemd. Kat beteekent heks; 
kattengeslacht of firmilie , een' zoodanige, 



Digitized by VjOOQIC 



BIJGELOOF IN DRENTHE, DAAR WAAR IK T' HUIS WAS. 



217 



die zich van ouder tot ouder aan heksen en 
betooveren schuldig en menigeen nit lnim 
en gril ongelukkig maakt. 

Wee! wee! ja, driewerf wee! die onder 
die verdenking ligt . . . Men zou haast zeggen 
dat op hem , of haar , toepasselijk is , wat in de 
Schrift staat : beter ware *t nooit geboren te 
zip geweest. In huis noch op straat heeft 
men rnst of dunr , vooral des avonds of op de 
markten. Alomme wordt zoo iemand, hij 
zij rijk of arm , het vreeselijk katte of ka- 
thedansen naar 't hoofd geslingerd. Men 
schnwt hem of haar als de pest, of 
iemand die , zoo als men in Snriname zegt , 
besmet is of aan de drooge of natte bo- 
assie lijdt. 

Wees rijk, braaf, schoon, wie van'tkat- 
tengeslacht is , krijgt zelden man of vronw. 
De zoodanigen zgn parias der maatschappij , 
die men tot in de kerk, in de catechi- 
satie, ja, overal zijn' verontwaardiging en 
af keer doet gevoelen. Wij hebben ze , helaas ! 
gekend en hebben 't niet van hooren zeg- 
gen of nit de tweede en derde hand. 

Zelfs zij die de liefde in eigen persoon 
waren, alles voor anderen over hadden 
en voorgangers in weldoen waren, werden 
met wantrouwen beschouwd en behandeld. 
Wie zou bij zoo iemand iets gebruiken tenzij 
hg de eerste bete broods in 't geheim te 
zoek gemaakt had. Men mocht de eerste 
teng koffie of melk niet uitspuwen , om niet 
behekst te worden , toch verznimde men niet , 
de koffie of melk in *t schoteltje stortende, 
het eerste gedeelte er over en op den grond 
te gieten of, kwansuis en gedachteloos te 
morsen. Immers, men kon niet voorzichtig 
genoeg zgn. De ktooa (dnivel) had allerlei 
streeken. Hij veranderde zich wel in een 
engel des lichts. 

Men mocht in Drenthe al geen heksen- 
processen meer hebben, maar wat daar in 
1859 nog bestond en voorviel, was al even 
erg. In trouwe! ik weet het niet, wat be- 
ter was, zoo'n heksenproces met de exce- 
teras , of de behandeling der zoogenoemde 



katten, katserij. Geve God dat, nu er een 
spoorweg en telegraafljjn is, die aardighe- 
den — neen ! laag- en hatelijkheden — Drenthe 
zijn uitgestoomd en de telegraphie betere 
kennis en meer en helderder licht hebbe 
aangebracht. 

'k Had in mijn gemeente te Dwingeloo 
drie families, die tot het kattengeslacht 
behoorden, de eene rijker en meer gegoed 
dan de andere. De wieven hadden je alt- 
wisse al toe gelieke golden oor-iezers nppe 
koppe. En wie draagt zoo iets, als hy be- 
hoeftig is en zich bekrimpen moet? Allen 
echter waren braaf, en onopsprakeHk. Boven- 
dien meelfldend waren z\j in hooge mate, 
en kwam 't op geven aan, zjj waren niet 
de minste. Niettemin , elk ontweek die fami- 
lies; in de kraamkamer hadden zy geen 
toegang, en op kraamvisietes hoefde men 
haar niet te zoeken. Het kraamkind mocht 
behekst worden en aan tremient (stnipen) 
komen te sterven. De dochters bleven on- 
gehnwd, op een paar na, die met boeren- 
knechten nit den minderen stand trouwden; 
terwijl de zoons overal 't hoofd stootten. 
Doch genoeg ! Hier hielp geen praten. 't Was 
aan een doovemans deur geklopt. Niemand 
die van hen weten wilde. 

Was hier of daar een vreemdsoortig ziekte- 
verschynsel, die families, beweerde men, 
hadden er de hand in, en een of an der 
duivelbanner moest opgeschommeld worden, 
om de bezetenheid te bezweeren. Dat het 
dikwijls moeielyk genoeg was om de zooge- 
noemde k at ten tegen moeite en overlast te 
beveiligen , behoeffc geen betoog. Al we£r , ik 
spreek bij ondervinding. Ik herinner mij nog 
een voorval in eene naburige gemeente , waar 
een achtingswaardige , rijke jonge dochter 
van katterij beschuldigd en tegen wie gerech- 
telijke aanklacht ingediend werd. De nitslag 
laat zich echter denken. — Doch stappen 
wy van dit onderwerp af en leggen wij de 
pen neder, in hope en met den wensch dat 
soortgelijke treurige verschynselen minder 
worden. 



1870. 



28 



Digitized by VjOOQIC 



218 



DE OUDE TIJD. 



VAN "OVER HET IJ." 

DOOR 

J. HONIG Jz. Jr. 
(Vervolg van bladz. 204.) 



't Was een boekwinkel , waarin we ons 
bevonden , en de eigenaar , een man die er regt 
vriendelijk uitzag , ontving ons met een gul- 
len groet, nadat onze geleider ons aan hem had 
voorgesteld als een paar vrienden nit de stad , 
voor wie hij geen beter plekje kon uitkiezen 
om het overwinden te zien, dan de "Witte 
Pers" — • en met een werd ons al een 
plaatsje bij het raam ingeruimd. "Zoo kun- 
nen de heeren het ook eens zien!" ver- 
volgde de bezige man. "Ja, van heinde en 
verre stroomt het toe, en onze Zaanlanders 
worden er ook niet mod van. Ziet raaar eens , 
hoeveel honderden er weer zamen gekomen 
zijn ! — Nu , 't is en blijft dan ook een wonder- 
werk, dat moet ik zeggen , al zijn er sinds 1609, 
toen de Overtoom gelegd werd, al heel wat 
schepen , soms drie op e^n dag overgewonden. 
Ziet, ik heb aangeteekend dat er van den 2 Octo- 
ber 1678 tot 18 Mei 1680 vier en vijftig, en 
van 2 Augustus 1692 tot 17 Jung 1694 
drie en zestig schepen zijn overgewonden. Ja , 
ja, er wordt wat gedaan in Sardam! Men 
ziet er tegen geene moeite op, als 't noodig 
is; en dit U noodig, want anders waren 
de werven aan de Binnen-Zaan zoo goed 
als niets meer. — Men moest wel zoo iets 
toepassen, en geen andere plaats ter we- 
reld zal u een tweede voorbeeld van zulk eene 
lengte wijzen." 

u En daarom , Hendrik Jacobsz. zegt ge in 
uw dichtje: — Och, doe de Vrienden het 
genoegen." 

De boekverkooper glimlachte en zeide : "als 
de Heeren het rijmpje van den dorpspoSet 
willen hooren, — hier is het te lezen, en 
hij greep een klein octavo boekske van de 
plank en reikte het ons over, bg pag. 
537 opengeslagen. 

Soo men wilde gantsch Enropen 
En heel Asiea doorloopen, 



1 Oock Africa daar bij doen, 

j Met de Amcricaansche Landen 

I 'k Loof niet dat er is voorhanden 

| Soo een werck na miju vermoen; 

i 'k Loof niet dat m' er sulcke schepen , 

Soo een hoogte overslcpen, 
I Die de Zee een Burgt verstrekt: 

En dat met soo weijnig zielen , 
Die stcets door malkander krielen, 
Als men touw en takel treckt. 
Dit is ons alleen gelaten: 
Dit komt Huijs en Werf te batcn, 
Die er leggeu binnen dijek: 
Daar de Zaan bespoelt haar soomen 
Moetcn dese schepen koomen, 
Door dees Hoogcn Engen wijek. 

We hadden gelezen , — sloegen den titel 
op en zagen den eenvoudigen man eens aan , 
die in dat boekje den schat zijner onderzoe- 
kingen had nedergelegd en daarin de ge- 
schiedenis van zijn geboortestreek bewaar- 
de, al zagen we ook al aanstonds dat hij 
Joan van Heemskerk's voorbeeld in den 
vorm gevolgd , maar overigens beneden diens 
geest gebleven was. We konden wel niet 
anders als de Zaanlandsche Arkadia koo- 
pen, en al vernamen wij dat dit de bedoe- 
ling niet geweest was, toch zagen we dat 
het den auteur-uitgever genoegen deed. En 
het was ons ook geene schade, want be- 
halve dat het zooveel wetenswaardigs behel- 
zend werkje ons eigendom werd, hoorden 
we nog veel dat ons anders niet ter oore 
gekomen zou zijn. Soeteboom, toen hij onze 
neiging bespeurde , legt ons nu het eene hand- 
schrift, dan het andere voor, en we zouden 
ons welhaast geheel in het verleden ver- 
diept hebben, als niet een woord van onzen 
geleider ons we&r tot het heden terug- 
gevoerd had; en de man uit de Witte pers 
was te bescheiden om ons langer met zijn 
werk bezig te houden. 

We keerden naar het raam terug en zagen 



Digitized by VjOOQIC 



VAN "OVER HET IJ." 



219 



dat het schip bijna het hoogste punt be- 
reikt had. Er werd immer door met kracht 
en vlugheid gewerkt, en we zagen dan ook 
dat dit, zoowel als gelijkelijk verdeelde 
arbeid, hier een hoofdvereischte was. In 
het begin was het win den langzaam gegaan , 
maar hoe meer het werk vorderde, des te 
meer gang kwam er in ; en toen het schip 
begon over te hellen, was er de meeste 
drift onder het volk op te merken. Ware 
het schip op de hoogte blijven zitten, dan 
was de schade niet te berekenen'voor den 
bouwmeester. Nu zelfs kwam het ons voor, 
dat de dreuning, die het gevaarte hoo- 
ren liet, niet zonder invloed op het ge- 
timmerte blijven moest. Onze geleider stelde 
ons evenwel daaromtrent gerust en zeide, 
dat alles wel zoo goed in elkander zat en 
er door stutten binnen in het schip zulke 
voorzorgen genomen waren, dat geen het 
minste nadeel te vreezen was en men dan 
ook in den regel geene klagten hoorde en 
de reeders geen onderscheid maakten tus- 
schen een schip aan de Binnen- of aan de 
Buiten-Zaan gebouwd. 

"Maar, vrienden! nu wordt het onze tijd 
weder een ander punt te zoeken, om u het 
eigenljjke afloopen van het schip te doen 
zien. Verschilt dit nu niet bij hetgeen gij 
op elke andere werf zien kunt, toch is de 
draai , dien de schepen hier nemen moeten , op 
zich zelf een klein "kunststukje." Met deze 
woorden werden we als genoopt om van 
Soeteboom afscheid te nemen , en we deden het 
onder de belofte om hem eens weder te komen 
bezoeken , om dan eens meer op ons gemak, dan 
nu het geval was, een kijkje te nemen van 
hetgeen hij sinds jaren verzameld en ten 
bate zijner streek alzoo had uitgegeven. — 

Wij gingen den Dam over , van welken we 
in de Arkadia gelezen hadden: 

Wat segt den Vreemdelink ? Sie toe ben ick 

(niet 8terk? 

Mijn een zijd' draagt een schip en d' ander draagt 

(een kcrck , 

en traden de herberg het Wapen van Am- 
sterdam binnen, klommen naar boven op 
het platte dak, waar wij reeds een gansch 
gezelschap bijeen von den zitten en waar men 



ons met de meeste beleefdheid een der beste 
plaatsen inruimde. Hier had men een heer- 
lijk vergezigt. We konden begrijpen, dat op 
een stillen zomeravond dit plekje den kaste- 
lein goede renten moest opbrengen , al zagen 
we dat gelegenheden , als van dezen dag, 
hem ook geene schade deden. Ons werd 
echter de blik op den omtrek niet lang ge- 
gund, want een oorverdoovend gejubel, dat 
van den Overtoom opging en op Dam , Hoo- 
gendflk , Zuiddijk en Kattegat herhaald werd , 
riep ons als toe, dat het schip helde — en 
ja, daar schoot als een pijl uit de booghet 
gevaarte naar beneden en zwenkte, als op 
kommando , langs de lijn , om aan het einde 
er van rustig en stil op de opgestuwde gol- 
ven der Voorzaan te blijven liggen I Maar nog 
scheen het ons toe , dat het vaartuig beefde en 
trilde op den stroom, wiens golven voortaan 
zjjn weg zouden zijn en het , wie weet waar- 
heen zouden voeren. 

"En nu hebben de vrienden gezien, wat 
ik hun beloofde; en daar het vroeger afliep 
dan ik verraoedde, zoo zouden we hier nog 
wel een fleschje op uw goede reis kunnen 
knappen." — Gaarne gaven wij die roep- 
stem van onzen gastheer gehoor. — Zoo 
konden wij dan toch nog eenigen tijd pro- 
fiteren van het uitzigt op de nijvere streek, 
die daar aan onzen voet lag, en waarover 
de Zaan als een zilveren lint kronkelde. Op 
dien stroom zeilden schepen heen en weder; 
aan zijne oevers , digt bebouwd , waren de 
scheepmakerswerven in vollen gang en ver- 
hieven zich daartusschen de molens, die 
door de zachte koelte slechts langzaam hunne 
wieken bewogen ; — verder , ter wederzijde 
van den stroom, de door vaart en slooten 
doorsneden weilanden, waarop tallooze mo- 
lens, als met grillige hand hier en daar 
nedergezet schenen, en juist daardoor een 
schouwspel gaven, dat vol afwisseling en 
leven was. — En daar v66r ons, de kom 
der Voorzaan, die, als veilige haven, tal 
van schepen bergde, en waar, op de wer- 
ven, de rustelooze bedrijvigheid zich als 
hooren liet in het hamergeraas. — Verder, 
op den breeden IJstroom , die op zijne golven 
de schepen voortstuwde naar de groote stad , 
die dit panorama als sloot, terwyl regts 



Digitized by VjOOQIC 



220 



Dfi OUDE TIJD. 



Haarlems St. Bavo en de Kennemerduinen , 
en links de Waterlandsche weiden en dorpen 
het tafereel begrensden. 

Als van zelf moest het gesprek komen 
op hetgeen we zoo even gezien hadden, en 
we vernamen nog , dat de Overtoom voor reke- 
ning van eenige Sardammers gebouwd was , 
en dat zeer vele van hunne bedrijven. uit 
eene zoogenaamde reederij bestonden. Die ree- 
derijen of vennootschappen waren de grootste 
kracht der Zaanlanders; daardoor was het 
mogelijk om zoovele nienwe ondernemingen , 
als elkander met snelheid opvolgden, te be- 
ginnen. De Groenlandsche visschery en andere 
vaart bestond geheel uit aandeelen , even als 
de papier- en andere molens. Daardoor wa- 
ren de risico's verdeeld en was eenig ver- 
lies dragelijk , daar de meesten der aandeel- 
houders bovendien door hunne andere be- 
dryven reeds wat verdienden, door 't geen 
zij leverden aan die ondernemingen waarin 
ze zelf deel hadden. Aan deze wyze van 
handelen is de groote vlugt van handel en 
industrie in de Zaanlanden toe te schrijven. 

De Overtoom als reederij bestond uit 64 
deelen. Een der reeders was boekhouder en 
genoot als belooning van elk overgewonden 
schip een halve ducaton. Men wist ons niet 
te zeggen, wat in het begin door de ge- 
bruikers betaald werd. De kleinste schepen, 
die van 1657 tot 1676 overgewonden werden, 
waren twee galjoten, het eene 77 en het 
andere 74 voet lang en omstreeks 19 voet 
wjjd, en voor deze was 19 gulden betaald. 
Het grootste schip in dien tjjd was een 
pinas, lang 118, wyd 27 voeten, en het 
overwinden kostte 63 gulden. — De ver- 
diensten der werklieden waren van 12 stui- 
vers tot 1 gulden. l 



1 20 Dec. 1704 werd bepaald: voor kosten 
ran een schip van 100 voet 80 — voor een van 
102 voet 85 en tot 114 voet toe 140 gulden. 
21 Sept. 1706. — Schepen van 116 voet /160, 
van 118 / 200 en van 120 tot 124 op /250, 
terwijl de cigcnaar bovendien het werkvolk be- 
talen moest volgens het in dien tijd gewone 
loon. In den besten tijd werden dikwijls 3 sche. 
pen op ecnen dag, later twee, en toen de schepen 
gedurig zwaarder werden en daardoor de Over- 
toom minder gcsihikt word en de werven aan 



Eindelijk was het tyd van scheiden. Onze 
gastheer geleidde ons naar den boeger. — 
Onder hartelijken dank voor de betoonde 
vriendschap en het guile onthaal , namen we 
plaats in den stuurstoel en voeren af. — 
Alius was ons gunstig, zoodat we vdor 
boomsluiten in de stad aankwamen en toen 
tot ons genoegen van onzen schipper de ver- 
zekering hoorde, dat ook hij niet ter later 
ure weder te Zaandam terug koude zyn. 
{Wordt vervolgd.) 

de Binnen-Zaan ten gevolge daarvan vervielen, 
gebeurde het dat er een of geen overgewonden 
werden. We gaven in den tekst het getal tot 1680 
op; later werden van 2 Augustus 1692 tot 17 
Junij 1694 63 schepen, het grootste getal in zoo 
korten tijd overgewonden. Van 27 October 1700 
tot 10 Maart 1718, toen het laatste schip over- 
gewouden werd , was het getal 97. — Den 7 Mei 
van dat jaar keurden Dijkgraaf en Heemraden van 
den Hoogendam den Overtoom af, en volgens 
keur w^rd hij daarop door de cigenaars opgc- 
hoogd en bestraat, hethoutwerk, de gereedsehappen 
en het touwhuis verkocht , en den 13 Maart 1722, 
door Hurgcmeestcr Arend Bloem, als boekhouder, 
de laatste rekening en uitdeeling gedaan. — De 
oorspronkclijkc papicren betrekkclijk dezen, heel 
de wereld door bekenden Overtoom , zijn verloren 
geraakt. Loosjcs cvenwel mogt zc nog gcbrui- 
ken. — Er bestaan van dien Overtoom , met het 
gezigt op den Dam tevens, vcrschillcndcschilde- 
rijen, incest alle copicn nuur de schilderij, die 
de scheepsbouwmeestcr Meinders Gijsen , de na- 
zaat der manncn, in de Oude Tijd deel 1, bl. 
181 voorkomende, liet vervaardigen. 



DE VACCINE IN 1774. 

Uit het volgende bericht kan men zien , hoe 
nog in 1774 de ingnting der kinderen als een 
operatic van belang werd beschouwd, vooral 
wanneer die b$ een vorstelyken telg werd 
geappliceerd. 

"Zyne doorluchtige en haare Koninklyke 
Hoogheden de Prins en Princesse van Oranje 
hebben goedgevonden , om de twee oudsten 
van Hoogstderzelver Kinderen te doen *»- 
oculeertn, om ze te behoeden voor de kin- 
derziekte, die sedert een jaar alhier en in 
de nabuurige plaatsen zeer kwade gevolgen 
heeft gehad; kunnende de inoculatie aan 
den Prins Willem George Fredrik om zyne 



Digitized by VjOOQIC 



DE VACCINE IN 1774. 



22i 



jongheid (hij was pas 2 maanden oud) niet 
dan met veel gevaar worden werkstellig 
geraaakt. N 

Het heeft den Almachtigen behaagd de 
voorn. operafcie, de welke door den Hoog 
Geleerden Heer van Doeveren, Professor bij 
de Hoogeschool te Leijden, ten by weze 
van den Hoog Geleerden Heer Professor 
Gaubius, Lyf-Medicus van zjjn Doorl. Hoog- 
heid, gedaan is, met een allergelukkigst 
gevolg te zegenen: en men heeft nu het 
genoegen, om aan het Publiek kennis te 
geven , dat de bovengen. geinoculeerde Vorst- 



lijke Kinderen zich zoo wel bevinden als 
men zou konnen verwachten. 

Den 24 April zijn wegens de voorsz. Inenting 
aan de twee Vorstlijke Kinderen , en derzelver 
gelukkige herstelling , in alle de kerken dezer 
Hofplaatse , plechtige Dankzeggingen gedaan. 

Hunne Doorl. Hoogheden de Prins en 
Prince 8 van Nassau- Weilburg hebben ook 
hunne beide jongste Kinderen (naamlijk de 
Erf-Prins en de Princes Carolina Louisa 
Frederica te Maastricht) doen Inoculeeren, 
onder opzicht van den Heer M. W. Schwencke , 
Med. Doct. en Professor, in 's Hage." 



VREEMD DRINKGEREEDSCHAP. 



Een vreemdsoortig model van schoen , niet 
waar? En dat nog wel een schoen om uit 
te drinken. "Drinken, fi done," hoor ik een 
lieve schoone zeggen, "afgrijselijk idee, uit 
. een schoen te drinken !" — 't Is waar, lief 
kind, men moet wel dorst hebben, om zich 
over zulk een walgelyk idee heen te zetten. 
En toch, wat zou zulk een schoen water 
soma niet waard zyn voor een uitgedorst 
reiziger in de woestijn van Sarah of derge- 
lijke streken? Maar als ik u nu verzeker, 
dat nooit iemand zijn voet in dien schoen 
heeft gezet, wordt gij er dan nog door af- 
geschrikt ? Ah , ha , omdat hij van leder is — • 
kom aan , ge weet immers , dat men vroeger 
het drinkwater en den wyn en al die natte wa- 
ren in lederen zakken op reis medevoerde? 



Dus , dat ge daarvan af keer hebt , is slechts 
het gevolg van ongewoonte; wy zijn gewoon 
thee uit kopjes en wyn uit glazen te drin- 
ken, bij gevolg smaakt thee uit een glas 
en wijn uit een kopje ons in het geheel niet. Geen 
wonder dus , dat het ons niet zou smaken , zoo 
men ongeendierdranken in een schoen voorzette. 

En toch , uit dezen schoen is werkelyk 
gedronken. Maar wanneer en waar? Gaarne 
beken ik daaromtrent mijne onkunde. Mis- 
schien wel heeft hy gediend als beker van 
een of ander schoenmakersgild ; mogelyk ook 
is het een gildeproef geweest. Blykbaaris hij, 
ten minste het beslag , in de 16 e eeuw gemaakt. 

De vorm van den 18 N. d. langen schoen 
is als van een uit de 14 e of begin van de 
15'* eeuw, den zoogenaamden snavelschoen , 



Digitized by VjOOQIC 



222 



DE OUDE TIJD. 



waarvan de snavel soms z66 lang was, dat 
men hem aan de knie vastmaakte of om- 
rolde , zooals hier. De bel aan de punt was 
ook niet vreemd in dien tijd, toen men al 
zijn kleederen met bellen behing. 

De mond van den schoen is van 



zilver en heeft het volgende opschrift: 

Matich is my constlch schoe schinct 
Statlch elcauder jonstich toedrinct. 

De eigenaar van dit wonderlrjk drinkgereed- 
schap is de Heer W. von Weckerlin te 's Hage. 



DE LOTERIJEN. 



De zucht, om zijn lot te verbeteren, 
vooral in het finantieele, schijnt elk mensch 
eigen te zijn , en ieder zoekt naar zyn beste 
weten de geschiktste middelen aan te grij- 
pen , om dat doel te bereiken. Den een gelukt 
het dadelijk , den andere nooit ; de een komt er 
door arbeid en inspanning, of door 't geen 
men het toeval, het geluk belieft te noe- 
men, de andere kan werken en zwoegen, 
zoo hard hij wil, hy moge de fortuin 
vleien en naloopen, 't helpt hem niet, hy 
brengt het nooit verder. 

Er zijn er ook, van wie men nooit te 
weten komt, hoe hun staat zoo op eenmaal 
veranderd is. In dat geval wordt de schuld 
gewoonlijk op de loterij geschoven. u Hij heeft 
zeker mt de loterij getrokken", heet het dan. 
Maar tegenwoordig bekommert men zich er 
niet veel om, hoe iemand aan zijn geld 
komt; meer is ieder er op uit om te trach- 
ten er hem weer of te helpen. Daarom 
geeft de loterij by de getrokkene gelden 
den trekker meteen een groot getal vrienden 
op den koop toe. 

Voor velen is de loterij een ongeluk. Niet 
elk kan er tegen op eens tot rykdom te 
komen; hij verlaat een geregeld en werk- 
zaam leven, om zich in de armen der ver- 
veling te werpen, waaruit hy zich weder 
door allerlei nitspanningen en uitspattingen 
zoekt los te maken, en zoodoende ziet men 
dikwijls het zeggen : "op loterygeld zit geen 
geluk" bewaarheid en de door de fortuin 
begunstigde armer worden , dan hij was v66r 
het rad van avontuur hem goedgunstig zijn 
schatten toewierp. 

Daarentegen zijn er anderen, die nooit 



iets trekken en toch den moed niet opge- 
ven , steeds op nieuw en meer en meer wagen , 
om het verlorene te herwinnen. Ook zij 
eindigen met door de speelzucht tot armoede 
te vervallen. 

Al die gevaren kent elkeeu. En toch zijn 
er weinigen, die van tijd tot tijd niet eens 
door het nemen van een loterijbriefje een 
deurtje voor de fortuin openzetten. 't Is dan 
ook een aanlokkende gedachte, van daag of 
morgen zoo op eens rijk te kunnen worden 
en als een burgerman naar bed te gaan 
om als een rijk heer op te staan. 

Onze natie houdt er bijzonder veel van; 
zelfs wil men dat hier in Nederland, en wel 
in Vlaanderen , de loterijen zijn uitgevonden. 
Reeds van de Batavieren lazen we, dat ze 
verzot waren op het dobbelen, wat toch als 
a'lle hasardspelen een soort van loterij is, 
en dat ze vrouw en kinderen, ja hun eigen 
vrijheid aan de kansen van het lot ter be- 
schikking stelden. 

Om een geschiedenis van de loteryen te 
geven, ontbreekt het hier aan de noodige 
ruimte , ofschoon er stof genoeg voorhanden 
is geweest om een geheel boekdeel te vul- 
len ', waaruit het navolgende voor een groot 
deel geput is. 

De eerste eigenlijke loterij hier te lande, 
waarvan men gewag gemaakt vindt, is die. 
in 1444 door de stedelijke regeering tot 
stijving der kas te Utrecht gehouden. Het 
schijnt echter , dat in Vlaanderen reeds vroe- 

1 Wij bcdoelcn hier het zoo verdienstclijk werk 
van Mr. G. A. Fokker, Geschiedenis der lote- 
rijeu. Amsterdam. 1862. 



Digitized by VjOOQIC 



DE LOTERIJEN. 



223 



ger, en zeker is het dat er daar nagenoeg ter 
zelfder tijd loterijen plaats grepen, b. v. te 
Brugge, Oudenaarden en Sluis, de beide 
eersten ten behoeve der stedelijke finantifin, 
terwijl de laatste stad er in 1444 wat mede 
zocht te verdienen voor het bouwen van een 
poort. Ze hield later nog verscheidene lote- 
rijen, nitsluitend voor den aanleg en vol- 
tooiing van de vestingwerken der stad en 
scheen daannede z66 goed te staan, dat, 
toen ze in 1449 weder van Philips den 
Goede een octrooi tot het houden van eene 
nieuwe lotery aanvroegen , deze voor zich 
een derde gedeelte van de zuivere winst be- 
dong. Misschien heeft de stad toen minder 
haar best gedaan ; ten minste het blijkt niet , 
dat deze loterij is doorgegaan. 

Dezelfde stad werd door aankoop een 
ander octrooi voor eene loterij machtig, 
wat Philips tot belooning aan een zijner 
trouwe dienaren Johan Marchant , die in zijn 
dienst zwaar gewond en door het betalen 
van rantsoenen enz. achternit geraakt was, 
had gegeven om weder in beter doen te 
komen. 

De prijzen in de lotergen van dien tijd 
bestonden hoofdzakelijk in geld en lijfrenten. 
Die van Utrecht in 1444 had oorsponkelyk 
tot prijs een lijfrente van 100 pond: zeker 
een mooie duit voor dien tijd, doch toch 
niet voldoende om genoegzame deelneming 
op te wekken. Immers men moest in 't 
volgende jaar besluiten, om niet alleen den 
trekker de keus te laten tusschen de lijf- 
rente en 1000 pond in gereed geld,-maar 
er daarenboven nog 7 zilveren kruisen als 
kleinere prijzen of premien aan toe te voe- 
gen. Toch eerst nadat de groote prijs in 2 
prjjzen van 50 pond lijfrente gesplitst en het 
getal kruisen met 6 was vermeerderd, ge- 
lukte het al de loten tegen 2 pond (gulden) 
te plaatsen. Ook onbetaalde stedelijke renten 
werden in betaling aangenomen , even als bij 
de loterijen, door Middelburg in 1497 en 
door 's Hertogenbosch in 1506 en 1522 ge- 
houden, bij welke drie de prijzen bestonden 
nit zilveren kannen en bekers, zoutvaten en 
schalen, kroezen en lepels enz. 

Soms ook werden stedelijke ambten ver- 
loot, b. v. in Utrecht de bediening van 



wijnroeier in 1446 — in 1454 die van 
erfhuismeester , en in 1464 het ambt van 
schepenbode. De mindere prijzen bestonden 
uit eenige zilveren kruisen en lepels, en bij 
de laatste nog op elke 25 loten een premie 
van 1 pond. 

Zulk een trekking was een heel feest voor 
een stad. Ze geschiedde altijd in 't openbaar, 
waartoe gewoonlijk op de straat voor het 
stadhuis een tooneel werd opgeslagen; de 
stadsspeellieden droegen door hun muziek 
niet weinig bij tot opvroolijking , terwyl de 
scholieren er bij zongen. 

Meestal voegde de kooper, wanneer hij 
zyn naara deed inschrijven , daar de een of 
andere spreuk in rjjm of proza bij , die dan , 
met zijn naam mede opgelezen wordende, 
dikwijls door den er op gevallen prijs of 
niet , stof tot spot en gelach gaf. 

Niet altgd waren die spreukjes even geestig, 
soms zonder eenigen samenhang ; enkelen weer 
waren aardig, als b.v. 

Hoert, bocrt, — wat brengt die man voert? 
Beyt, beyt — hoert wat die man seit! 
Bcsiet, besiet — wat is daer uu geschiet? 

Wanneer nu die vragen beantwoord werden 
met een 'met", dan volgde daarop niet 
weinig pret en gejubel, en werd de trekker 
niet weinig uitgelachen. 

Door den toevloed van vreemdelingen , 
die van de trekking hun geluk hoopten, 
werd natuurlijk veel vertier en winst aan 
stad en inwoner aangebracht. 

Doch 't waren niet de stedelijke kassen 
alleen, die in nood hare toevlucht namen 
tot loterijen , ook voor geestelijke gestichten , 
voor den bouw van kerken , voor schutters- 
gilden, rederijkerskamers en dergelijke cor- 
poration , werd de hulp der loterij ingeroepen* 
Zoo is er te Amsterdam in 1549 een 
getrokken voor den bouw van den toren van 
de Oude Kerk. Merkwaardiger is die van 
15 J 8 te Bergen-op-Zoom gehouden, vooral 
om de soort van prijzen die daarin voor- 
kwamen; immers daaronder kwamen ook 
aflaten voor, zooals de Utrechtsche raad ter 
kennis van de gemeente brengt: 

"Voert laet die raet weten dat bynnen 



Digitized by VjOOQIC 



224 



DE OTOE TIJD. 



der stede van Bergen op ten Zoom, tot den 
heiligher kerken behoef, wesen sal eene 
loterye , daer nyct alleene veel a fat en , maer 
oock veel costelycke prijsen te winnen sellen 
wesen, na wtwysinge der cedulen, die 
men daervan voor der kercken, onsen stat- 
hnys ende poerten wthangen ende eleven sal. 
Soo wie daertoe inleggen wil, mach komen 
onder die lakensniders in H Kyntken, tot 
ons secretarishuys , daer sal men elcken goet 
bescheyt doen." 

De steden hielpen das elkaar in hare 



geloof, 't is, dat er hier te lande priesters 
zouden gevonden worden , die zich tot zulke 
bedriegerijen zonden leenen. Was het won- 
der, dat in dergelijken toestand en onder 
zulke omstandigheden de Antwerpsche Over- 
heid in 1524 het houden van loterijen in 
't geheim en zonder verlof des Keizers ver- 
bieden moest, als een der drangredenen daar- 
toe opgevende, dat 

"voirts vele leelijcke oneerbare dichten, 
prosen ende schimpen ter diffamatie van 
geestelycken ende werlycken persoenen inge- 



Loterijkaart van Egwond. 



loterijen, 't geen wel niet zonder belooning 
zal gebleven zijn , wat ook al onder de buiten- 
kansjes voor de beambten behoord zal hebben. 
Velen onzer lezers znllen met verwondering 
zolk een onbeschaamdheid als het verloten 
van afiaten, van vrijbrieven tot zondigen, 
vernemen; 't was dan ook verregaand. Hoe 
diep was toen de zedelijkheid gevallen, die zulke 
verfoeilijke hulpmiddelen aangreep of toeliet ? 
Zou zulk een loterij thans nog vol komen? 
vraagt gij. 'k Geloof van ja, domme leeken 
zijn er nog bij hoopen, maar wat ik niet 



leegt worden ende uytgelesen, ter grooter 
verach tinge derselver persoenen." De leeken 
dus begonnen niet zonder grond met de 
geesteljjke heeren den spot te drijven. 

Een uitvoerige beschrijving van een loterij , 
die in 1554 getrokken en gehouden werd 
door de schutterij van 't Sint-Jorisgilde te 
Middelburg , wordt ons in het hiervoren ge- 
melde werk door den Heer Fokker medege- 
deeld. Een verplaatsing van den schutters-doe- 
len noodzakelyk geworden zynde, miste het 
gild de benoodigde gelden, om een nieuw 



Digitized by VjOOQIC 



DE LOTERIJEN. 



225 



gebonw te zetten, waarom het van Keizer 
Earel V in 1547 octrooi vroeg en verkreeg 
tot het honden van eene loterij. Het duurde 
echter nog zes jaren, eer zy met de toebe- 
reidselen aanvingen, waarschijnlijk wijl er 
in dien tjjd nog loteryen gehonden werden, 
die octrooi van vroeger hadden en 't was 
niet geoorloofd er meer dan een te gelijk 
te houden. 

De comraissie van voorbereiding , nit zeven 
van de voornaamste leden van de confrerie 
bestaande, die de kaarten moest laten druk- 
ken , de prijzen doen vervaardigen en al wat 
er verder te doen was moest beschikken, 
schijnt niet recht geweten te hebben, hoe 
de zaak aan te pakken; ze zond dns naar 
Brugge en Antwerpen om hulp, waarop 
Joost van Belle en Mr. Jacob Bruinings 
naar Middelburg overkwamen. Vooral de laat- 
ste schijnt haar geheel op streek geholpen 
te hebben. 

Het zilverwerk bestelde men te Antwerpen 
bij den zilversmid Claas Hubregtsz, waar- 
voor besteed werd de som van 342 pond, 
18 schell. en 3 gr. 

Volgens de gemaakte opgaven ontwierp 
Gjjsbrecht de schilder een teekening voor de 
kaarten, wat met 4 schell. 6 gr. betaald 
werd , terwijl het graveeren in hout , 't geen 
ook al te Antwerpen moest gebeuren , 1 5 gl. 
1 8tuiv. kostte. 

Die kaarten werden gewoonlijk op groote 
vellen zwaar papier (vroeger op perkament) 
gedrnkt , daar ze op druk bezochte plaatsen , 
als aan de poorten der steden en aan de 
raadhnizen en kerken, opgehangen werden. 
Behalve de condition, bevatten zij ook 
eene af beelding van de voorwerpen , die ver- 
loot zonden worden, en waren daarenboven 
nog dikwyls versierd met voorsteljjngen van 
het gebonw of gesticht, waarvoor de loterij 
werd gehonden, of van de wapens der ste- 
den, confreries of dergelijken. 

De Middelbnrger8 lieten niet minder dan 
4000 eiemplaren van hunne kaarten drukken 
in de landtaal, benevens nog 2000 in het 
Fransch. Nu werd het tyd boden uit te zenden , 
om de lotery wereldknndig te maken, de 
kaarten te verepreiden en zaakgelastigden 
("commysen") of collectenrs te benoemen. 
1870. 



Zeker was deze loterij aanlokkend; de 
loten immers kostten slechts 3 stuivers , 
terwyl er vijf kapitale en 296 kleinere prij- 
zen te winnen waren, benevens nog 308 
premien. De vijf hoofdprijzen bestonden nit : 

1°. Een verguld zilveren kop met deksel, 
waarop een St. Jorisbeeld, die gevnld was 
met circa 100 pond aan gouden en zilveren 
muntspecien. 

2°. Twee zilveren wynkannen, zes dito 
schalen en twee dergelijke zoatvaten. 

3°. Zes zilveren schalen op voeten, drie 
kroezen , twee schenkkannetjes , twaalf lepels 
en twee zoutvaten. 

4<>. Een zilveren bekken met een lampet 
en zes lepels. 

5°. Zes zilveren kroesen en zes lepels. 

By elken prijs was nog een belangryke 
som in specie gevoegd. 

Elk der mindere prijzen bestond uit 66n 
zilveren schaal, kroes of zilveren lepel. 

De beide loten v66r en na den hoogsten 
prijs uitkomende , bekwamen als premie ieder 
een zilveren kop met deksel, en die, vtfor 
en na de andere kapitale prijzen , een premie 
van een schaal, kroes of lepel. De verdere 
premiSn gaven den houders een of ander 
geldstuk. 

Om het publiek aan te moedigen in het 
nemen van een groot aantal loten, waren 
ook hier, zooals by de meeste loterijen van 
vroeger, bijzondere premiCn uitgeloofd voor 
hen, die op e'e'n naam of e'e'n prose het 
grootst getal loten namen. 

Zoo viel hier de hoogste premie ten deel 
aan een, die voor 16163 loten had inge- 
schreven; de beide andere aan de houders 
van 13170 en 6982 loten. Dat waren eerst 
rechte liefhebbers! 

Ook de broederschappen en gilden werden 
niet vergeten. Voor hen, met uitsluiting 
van alle andere mededingers , waren drie 
premiSn weggelegd, te behalen door die 
lichamen, die de zaak door 't nemen van 
loten het meest ondersteund hadden. 

Voor de agenten, die buiten Middelbnrg 
de meeste loten zouden plaatsen , waren ook 
nog vier premifin bestemd, terwijl elk die 
100 loten nam een zilveren lepel bekwam. 

Dit alles was op de groote kaart te lezen ; 

29 



Digitized by VjOOQIC 



226 



DE OUBE TIJD. 



maar daarenboven had men ook nog cen 
kleine kaart voor de boogschuttersvereeni- 
gingen buiten Middelburg uitgeschreven , 
waarin voor haar afzonderlijk premien wer- 
den gesteld voor de gilden, die 't hoogst 
inschreven. 

Toen den 10 Sept. 1554 de inleg ge- 
sloten werd, had men circa 200000 loten 
geplaatst , die echter geenszins alien in klin- 
kende munt betaald werden Allerlei soorten 
van goederen werden in betaling aangenomen , 
die later 6f door het gild in de doelen en 
in zijn kapel gebruikt , 6f wel verkocht wer- 
den. Schilderijen en kleederen, pand- en 
schuldbrieven , wyn en haring, steenen en 
turf, een paard en runderen, ja zelfs een 
huis en speelhof , alles kon men in betaling 
geven. Voegt men hierbij, dat, terwijl de 
collecte was opengesteld, de commissie zelf 
weer loten nam in andere loteryen en aan 
deze weer voorwerpen, die zy voor de hare 
on t van gen hadden, tegen loten verkochten, 
waarschynlijk om het gewonncne weder als 
pryzen in de hare te leggen, dan zal men 
moeten erkennen, dat het een goed boek- 
houder moet geweest zijn, die dat alles nit 
elkaar wist te houden. 

Eindelijk was de dag gekomen waarop de 
sluiting der collecte moest plaats vinden. 
Met trommelslag werd ze te Middelburg 
aangekondigd. De laatste avonden maakte 
men op den Dam en op de Markt muzijk; 
ook speelden de stadsspeelluiden den laatsten 
dag voor de kist, waarin de besloten brie- 
ven lagen: de opgaven van hen, die mede- 
dongen naar de premien voor het grootst 
aantal loten. In open brieven kon men na- 
tuurlyk die opgaven niet opzenden; immers 
een ander zou dan e'e'n nummer hooger in- 
schryven, en dan was de kans verkeken. 
Daarom werden die brieven door den schry- 
ver verzegeld, en alien door commissarissen 
in e'e'n kist gedaan, om niet geopend te 
worden dan na de sluiting der collecte. 

Den laatsten avond voor de trekking wer- 
den er pektonnen gebrand en hennepkransen 
in vuurpannen ontstoken, de gewone wijze 
van illumineeren in dien tijd Dit vond niet 
alleen te Middelburg , maar ook te Antwerpen 
plaats. En geen wonder, Antwerpen had 



alleen een derde deel der loten genomen; 
daarom werd ook de kast, die de con- 
vene had laten maken om al de prijzen 
in ten toon te stellen, nadat ze voor de 
Middelburgers te zien was geweest, onder 
geleide van twee gildeknechts naar Antwer- 
pen vervoerd en ook daar in een herberg 
te kyk gesteld. 

De trekking werd voorafgegaan van "een 
zingende mis" in de kapel, die de confrerie 
in de Westmonsterkerk bezat, waartoe tot 
meerder luister het altaar voor een gedeelte 
hernieuwd, en den kapelaan met nieuwe 
kleederen begiftigd werd. Hierna gebruikten 
de Heeren der wet met de Commissarissen 
ten huize van een der laatsten een ontbijt (ze 
hadden wel een krachtigontbytnoodig!), waar- 
op ze zich in statigen optocht , voorafgegaan 
van de stadsspeelluiden , naar de Markt bega- 
ven. Hier was tegen de kerk het tooneel opge- 
slagen, wat door een balie omringd en tot 
beschutting tegen den regen van een van 
binnen met leder bekleed dak was voorzien. 
Het tooneel was vrij groot, daar steeds 
minstens tien personen er op werkzaam waren. 
Bij de trekking werd een personeel van niet 
minder dan veertig personen vereischt; im- 
mers , daar de trekking zonder tusschenpozen 
voortging, dag en nacht, wisselden zy el- 
kander om de 3 uren af. Er waren 4 trek- 
kere , die , uit de beide op hooge drievoeten 
staande groote korven met halzen, de pry- 
zen en de prozen trokken en de ringetjes, 
die om de uitgetrokken briefjes gezeten 
hadden, in kleinere mandjes wierpen; de 
getrokken briefjes werden afgelezen door 8 
prooslezers en niet-roepers , terwyl ze ver- 
volgens door de 8 affileerders aan liassen 
geregen werden. Om de prijzen "uit te trompen" 
waren er 2 trompetters op het tooneel, 
waar ook de 8 commissarissen beurtelings 
gezeten waren , om nauwkeurig aanteekening 
te houden van den uitslag der trekking. 
Om hulp te verleenen , waar noodig was , en 
hen te waarschuwen en te wekken (er vie- 
len er zeker door overspanning wel eens in 
slaap) wier beurt het was geworden de 
anderen te vervangen , waren 4 vermaanders , 
weckers of dienaren aangesteld. Eindelijk 
werd het personeel des nachts nog vermeer- 



Digitized by VjOOQIC 



DE LOTERIJEN. 



227 



derd met 2 stokers , die voor de vuurpannen 
moesten zorgen. Om onder het publiek de 
rust te bewaren, om dronkaards en kwade 
jongens weg te jagen , waren 4 dienaren van 
den Baljuw op de Markt tegenwoordig. Op 
het tooneel stonden, behalve devoornoemde 
korven en vuurpannen, twee lantaarns ophooge 
houten voeten, cenige stoelen en een tafel, 
waarover een rood kleed lag. Ongetwgfeld 
heeft zulk een tafreel een schitterend en 
bont geheel opgeleverd; onze voorouders toch 
hidden van bonte kleuren. De trekkers en 
bedienden waren in 't rood satjjn gestoken 
van top tot teen rood en wit; de commis- 
sarissen waren waarschynlyk in niet minder fel 
gekleurd schuttersgewaad gekleed. Vooral des 
nachts , verlicht door het licht der lantaarns 
en den gloed der vuurpannen , uitkomeude 
tegen de donkere kerkmuren, zal het een 
fantastiesch tafreel hebben opgeleverd. 

De stoet op het tooneel aangekomen zijnde , 
werd er een zwart lakensch kleed uitgespreld , 
waarop schoppen geschilderd waren. Eerst 
werden daarop de prijs- en nietbriefjes en 
later de prosen uitgestort , goed door elkaar 
geschud, "geschopt" en daarna in de voor 
elkbestemden korf gedaan. Het proosbriefje 
door den trekker uit den korf gehaald, 
werd door den prooslezer gelezen, de andere 
trekker trok uit de tweede mand een prijs 



of een niet, wat door den niet-lezer werd 
bekend gemaakt. Was het een prijs, zoo 
zag men spoedig een omlijst blad perkament 
ophangen, waarop door een der Commis- 
sarissen , de prijs , het nummer en de proze 
was geschreven. 

De trekking ging vrij spoedig; juist in 
ddne maand, (van 10 Oct. — 10 Nov. 1554) 
waren alle loten getrokken ; dat was dus iets 
meer dan 4 loten in een minuut. 't Was nacht 
en dag door gegaan; dus 't moet wel vermoeiend 
geweest zyn voor de Commissarissen , die ook 
reeds vroeger meer dan eenmaal hun nacht- 
rust hadden moeten opofferen, wanneer de 
werkzaamheden te veel over de hand liepen. 
Daarom ook kreeg ieder van hen voor elken 
trekkingsdag 1 gulden tot vergoeding, en 
daarenboven voor de verdere moeite 6 pond 
Vlaams; de penningmeester der commissie 
25 pond. Ook werd er voldoende voor ver- 
verschingen gezorgd, en de wijn, die tegen 
loten ingelegd was, vond daarby een goe- 
den aftrek. 

Het juiste qjfer van de met deze loterjj 
gemaakte wiusten is mij niet bekend; 't 
8chynt echter, dat er niettegenstaande de 
vele en groote uitgaven een aardige som 
overgebleven is. 

(Wordl vervolgd.) 



EEN DAG IN EEN WEESHUIS IN DE 18* EEUW. 

DOOR 

M. W. SCHELTEMA, Ez. 
(Vervolg van bladz. 199). 



Nu de jongens vertrokken zijn gaat de 
vader weder naar de slaapkamers, want zijn 
instruetie schrijft hem voor: "dezelve zal 
"insgelijks de kleine kinderen in tijts op- 
t4 wekken, en bevorderen dat alle op de ge- 
"wone en bepaalde uir na hun gedestineerde 
"plaatse, 't zij in de school, 't zij op de 
"kleermakerskamer, 't zij elders komen,des 
"eerst en alvorens in praesentie van alle 



"een gebed doende." Maar terwgl hfl het 
jonge volkje uit de veGren roept is 't reeds 
onder de bedrijven half zeven geworden en 
wordt de klok geluid door een der grootere 
mebjes. Zg is de adjudante van de naai- 
vrouw; zy heeft die post voor de geheele 
week , want de instruetie voor de naai-vrouw 
schrijft haar voor: "zoo de naaivrouw bood- 
"schappen laat doen van de weeskinderen 



Digitized by VjOOQIC 



228 



DE OUDE TIJD. 



"zal zij daartoe een geheele week dezelfde 
"persoon gebruiken." 

Onder het luiden der klok trekken de 
meisjes naar de naaikamer heen 9 z66 uit 
bed , z6o* op de banken. "2ij zullen", aldus 
luidt de instructie, "zig alle naa de naaj- 
"kamer begeven met hun boterham die zij 
"daar moeten opeeten en daarby yder een 
"komraetie warm drinken gebruiken , dit 
"verrigt zynde zullen zij aanstons aan het 
"werk gaan, naa dat zg de handen gewas- 
"sen hebben." 

Ook nu hebben zij de boterham georberd, 
de handen gewasschen. Het- werk wordt 
voor den dag gebracht en stilte gecomman- 
deerd: een der meisjes gaat voor een leze- 
naar staan en leest een of twee kapittelen 
uit den bijbel voor. "De naaivrouw toch moet 
"zorg draagen, dat door een van de wees- 
"kinderen een of twee capittelen in de bijbel 
"overluid gelezen worde, daartoe alle dagen 
"een ander neemende op dat de kinderen 
"hierdoor het leezen onderhouden en Gods 
"woord kundig worden en dit leezen zal ook 
"moeten herhaald worden 's avonds voor dat 
"de kinderen van de kamer gaan." 

Onder dat lezen (zou er iemand naar ge- 
luisterd hebben?) vliegt de naald. De naai- 
moeder moet ze "tot den arbeid aanzetten" , 
en zg doet het. Zg deelt in de winsten die 
de naaikamer afwerpt: "de naaivrouw zal 
"jaarlijks een tractement genieten van / 50 
"beneffens twee hemden en een stooter van 
"ieder golden die met naagen verdiend 
"wordt. " 

Nu is het weeshuis een duchtige concu- 
rent van de gewone naaisters en breisters 
geworden. Het kan voor minder prijs wer- 
ken. Men gaat er een eer in stellen zijn 
uitzet in het weeshuis te laten naaien. Men 
doet daarmede een liefdewerk! Een liefde- 
werk , waardoor de naaister buiten het gesticht 
benadeeld, de arme hals in het gesticht 
gemarteld wordt, verslijtende haar jeugd in 
een enge benauwde kamer! Wie denkt hier 
niet aan dat vers door Beets zoo keurig 
uit het Engelsch overgezet: 

Piek! Piek! Piek! 

*t Wordt mij gcel ea grocn voor *t gezicht. 

Piek, pick, piek! 



Mijn oogea vallen dicht. 
Zoom en oksel en strook; 
Strook en oksel en zoom; 
Tot dat ik in slaap val over een knoop, 
En hem aanzet in den droom. 

Gy jonkman, die naar uw liefje vrijt! 

Gij man, met uw wyfje in uw schik! 
Het is geen linnen dat gy verslijt, 
Maar arme schepsels als ik. 
Een naad, en weer een naad; 
Een naad , en wcer een naad , 
Voor wien is wel deze bestemd? 
Geloof mij , ik naai met een dubbelen draad 
Mijn lijkkleed, en uw hemd. 

De mensch is van nature geneigd tot 
alle kwaad, en een weesmeisje niet geneigd 
van den ochtend tot den avond te pieken. 
Zij moet dan ook tot den arbeid worden 
aangezet , zal het gesticht er voordeel, de 
naaivrouw er profijt van hebben. I0 Zy pieken 
van half zeven tot aan den schoffctyd door — 
dan hebben zij verpoozing, mogende onder 
het eten naar het bijbellezen luisteren. 

Inmiddels waar de naaimoeder hare kie- 
kens om zich heen heeft geklokt, daarheeft 
de weesvader of binnenvoogd de kleinen in 
de eetzaal bgeen geroepen, opdat zij hun 
ontbyt bekomen, en ook voor hen doet hfl 
een gebed. Na afloop van dat ontbijt hebben 
zij vrijaf tot negen uur. "Dan mogen zg 
"zich op de plaats, of onder de gaanderfl 
"diverteeren met zoodanige spelen als ge- 
"oorlooft zijn, zonder echter eenig rumoer 
"te maaken, waarop de binnen-moeder en 
"binnen-voo^d zullen hebben acht te geven." 
Kinderspeelgoed heb ik in weinig weeshui- 
zen ontdekt — men lachte mij eens harte- 
lgk uit, toen ik vroeg of ieder meisje een 
pop bezat. — 't Zal ook wel in vroeger 
tijd in de gestichten luttel voorhanden zjjn 
geweest. De jongen en het meisje, die van 
kaarten en klompen zoo aardig huis en schip 
weten te knutselen ; die uit een zandhoop 
met eenige vormen zooveel taarten weten te 
bakken, die het humeur niet bederven door 
dat zg de maag niet van streek brengen, 
zij mochten spelen zonder ingredienten en 
"zonder rumoer makenT alles reglemen- 
teerende weesvoogden en voogdessen van dien 
goeden ouden tijd! hebt gij ooit gekaatst, 



Digitized by VjOOQIC 



EEN DAG IN EEN WEESHUIS IN DE 18 e EEUW. 



229 



gekolfd, gekoot, gespeeld zonder rumoer? 
De kinderen hadden vrgheid op een binnen- 
plaats wat rond te loopen en onder een 
gaanderij te hangen — dat was de yrijheid 
van zich te diTerteren! 

Maar 't is negen uur, 't is schooltyd ge- 
worden. Weesvader en schoolmeester zgn in 
e'e'n persoon vereenigd: de gewezen zeeman 
is tot dubbele functie geroepen. "Dezelve 
"zal de weeskinderen zo jongens als meisjes 
"leeren leezen, schrijven, rekenen en psalm- 
"zingen n , en ten dien einde dag en avond- 
u school houden , te weeten 't heele jaar door 
"van 9 — 1 1 uuren 's voor de middags , en 
"van 1 — 4 uuren na de middags , en 's avonds 
"voort na 't eten tot 10 uur — ('t plenus 
renter non studet libenter scheen niet in aan- 
merking te komen) , op welke laatstgenoemde 
"tijd alle landers moeten preezent zijn , altoos 
"beginnende met een gebed, en eindigende 
"met een dankzegging." 

Hulp heeft hy bij z\jn onderwijs niet. In 
de school staat hy voor 't werk alleen, — 
maar wanneer hij des donderdags bij den 
rentmeester moet vragen "of er ook verga- 
dering zal zyn?" en u de voogderi en voog- 
"dessen moet convoceeren en vragen of er 
"ook iets van hun orders is?" — als hy 
"alle twee weeken bij de baazen moet om- 
"gaan om te vernemen of de jongens wel 
"op gezette tijden op de winkel komen"? 
als bij "met en benevens de binnenmoeder, 
"alles wat hun in bewaring overgegeven wordt , 
"alsmeede alle eetbare waaren, als spek, 
"vleesch, boter, kaas, en wat verder tot 
"de keuken , kelder , zolder en de huishouding 
"behoort, in alle getrouwigheid zorgvuldig 
"in ontvangst neemt, bewaart, uitgeeft, 
"zoo dat niets onnut verdaah of verwaar- 
"loosd wordt"; — als hij "alle rekeningen 
"ten laste van het weeshuis van de leveran- 
"ciers moet ophalen, derzelver specificatie 
"moet nazien en examineeren , daarop dezelve 
"extribeeren moet aan de oudste voogd , ten 
"zijnen huize en ten opzigte van het huis- 
"houdeiyke, aan de oudste voogdes, ten 
"haaren huize;" — als hij, "ten dienste 
"van 't weeshuis, zoo in als buiten de stad, 
"'t zij om te bezichtigen wat reparatien aan 
"huizen, dijken of iets anders noodig zij," 



op order van de Heeren zal moeten reizen, 
dan zal de weesvader-schoolmeester, die maar 
&n lichaam heeft , geen school kunnen hou- 
den; en hoe dan? — Ik zou haast ver- 
moeden dat dan het gewichtig deel van zijn 
taak is opgedragen aan den bakk3r,»die 
tevens bierbrouwer is, en dit d&arom ver- 
onderstellen , omdat in de instructie van dezen 
bepaald is "dat wanneer de binnenvoogd 
"niet present is , hij met de kinders zondags 
"naar de kerk zal gaan, en 's middags en 
"'s avonds aan de tafel verschijnen en wel 
"agt geven op de kinders dat die ordente- 
"lijk eerst haer gebedt doen, en stil zitten 
"terwijl daar een van de kinders leest uit 
"Gods heylich woort gedurende den maaltijdt 
"en dan door een van de kinders een danck- 
"zegginge te laten doen." — Maar ik mag 
niet veronderstellen dat de bakker bijabsentie 
van den binnenvoogd tot schoolmeester ge- 
roepen wordt, omdat hem niet alleen was 
voorgeschreven "dat hij nauwkeurigh acht 
"zal geven, wanneer hy brood, tweebakken 
"oft wat het oock mogte sijn uit het back- 
"huys koomt te halen om de deur aanstonds 
"te sluiten, opdat de kinders daar niet 
"kunnen inkomen om iets daarvan te be- 
"hinderen" — maar ook , omdat hem op het 
hart was gedmkt "dat hy hem niet gemeen 
"zal maken met de kinderen of zitten bij 
"dezelven in het washuis of in de school 
"als de binnenvoogd niet present is, maar 
"naar de kamer gaan, die daartoe geregu 
"leert is, wanneer hij zyn werk gedaan 
"heeft;" even zeer als het hem uitdrukke- 
keljjk vermaand was, "met geen mey den off 
"jongens op de kamer die voor hem geor- 
"donneerd is zal mogen the drincken oft 
u iets anders doen wat 't oock mogte wesen, 
"om geen aanstotinge of ergernisse te geven." 
De kinderen waren dan , daar de binnenvoogd 
nog al eens tot andere function werd ge- 
roepen, in de school aan zich zelven over- 
gelaten , ten zq de kleermaker dan van zyn 
snyderstafel afsprong en de paedagogische 
cathedra beklom. 

Heden echter is de weesvader niet door 
andere function verhinderd schoolmeester te 
wezen, en zit hy, met de insignia zijner 
waardigheid omringd , bullepees , plak , ezels- 



Digitized by VjOOQIC 



230 



DE GUDE TUD. 



kap en pennebos , in voile achtbaarheid voor 
zijn breeden lessenaar. Wanneer wy ons 
herinneren wat het onderwgs in die dagen 
was, dan zal men zich lichtelijk kunnen 
voorstellen wat het leeren door zulk een 
meester gaf. " 

Tot elf uur waren zij bezig , en het onder- 
wijs werd met een dankzegging gefiindigd. 

Om half twaalf was het schofttijd. 

In de eerste tyden was de kost erwten 
en boonen of boonen en erwten geweest. Later 
wordt van gort met stroop en kaas melding 
gemaakt , zoo ook van stokvisch in den hooi- 
en den vastentijd. Sedert 1580 schonken 
aan een der gestichten de gedeputeerden 
f 60 voor een slachtbeest. In de voeding 
was sedert 1640 meer afwisseling geko- 
men 13 . Nu was de spijs goed — misschien 
te weelderig, en hoewel niet in alle, was 
toch in onderscheidene weeshnizen het vleesch 
op het menu opgenomen. — Vier weezen eten 
nit denzelfden bak. Voor zij echter beginnen 
mogen , heeft de vader nog een plicht te ver- 
vullen. "Dezelve zal 's middags v66r het 
eten de poort sluiten en na hetzelve weder 
openen" '\ En van het eerste gedeelte dier 
taak kwijt hij zich mi. Teruggekeerd , zegt 
hij een gebed op of leest het voor, en na 
het "amen" mogen de kinderen eten. Het 
praten aan tafel is echter verboden, en om 
de stilte te bewaren "moest de vader zorge 
dragen dat gedurende de maaltijd een of 
meer capittels nit Gods heilig woord , door 
een der kinderen eerbiedig worde voorgele- 
zen en dat er onder des gene onordentelijk- 
heden werden gepleegt , maar yder een daarna 
aandachtig hore" '*. Wat er van dat aan- 
dachtig hooren komen kan , bij kinderen met 
hongerige magen, die zonder eenig gerncht 
de lepels niet in de schalen kunnen bren- 
gen, laat zich begrjjpen l8 . 

Met een dankzegging door den vader wordt 
het maal besloten. 

Na den maaltijd hebben de kinderen vry, 
tot dat de klok van 1 uur dezen naar den 
winkel , gene naar de naaikamer , de anderen 
naar de school roept. In de school zoowel 
als in de naaikamer worden de werkzaam- 
heden weder met een gebed ingeleid , even 
als zij om 5 uur met een dankzegging wor- 



den gefiindigd. Het avondeten ging evenzeer 
van gebed en bijbellezing en dankzegging 
vergezeld. Waarbij dan nog des Maandags 
en Donderdags-avonds voor de jongens, des 
Dingsdags- en Vrijdags-avonds van 7 — 8 
uur voor de meisjes, de catechisatie kwam 
"door den catechizeermeester , die dezelve 
de vreeze Gods zoo veel mogelijk zal zoeken 
in te boezemen" , terwjjl den weesvader was 
opgedragen ze telkens de vragen van den cate- 
chismus , die des Zondags middags in de kerk 
moesten worden opgezegd, te overhooren. 

Tegen tien uur werden alle kinderen in 
de school vereenigd en met gebed en dank- 
zegging werd de dag geSindigd. Dan trok- 
ken de kinderen regelrecht naar bed. De 
weesvader moest : " 's avonds inspectie nee- 
"men of de jongens en meiden elk op hun 
"kamer en van elkander gesepareerd zijn , zul- - 
"lende de kinderen te 10 uur op hunne ka- 
"mers, en voor half elf op 't bedde moeten 
"zijn: voorts zorge dragen dat vuur en licht 
"worde bewaard en uitgedaan, vooral ook 
"op de kamers der jongens." 

En als dan alles in rust was, dan was 
zijn werk nog niet ten einde , "want deselve 
"zal somwylen, wanneer de jongens te bed 
"zijn , hare slaapquartieren bezien en de broe- 
"ken (waarom ook niet onder de hoofdkus- 
sens?) visiteren of ook tabakpiepen, tontel- 
"dosen, kaarten, dobbelsteenen of andere 
"onbehoorljjke goederen bjj zig dragen, de- 
ceive daaruit nemen en de schuldige in 
"desen na vereisch straffen, of zulks bjj de 
"eerste vergadering bekend maken." 

Wij zien , de weesvader had geen gemak- 
kelgk baantje, al had hij daar ook voor 
"boven de kost, vrye inwoning, vuur, ligt, 
"bewasschen, en in cas van ziekte vrije doc- 
"tor, chirurgyn en apotheker, jaarlijz 200 
"caroli-gulden , twee paar schoen en om de 
"twee jaar een nieuwe hoed." 

Maar hij had toch in zgne echtgenoote 
eene hulp? — Mag ik u doen opmerken dat 
de weesvader en moeder vaak geen echte- 
lieden waren , 't geen de zamenwerking zeker 
niet bevorderde. Van vaderlijke even min als 
moederlgke zorg was er sprake. Wanneer 
een der kinderen ziek werd, dan was de 
catechiseermeester krankbezoeker ,7 . De wees- 



Digitized by VjOOQiC 



EEN DAG IN' EEN WEESHUTS IN DE 18 e EEUW. 



231 



weesmoeder — en welk een aandeel heeffc 
niet een moeder in de opvoeding! — had 
eigeniyk met de kinderen weinig of niet te 
maken. In een instructie van 1640 wordt 
hare betrekking op deze wijze omschreven: 
u Beneffens hem (den binnen-voogd-meester) 
"een binnenmoer die toezigt holt op 't spinnen 
"ende het opzicht op 't linnen heeft zoo 
"schoon als vuyl ; 't samp den kindren soeckt 
"te onthouden van luysen, seericheden ende 
"diergelyck." — Wij zien 't, de naam van 
'moeder" was zeer beperkt , al was haar werk 
niet onbeduidend. Werd haar taak in de 
zeventiende eeuw met weinig woorden om- 
schreven, zeer uitvoerig was haar werk in 
de 18 de eeuw bepaald. Wanneer gy u de 
moeite getroost de in de noot l8 meegedeelde 
instructie te lezen, dan zult gij zien, dat 
in een enkel artikel het gewichtig decl harer 
weesmoederlijke taak met de saaije woorden 
"door een goed en stigtelyk leven en wan- 
del" wordt beschreven, terwyl in een twin- 
tigtal andere artikels naauwkeurig wordt uit- 
geplozen , wat en hoe en waarmede zij schrob- 
ben en schuren moet. 

Dat dan ook weinig kinderlyke en ouderlyke 
betrekking tusschen de weezen en den wees- 
vader en moeder bestond, en zy meer als 
partyen tegenover elkander stonden, laat 
zich begrijpen en zal u duidelijk worden uit 
het papier, dat tegen den muur in de eet- 
zaal is opgehangen. 

u En wy — niet anders ter herten 
nemende, dan de rust ende eenigheit 
in voorschreven huis, en om zulke en 
diergelyke buitensporigheden in het toe- 
komende te weeren, en met alle ernst 
en yver tegen te gaan; zoo hebben wy 
goedgevonden bij deesen de weeskinderen 
te ordonneren en te gelasten, om zich 
ten alien tyden na de ordres van den 
binnenvoogt en binnenvader stiptelyk te 
gedragen , zonder zig met woorden of 
daden daar tegens te opponeren; en 
zoo het tegens onse ernstige meeninge 
mogte gebeuren, dat zulke of dierge- 
lyke insolentidn door de eene of andere 
weeskinderen wederom mogte worden 
gepleegt , zal diegeene , daaraan schuldig 



bevonden wordende, zonder connisentie 
directelijk uit voorschreven weeshuijs 
worden weggejaagt, of zoodanig gestraft, 
als na exigentie van saken zal bevon- 
den worden te behooren. En zal de 
inhoud dezes tot waarschouwinge in de 
eetkamer der weeskinderen worden op- 
gehangen. 

24 Jan. 1760. 

En nu moet gij niet denken dat dit weeshuis 
door kinderen uit de heffe des volks was 
bewoond. Integendeel , hoewel willekeurig en 
tegen de bepaling der stichteresse in, had- 
den de regenten het gesticht alleen voor poor- 
terskinderen toegankelyk gemaakt, en waar 
zulke oproeren *• in zulke gestichten voor- 
komen, daar moet men veronderstellen dat 
zy minder haar oorzaak in de bandeloosheid 
der jeugd , dan wel in de totale ongeschikt- 
heid harer verzorgers en het systeem harer 
opvoeding gelegen is. 

Men wist echter de oproerigen en weer- 
spannigen klein te krygen, dank zy de 
menschkundige straffen waarvan men zich 
bediende. De heer Bruinvis heeft in "de Oude 
Tyd" afl. 2 1870, bl. 39, een belangrijk 
stukje geleverd onder den titel: "Weezen- 
tucht" , waarin hij een ordonnantie meedeelt 
op het weeshuis te Alkmaar, vallende tus- 
schen de jaren 1560 en 1570. Ik verwys 
daarheen. Aan het eind der vorige eeuw waren 
de straffen wel wat zachter, maar de bulle- 
pees en het blok speelden nog een groote 
rol. Het blok aan een yzeren keten werd voor 
eenige dagen aangebonden , en volgens de 
bepaling in een weeshuis, moest de jongen 
die op zulk eene wyze gestraft werd, des 
zondags , bij het naar kerk gaan , voor den 
troep uit loopen en het blok langs de straat- 
steenen laten sleepen, opdat het goede pu- 
bliek hem in zijn strafwaardigheid zou lee- 
ren kennen. Wanneer een meisje zich aan 
overtreding had schuldig gemaakt, werd zy 
veroordeeld des zondags zonder bovenrok voor 
den troep uit tempelwaarts te gaan. Dat van 
de bullepees gebruik werd gemaakt, blykt 
onder anderen uit het kreupelrym : u Heeroom 

met de gard en de H waardin ," uitge- 

geven naar aanleiding van het yver en van 



Digitized by VjOOQIC 



232 



DE OUDE TIJD. 



een eerwaarde , die niet gerust had , voor dat 
een paar weesmeisjes , te midden van 't geheele 
dienend personeel, op een zekere plaats, 
door geen mensch bloot gedragen , een fiksche 
dracht slagen hadden ontvangen, omdat zij 
op een kermisdraad gedanst hadden, ter- 
tcijl , om de plechtigheid te verhoogen , een 
paar armverzorgers de schuldigen aan het 
hoofd en de voeten bij de executie varthielden. 

Het zou mg niet verwonderen of gij zult 
het leven der weezen in de weekdagen vrij 
somber en triestig vinden. Somberder nog 
was voor hen de Zondag. Dezelfde orde van 
opwekken , ontbijten, bijbellezen werd gevolgd. 
"Dan", zoo was den weesvader voorgeschre- 
ven, "zal dezelve benevens de binnenmoeder 
"Zondags en andere feestdagen, voor- en 
"namiddags , met de kinderen in goede ordre 
u naar de groote kerk gaan en naauwkeurig 
u letten of ook iemant vermist: in de kerk 
"agt neemen dat de kinders aandagtig toe- 
"hooren en het geduirig uitloopen dan van 
"den een , dan van den ander verhinderen , 
"ten ware in groote noodzakelijkheid." Dus , 
het jonge volkje moest tweemaal ter kerk, 
dat was al veel; maar voeg daarbij, dat 
het bidden en dankzeggen en bijbellezen voor 
en onder en na den eten ook voor den Zon- 
dag was voorgeschreven. Bovendien, v66t 
de namiddag-preek mochten zij niet spelen, 
maar dan "moest de weesvader met "hen 
in het reventer gaan om een psalm "te 
zingen" , vervolgens naar de middagkerk 
om de catechi8mus-preek te hooren en de 
vragen op te zeggen, na kerktijd weer naar 
het gesticht en "wederom naar het reventer 
met den weesvader om zich te oefenen en 
een psalm te zingen, tot dat de catechiseer- 
mee8tcr komt om te catechiseeren." Die 
catechisatie duurde tot het avondeten met 
zijn gebed en bijbellezing en dankzegging! 
Hoe van acht tot tien uur de kinderen wer- 
den bezig gehouden weet ik niet. Met spel? 
In een instructie van 1767 staat, "dat zij 
"in de vrije uren zich mogten diverteren 
"onder de gaandery of in de kamers, zon- 
"der rumoer te maken . . . exempt Zondag" 

Ongelukkigcr systeem van kinderen op te 
voeden valt niet uit te denken. Dat zij later , 
na zulk een overlading en volpropping met 



capittels, totaal van de godsdienst verza- 
digd waren en zich in treurige andere uit- 
tersten verliepen , wie zou het vreemd vinden ? 
'tWas een somber leven, dat het weeskind 
binnen die doodsche muren leidde. Aan een 
lente zonder zon was zjjn jeugd gelijk. Onder 
het opzicht van een stokbewaarder en een 
kamraoeder, die met de grootsche titels van 
weesvader en moeder pronkten , beleefden zjj 
weinig vroolijke dagen. 

Alleen de sterfdagen behoorden tot de 
vroolijke dagen. 

Stierf er een in het gesticht , dan werden 
de acht oudste jongens en meisjes, bij *t 
afleggen en begraven , op jenever, brandewijn , 
koffie en koek onthaald. *° Sommige erflaters 
maakten de bepaling "dat de kinderen van 
"het weeshuis uit de revenuen enz. jaarlijks 
"op den sterfdag, ten zg die dag een Zon- 
"dag , feest- of bededag wezen mogte , moesten 
"getracteerd worden." Een schreef voor "dat 
"op dien zelfden dag aan 3 jongens en 3 
"meisjes mede een boek moest worden uit- 
"gereikt," onder uitdrukkelijk beding : "daar 
"gemelde kinderen bij alle zulle gelegen- 
"heden moeten erinnerd worden dat die 
"tractementen en boeken gegeven worden 
"ter gedachtenisse van 

Ook begon het tot een deftige begrafenis 
gerekend te worden, zich door de weezen 
te laten begraven , en de regenten stonden 
natuurlijk die pralerij toe, omdat daarvoor 
aan het gesticht vaak belangrijke soraraen 
vermaakt werden, zoo'n begrafenisdag was 
voor al de kinderen die dan onthaald wer- 
den een recht prettige uitgaansdag. 

Onze dag is hier nu ten einde. Later 
hoop ik u nog eens tot een bezoek in de 
weeshuizen van vroeger dagen uit te noodi- 
gen. Gij zoudt mjj intusschen, geachie lezer , 
bij een studie over dit onderwerp een groote 
dienst kunnen bewijzen, door al hetgeen op 
de geschiedenis der wees-verpleging in ons 
vaderland tot op onzen tijd betrekking heeft 
en u bekend is of in uw bezit, nuj med te 
deelen en te vergunnen er inzage of afschrift 
van te nemen , opdat eens wjj een zoo vol- 
ledig mogelflk antwoord kunnen geven op de 
vraag: hoe werden vroeger de weezen in de 
gestichten verzorgd en opgevoed? 



Digitized by VjOOQIC 



EEN BAG IN EEN WEESHUIS IN DE 18* EEUW. 



233 



AANTEEKENINQEN. 



• trokken de meisjes naar de naaikamer keen. 
De naaikamer was iets nieuws ; of zij iets 
beters was is aan twijfel onderhevig. Vroeger 
werden de meisjes bij de naaisters en brei- 
sters in de stad in de leer gedaan : men be- 
taalde daarvoor twee, drie gulden 'sjaars 
leergeld. Waren de leerjaren voorbij , dan 
werd eene bepaling van het loon gemaakt; 
de helft kwam ten voordeele van het ge- 
sticht, de andere helft was voor de weeze. 
Dit scheen niet tc bevallen.Jilen besloottoen 
geen nieuwe contracten te maken en aan- 
vankelijk werd de gestichts-kleermaker met 
dat onderwijs belast. 

u Is ter vergadering na rijpe delibe- 
"ratie der H.H. Voogden en Vrouwen 
"Voogdessen goedgevonden en verstaan 
u dat yoortaan geene kinderen meer 
u naar de breischool zullen gezonden 
"worden , maar dat diegene die nog op 
u geene handwerken of winkels besteed 
"zjjn op. de kleermakerskamer znllen 
"geplaatst worden om door den kleer- 
"maker aangezet en onderwezen te 
"worden , op die uren dat zij niet in 
u de school of catechisatie zijn. ,, 

5 Majus 1767. 

10 Zal het ges tick ter voordeel, de naaimoeder 
er projijt van hebben. 
Dat er een ndaischool in het gesticht was 
en dat de toekomstige huismoeder met naald 
en schaar en breipen leerde omgaan was 
uitnemend, maar een vrinstgevende naai- 
kamer was een hel in het gesticht. Om 
zich een denkbeeld te maken tot welk een 
onmatigen arbeid de meisjes in een leeftijd, 
waarin het teeder gestel zooveel behoefte heeft 
aan beweging in de open lucht , werden op- 
gezweept , diene het volgende. Na aftrek van 
de helft, waaruit het zakgeld en de spaar- 
penningen der kinderen gevonden werden , en 
de stooter van ieder gulden winst voor de 
naaimoeder, kwam als zuivere winst aan een 
weeshuis, dat geen hooger getal dan 133 
weezen (dus zeker geen 50tal die op het 

1870. 



ambacht gingen of in de termen der naai- 
kamer vielen), ten goede in het 
jaar 1757, / 1243. 

„ 1759, „ 1413. 

„ 1760, „ 1295. 

„ 1761 , „ 1056. 

„ 1768, „ 1224. 

„ 1775, „ 1108. 
En curieus, waar de naaikamer werd in- 
gericht om een bron van inkomsten voor 
het gesticht te zijn, werd byna gelijktijdig 
bepaald dat de jongens en meisjes die het 
gesticht zouden verlaten , zeven caroli-guldens 
zouden hebben om het goed van hun uitzet 
te laten maken door wie zij wilden. Had 
men de meisjes geleerd en de gelegenheid 
gegeven zelve haar uitzet te maken, men 
zou wjjzer gedaan hebben. 

11 Psalmzingen. 
Die bepaling heb ik in een instructie van 
het jaar 1808 nog gevonden. 

" Wat het leeren door zulk een meester gaf. 
Van leeren was in de oude weeshuizen 
weinig spoor. In 1568 kwam in een der 
gestichten nu en dan een schoolmeester u om 
den kgnderen dieheilighe dagen toe teleren." 
Intusschen werd het langzamerhand iets meer. 
In een instructie van 1640 komtvoor: "Een 
meijster (binnenvoogd) die de kinderen insti- 
tueert in leesen, singen en de samp alles 
in ordre soect te houden." 't Rekenen werd 
er in de 18 de eeuw bij opgenomen, en in 
enkele rekeningen heb ik voor teekenen aan 
het eind dier eeuw nog al aanmerkelijke som- 
men uitgegeven gevonden. 

13 Wat meer a/msseling gekomen. 
Ik laat hier eenige schaftlijsten volgen, 
waarvan mij inzage gegeven is. Jaarlijks wer- 
den er toen 13 a 14 koeien en 8 a 9 spal- 
lingsvarkens in het slachthuis van het wees- 
huis geslacht. Men had soms , en vooral 
vroeger, een eigen boerderij in en aan het 
gesticht , eri de beesten werden met groote zorg 
door de regenten zelve gekocht. Be regenten gin- 
gen eens ter markt naar een der dorpen , huur- 
den voor de reis een wagen , en de reiskosten be- 
droegen 9 stuivers. 't Spreekt wel van zelf 
dat het menu alleen in die gestichten vleesch- 
rijk was, waar de middelen ruim waren. 

so 



Digitized by VjOOQIC 



234 



DE OUDE TIJD. 



1640. 

Zondags midd. : grauwe erwten met vleesch. 

„ 's av. : melcken-wegh met een boter- 

ham , best, uit boter , brood , 

kaas en een tweebak. 

Maandag midd. : "potmarg" met een boterham. 

„ 's av. : boterham met br\j. 
Dingsdag midd. : grauwe erwten met boterham. 
„ 's av. : boterham met melck en meel. 
Woensd. midd. : witte erwten met boterham. 

„ 's av. : deze met "suypenbrood." 
Donderd. midd. : grauwe erwten met vleesch. 
„ 's av. : melcken-wegh. ('s Winters 
melcken-brood.) 
Vrjjdag midd. : suyp en gort en brg met bo- 
terham. 
„ 's av. : boterham met suypenbrood. 
Zaturdag midd. : witte erwten met boterham. 

„ 's av. : suyp en meel en brij. 
Kerstijd : Weg-sop , met grauwe erwten. 

„ 's avonds: melcken-weg. 
2 dcn dag : "croos" , 's avonds als vorigen dag. 
Pinksteren als Zondag. 
2 deH pinksterdag: kalfsvleesch en melcken- 

gort en brij , 's avonds als voren. 
Vasten-avond alle kinderen panne-koeken , de 
grootste 8 , de kleinste 5 , zoo ook de paasch- 
eieren. 

1828. 
Zondags midd. : boekweiten gort met saus van 
boter, melk en stroop. 
,, 's av. : boterhammen met boter , kaas 
en coffij. 
Maand. midd. : groene erwten met spek en 
vleesch. 
„ 's av. : zuip en gort , en brjj met 
boterhammen. 
Dingsd. midd. : groenten zoo de tijd van het 
jaar zegt met spek of vleesch. 
„ 's av. : melk en gort en brg met 
boterhammen (in 1808 met 
kaas). 
Woensd. midd. : grauwe erwten met vet. 

„ 's av. : zuip en brij met boterhammen. 
Donderd. midd. : aardappels met vleesch of 
spek , of zoo de vis goedkoop 
is dan vis met aardappels 
en mosterdsaus. 
,, 's av. : snip en brjj met boterhammen. 
('s Zomers sla met aardappe- 



len en boterhammen, snip 
en meel en brij.) 
Vrijdag midd. : kool , wortels of rapen en 
aardappels met spek of vleesch. 
„ 's av. : zuip en br\j (aardappelen met 
mosterdsaus.) 
Zaturd. midd. : gort met vet en spek of 
vleesch (witte boontjes , spek 
oi vleesch.) 
„ 's av. : zuip en brij met boterhammen. 
Alle morgens ieder een boterham met boter 
en kaas (later boterhammen). 

Dat er soms feestdagen waren waarop zij 
bijzonder werden getracteerd, laat zich be- 
grijpen. Men vermaakte sommen om het trac- 
teraent te doen plaats hebben op zijn eigen 
sterfdag of dien van een zijner verwanten. 
Zoo werd in een gesticht volgens een donatie 
getracteerd op diep sterfdag: 
's middags met pruim of appel en bollen met 

gebraden vleesch, 's avonds met rijst en 

brij en poffers. 
Op 's Hemelvaartsdag 's middags geweekte bol- 
len met gesmolten boter, 'savonds brjj. 
Op Pinkster en Kerstijd 't zelfde , 's middags 

en 's avonds. 

Men ziet er uit dat op den sterfdag van 
den legataris de kinderen wat meer moesten 
hebben dan op de kerkelijke feestdagen. — 
In den zomer een maat aardbeien en ieder 
kind een bolle met boter. — Op Paschen 
e'en middag eieren en ieder kind een bolle 
met boter. 
" de poor I sluiten en na hetzelve weder openen. 

Men schjjnt de poort zoo angstvallig ge- 
sloten te houden , om het wegloopen uit het 
gesticht te voorkomen. Het schgnt nog al 
eens te hebben plaats gegrepen , 't geen zeker 
niet voor het huisel^jk leven pleit. Althans 
in een instructic korat voor u dat de wees- 
"vader niet alleen aanteekening houden moet 
"van wie er ingekomen en ontslagen , maar 
"ook van wie weggeloopen waren." 
15 maar een yder daarna aandachtig hoore. 

Deze bepaling komt in eene instructie van 
1767 nog voor, in die van 1808 en 1736 
heb ik haar niet gevonden. 

18 Wat er van dat aandachtig hooren 
homen Jean. 

Ten einde de aandacht te verhoogen , had- 



Digitized by VjOOQIC 



EEN DAG IN EEN WEESHUIS IN DE 18; EEUW. 



235 



den de voogden en voogdessen afgesproken, 
bij beurten de bijbellezing onder het mid- 
dagmaal bij te wonen. 
17 dan was de Catechieeermeester krankbe- 
zoeher, 

"dat de Catechizeermeester ten alien tijde 
"in cas van sykte van een der kijnderen, 
"gehouden zal zijn, wanneer verzogt wordt, 
"in het weeshuijs te komen om voor deselve 
"een gebed te doen of over hare zielstaat 
"met den zieke te spreken." 
,8 Instructie voor de weesmoeder , uit het mid- 
den der vorige eeuw. 

Art. 1. Sal de binnenmoeder alle eere en 
onderdanigheit bewijsen aan d' Heren voog- 
den en Vrouwen voogdessen , en de kinderen 
en andere in 't weeshuis door een goed en 
stigtelijk leven en wandel ten voorbeelde ver- 
strekken , en in alles 't nut en 't beste van 
't weeshuis enz. soeken te behartigen. 

Art. 2. Al 't geen haar toebetrouwd is soo 
van koper, tin als anders, sorgvuldig be- 
waren en gadeslaan. 

Art. 3. Deselve sal goede agt geven op 
de eetwaren onder hare directie zijnde, al- 
tijt mede in de kelder gaan als daeruit wat 
gehaalt wordt. 

Art. 4. Sal soraers 's morgens te ses uir , 
en 's winters te seven uir hare meiden voort 
aan 't werk setten, en alle morgens of om 
de andere morgen de kinders of selve kam- 
men of in hare presentie laten kammen door 
een der oudste en bequaamste meiden in 't 
waschhuis, best eer zij gekleed zyn, 'twelk 
somers sekerlijk geschieden kan. 

Art. 5. Sal twee meiden setten aan 't 
schrobben in de keuken, voorhuis, gang, 
spinkamer, school. 

Art. 6. Sal naauwe toezigt nemen dat 't 
eeten op zijn tijt over 't vuur gebragt, en 
zindelijk en wel toebereid worde , en vaardig 
zrj , 's middags voor half twaalv uir en 's avonds 
te half seven uir voor de preeker als er 
catechizatie is, anders voort na seven uir; 
en voor de kinders 's middags te 1 2 en 's avonds 
te agt uir, een quartier uir. 

Art 7. Sal met behulp van een der keu- 
kenmeiden de boterhammen smeren voor den 
avond en voor de morgen, doch deze laaste 
niet uitdelen als 's morgens vroeg. 



Art. 8. Deselve sal besorgen dat een der 
meiden, 's middags en 's avonds de tafel 
toesette met borden en lepels daarop, en 
doeken om de handen af te wasschen, en 
eer de kinders van tafel opstaan sal een der 
meiden de borden en lepels amemen, die ter de- 
gen afgewasschen en gedroogd moeten worden. 

Art. 9. Na 't schrobben 's morgens moeten 
de meiden de bedden afhalen en weder op- 
maken , en de beide slaapvertrekken alle mor- 
gens opdweilen , en eens in de week geschrobt , 
gestoft , en de trappen geboent worden ; voorts 
na 't eeten moeten deselve 't Keventer met 
leem schrobben en de tafels afschuren. 

Art. 1 0. Als de kinders somers onder de gaan- 
derije eeten , moet het aldaar gereinigt worden. 

Art. 11. De Binnenmoeder zal met de 
Binnenvader Sondags en andere feestdagen 
voor- en namiddags met de kinderen in goede 
ordre na de groote kerk gaan en mede let- 
ten en agt geven, dat de kinders aandach- 
tig zitten hooren. 

Art. 12. Deselve zal met de Binnenvader 
Sondags en andere feestdagen 's morgens van 
de kinderen ontvangen hunne daags kleederen 
etc. en aan ieder derselver de nieuwe over- 
handigen en daags daaraan de nieuwe we- 
dervorderen en de oude teruggeven, en mede 
sorge dragen, dat de nieuwe kleederen wel wor- 
den geveegd , bewaard en opgesloten , de oude 
nauwkeurig mede bezien en die in stukken zijn 
aan de kleermaker overhandigen tot verstelling. 

Art. 13. Deselve moet Sondags morgens 
twee meiden te huis laten blijven om 't linnen 
in het water te besorgen , de waschketel vol 
water te dragen , de bedden te maken , de 
tafels en eten klaar te maken, en zondags achter- 
middags een meid om schotels te wasschen , en 
's winters vuur aan te zetten daer 't vereischt 
wordt : 's maandags een meid bij de waschten. 

Art. 14. Zal besorgen dat door de mei- 
den Dingsdags en Woensdags, de vergader- 
kamer, die van meester, moeder, bakker en 
kleermaker, gestoft, geschrobt en de trap- 
pen geboent worden. 

Art. 15. Besorgen dat Donderdags en Vrij- 
dags , 't linnen opgehangen en doorgchaalt , 
gestreken en op zijn plaats besorgd worde: 
dat de keukenmeiden Donderdags en Vrijdags 
de kelder, spijskamer, keuken ter degen nit- 



Digitized by VjOOQiC 



236 



DE OUDE TIJD. 



stoffen en schoonniaken , ook de spinkamer 
met deselver trappen en het tin loozen en 
voorts droog schuren. 

Art. 16. Bat Saturdags door de meiden 
geschrobd worde voor de dear, de plaats, 
school, waschhuis en gaanderie, sullende de 
binneninoeder daaromtrent schikkinge kunnen 
maken, dat zulks geschiede Vrijdags en Za- 
turdags , nadat de omstandigheit raedebrengt. 

Art. 17. Dat de meiden 's winters op de 
haarden in de keuken, waschhuis, meesters- 
kamer en elders vuur aansetten, en de asch 
opscheppen, ook de lantaarnen aansteken. 

Art. 1 8. Besorge dat de glazen in 't huis 
gewasschen worden als die vuil zijn ; en dat 
de kok-meiden de brijketels schoonmaken, 
sonder dat de jongens die uitschrabten. 

Art. 19. Deselve zaraltijt Sondags en in 
de week present zijn in de gewone catechisatiSn. 

Art. 20. Deselve zal alle avonden eer ze na 
bed gaat de vuurplaatsen in de keuken enz. 
bezigtigen, 't vuur en licht voorzigtig uit- 
doen , vooral ook een half uir nadat de mei- 
den op haar slaapvertrek gegaan zijn , 't 
ligt van daar wegnemen; en 's morgens de 
meiden tijdig opwekken. 

Art. 21. Sal met de binnenvader, kleer- 
maker, bakker en brouwer enz. in vriend- 
schap, vrede en eenigheit samen leven en 
omgaan, 't beste van 't weeshuis en kinde- 
ren behartigen , ook de kinders op eene vrien- 
delyke wijze bejegenen en tracteren. 

Art. 22. De binnenmoeder zal jaarlijkstot 
tractement genieten /100 caroli — en twee 
paar muilen. 

19 Waar zulke oproeren voorkomen. 

De toestand en het gedrag der weezen in 
die eeuw schijnt over het algemeen vrij treurig 
geweest te zijn. In een publicatie o. a. van 
B. B. en S. S. van Middelburg van den 5 den 
April 1773, lezen wij: 

"B. B. en S. S. maken bekend, dat een 
groot aantal kinderen uit het armenhuis 
(waarin meest vondelingen , halve weezen ot 
verlaten kinderen of de weezen van niet-poor- 
ters werden opgenomen) zich door het be- 
drijven van misdaden en verregaande onze- 
delijkheid , alsmede door insubordinatie jegens 
de regenten en den vader van het gesticht , 



te buiten gaan: dat zij zich in den laatsten 
tijd aan het plegen van verscheidene dieverijen 
hebben schuldig gemaakt ; dat anderen weder 
heimelijk het huis en hunne bazen hadden 
verlaten en (zie Dr. S. S n . Coronel, Middel- 
burg, pag. 172). Zelfs was de zedeloosheid 
onder de weezen van het Burger-weeshuis 
uitgebroken en verscheidene meisjes verkeer- 
den daa> in zwangeren toestand; anderen 
werden om hun losbandig leven in het tucht- 
huis geplaatst. Reg. van Diakenen , fol. 373. 
Coronel , Middelburg , bl. 142 en bl. 154 noot. 
In het leven van Baule* , door W. Eckhoff 
beschreven, komt o. a. voor bl. 15 noot 12: 
"In het straf- of sententieboek van het wees- 
huis, waarin de zedeloosheid der kinderen 
destijds zeer groot was, wordt zjjn naara 
niet gevonden." 

EEN VORSTELIJK DRENKELING. 

Gedurende de jaren 1620—1632 hield 
een aanzienlijk personaadje zyn verblijf in 
ons land , nu eens te Rhenen , dan weder te 
's Gravenhage. 't Was de ex-koning van 
Boheme, Frederik V, die, in den dertig- 
jarigen oorlog, na den slag op den Witten 
Berg, vluchten moest, en, als de zoon van 
Louisa Juliana, de dochter van Willem I 
uit zijn huwelijk met Charlotte van Bourbon , 
in Nederland bij zijn ridderlijken oom , Prins 
Maurits, 't meest veilig meende te zyn. 

De herinnering aan 't verblijf van dezen 
vorstelijken balling is in de historie onzes 
lands bewaard gebleven. De koningstafel op 
den Heimenberg "bij Rhenen wordt ons nog 
aangewezen als zijn lievelingsplek. 

Eene treurige vermaardheid in de geschie- 
denis van den Vorst zelven, leverde hem 
zijn verblijf te Amsterdam. In 't begin van 
1629 onthield hij zich te dier stede eenige 
dagen, met oogmerk om de door PietHein 
in Brazilifi buit gemaakte schatten en sche- 
pen te bezichtigen.' De eerste waren opge- 
stapeld in 't West-Indische Huis, delaatste 
bevonden zich in 't IJ. Om met hen kennis 
te maken , was een watertochtje noodzakelflk. 

Dit werd dan ook door den Vorst, ver- 
gezeld van zijn vijftienjarigen zoon Frederik 
Hendrik en verscheidene Edelen, onderno- 



Digitized by VjOOQIC 



EEN VOKSTELUK DRENKELING. 



237 



men. Het kwam hun duur te staan. Het 
vorstelijke gezelschap , zich in een fraai jacht 
op het IJ bevindende , had het ongeluk door 
een zware sneeuwbui overvallen te worden. 
Deze, verzeld van eene zeer donkere lncht 
en byzonder lang aanhoudende , verbijsterde 
den anders bekwamen stuurman in de tene- 
men richting geheel en al. Ook op andere daar 
aanwezige vaartuigen was zij van denzelfden 
gevaarlijken invloed. 't Kwam hierdoor dat 
het jacht, in den Hollesloot gekomen, van 
een grooter vaartnig werd overzeild , met dat 
ongelukkige gevolg dat het omsloeg en de 
Prins met drie Edellieden jammerlijk in het 
IJ verdronken. De diep bedroefde vader ont- 



kwam nog te nauwernood aan het zoo drei- 
gend gevaar. 

Daniel Willink wijdt in zfln "Amster- 
damsche Buitensingel" aan dit voorval de 
volgende dichtregels: 

"Maar ach, wicns harte siddert niet 
Geraakt door innig meededoogen, 

Wen hij den hollcn Holsloot ziet 
En stelt den ramp zich klaar voor oogen, 

Die eertijds den Boheemschen Voret, 
Toen zijn doorluchte zoon mo est sneeven , 
Als 't schip aldaar aan spaanders borst, 
Bijna den doodkneep had gegeeven, 
En 't onhcil, zondcr meedelij, 
Vier groote mannen smoorde in 't IJ." 

A. AARSEN. 



SPAARPOTTEN. 



Sparen is een zwak of een deugd , al naar 
men 't nemen wil , die men zegt , dat den 
Hollander bijzonder eigen is. Sparen , wanneer 
men in goede verdienste zit , is iets , wat we 
ieder aan zouden raden, maar meteen moet 
daarbij de raad gegeven worden, te zorgen 
dat spaarzaamheid niet buiten hare grenzen 
trede en in gierigheid ontaarde, — het is 
zoo moeielijk zich daarvoor te wachten. 

De liefhebbers van kunst verzamelen 
schilderyen, prenten en andere kunstzaken; 



de boekenlief hebber tracht steeds zijne biblio- 
theek te vergrooten; zoo ook zoekt de 
spaarzame zijne verzameling van muntstuk- 
ken of geldswaardige papieren te vermeer- 
deren. En , daaruit elke lief hebbery een manie 
kan groeien, zoo wordt de overdreven 
spaarzaamheid gierigheid, een manie, wier 
slachtoffer zich alle mogelijke genoegens ont- 
zegt, alleen om het genot te hebben zjjn 
schat te zien vermeerderen. 

De ouden zeggen, dat men tegenwoordig 



Digitized by VjOOQIC 



238 



BE OUDE TIJD. 



niet meer weet, wat sparen is. We zouden 
het bejammeren. Daarom geven wij , en om de 
liefde tot spaarzaamheid op te wekken, een 
paar modellen van spaarpotfcen nit de vroe- 
gere tijden, waarvan ons de teekeningen 
werden toegezonden door den Heer Schaep- 
kens te Brnssel', in wiens verzameling de 
origineelen berusten. 



De eene, vermoedelijk nit de 16e eenw, 
is van hont met ijzeren beslag, — de 
tweede, nit de 17 e eenw, is geheel van 
koper. 

Die sparen wil kan hier dns kiezen , tenzg 
hij een "oude kous" of de bekende groene 
"varkens" als goedkoopere bergplaatsen voor 
zijne kleine schatten verkieze. 



UJKPLECHTIGHEID VOOR DEN HEERE VAN WASSENAER. 



In het jaar 1523 kwam Friesland, na 
vele en bloedige oorlogen, volkomen in de 
macht van Keizer Karel V, als Graaf van 
Holland ; in Nov. van dat jaar vielen Sloten 
en de Lemmer, de laatste plaatsen, die de 
Gelderschen nog in hadden, in handen van 
de Oostenrijker8. Onder de vele Hollandsche 
edelen, die aan deze krijgsbedryven deelna- 
men, bevond zich ook Jan van Wassenaer, 
ridder van het Gulden Vlies, diezelfde die, 
toen hij in 1512, na zijn mislukten aanval 
op de troepen van Hertog Karel van Egmond , 
bg Utrecht geslagen en naar Hattem ge- 
voerd was, daar in een ijzeren kooi opge- 
sloten was geweest. Van Wassenaer echter 
ontving voor Sloten een schot in den arm 
en stierf weldra te Leenwarden aan de ge- 
volgen van die kwetsuur. In hem nam de 
oude tak der Wassenaren, burggraven van 
Leiden, een einde. 

Dr. Pierius Winsemins , in zijne Chroniqne 
ofte historische Geschiedenisse van Vrieslandt , 
schrjjft hiervan: 

Dese dinghen alsoo gheordoneert zijnde, 
na dat Vrieslandt nn van het Geldersche 
Jock ontslaghen was, soo verre het selve 
sich uytstreckt, van Stavoren tot Gerckes- 
Brngge, is binnen Leenwarden op 't Block- 
huys overleden, den Edelen ende Wel-ghe- 
boren Heer Jan Vrijheer tot Wassenaer, soo 
als men meende uyt oorsake van de quets- 
uyre, welcke hij, gheduyrende de belege- 
ringe voor Sloten in sijnen arm becomen 
hadde, wiens doot seer bij den ghemeenen 
Man , ende besonder bij den Borgoenschen , 
beweent wierde. Tlichaem is met groote 



pompe, na den Haegh ghevoert, alwaer hy 
bij sijne voorouders heerlijcken , na sijnen 
Stamme ende Diensten, ter aerden ghe- 
bracht is. 

De eerbewijzen, waarmede het lijk te 
Haarlem ontvangen werd, vinden wij opge- 
teekend in den volgenden post van de 
Thesanriers rekeningen. 

Thesauriera Rekening der stad Haarlem 
Sept 1523—^. 1524. bl. 78 v\ 

Op onser liever Vrouwen dach conceptio 
den viij en dach in Decembri a rv^xxiij tsa- 
vonts omtrent zeven vnyren zoe is , god be- 
tert, dat dode lichaem van den Edelen wail 
geboeren vromen Heer den Heer van Was- 
senaire, wijens ziele god genadich zg, vnyt 
Vrieslant, dat hij onder de subiectie van 
de K. M. gereduceert hadde, aldair hij in 
't veldt voir Sloten mit eene bosse gescoten 
en dairvan gesturven was, gebrocht binner 
tleser stede , En hebben die Schout , gerechte 
ende vroescap ende meer andere Edele ende 
goede mannen , elcx een barnende toirtse in 
de handt hebbende, Mitgaders de ghilde 
broeders van onser liever Vronwen ghilde, 
ende de Religieusen van den goidshuyse 
van Sinte Jans van der Premonstreyten ende 
van de vier biddende oirden , mit reveren- 
cien ende processien 't selve dode lichaem 
ter poirten inne gehaelt ende alhier in de 
prochykercke gebracht, aldair terstont op 
ten selven avont een vigelie over de ziele 
van den selven Heer gesongen worde, En 
des anderen daechs 's morgens is dair over 
gedaen een schone vuytvaert, Ende hebben 



"N 



Digitized by VjOOQIC 



LIJKPLECHTIGHEID VOOR DEN HEERE VAN WASSENAER. 



239 



de Schout, gerechte, vroescap ende de ghil- 
debroeders van de drie scutterijen, by be- 
veele van den selven Schout ende gerechte, 
Mitgaders veele andere Edele ende goede 
mannen ende vrouwen van der voirs. stede, 
in de vnytvaert tweemael dair over geoffert, 
ende alle de priesters in de voirs. kercke een 
misse van Requiem dair over gedaen. Ende 
als de vnytvaert gedaen was, hebben de 
voirs. Schout, gerechte ende vroescap, elcx 
weder een barnende toirtse in de handt 
hebbende, Mitgaders de voirs. Religieusen 
ende geestelicheyt , 't voirscr. lichaem van 
den voirs. Heer weder vuytte voirs. kercke 
geleydt, tot buten de grote houtpoirte nair 
Wassenaer toe; In twelcke alsoe doende 
Frederick Deyman , Tresor. voirn. by ordi- 
nan. ende beveele van de Burgermrn van 
de voirscr. stede wegen betaelt heeft, die 
pertien van oncosten hier nagescr: 

Eerst een Wagenaer, die eenen brief al- 
hier an den burgermrn brochte, inhoudende 
dat de voirs. heer van Wassenaire gestur- 
ven was ende 't lichaam 't savonts alhier 
gebracht sonde worden, om dat hij seer 
haestich gevaeren hadde, bet 1 bij ced van 
de burgermrn begrip ende ordinan. ende 
quyttan. hier over gegev. viij st. 

Ben Costers in de Prochykercke , van 
wassekaerssen behalven de toirtsen, 't sa- 
vonts onder de vigelie ende 's morgens in 
de vnytvaert staende om 't voirs. lichaem 
gebrant, by de selve ced: ij to 

Den sangers van der muysicke van de 
misse van requiem te singen bij de selve 
ced: xx st. 

Van vyff toirtsen elck van anderhalfF 
pont, die mitten anderen toirtsen in de 
vnytvaert, by 't voirscr. lichaem gestaen 
ende gebrant hebben, betaelt 't stuck xiij 
stvs vz. tzamen by deselve ced : iij to v st. 

Cornelis Willemsz. , schilder , van xx wa- 
penen van den voirs. Heer van Wassenaire, 
by hem ende syn hulpers haestich by nachte 
gemaict, die an de thoirtsen ende an de 
swarte lakenen hangende om 't choore, ge- 
spelt waren , bet 1 by de selve ced. iij to v st. 

Vyff en 't sestich priesters die elcx een 
misse van Requiem voir de ziele van den 
voirs. heer gedaen hebben en nae de missen 



quamen op 't choor, staende by 't lichaam 
elck lesende myeserere ende de profundis, 
geg. elken een braspenn. v.z. by deselve 
ced. iiij ^ i st. iij d. 

Twee ende twintich manpersoenen die 't 
savonts als 't voirs. lichaem ingebrocht 
worde, ende des anderen daechs 's morgens 
totte middach toe alle de clocken in 't 
clochujjs tot diversche stonden geluyet heb- 
ben, bet. elken v st. f* v to x st. 

De Joncvr. van Ruyven van theercosten 
by twee prekr. broeders, twee minrebroe- 
ders , den Hofmeester Aeriaen van Dorp ende 
andere edele mannen, twee heeren van den 
Raide van Vrieslant, den gedeputeerde van 
de steden van Leeuwerden , Sneeck ende 
Franicken ende andere die mittet lichaem 
van de voirs. heer alhier quamen, *t sa- 
vonts tot hunnen huyse gedaen, die de bur- 
chmrn van der voirs. stede wegen scencten 
mitte belechier, betaelt by de selve ced. 
iiij to ii st. iij d. 

Van derthien stoop Ryns wijn, gehaelt 
ten huyse van Cornelie Lubbertsdochter , 
ter selver tijt over de voirs. maeltijt ge- 
droncken, de stoop thien groot, belopende 
bij de selve ced: iij to v st. 

Den Heeren en broederen van Sinte Jans 
gescenct twee stede kannen Ryns wyn . den 
premonstreyten twee stede kannen romenije 
ende de Religieusen van de vier biddende 
oirden , elken drie stede kannen romenije , 
om dat zijluyd. ten versoucke van den ge- 
rechte, dat lichaem van den voirs. heer 
van Wassenaere 't savonts mit processic 
mede innehaelden ende brachten in de voirs. 
prochykercke. ende des anderen daechs als 
de vnytvaert gedaen was: tselve lichaem 
mit processie weder vuytgeleyden , ende dat 
zyluyd. hertelick den almogenden god voir de 
ziele gebeden hebben ende noch bidden 
zouden, elke kanne van zeven pynten, de 
stoop van de Ryns wyn thien groot ende 
van de romenije ix groot, belopende 't sa- 
men by deselve ced : vj to v ij st. ix d. 

Aernt Diertsz. dienre van onser liever 
Vrouwen Ghilde voir sijn recht van de 
ghildebroeders de weete te doene, van dat 
cleedt van onser liever Vrouwe, op te kiste 
te leggen ende weder af te dragen ende 



Digitized by VjOOQIC 



240 



DE OUDE TIJD. 



andere boodschappen bij hem gedaen, bet. 
bg de selve ced: vj st.* 

De biddesters voir huer recht van de 
Vrouwen van den gerechte, vroescap ende 
schutters de weete te doene, om ter vuyt- 
vaert van de voirs. heer te comen ende 
dairover te offeren, betaelt by de selve 
ced: xij st. * 



Ten slotte mag hier vermeld worden , dat 
onlangs by bet wegnemen der verf, waar- 
mede de banken in het koor. der Groote of 
St. Bavo Kerk te Haarlem bedekt waren, 
onder de wapenschilden van de voornaamste 
edeje geslachten , die onder Philips den Goede 
bloeiden, ook dat van den Heer van Was- 
senaer is aan het licht gebracht. 



UIT DEN OUDEN TIJD. 

Mededeelingen van Mr. J. DIRKS. 



m. 

EENE ZONDERLINGE BELASTING. 

Een der gevolgen van den oorlog van 
1672—1674 met Engeland en Frankrijk, 
reeds v66r dat de vrede met Engeland (19 
Febr. 1674) werd gesloten , was de gelde- 
loosheid van de kassen van de Generaliteit 
en der verschillende provincien. Om dien nood 
te leenigen gebruikte men, gelijk van zelf 
spreekt, ook het middel der belastingen en 
vond er nieuwe nit. Daaronder behoorde 
"het Middel van de Recreatie ofte Diver- 
tissement-gelt , Peyster l ende Morgen- 
drankgelt" Bij ordonnantie van 1 February 
1674 werd het in Holland en West-Fries- 
land ingevoerd. Zie hier eenige bepalingcn. 

Ieder die des voormiddags, v6<5r 12 
uur, by wijnverkoopers , in herbergen, 
brandewynwinkels , distilleerhuizen enz. , 
eenigen morgendrank tot gezondheid of ont- 
nuchtering laat tappen, hetzij oud bier, 
wyn , janpue (sic) • , koffij , soccolaty (cho- 
colade) of eenige andere (sic) gedistilleerde 
wateren , zal aan den hospes van 't hois daar 
hij znlks doet, ten behoeve van den pach- 

1 (Peytier,) Wij zeggen nu pleisteren , pleis- 
terplaats, plaaU waar men zich op houdt om 
wat nit te msten en zich te ververschen, hier 
in de ordonnantie peystergeld. 

- Janpue. Jenever? spiritua juniperi? toen 
minder bekend dan thans. 



ter, boven zijne vertering, zonder eenigen 
tegenstand , een halven stuiver moeten betalen. 

Kwam men na twaalf uur in bovenge- 
noemde haizen of zat men er over, plakte 
men , dronk men er Spaanschen of Alsem- 
wijn, koflSj enz., dan betaalde men een 
stuiver extra. Bit duurde tot twee uur; 
dan kon men in de gemeene keukens of 
heerden bier gaan drinken voor een halven 
stuiver extra. Formeerde men na drie uur in 
herbergen en bierhuizen , in kamers of elders 
een apart gezelschap, dan betaalde ieder 
een stuiver. In de wijnhuizen en herbergen 
gezelschap formerende, ieder twee stuivers. 
Een besloten gezelschap , club of societeit , be- 
taalde dus de helft minder dan zij die in de 
jagtweide bij elkander waren. Men herinnere 
zich hierbij dat de etenstijd toen gewoonlijk 
twaalf uur was, nu nog, ten minste alhier 
(Leeuwarden) , de schoft- en etenstijd voor 
den handwerksman. 

Hij die in een ordlnaris l 12 stuivers 
verat, gaf den stuiver extra; 24 stuivers 
verterende , 2 stuivers. In herbergen logerende, 
2 stuivers extra, behalve het gezelschap- 
geld voornoemd. De tappers, herbergiers, 
houders van ordinarissen en drooge-gaste- 
rije, mogten niemand van het voorschreven 
Bivertissementgeld verschoonen , maar moes- 
ten het alle weken aan de pachters verant- 
woorden. In gebreke blyvende, konden deze 



1 Ordinaris, restauratie, cethuU. 



Digitized by VjOOQIC 



WAT ER ALZOO IN EEN BURGERHUIS VAN DE 17* EEUW TE VINDEN WAS 241 



de nering beletten, suspicie hebbende, den 
eed ?an expurgatie vorderen. 

De tappers en bovengenoemde personen 
moesten in hnnne huizen, op eene daartoe 
bekwame plaats, een bord hangen, waarop 
de namen der zeven dagen van de week ge- 
schreven stonden. Achter iederen dag moesten 
zy opteekenen, hoeveel menschen aldaar 
dien dag geweest waren, die den om- 
schreven Impost moesten betalen. Zij moes- 
ten de "schreefjens" (schrappen) in vier 
klassen van 2,1, J en \ l stuiver "sepa- 
reren" om de controle voor den pachter te 
vergemakkelgken. — Bij resistentie van het 

1 Een extra van */* stuiver is in de Ordon- 
nantie echter niet te vinden. 



onderzoek, /300 — boete, behalve ar- 
bitrale correctie naar de qualificatie van het 
gedane belet. Bij fraudering der Ordonnan- 
tie eerst /100 — boete en suspensie der 
neringe voor zes weken; voor de tweede 
keer / 200 — en e'e'n jaar suspensie , en voor 
de derde keer /60O — en verbod van ne- 
ring en viervoudige vergoeding in alle ge- 
vallen van het ten onregte genotene. Hjj 
die weigerde den Impost te betalen , betaalde 
/100— boete. 

De tappers enz. genoten 5/ o van hunne 
ontvangst. De pacht liep van l 1 Febr. tot 
1 Julg 1674. 

Deze belasting zal wel niet lang liebben 
stand gehouden. 



WAT ER ALZOO IN EEN BURGERHUIS VAN DE 17 e EEUW TE VINDEN WAS. 

DOOR 

D. VAN DER KELLEN Jr. 

(Vervolg van bladz. 214). 



u Dit alles zgn gebruiken, die bg ons in 
de steden heerschen ; maar hebt ge wel eens 
het ongeluk gehad, om getuige te zijn van 
de pret, die er gemaakt wordt bjj de beval- 
ling van een boerenvrouw? Nu, gij behoeft 
niet daarnaar te verlangen; 't gaat daarby 
dikwijls toe als op de dolste kermis. 

"Als het daar met de vrouw zoovergeko- 
men is en men haar te bed gebracht heeft, 
dan komt de brandewynskom op tafel en de 
boerinnetje8 bewjjzen door haar voortdurend 
lepelen, dat ze geen vyanden zyn van bran- 
dewijn met striker. Ook zoo er kraamanys 
geschonken wordt, laten zy zich daardoor 
niet wegjagen. Als het wyntje begin t te 
werken en de wyfjes het wat warm krijgen, 
dan moet men naar buiten op de boerenwerf , 
en, ge weet de boeren honden van dansen, 
das spoedig zyn de voeten in beweging. 
Kraamheer en knechts dienen voor cavaliers , 
en al het manvolk, dat zich tot nun onge- 
luk in de nabijheid van de vroolyke dames 
waagt, wordt gevangen genomen en moet 

1870. 



mee dansen , en 't kost hun een fooi , willen zjj 
losgelaten worden. Die fooi wandelt spoedig 
naar den herbergier, en de uitgelatenheid wordt 
grooter en grooter. Is 't een onnoozele jon- 
gen , dien ze beet krijgen , of een , die niet 
in haar vaarwater weet mee te drijven, die 
heeft het zuur te verantwoorden. Somtijds 
wordt zoo een als een kind opgebakerd en 
in een deken gerold. Daarom vermyden de 
boeren zorgvuldig de buurt, waar zulk een 
grapje kan plaats hebben. De jonge vrijsters 
komen ook niet vry : zij moeten ook mee in 
de rei, en het kindje kijken en den vader 
gelukwenschen. In e'e'n woord , 't kan er woest 
toegaan." 

u Ja , 'k geloof u gaarne. Komt dat stijve 
boerengoedje eens los , dan is er geen houden 
aan. Maar dat vrouwtje daar, behoort die 
ook in de kraamkamer te huis?" 

"Helaas, j», dat is onze derde gedienstige 
geest. 't Is de minne , met wie we gelukkig het 
bijzonder wel getroffen hebben, een gezonde 
flinke vrouw, wier grootste gebrek daarin 

31 



Digitized by VjOOQIC 



242 



DE OUDE TIJD. 



bestaat , dat ze met de baker niet best over- 
weg kan. En dat is weergaas onaangenaam , 
daar 't soms tot zulke heftige tooneelen aan- 
leiding geeffc, dat ik er tusschenbeiden 
moet koraen. Maar wat moet men doen : eene 
gezonde minne is heel wat waard. Ware het 
alleen uit weelde , of om de mode , die thans 
veld begint te winnen, te volgen, dat we 
een minne genomen hebben, dan kwam het 
er minder op aan, maar 't is ons te doen 
om goed en deugdelijk voedsel voor ons kind. 
Daar , helaas , mijne vronw niet in staat was , 
dit kindje te zogen, moesten wij er wel toe 
overgaan; maar, geloof my, het deed mij 
zoo innig leed, de smart, het stille lijden 
van myn goede vronw te moeten aanzien, 
toen haar kind voedsel van een andere vrouw 
ontving! Wij zijn nog van den on den stem- 
pel en van meening, dat een moeder ook 
de voedster van haar kind moet zijn. Zegt 
Vader Cats niet — ja , wel , daar staat hij , 
die groote foliant; sla hem maar eens op. 
Hier moet ge zijn: 

Gebruyckt o jongc vroa, gebruyckt de reyne flessen 
Om aen a lieve vrucht sijn dorst te mogen lessen ; 
Een die haer kinders baert, is moeder voor een deel , 
Maer die haer kinders sooght, is moeder in 'tgeheel. 

"'tis immers waar ook, geen beter voed- 
sel voor een kind dan de melk zyner moeder. 
Dat dachten vroeger onze vrouwen ook en, 
tot de aanzienlykste toe , elk zoogde haar eigen 
kind en was naijverig om de eerste lachjes 
van het aan de borst dartelend kind te 
ontvangen, die het anders aan zyn vreemde 
voedster ten beste zon geven. 

<4 Maar tegenwoordig komt het meer in den 
smaak eene minne te nemen, in navolging 
van de mooie Fransche zeden, die nog ein- 
digen zullen met ons lieve landje geheel en 
al ongelukkig te maken. Ja wel, lach maar, 
misschien ztdlen wy het niet meer beleven, 
maar dat overnemen en volgen van vreemde 
zeden , goede en slechte , zal eens onzen onder- 
gang ten gevolge hebben. 

<4 Die Pranschen zenden hnnne pasgeboren 
kinderen maar naar bniten naar de een of 
andere boerin. Dat ten minste doet men hier 
nog niet zoo veel; de kinderen blijven hier 
dan meestal nbg in huis , en men ziet oplet- 
tend toe , wie men als minne aanneemt. 



"Een groot gemak is het , dat we hier een 
paar besteedsters van minnemoers hebben , 
die er zooveel mogelyk voor zorgen, slechts 
gezonde minnen te leveren. Gy hebt mis- 
schien ook wel eens gehoord van drooge 
minnen ; dat zyn kindermeiden , die de zorg 
voor de kleintjes , die nog aan de borst zyn , 
met de moeder deelen, ofschoon zy ze niet 
zogen. 

"Die beide fraaie boekbanden van Cats en 
zyn bunrman schijnen uw aandacht te trek- 
ken; 't zijn dan ook inderdaad schoone ban- 
den; maar de inhoud is nog beter dan hnn 
niterlyk. Cats en zrjne levenslessen , by ons 
naast den bijbel het meest gelezen boek, 
zyn n bekend, en dat de tweede foliant, 
de bijbel , u vreemd is , zon ik evenmin dur- 
ven veronderstellen. 

"Znlk een bijbel is bij ons om zoo te zeg- 
gen een heiligdom, een kleinood, dat van 
vader op zoon overgaat. Hij dient ons dan 
ook als famielje-register , waarin wij de voor- 
naamste pnnten in het leven van onze naaste 
bloedverwanten , als geboorte- , doop- , trouw- 
en sterfdagen opteekenen. Gy meent wellicht 
dat een boek als de Heilige schrift niet door 
ons geschrijf mocht beklad worden en dat 
dat weinig achting voor dat schoone boek 
verraadt , — dan toch dwaalt gy , daar voor 
ons de waarde van den bijbel daardoor als 
't kan nog verhoogd wordt. 't Is voor ons, 
als wij dat boek der boeken openen, dat 
ook zoo dikwijls door de handen van zoovelen 
onzer voorvaderen met heiligen eerbied werd 
opgeslagen , of een bemind en gefierd vader , 
een aangebeden moeder ons nog daaruit toe- 
spreken! Dan rijst voor ons op het beeld 
van den grootvader met zilveren haren , die 
ons in zyn statigen ernst, door al ons dar- 
tel gespeel niet te verstoren en geen het 
minste vergrijp van ons jongens door de 
vingers ziende , by voorkeur de platen en de 
woorden nit de schrift verklaart, die spre- 
kenvan vergelding en bestraffing van 'tkwaad ; 
en daarnaast zit de goede oude grootmoeder , 
die , liefdevol in al haar doen en laten , met 
hare bevende vingers en met bezielde stem 
slechts wijst op de woorden van liefde en 
vergeving, door den grooten leerraeester nit- 
gesproken. 



Digitized by VjOOQIC 



WAT ER ALZOO IN EEN BURGERHUIS VAN DE 17, EEUW TE VINDEN WAS. 243 



"Waarljjk, wanneer wg de pen opnemen, 
om met een van vreugde en dankbaarheid 
kloppend hart den naam in te schrjjven van 
een nieuw lid der famielje , of diep ter neer- 
geslagen met betraande oogen de afreis naar 
zjjne voorvadcren moeten melden van een onzer 
gcliefden, waarljjk, dan wordt ons die bjjbel 
door dat register, de getuige van ons lief 
en leed, dubbel dierbaar, al weten we ook 
dat het onherroepelflk eens opgeslagen zal 
worden, om ook onzen naam op te nemen." 

Wfl kunnen niet nalaten den goeden kraam- 
beer met een handdrnk , een : "God geve , dat 
het u nog veel malen vergund moge worden , 
nw register alleen te moeten opslaan voor 
aanteekeningen als die gij er in de laatste 
dagen ingeschreven hebt, waarvan de inkt 
nauweljjks gedroogd is!" toetevoegen. 

u Willen de heeren nu het lieve wicht eens 
zien?" zegt de baker, die zich gedurende 
onze gesprekken gehaast heeffc den kleine in 
een beter gewaad te steken, in de hoop 
waarschjjnlijk om van ons ook een "baker- 
schellinkje" tot fooi te zullen krijgen. 

"Nu , baker , ge hebt er eer van ; 't is wel 
te zien dat het niet het eerste is, dat ge 
in de kleeren hebt ges token. Maar wat een 
engel van een kind is dat! Van ganscher 
harte geluk gewenscht met zulk een lieven , 
frisschen jongen, beste vriend!" 

"Wel moogt gij het een engel noemen , 
mgnheer; hebt ge ooit liever kind gezien?" 
klinkt het ons van achter het kraamschnt 
tegen, en wjj bemerken, dat de ledikants- 
gordijnen worden geopend. Het ijs is gebro- 
ken, de goede moeder kon die loftuitingen 
op haar jongsten spruit niet onopgemerkt 
laten voorby gaan. "Baker, zet het kraam- 
schut wat op zijde en geef mij mjjn lieve jon- 
getje eens hier." 

De goede kraamheer kan thans niet nala- 
ten , ons aan z jjne vrouw voor te stellen , 
en na eenige plichtplegingen en verontschul- 
digingen onzerzijds worden wg genoodzaakt 
plaats te nemen aan een tafeltje meer in 
de nabijheid van de kraamvrouw, die zich 
nu ook verder in ons gesprek mengt. 

a Mag ik den Heeren een glas morgenwijn 
aaubieden ?" zegt de guile Hollander , en ons 
antwoord niet afwachtende, staat reeds een 



fraaie karaf met alveren stop, met een 
dergeiyk kettingje aan den mond der karaf 
bevestigd, en een paar fijne venetiaansche 
glazen op een zilveren schenkblad op de tafel. 

"Ja, heeren, ik houd niet van compli- 
menten, — als het mfl genoegen doet, dat 
iemand iets by my gebruikt, dan vraag ik 
niet "zal u ook iets gebruiken? kan ik u 
ook met iets dienen ?" Neen , ik geef slechts 
een wenk aan de bedienden , en er wordt ge- 
reed gezet wat het uur van den dag mede- 
brengt. Op die wijze aangeboden smaakt 
een beet of een dronk; maar vraagt men 
eerst zoo uiterst beleefd, wat men verkiest , — 
wie zal dan zoo onbeschoft zjjn, te zeggen, 
waarin hjj op dien oogenblik trek heeft? 
Maar dat zeg ik u , kom ik ooit by u , dan 
zie ik gaarne, dat ik eveneens behandeld 
worde." 

"Braaf gesproken, waarde heer, en om 
u te toonen, hoe ik het met uwe wqze van 
handelen eens ben , drink ik dit glaasje spaan- 
schen wjjn op de verdere herstelling uwer 
lieve vrouw." 

Dat "lieve vrouw" was geen vleiery ; want 
in alien ernst, het was een bevallig tafreel , 
die goede moeder, zooals ze daar, haar 
kleintje troetelende , in al de weelde van haar 
moederljjk geluk, neerlag. 

Hoe keurig net is dat geheele bed met 
toebehooren. Ook de kraamvrouw zelf, 't is 
alles even rein en proper, hare naauwslui- 
tende wit satijnen hemdrok, met linten op 
de borst gesloten, haar zijden scbouder- 
manteltje van dezelfde kleur, waaraan een 
diergelflke kap , dien zij over 't hoofd heeft 
geslagen voor mogelrjken tocht. En wat een 
schat aan kant is aan hare muts en kap , tot 
zelfs aan • hare hemdsmouwen aangebracht ! 
Welke fraaie zijden sprei en damasten deken , 
wat prachtig kantboordsel aan kussensloopen 
en lakens! Men behoeft het niet te vragen, 
of het ons echtpaar voor den wind gaat! 

Het ledikant komt u groot en ruim , maar 
ook zwaar voor? Nu, ruimte is niet onplei- 
zierig ; men kan zich in den slaap nog eens 
omwentelen , zonder vrees uit het bed te vallen. 
En ja zwaar moge het zjjn, beter echter is 
het, het solide te noemen, zooals we bij de 
meeste meubels van dien tjjd reeds opge- 



Digitized by VjOOQIC 



244 



DE OUDE TlJB. 



merkt h ebb en. Maar niemand zal kunnen 
zeggen , dat zulk een ledikant met zijn zware 
kroonsaaien of damasten gordijnen, met al 
die koorden en kwasten, waarop aan de 
hoeken die schitterende pluimen, iets onbe- 
valligs heeft, en juist zelfs door dat deftige 
en zware uitdrukt dat het een rustplaats 
is , waarop men zich zonder vrees durft wagen. 

Liever zie ik zoo iets, dan dat leelijke 
verlakte kraamschut, waarop Chineezen of 
Japanners hunne bekwaamheid in 't verlak- 
ken hebben getoond. Dat kunnen zij, maar 
dat is ook het eenigste fraais , wat er aan 
dat ding is. . 

"Zulk een turfvuurtje doet toch maar goed", 



schoorsteenplaat is ? Meestal zijn daarop bij- 
belsche , ook wel allegoriscbe geschiedenissen 
voorgesteld. Zoo wordt steeds de kunst in alles 
ter hulp geroepen; want ook weder beschil- 
derde tegeltjes zijn het, die tot aanvulling 
van de ruimte tusschen de schoorsteenplaat 
en de kolommen dienen. 

Ons tweede glas , en daarbij zullen we het 
ook laten, wijden wij aan het welzijn en de voor- 
deelige ontwikkeling van den jongste in hnis. 

"Er wordt nog wat zorg vereischt, eer 
zulk een kindje zoo ver is, dat het loopen 
kan , is 't niet waar , heeren ? Al ware het 
alleen de kleertjes , die er voor noodig zijn , 
die geven reeds handen vol werks." 



Kraamkamer. 



zegt onze gastheer , terwijl hij voor de tweede 
maal onze glazen vult. Dit doet ons den 
blik naar den schoorsteen wenden , die wel 
groot , maar anders vrij eenvoudig is. We zijn 
dan ook slechts op de slaapkamer. Toch om- 
lijst die kolossale houten tot aan den zblder 
reikenden schoorsteenmantel , met uitsteken- 
den rand, een kunststuk, door den een of 
ander van onze groote meesters geschilderd, 
dat misschien later eens als een meesterstuk 
in eenige buitenlandsche galerjj zal pronken. 
Be schoorsteen rust van achteren op halve 
gedraaide steenen kolommen. Merkt ge wel 
op, hoe vol beeldwerk die gegoten yzeren 



Ofschoon wij voor ons vinden, dat onder 
die kleertjes zeven achtste gedeelten onnoo- 
dig zijn en ze ons ook weinig belang inboe- 
zemen, begrijpen wij zeer goed, dat het het 
moedertje alleen te doen is, om aan een 
kleine ijdelheid te voldoen en ons haren rjjk- 
dom aan kindergoed te toonen. Bus zjjn we 
wel verplicht , om eenige aandacht te wijden 
aan wit satijnen dekentjes met andere kleu- 
ren gevoerd , met rozen gestikt , aan satijnen 
strikluiertjes met taf gevoerd, aan allerlei 
soort van luiers van sarge-de-dame met galon 
geborduurd, van witte en gele Engelsche 
kassaai met wit boordsel, aan witte Frie- 



Digitized by VjOOQIC 



WAT EE ALZOO IN EEN BURGERHUIS VAN DE 17* EEUW TE VINDEN WAS. 245 



sche met lint , met stikzyde bestikt. Zwach- 

tels van lint, linnen of Engelsch kassaai 

met gekleurde strepen , gekeperde dekentjes 

met paarsche en gele strepen, gele met 

zwarte gestreept, gebreide borstrokjes met 

parelkleurige galon omzet , witte sajetten fijn 

gebreide handschoenen, flepjes, mutsjes — alles 

pakte de baker voor ons uit het fijn manden 

bennetje, tot zelfs het satijnen speldenkus- 

sen , waarop de spelden zoo netjes in den 

vorm van een hart, waarin de naam van 

den jongen gast , zjjn gestoken, en al wat meer 

voor pronk dan tot nut dient , houdt zjj ons 

voor. We willen ho- 

pen, dat ze het doop- 

goed daar in dien 

grooten zilveren ben 

voor het oogenblik 

laat rusten. Wat 

weten wjj , mannen , 

van al dat goed af ? 

Ik zie liever dat zil- 

verwerk, het kraam- 

zilver, daar in die 

glazen kast. Onder 

die zilveren kandeel- 

kommen met hare 

deksels en lepels, die 

pappotten en kruid- 

doozen is soms vrij . 

goed drgfwerk te 

vinden. 

Met een u nn, baker, 
nu is 't wel, 't zou de 
heeren gaan verve- 
len", helpt de kraam" 
heeronsaitdennood. 

"Thans zal ik u nog iets mededeelen over 
den van- of vand-tijd ; dat is een feestje , 
wat na den negenden dag plaats heeft. Daar 
zjjn de vrouwtjes in haar gansche fleur, en 
vooral de kraamvroaw, die zich daarbij in 
al haar glans en heerlijkheid vertoont. Is 
't niet waar, vrouwlief ? dan moet alles voor 
den dag en de beurs getrokken worden; is 
't waar of niet , vrouw ? Nu , nu , kijk maar 
niet boos; ik weet immers wel, dat, zoo 
de gewoonte en het gebruik er u niet toe 
dwongen, gij dat alles wel zoudt laten 
rusten." 



Minne. 



u Och, heeren, hoort toch niet naar dien 
plaaggeest, als ik u bidden mag. Hij houdt 
niet van dien vantjjd, omdat hij weet, dat 
het dan het laatst is, dat hjj zjjn kraam- 
heerenmuts op mag hebben en hij voor 't 
laatst den kandeelstok mag hanteeren." 

u Een lieve tijd, verbeeldt u, heeren! De 
kraam vrouw moet tijdig gekleed zijn, om 
hare vriendinnen te ontvangen, en gekleed 
z66, dat er niets op te zeggen valt, in 
haar beste kraamhuik van fijn batist. 
Zeg ik het zoo goed, vrouwtje? 't Klein- 
tje, gebakerd op zijn allermooist, en de 
kraamkamer geheel 
in de volmaaktste 
orde. Moeder heeft 
zich al een paar 
dagen vermoeid met 
alles te beschikken , 
en 't zou beter voor 
haar zijn, zoo ze 
in plaats van vrien- 
dinnen en kennissen 
te ontvangen naar 
bed konde gaan. 
Maar neen , daar 
komt de trein aan- 
zetten; vijf en twin- 
tig maal moet de 
kraam vrouw alle om- 
standigheden mede- 
deelen, waarbij de 
baker de tweede 
stem zingt , en aan- 
vult wat er ver- 
geten mocht worden, 
en vooral haar eigen 
verdiensten en handigheid doet uitkomen. 
Daarop begintde een te vertellen, hoe't met haar 
gegaan is, een tweede heeft iets buitenge- 
woons ondervonden, bij een derde is nog 
iets wonderlijkers gebeurd , zoodat ten laatste 
de grootste onmogelijkheden als waarheid 
verteld worden. Onder die bedrijven wordt 
er flink marsepein en kraamsuiker gegeten, 
gesuikerde spouwentjes en suikerkoekjes ge- 
snoept, terwgl de kandeelpot goeden aftrek 
heeft. 

Het kindje wordt gesold en in den kring 
van de een naar de andere overgevoerd , 



Digitized by VjOOQIC 



246 



DE OUDE TIJD. 



tot dat eindeljjk de komst der mannen een 
wending aan de zaak geeft. Ook zij blijven 
eenigen tjjd bezig met te varieren , en laten 
ook den kandeelbeker niet onaangeroerd. En 
dan , dan .... niet waar baker , dan komt 
voor haar het goede oogenblik aan, dan 
regent het ffoien " 

"Uwes plaagt iemand ook altijd, mijn- 
heer." 

Toch wordt ze niet kwaad, de baker; 
zeker dankbaar, dat mynheer ons eens her- 
innert aan fooien; we konden er wel eens 
niet aan gedacht hebben. 

(Wordt vervolgd.) 



EEN KOSTBAAR SUIKERWERK. 

De zilveren of kristallen "pieces de mi- 
lieu," die thans onze din<*s versieren, zijn 
eerst , gelijk men wect , in de laatste jaren 
in gebruik gekomen, toen men begon het dessert 
afzonderljjk op tafel te plaatsen. Tot in het 
begin dezer eeuw was het de gewoonte eene 
groote taart of iets van suikerwerk als mid- 
den stuk te gebruiken, waaromheen de on- 
derscheidene schotels met vleesch, gevo- 
gelte, groenten enz. gerangschikt werden. 
Welk eene zorg men somtijds aan deze 
middenstukken besteedde, en van hoe kolos- 
sale afmeting ze dikwerf waren, kan het 
navolgende ons leeren, al houden wij ook 
in het oog, dat zrj van zoodanigen aard 
niet tot de alledaagschen zullen behoord 
hebben. 

Op den 23 tten April 1790 werd te Leiden 

in den Stads Doelen , door den Heer , 

bij gelegenheid van zijne promotie met de 
kap, aan den Magistraat der stad en aan 
den Senaat der Hoogeschool een groot dine' 
gegeven, dat door de tegenwoordigheid van 
Prins Willem V werd opgeluisterd. Voor 
dat dine* werd door de Leidsche "Dessert- 
werkers en Confituriers", Pieter Voorstad en 
zoon, een u dessert" als middenstuk ver- 
vaardigd , waarvan ik de nauwkeurigc , zeker 
niet zeer schoone beschrrjving woordelijk 
mededeel. Zfl luidt aldus : u Het midden , 
of Hooftstnk bestont in eene groote cierlijke , 



van suiker gemaakte Tempel, ter hoogte 
van circa vijf Rhjjnlandse voeten, verbeel- 
dende den tempel der Wijshjjd, gewerkt na 
de order Compozito, opgaande ter weder- 
zijde met 4 trappen en rostende op 8 zwaare 
Colomme, van welke de 2 voorste ter Reg- 
ter- en Slinkerzijde pronken met de wapens 
van zijne doorlugtige Hoogheid en der Uni- 
verziteit, de 2 agterste met die van Hol- 
land en de stad Lejjden. — Aan de 4 
Middelste voor en agter Colommen sag men 
de 4 voornaamste oude Regtsgeieerden , als 
Cujacius , Grotius, Bijnekerehoek en Schulting. 

Midden in den Tempel sag men Minerva , 
als de Godinne der Wjjshjjd, bij een bran- 
dend altaar met den Uil aan de Slinker- 
en het schild Methuza aan de Regterzijde, 
hebbende haar speer in den Slinker arm. 
Voor haar staat de gepromoveerde Heer 
Doctor, met den tabbaard gekleet, met den 
Bonnet gedekt, en omhangen met den ge- 
woone Eerepenning en de Ring aan de Vin- 
ger van de regterhand, zijn dankoffer haar 
aanbiedende voor verkregene Wijsheid, ter- 
wyl zy door het toerijken van de regter- 
hand hem vriendschap aanbiedt. 

Aan de Regterzyde van Minerva stont 
een Pedestal, waarop het Corpus Juris en 
den Haen, ter Slinkerzijde de op een 2 de 
Pedestal den Goude of Vergulde Eerepen- 
ning, waarop Minerva, als met Slinkerhand 
wijst, daar willende te kennen geeven, dat 
zulke Eeretekens voor zoo verre gevorderde 
in de Wetenschappen bestemd zijn. 

Den tempel was verdeeld in 4 Facessen , 
in dewelke een wijnig voorwaars zig ver- 
toonden het Verstand , de Voorzigtigheid , Ge- 
regtigheid en Standvastigheid , alle door 
bijzondere teekenen kenbaar, willende daer 
mede aanduijden , hoe door Verstand en Voor- 
zigtigheid, Gerechtigheid Standvastig blijft. 

Boven op meergen. Tempel schijnt als 
vrjt de wolken neder te daalen , het paleis 
des Vreedes, waar in de Vreede, in een 
aangenaame vergenoegde houding zig bevond , 
terwijl de blaazende Faam op den hoogsten 
top des Tempels, deze heugeijke Roemwaar- 
dige Gebeurtenis alom bekent maakt. 

Voorts was de Tempel r\jkelyk verciert 
met pragtige Vaazen , Lof- , Bloemwerk en 



Digitized by VjOOQIC 



EEN KOSTBAAR SUDCERWERK. 



247 



Festounen; aan de 4 trappen der berjde 
ingangen vond men op fraaje Pedestallen, 
de Waarheid, Deugd, Eendragt en de Vrjj- 
heid, Sinspeelende op de spreuk, dat door 
Waarheid , Deugd en Eendragt de waare 
Vrijheid verkregen wordt; — aan de Reg- 
terzyde zag men de 4 Elementen en ter 
Slinkerzjjde de 4 getjjden des jaers, bejjde 
onder 't Lommer der Groene Laurierboomen, 
aandwjdende de Jengd , Jongelingschap , Man- 
nelyke jaren en Ouderdom, daar mede be- 
doelende hoe men in deeze levenstande van 
trap tot trap moet opklimmen tot de be- 
geerde Wijsheid. 

Verders vertoonde zig ter Regter- en 
Slinkerzyde den berg Parnassis, waarop de 
9 Zang Godinnen zjjn nedergekoomen om 
de vreugde met hare speeltuigen te verge- 
zellen, terwijl de 7 vrije konsten beduijden, 
dat door konsten en wetenschappen een 
Land werd groot gemaakt. 

Wflders op dat deeze Vreugde en Verge- 



noeging niet gestoord wierden , bevinden zig 
Jupiter met den blixem en Hercules in een 
Leeuwenhuijd , met zyn knots, als Wagt- 
houdende, onder 2 cierlyk gewerkte Poor- 
ten, booven dewelken men 2 Hoornen van 
overvloed door elkander gevlogten geplaatst 
zag. 

Eijndelijk was de Grond met verscheijden 
Landschappen , Bloemen, enz. enz. in aller- 
lejj Couleuren cieriijk gestrooyt en omringt 
met ballustrade, Beelden, Vaazen en Hek- 
werk. AUe8 van suijker, zeer natuurlyk ge- 
schetst." 

Volgens de rekeningen van dat dine*, 
kostte dit middenstuk-alleen de som van 
/156. 

Of de fabrikant ook de ontwerper er van 
geweest is , is my niet gebleken. 

Noordtoijkerhout , 21 Februari 1870. 

A. C. J. V. d. K. 



DORDRECHT IN DEN AANVANG DER 17« EN DER 19e EEUW. 

DOOR 

Dr. G. D. J. SCHOTEL. 
Vervolg van bladz. 173. 



Is de kennis der raoderne talen tegen- 
woordig onmisbaar, zoo was die der oude 
zulks in de 17 e eeuw. Men kon nochinden 
staat noch in de kerk eenig ambt bekleeden , 
of men moest ze kennen. In bijna alle vakken 
van wetenschap waren de beste werken in het 
latijn geschreven , de briefwisseling tusschen 
staatslieden en geleerden geschiedde in die 
taaL Die de groote school bezocht, begon 
terstond zich in het latyn te oefenen, en 
de meeste burgers, schoon ze geen geleerde 
opvoeding ontvingen, verstonden ten minste 
de beginselen er van ; zelfs iieten sommigen , 
wanneer zij reeds tot een gevestigden staat 
waren gekomen , zich er nog in onderwflzen , 
en het was toen volstrekt geen zeldzaamheid 
jonge vrouwen aan te treffen die latijn, 
grieksch en hebreeuwsch verstonden , ja in 



die talen schreven en verzen maakten. In het 
gezin van vele geleerden werd het latijn 
gesproken , en soms mogt geen der Mnderen 
op het noenmaal spijs nuttigen, tenzy het 
er den latijnschen naam van kende. 

De boeken die men las waren of in het 
latyn opgesteld , of er uit vertaald , en even 
als men thans een roman van Dickens of 
Victor Hugo of van een ander geliefd auteur 
in handen neemt, zoo legde men toen de 
overzettingen van Plutarchus , Homerus , Ta- 
citus, Livius, Ovidius voorzich, wantmoei- 
jelyk kon men die folianten, kwartynen en 
dikke octavo-deelen hante*ren. Er was echter 
geen stad, waar, vooral in den aanvang 
dier eeuw, uitstekender beoefenaars der oude 
talen en voortreffelijker dichters gevonden 
werden dan te Dordrecht. Even als deMerwestad 



Digitized by VjOOQIC 



us 



DE OTJDE TUB. 



in de 18 e eeuw de voedster was van uitste- 
kende predikanten, later sieraden der Rot- 
terdamsche, Haagsche en Amsterdamsche 
gemeenten, zoo was zjj zulks in de 17 e 
eeuw van hoogleeraren en rectoren. Wie denkt 
hier niet aan Franciscns Nansius , Orydrius , 
Rekenarius, Gerardus Johannesz. Vossios, 
Antonius Aemilius, Rampius en zoo vele 
anderen, wier namen in de geschiedenis der 
philologie schitteren. En schier ontelbaar is 
de schare van beoefenaars der latynsche 
poezy, die toen aan de boorden der Merwe 
zongen. Wij noemen alleen de Blyenburghen , 
de van Beverens , Naeranussen , Narsiussen , 
Rutgeraiussen . Michaeliussen , Vossiussen , 
Hoogeveen, van Beverwyck, van Someren, 
wier hoofden toen met lauweren omkransd 
waren, die men als lievelingen en voedster- 
zonen der Muzen begroette, wier gedichten 
in de geheele republiek der letteren, en 
deze strekte zich over het gansche beschaafde 
Europa uit, met lof genoemd werden. 

De beroemdste geleerden nit Frankrijk, 
Duitschland , Engeland en Italic reisden naar 
Dordrecht, om die en andere geleerden te 
begroeten , en de dordsche school hield men 
toen voor de uitstekendste van alle, waarin 
latijnsche dichters gevormd werden. 

Zoo als alles in dit ondermaansche tot 
een zekere hoogte klimt en dan wederom 
begint te dalen, of zoo als een dichter 
zeide : 

"gclyck de sonne clirat, tot in haer hoogstc top 
"en dan wcer statigh daelt .... 

zoo was het ook met de philologie en poezy 
te Dordrecht. 

"De boom der kennisse werdt aen 't ver- 
dorren gaende van de boorden der Merwe 
overgeplant aen die van Aemstel, Rjjn en 
Maas." "De philologie begon allengskens te 
kwjjnen, de keelen der zangers werden schorre". 
Het geslacht der Narsiussen en Rutgersi- 
ussen stierf uit. Nu en dan liet zich nog 
wel een zanger hooren, doch het was geen 
nachtegaal, maar een vink die floot. Er 
verschenen geen net gedrukte bundeltjes met 
"Carmina". "Poemata", "Posthuma" meer in 
het licht, alleen nog in de "Republyk der 



geleerden" en de "Boekzalen der geleerde we- 
reld" kon de Muzen-zoon nog een plaatsje 
voor zijne zangen verkrjjgen ; en tegen het 
midden der 18 e eeuw was er in den 
voormaligen "zetel der Muzen" niet 66n 
zanger meer, wiens poezy zelfe in die ver- 
geten tijdschriften kon worden opgenomen. 
Doch een beter ttfdvak begon te dagen. Wat 
Dordrecht weleer voor Leiden en Amsterdam 
was, werden deze steden voor Dordrecht. 
Uit de scholen der Burmannen , Franciussen , 
Brouckhuisens kwamen mannen te voorschjjn , 
die de plaats der vorige dichters innamen , en 
weldra weergalmde het dordsch atheen van de 
stemmen van Hoogeveen , de Rooy , Kimryfer , 
van. den Breugel , van Steenbergen , Vroljjk- 
hant. van den Broecke en anderen, in wier 
scholen een Verbeek, van Braam en Hoeufft 
gevormd werden. En toen de 19 e eeuw aan- 
brak , was het er wederom als in de dagen 
van Godewjjck: 

"Ontwaekl was 't muscn choor uit langc doffe 

(slaap , 
"Werd weSr Ovidi lier bespannen met de snarcn , 
"Begon Horati geest in 't dichteren choor te varen 
"En nieuwe eer door vorst Apollo aangevoert. 

Wederom werd te Dordrecht met den ouden 
lust de klassieke literatuur beoefend , en Wyt- 
tenbach zelf getuigde dat de beste zijner stu- 
denten in die stad gevormd waren. 

Opmerkelijk is het dat juist toen, even als in 
den aan vang der 1 7 e eeuw, te Dordrecht de uit- 
stekendste philologen en latijnsche dichters on- 
der de geneesheeren werden gevonden. Gelijk 
weleer de geneesheeren van Someren , Bever- 
wijck, Hoogeveen, vanWijck, (wij noemen slechts 
enkelen) tevens de philologie en pofizy be- 
oefenden , zoo deden het in het begin dezer 
eeuw onder anderen ook twee geneesheeren, 
van welke de een de onvergetelijke leermees- 
ter van mannen die thans onze Hooge scholen 
tot eer verstrekken , hoe hoog in jaren geklom- 
men , nog met jeugdigen ijver voortgaat de 
klassieke literatuur te beoefenen, de ander 
voor weinige maanden het gemeenebest der 
letteren ontviel: Jan Willem Grimm en 



Hij ontsliep te Dordrecht 18 October 1869. 



Digitized by VjOOQIC 



DORDRECHT IN DEN AANVANG DER 17e EN DER 19e EEUW. 



249 



dr. Martinus van der Brandeler. ! Van den 
eersten verbiedt ons zjjne bekende nederig- 
heid te spreken, van den laatsten een enkel 
woord. Afstainmeling van een aristokratisch 
geslacht , dat te Dordrecht in hoog aanzien 
was, en wiens leden de burgemeesterlijke 
en andere waardigheden bekleedden, werd 
hij den 15 December 1790 te Dordrecht 
geboren. Z\jn vader, mr. Johan van den Bran- 
deler, was baljuw der Beijerlanden en hoofd- 
schout van Dordrecht. Zijne moeder heette 
Alida Petronella van Nievelt. Voor den ge- 
leerden stand van zyn jeugd af bestemd, 
doorliep hij de latijnsche scholen zijner ge- 
boortestad en promoveerde te Leiden tot 
medioinae doctor. Te Dordrecht gevestigd, 
wijdde hij zich aan de uitoefening van zjjn 
vak, * waarin hij roem en eer verwierf, 
en zijnen aan een drukke praktijk ont- 
woekerden tijd aan de studien der ouden. 
Met zyn vriend Grimm, den kundigen mr. 
Hendrik Melchior Vockestaert, officier bij 
de arrondissements-regtbank te Dordrecht, 
den franschen predikant No6t en later met 
den geleerden rector J. D. Baron van 
Hofivel, hield hij op bepaalde tijden zamen- 
komsten, waarin de grieksche en latjjnsche 
classici gelezen werden, terwijl hij als cu- 
rator van 't gymnasien niet weinig tot ver- 
betering van het klassieke onderwys toe- 
bragt en als lid van den Raad ook mede het 
welzfln der burgerij bevorderde. Reeds ge- 
vorderd in leeftijd legde hij zich nog op 
de hebreeuwsche taal- en letterkunde toe, 
en ook dit had hjj met zjjne vroegere col- 
legen in de Merwestad gemeen, dat hij aan 
de beoefening der geneeskunst en oude talen 
tevens die der godgeleerdheid paarde en 
zelfs eenige exegetische opstellen onder 
den psendoniem van Alethophilus en Phila- 
lethes in het licht gaf . Even ervaren in de mo- 
derne als oude talen, was hij niet alleen 
met de nitstekende voortbrengsels der lite- 



1 Hij was gchuwd gewcest met Wilhelraina 
Cornelia van Oldenborgh, dochter van Fieter van 
Oldenborgh, secretaria der Willemstad. 

1 In het Tijdschrift van het Med. Phys. Ge- 
noots. te Hoorn Vi9 Unito fortior, waarvan hij 
lid was, leverdc hij eenige bijdragen. 
1870. 



ratnnr van de Franschen, Duitschen en En- 
gelschen bekend, maar trad zelfs als dichter 
in de engelsche taal op, doch vooral muntte 
hij als grieksch en latijnsch dichter uit. 

Slechts enkele zjjner dichtstukken in die 
talen vervaardigd, zien het licht, zoo als 
zijn nitnemende grieksche overzetting van 
Borgers Aan de Rijn , zyn latijnsch gedicht 
op den dood van zijn vriend Vockestaert, 
wiens leven hjj ook schetste , en een grieksch 
en latijnsch vers v66r een der latijnsche 
geschriften van steller dezes geplaatst. Hij 
was het echter alleen niet, die in den aan- 
vang dezer eeuw te Dordrecht in de taal van 
Griekenland en Latium verzen maakte. Ook dr. 
C. W. Stronck en B. T. Tijdeman gaven 
blyken van hunnen dichterlyken aanleg en 
ervarenheid in het latijn. Zoo was dan ook 
ten aanzien der beoefening der klassieke 
literatuur, het Dordrecht der 19 a aan dat 
der 17° eeuw gelijk en kan men op beide 
perioden Margaretha Godewycks woorden 
toepassen : 

De grijze vest magh wel van blijdschap blozen , 
Apol heeft deze stad ten zetel nitgekozen. 
Hier is het hoogh vertreck van *t grieksche musen- 

(choor, 
Hier heur Parnas. Soo blijve 't alle eeuwen door. 

(Wordt vervolgd.) 



EEN REDERIJKERSVERZOEKSCHRIFT. 

In onze Geachiedenis van Wetter en deelden 
wij een berijmd verzoekschriffc mede, door 
de rederflkers dier gemeente in 1664 aan 
het magistraat toegestuurd, om wegens de 
opvoering van een c 'spel van Sinne" eenen 
onderstand te bekomen. Nadere opzoekingen 
hebben ons nog verscheidene zulke factum* 
doen ontdekken, en om der aardigheid wille 
alleen, schrijven wij er hier een van over: 

"An mijn heer den bailliu en den heer 

(schout tot deser stede , 

Met onsen heer greffier, burchmeester 

in schepenen mede , 

Der prochie ende heerlyckhede van 

(Wettere. 

Supplieerende verthoonen reverentelycke 



Digitized by VjOOQIC 



250 



DE OUDE T1JD. 



Pieter Blancquaert , Jan Burchgrave en ander 

(lief hebbers van de retorycke , 

Mynheeren met ootmoet , soo komen wij u be- 

(thoonen 
Hoe dat de konste meest gevoet wort door het 

(loonen , 

Alsoo wij tot recreatye van tgemeent en ander 

(persoonen ons hiertoe aensocht 

De comedij van due de Bieron nu hebben uut- 

(gevrocht , 

En tot tselve vertoocb ons vinden belast met 

(veele schulden, 

Dewelcke sijn alsnu ontrent de twintich 

(gulden. 

Soo bidden wij met ootmoet ons te willen ge- 

^ (dincken 

Met een goeij ordenans om doncosten te krinc- 

(ken. 

Wij vragen ten minsten nu dat ons sooveel 

(mach gebeuren 



Naer al ons loopen en moeyte , swaer dat wij 

(ons kleeren niet en scheuren ; 

Dit doende soo sullen wij noch op ander tijden 

Tot uwen dienste sijn en geenen aerbeyt 

mijden." 

Het Wettersche magistraat kon bij zulke 
vraag niet doof blijven, en schreef onder 
aan het request de volgende regelen : 

"Burchmeester en Schepenen der prochie 
van Wetteren, ordonneeren Jacques Scheire 
ontfangher, te betalen aen de supplianten 
de somme van dry ponden grooten ter causen 
bij requeste vermelt, ende zal u valideren 
naer behooren. Actum in vierschaere ter 
ord e van Adriaen Coppieters, burchmeester, 
Gillis van Lokeren, Jan de Meyer, Lucas 
van de Velde , Gillis Michiels ende Jan Maes , 
Schepenen, desen XVII Septembris 1682." 

Jan Broeckaert. 



GESCHIEDENIS VAN DE KLEEDING IN DE VROEGERE TIJDEN, 

DOOK 

D. VAN DER KELLEN Jr. 
(Vervolg van bladz. 193.) 



In de 12 e en 13 e eeuw kreeg de wereld 
een geheel ander aanzien. Terwijl in de vroe- 
gere tijden de man geheel als heer en niees- 
ter door zijne vrouw als aangebeden werd, 
hij door haar als de sterke eik werd be- 
schouwd, aan wien het haar, zwakke nie- 
tige slingerplant , te nauwernood vergund 
was zich vast te klemmen en schoorvoetend 
naar den hoogverhevene op te zien, voor 
wiens roem en eer zij zich alles moest en 
gaarne wilde getroosten , kwam nu aan die- 
zelfde vrouw de beurt, om door haar man 
als een hooger wezen beschouwd , geliefd en 
vereerd te worden. 

De vfland van alle barbaarsch- enwoest- 
heid, het Christendom, minder door over- 
tuiging dan wel door dwang en kunstmid- 
delen ingevoerd en in den aan van g staande 
gehouden , begon meer en meer vaste worte- 



len te schieten , beter begrepen te worden 
en des belijders geest tot minder woestheid , 
tot meerder zachtheid en beschaving te stem- 
men. Vooral was dit het geval bij de vrouw , 
die bij meerdere huiselijkheid en omgang 
met geestelijken ook meer gelegenheid vond 
tot geestbeschaving dan de man, die zich 
grootendeels met jacht en strijd, met rid- 
derlijke oefeningen of met zwaren arbeid 
moest bezig houden. 

De vrouw , ten minste die uit de hoogere 
standen, stond dus weldra veel hooger in 
beschaving dan haar heer , en 't was minder 
VTeemd een vrouw te vinden , die lezen en 
schrijven kon, dan wel een man. Dit kon 
voor haar lot niet zonder invloed blijven, 
en moest haar langzamerhand eenig over- 
wicht op hem geven. 

Ook de kruistochten hadden niet weinig 



Digitized by VjOOQIC 



GESCHIEDENIS VAN DE KLEEDING IN DE VKOEGERE TIJDEN. 



251 



bjjgedragen , om de vrouw in de oogen haars 
mans te verheffen. 

Immers de geloofsijver , die elk naar het 
Oosten dreef, om de plaatsen, waar de 
Christus leefde en stierf, uit de handender 
ongeloovigen te verlossen en om daar zjjn 
met zonden beladen berouwvol hart op des 
Verlossers graf uit te storten, die geloofs- 
ijver maakte uit elk voorwerp, dat met den 
Christus of zijne vrienden in de minste aan- 
raking had gestaan , een zaak van het groot- 
ste belang. 

Waar een vermeende tand of kies, een 
nagel of een haar, een stuk kleed van een 
van zijne discipelen als reliquieen gefierd wer- 
den ; waar aan zulke nietige zaken (die 
daarbij natuurlijk nooit waren 't geen waar- 
voor men ze aanzag) een wonderkracht werd 
toegeschreven — met welke liefde en eerbied 
moest daar dan niet de moeder van Gods zoon,de" 
uitverkoren maagd Maria aangebeden worden ! 

Die vereering van ten vrouw was voor 
de geheele vrouwelijke sexe van groot belang j 
immers het geslacht , waaruit God e'e'ne zoo 
verheven had, was dan toch ook wel waar- 
dig in zijn geheel door de mannen in eere 
gebracht te worden. Daarenboven had de 
kruisvaarder ook in andere opzichten de 
waarde van de vrouw leeren kennen ; want 
zg immers was het , die , terwijl hij in den 
vreemde rondtoog , zijn huis en hof bewaarde , 
de zorg. voor de opvoeding zjjner kinderen 
geheel op zich nam en geheel zijne plaats 
had moeten vervullen? 

Zoo werd der vrouw een geheel andere 
standplaats in de maatschappij aangewezen 
dan zy vroeger bekleed had : zij werd nu de 
heerscheres, en 't was thans den man een 
wellust zich aan haar te onderwerpen. Elk 
ridder koos zich voortaan zijne dame, aan 
wier dienst hij zich geheel wijdde , voor wie 
hij alles, zelfs zijn leven gewillig ten offer 
bracht; hij deed hare geliefkoosde kleuren 
aan de punt zijner lans in 't heetst van den 
strijd en op het tournooiveld wapperen ; e'e'n 
blik van haar was zijne grootste belooning; 
om uit hare hand den prijs der overwinning 
te kunnen ontvangen, streed hij met een 
vuur en een moed , als ware het hem om een 
koningrijk te doen geweest. 



In e'e'n woord, het was een tijd, geheel 
aan den dienst der vrouw gewjjd. Dat de 
vrouw haar best deed, zich zooveel moge- 
lijk in 't bezit van het verkregen standpunt 
te handhaven , valt niet te verwonderen. Dat 
zij hare bekoorlijkheden zooveel mogelijk 
trachtte ten toon te spreiden en te ver- 
meerderen , zoowel door kleeding als door de 
kunstmiddelen die haar ten dienste ston- 
den , wie kan het Eva's dochteren ten kwade 
duiden? 

Het verven der huid was algemeen ; een 
schoone vrouw moest blank vel hebben. 
Daartoe gebruikte men niet alleen allerlei 
soort van poeiertjes, zalfjes en watertjes, 
maar zelfs trachtte men door vasten en ader- 
laten de bloedrijkheid te verminderen en een 
bleeke kleur te krijgen. De wangen echter 
moesten hooggekleurd zijn , 't geen men ook 
door verven wist te bekomen. Meerdan drie- 
honderd diergelijke middelen waren er be- 
kend om zich anders te toonen, dan men 
door God geschapen was. 

"Gij alien", zoo sprak broeder Berthold, 
"gij alien, die uw aangezicht en haren ver- 
ven, hoe gaarne gij ook in het hemelrijk 
mocht willen komen , daar zoudt gij vreemde 
gasten zijn. Gij hebt God verloochend , en 
daarom zal Hij ook u verloochenen. Die ge- 
verfden, die zich over haar aangezicht scha- 
men , het aangezicht , wat God naar zijn 
eigen beeld heeft gemaakt ! Hij zal zich over 
hen schamen en hen in den diepsten afgrond 
der Hel werpen." 

Maar welk geestelflke kan het tegen de 
mode uithouden? Men spotte zelfs wel met 
den ijver der monniken , en schreef dien aan 
jaloezij toe, daar zij, uitsluitend de beoe- 
fenaars der schilderkunst , thans mededing- 
sters vonden in de vrouwen, die hare aan- 
gezichten beschilderden. 

J T was niet genoeg, dat men het vel 
blank wist te maken , het moest ook door- 
schQnend zijn, ja z66 doorschjjnend , dat, 
zoo eene vrouw rooden wjjn dronk, men 
daarvan de kleur door de huid moest zien 
doorschemeren. Of men 't echter ooit zoover 
gebracht heeft;, betwijfel ik zeer. 

Onder de meest geliefde middelen voor 
't blank worden, was naast het baden vooral 



Digitized by VjOOQIC 



252 



DE OUDE TIJD. 



ook een aftreksel van lelifin zeer aanbevolen. 
Een vrouw , die in dien tijd aan de schoon- 
heidsregelen voldeed, moest redelijk langen 
slank van gedaante zijn , de boezem ontwik- 
keld , het midden dun. De dichters schilder- 
den haar blank, doorschijnend van huid, 
wan gen als rozen , lippen als koraal , tanden 
als paarlen , haar blond. Men ziet het , die 
vergelijkingen , door onze dichters en rijme- 
laars nog zoo gaarne gebezigd , zijn al stok- 
oud en afgesleten. De blauwe oogen, vroe- 
ger zoo zeer bemind , hadden de overwinning 
aan de bruine en donkere moeten afstaan. 
De fraaiheid van handen en voeten was ook 



figuur in al zjjn schoonheid te vertoonen, 
door de kleederen geheel naar het lichaam 
te doen uitsnijden. Naar onderen werden ze 
zeer wijd , zoodat de rokken in ruime plooien 
konden neervallen, 't geen veel fraaier stond 
dan het zakvormige van vroeger; hetmeer- 
dere gebruik van fijne wollen stoffen, die, 
zooals men weet, veel schoonere plooien 
vorraen dan andere stoffen, verhoogde de 
fraaiheid van het figuur. 

In de 12 e en 13 e eeuw kwam het dragen 
van hemden , vooral van zijden hemden in 
zwang; ook had men ze wel, schoon min- 
der, van fijn oostersch linnen. 



Kleeding uit de 12e en lSe eeuw. 



bij de schoonheidswet geregeld, de handen 
moesten klein en blank zijn en lange vingers 
hebben, — de voeten eveneens klein en 
zeer gewelfd of zoogezegd hoog op den voet , 
dus van onderen zeer hoi, zoo" dat een vo- 
geltje zich er onder zou kunnen verschuilen. 
Het laat zich begrijpen, dat dat verfijnd 
gevoelen voor het schoone van invloed moest 
zjjn op de Weeding. Dacht men er vroeger 
niet aan , de vormen des lichaams ook door 
de kleeding te doen uitkomen en waren de 
kleederen van boven tot onderen gewoonlijk 
bijna even wijd , thans daarentegen wist men 
wel degelijk het schoone van het vrouwen- 



Men meene echter niet, dat het gebruik 
van hemden algemeen was ; er moesten nog 
eenige eeuwen voorbij gaan, eer het: "hij 
heeft geen hemd aan zijn lijf ' een uitdruk- 
king voor de grootste armoede kon worden. 
Misschien kan dit dienen om die arme hee- 
ren en dames te troosten, die zich het 
dragen van een hemd moeten ontzeggen , 
omdat ze alles opofferen om van buiten of, 
zooals men zegt, "bovenop" nog iets te ver- 
toonen. Zoo wat gebeurt in onzen tyd van 
fatsoen stellig meer dan wij wel denken. 
Dat ongelukkige fatsoen houden! In dien 
tjjd wist men echter ook al van fatsoen, 



Digitized by VjOOQIC 



GESCHIEDENIS VAN DE KLEEDING IN DE VROEGERE TIJDEN. 



253 



want 't was zeer onfatsoenlijk slechts £en 
kleed te dragen ; dat ging goed voor danse- 
ressen en ontuchtige deernen, maar een 
knappe vrouw moest ten minste 5f onder 
haar kleed (rok , tuniek of jurk , hoe men 
't noemen wil) een hemd , 6f er overheen een 
overkleed dragen. 

Vreemde zaken worden er van die hem- 
den Yerteld , die men toch geloof moet schen- 
ken ; 't is best te begrijpen , dat men in 
dien tijd zoo mal was. De hemden der da- 
mes namelijk werden dikwijls door de ridders 
in den strjjd , als wapenrok over hun malien- 
hemd gedragen. Meenden zij in zulk een 



een aardappelenkelder of een dergelijke ne- 
ringdoendc aan 't verdienen komt, worden 
die menschen door haar onsmakelijken op- 
schik een spot voor de meer beschaafden. 
Men ziet ze des zondags opgepronkt als pau- 
wen , de bontste kleuren aan 't lijf , behan- 
gen met zooveel goud als er plaats op het 
lichaam voor te vinden is , hoed en , waartoe 
al de rijken der natuur hun contingent tot 
versiering geleverd hebben , de nervige roode 
vingers omkneld door zooveel gouden en 
juweelen ringen, als er slechts met moge- 
lijkheid op te schniven waren. Zoo meenen 
die menschen van hun schoonheidsgevoel te 



Klecding uit de 12e en 13e ecuw. 



kleedingstuk van de dame , die zjj aanbaden , 
een talisman tegen de gevaren te zien? Ik 
weet het niet; wel weet ik, dat zulk een 
hemd , bemorst als het was door roest , bloed 
en stof , door houwen en stooten vaneen ge- 
reten, dat het toch, zoo de ridder uit den 
stqjd terug keerde, door de dame weder 
aangetrokken werd , zoo vuil als het was , en 
dat wel , zoo als er uitdrukkelijk gemeld wordt , 
op het bloote lijf, 't geen toenmaals als een 
blflk van liefde werd beschouwd. 



Wanneer eeu uitdraagster , een vrouw uit 



doen bljjken, en zij verraden juist daardoor 
het volslagen gemis daarvan. 

Een vrouw van smaak daarentegen wacht 
zich voor alle overdaad, voor alles wat 
bont is. Zij versmaadt niet de frissche kleu- 
ren, doch weet ze zoo te rangschikken met 
anderen , dat het oog er met genoegen op 
rust, terwijl zich dat bij de anderen met 
walging en uit vermoeidheid afwendt. Een 
enkel op de juiste plaats aangebracht ver- 
ciersel van goud of edelgesteente verhoogt het 
bevallige; overlading daarentegen doet aan 
een wandelenden goudsmidswinkel denken. 

Zoo was het ook in de vorige eeuwen. 



Digitized by VjOOQIC 



254 



DE OUDE TIJD. 



Zooals wij gezien hebben, maakte men geen 
werk van schoone vormen , maar meende men 
de schoonheid te vinden in de kostbaarheid 
van zjjne kleederen . en sleepte schatten aan 
metaalen edelgesteente mede op zijn kleed van 
bontgekleurde met goud doorweven stoffen. 

Hoe geheel anders, toen in de 12 e en 13 e 
eeuw de beschaving grooter en de smaak 
meer verfijnd , meer gekuischt werd. Weg met 
al die zware stof , met dat zware goudboordsel 
en borduursel! Fijne kleuren en schoone 
vormen daarvoor in de plaats gesteld! 

Een der voornaamste stukken der vrou- 
weljjke kleeding, het wijde bovenkleed met 
mouwen, geraakte langzamerhand uit den 
smaak, of liever bet werd geheel vervormd 
door het te verlengen — zoodat van den rok 
van het onderkleed slechts de versierde zoom 
te zien bleef — en door er de mouwen uit 
te nemen. 

Waren in den aanvang van de 12 e eeuw 
de mouwen als omgekeerde trechters geknipt , 
nauwsluitend aan den schouder en al breeder 
wordende tot ze aan den zoom een omvang 
van 4 a 5 el hadden, in de 2 e helft 
dier eeuw worden ze nauw tot over den 
elleboog en loopen vandaar in eens als in 
een zak van wel 3 voet middellijn uit. Zulk 
een kleeding, elk kan T t begrjjpen, was 
alleen te dragen door vrouwen, die niets 
te werken hadden. 

Van dat uiterste sloeg men tot een ander 
over, daar in 't laatst der 12e eeuw de 
mouwen geheel weggelaten werden ; de arni- 
gaten waren zeer wijd; soms sneed men ze 
door tot op de heupen en noemde zulk een 
kleed een corset, ja zelfs werden ze wel 
geheel tot beneden doorgesneden , zoodat 
de voor- en achterkant van het kleed alleen 
op de schouders aane'e'n zaten. Daardoor 
kwam er hier en daar van de verkeerde 
zjjde der stof wat te zien , zoodat het kleed 
gevoerd moest worden, meestal met witte 
stof of tot meer pronk met bontwerk. 

In huis , en ook door jonge meisjes werd het 
overkleed slechts by uitzondering gedragen. 

Het onderkleed of tuniek was nauwsluitend 
aan het bovenlijf, ver op de borst uitge- 
sneden, de rok daarentegen vrij wyd. Het 
werd met of zonder gordel gedragen. De 



mouwen waren sluitend , en daar zg , toen 
de mouwen in het overkleed werden wegge- 
laten , spoediger vuil werden dan het verdere 
gedeelte van het kleed , zoo hielden de dames 
er verschillende paren mouwen op na, die 
waarschijnljjk met haken en oogen of met 
een luchtigen steek aan 't kleed bevestigd 
werden. De ridders waren er wat graag op , 
zoo ze zulk een afgedankte mouw van hunne 
dames konden machtig worden , om die als 
een sieraad op schild of helm te hechten. 

In sommige miniaturen van dien tijd ont- 
moet men zoowel by mannen als bij vrouwen 
een langen wit lederen band van de breedte 
eener hand. Het eene einde is even boven 
den elleboog als een ring om den arm vast- 
gemaakt , terwijl het andere tot op de hoogte 
der knieen neerhangt. Waartoe dit diende, 
of 't alleen een sieraad of een navolging 
van de lange mouwen was, 't is mij onbe- 
kend. De Franschen noemden ze bedilles of 
manches-a-bed ille. 

Tegen het einde der 13 e eeuw werd het 
overkleed weer wijder en langer, zoodat het 
de voeten geheel bedekte; ook was het aan 
den hals slechts een weinig uitgesneden ; in 
e'e'n woord, de vormen van het lichaam ge- 
raakten weder meer verborgen. 

De sluier, vroeger lang , later korter, werd 
ook toen zoo wijd en z<56 lang, dat hij de 
wangen bedekte, terwyl de haren in een 
niuts gestoken en kin en het bencdengedeelte 
van den mond door een doek , de kindoek , 
bedekt werden. 

De mantel, dien men bij het gebruik van 
het corset missen kon, mocht center bij 
feestelijke gelegenheden niet thuis gelaten 
worden. Zijn vorm was eenigszins veranderd ; 
hij kwam niet meer zoover over de borst 
als voorheen en werd ook niet meer door 
een spang dicht gehouden, maar door een 
band of koord, waarvan de einden met ro- 
setten aan den mantel zaten. Een vrouw 
deed haar best , en 't behoorde tot den goeden 
toon, om op bevallige wijze met de linker- 
hand den zoom van den mantel, of anders 
het overkleed , eenigszins op te tillen en 
met de rechter het bewuste koord min of 
meer naar beneden te halen. Ging men zit- 
ten, zoo werden de beide slippen van den 



Digitized by VjOOQIC 



GESCHIEDENIS VAN DE KLEEDING IN DE VROEGERE TIJDEN. 255 



mantel op den schoot over elkaar geslagen. 
De knieen over elkaar te slaan was ongepast. 

De vrouwen en meisjes droegen in de 12e 
eeuw het haar ongedekt; in de 13e eeuw 
onderscheidden de eersten zich van de tweeden 
door een sluier of huik. Bjj oude vrouwen 
was het hoofd , behalve neus , oogen en mond , 
geheel omhuld. 

De haarband werd door alien , zoowel door 
mannen als door vrouwen gedragen, opdat 
het haar niet over 't voorhoofd zou hangen. 
Het was een dun zilveren of gouden bandje 
of ring, soms met paarlen versierd, soms 
ook als bloemkrans enz. 



En nu de kleeding der mannen. 't Zal 
niet vreemd klinken , dat in een tfld , waarin 
de mannen zich geheel aah den dienst der 
vrouwen wijdden, zjj om de dames te vleien 
veel van hare kleeding overnamen, zoodat 
het soms bij het zien der miniaturen van 
dien tijd moeieljjk te beslissen valt, of de 
kunstenaar een vrouw of wel een man heeffc 
willen voorstellen. 

De mannen droegen een linnen hemd met 
korte mouwen en van voren gesloten. Een 
zijden hemd schijnt een uitzondering geweest 
te zijn. 

De broek bestond uit twee lange nauw- 
sluitende kousen, die Of tot halfweg de 
djjen, 6f tot aan de heupen kwamen, en 
daar door zijden koorden aan een soort van 
zwembroekje bevestigd waren ; of wel ze 
kwamen tot over de heupen, waar ze met 
een koord of riem gemakkelijk vast te hou- 
den waren, even als de wijde broeken, die 
meer tot de dracht van de mindere standen 
behoorden. Later droegen de' voornamen uit- 
sluitend geweven zjjden of wollen tricots 
uit e'e'n stuk, die aan den bovenrand van 
gaten voorzien waren, even als het boven- 
kleed, om de veters of banden door te la- 
ten , waarmede de tricotbroek aan den gordel , 
dien men bovenop droeg , vastgemaakt werd. 
Veel hield men er van die broeken hoog 
gekleurd , veelal rood te nemen , maar men 
had ze ook gestreept en de eene pijp van 
een andere kleur als de tweede. 

Schoenen werden gedragen als vroeger; 



gewoonlijk sneed men ze op den voet open 
en haalde ze met riempjes dicht. Ook kwa- 
men de snavelschoenen , die , zoo men zegt , 
in 1089 door zekeren graaf Fulko van 
Anjou uitgedacht waren om zijne wanstal- 
tige voeten te bedekken, meer in de mode: 
In de 13 e eeuw ziet men de aanzienlijken 
meestal zonder schoenen, met zolen onder 
de voeten, aan de tricots vastgenaaid. Op 
reis en op de jacht gebruikte men gewoonlijk 
halve laarsjes. 

Uit de lengte van den rok of het kleed , 
dat men in gewone tjjden in huis droeg, 
kon men eenigszins den stand van den 
eigenaar opmaken ; naarmate die hooger stond, 
was ook de rok langer, zoo zelfs dat die 
tot op de voeten kwam. Over de borst 
werd hij meer gesloten, minder ruim dan 
vroeger gedragen. De gordel , waaraan , zooals 
wij hier boven zagen, de broek werd vast- 
geknoopt, mocht niet ontbreken. Pronkers 
droegen den rok aan den benedenrand sterk 
uitgetand, of liever het kleed was z66 in- 
geknipt, alsof er lange tongen aan hingen. 

Was de rok nauwer, het overkleed daar- 
entegen bleef meer ruim , zonder gordel , 
nu eens met, dan weer zonder mouwen, of 
met wyd tot op de heupen opengeknipte 
armgaten, in e'e'n woord geheel als de vrou- 
wen ze droegen. Op de jacht of op reis 
was aan het overkleed de bekende kapoets 
bevestigd. 

De mode, om het kleed uit twee ver- 
schillend gekleurde.stukken saam te stellen , 
het zoogenaamde mi-parti, zooals men hier 
en daar nog de weeskinderen uitmonstert , 
b. v. de eene zijde zwart, de andere rood, 
eene mode, die hier en daar reeds in de 
10 e eeuw aftrek vond, won meer en meer 
veld ; zelfs vergenoegde men zich niet meer 
met twee kleuren, maar bracht al de kleu- 
ren van zijn wapen op zjjne kleederen over. 

Wat van den mantel der vrouwen gezegd 
is, kan ook geheel op dien der mannen 
worden toegepast. Niet meer op den schou- 
der werd de mantel vastgemaakt, maar hrj 
hing over beide schouders ; een koord of 
keten verhoedde het afzakken 

De meest gewone muts was rond , met een 
breeden orogeslagen rand, meestal van bont- 



Digitized by VjOOQIC 



256 



DE OUDE TIJD. 



werk, en steeds van lange banden voorzien , 
om by groote warmte de mats op den rag 
te kannen laten hangen. Een ander soort, 
ook veel in gebroik, valt wel wat moeielijk 
te beschrijven. Het schjjnt een konstig ge- 
plooid stuk laken, zijde of fluweel, verbon- 
den aan een om het hoofd slaitenden breeden 
Steven band , en waarvan de punten nu eens 
op zijde, dan naar achteren af hangen. 

Behalve de mutsen droeg men ook hoe- 
den in den vorm van een trechter of 
soikerbrood, verschillend van hoogte en van 
een tamelijk breeden rand voorzien, die 
neer- en opgeslagen kon worden. De over- 



trek bestond uit vilt of bont, ook wel 
uit de einden van pauwenvederen (pauwen- 
hoeden). 

De hoofdband, we hebben 't hiervoren 
gezien, werd door den man zoowel als door 
de vrouw gedragen. 't Is niet zelden, dat 
men bij afbeeldingen ook van mannen de 
rol van dien haar- of hoofdband door een 
bloemkrans ziet vervollen. Andere tgden, 
andere zeden! Wie zoa 't niet van lachen 
oitschateren , zoo een van ons mannen het 
in zijn hoofd kreeg, zich een bloemkrans 
op het hoofd te zetten ! 

{Wordt vervolgd.) 



DE LOTERIJEN. 

(Vcrvolg van biz. 227.) 



Onder Philips II begon de regeering te 
trachten uit de loterjjen en het verleenen 
der octrooien voordeelen te trekken , om die 
aan te wenden tot oitvoering van werken 
van algemeen nut, vooral voor het verster- 
ken der grenssteden. Daarom werd allerwege 
het houden van loterijen verboden en de 
gegeven octrooien grootendeels ingetrokken, 
om geen nadeel te berokkenen aan die for- 
tificatieloterij. Hoe ook anders op loterijen 
gesteld, schijnen de Nederlanders het op 
deze niet zeer gehad te hebben; ten minste 
het is niet te vinden, dat ze ooit vol ge- 
komen en getrokken is. Ook schijnt het met 
het verbod niet zoo geheel juist genomen 
te z\jn ; er werden toch octrooien verkregen , 
al was het dan ook niet altijd langs den 
eerljjken weg en al moesten de zakken der ho- 
velingen, die tot voorspraak dienden , daarvoor 
gevold worden. 

Een curieus en ingewikkeld loterflplan, 
om de regeering uit de benauwdheid te hel- 
pen en om zijn eigen zak te bevoordeelen , 
was het plan door den Florentyner Johan 
de Santa Cruse ontworpen. Toen in 1559 
de manschappen , door Spanje in den oorlog 
tegen Frankryk gebruikt , na den vrede af- 



gedankt werden, was er geen geld in de 
schatkist , en de soldaten en hunne officieren 
moesten met schuldbekentenissen naar huis 
trekken. Santa Cruse nu stelde in 1 565 voor , 
een lotery uit te schrgven van 1500000 loten 
van 2 gulden. De krijgslieden , wier schuldvor- 
deringen 3 millioenen bedroegen , zouden ver- 
plicht worden een zesde gedeelte daarvan in 
loten in betaling te ncmen. Hierin zouden zij 
gereedelijk genoegen nemen, en ook de verdere 
twee en een half millioen meende hjj wel 
geplaatst te krijgen. Voor al zjjne moeite 
zou hy / 100000 aan geld en kosteloos 
30000 loten ontvangen. Ook deze loterij 
wilde niet vlot van de hand gaan ; ten minste 
Santa Cruse deed afstand van zyn plan aan 
zekeren Gerardt Gramaye, waarvoor hjj 
/ 20000 tot schadeloosstelling zou ontvangen. 

Deze Gramaye ging nu met de Regentes 
een nieuw contract aan, waarbjj hem z66- 
vele voordeelen werden toegelegd, dat Alva, 
toen hij hier meester werd , vindende dat 
Gramaye er te veel aan zoude verdienen, 
veranderingen in het contract ging raaken. 

Het nieuwe plan bestond uit twee lote- 
rijen , elk van 1040000 loten, tegen drie 
gulden het lot. De hoogste prijs was 16000 gl. 



Digitized by VjOOQIC 



DE LOTERIJEN. 



257 



in contanten, terwijl hg, die in de eerste 
loter\j met een niet uitkwam , met bijpassing 
van e^n gulden een nienw lot in de tweede 
ontving. 

Gemakkelijk was de taak» van Gramaye 
niet. 't Is waar, hij werd goed beloond. 
daar hjj behalve vele andere voordeelen 
400000 gl. zou ontvangen, maar daarvoor 



de bevelhebbers der troepen , over 't algemeen 

nog al rekkelyk ten gevolge van de heer- 

schende geldschaarste , zoodat het hem ge- 

lnkte een groot deel der vorderingen te voldoen 

| met een aanzienlijke korting en bij sommigen 

! slechts de helft der overeengekomen som in 

' contanten en de andere in loten betalende; 

| zoodat hjj in 1571 reeds / 1822847 aan 



Knurt van de lotcry voor lict krankzinnigenhuia tc Amsterdam. 



moest hij ook voor 1600000 gl. aan kwi- 
tantien van afbetaalde soldij leveren en zor- 
gen dat de loterij vol kwam. Tot onder- 
pand werden zrjne goederen bij Zevenbergen 
door den koning in beslag genomen, om 
hem weer gegeven te worden na den afloop 
der zaak. 

Gelukkig voor hem waren de schuldeischers. 

1870. 



schuldbewijzen had opgekocht voor slechts 
/ 757568, waarvan niet meer dan de helft 
in contanten, landerijen enz. was voldaan. 
Hij kon echter maar niet aan zijn geld 
komen. Wei gaf men hem eenige verbeurd- 
verklaarde goederen, maar zonder voldoende 
eigendomsbewqzen , zoodat ze hem later weder 
afgenomen werden. Zich tot de Staten ge- 

33 



Digitized by VjOOQIC 



258 



DE OUDE TIJD. 



wend hebbende , hielpen deze hem en betaal- 
den hem een gedeelte in geld. 

Waar en wanneer de loterij heeft plaats 
gehad, wordt niet gevonden; waarschjjnlijk 
zal het te Antwerpen gebeurd zyn ; de af- 
rekening geschiedde eerst den 10Junil591. 

Gramaye schijnt niet onder de eerlijkste 
lieden gerekend te kunnen worden, en veel 
geknoeid te hebben, zooals het in dien tijd 
de gewoonte was bij kleinen en vooral bij 
grooten. Toch schijnt Gramaye met zjjn 
knocierijen niet rijk geworden te zijn, daar 
het blijkt , dat zijne schuldeischers het hem 
van tijd tot tijd zeer lasidg maakten , ja hij 
zelfs vrees voedde in de gijzeling gezet te 
zullen worden. , 

Onder de condition , door Gramaye be- 
dongen , behoorde ook het recht , om van 
de loTerijen , die zouden gehouden worden ge- 
durende den tijd, dat de zijne was uitge- 
schreven , een overeen te komen som te mogen 
heffen , tenzy ze een octrooy voor niet had- 
den verkregen. 

Het plaatje, wat we hier geven, is de 
kaart van de loterij, in 1592 te Amsterdam 
getrokken ten voordeele van het Krankzin- 
nigenhuis aldaar. In 1560 was er daar een 
gehouden ten behoeve van het Burgerwees- 
hnis, welke zdoveel had opgeleverd, dat in 
het volgend jaar dat gesticht kon herbouwd 
worden. 

Waarschijnlijk daardoor aangemoedigd , be- 
sloten de regenten van het Krankzinnigen- of 
Dolhuis zich voor het houden eener lotery 
tot Burgemeesteren te wenden om "admissie 
ende consent tot optimmeringe van het Dol- 
huys, 't welck merckelyck vergroot moet 
werden, omme aldaer te accommoderen die 
crancksinnige menschen, die van daeghe tot 
daeghe alhier vermeerderen , ende anders geen 
middel en weeten tot opmaecken ende ver- 
grooten van 't voorn. Dolhuys". 

Twee leden van den raad werden benoemd 
Regenten ter zjjde te staan in het gereed 
brengen van de loterij. De pryzen bestonden 
uit zilverwerk en contanten, zooals op het 
bijgaand copij der kaart te zien is , uit over- 
dekte koppen , drinkbekers , schalen , kroesen , 
roemerkens of gobeletten , en wel 350 lepels , 



waarvan de zwaarte precies opgegeven werd , 
met de belofte, dat, wanneer het Week dat 
het getrokken voorwerp niet de beloofde 
zwaarte had , de trekker voor elk ontbrekend 
lood 30 stuivgrs zou ontvangen, maar ook 
op zijn beurt hetzelfde moest bijpassen, zoo 
het te zwaar bevonden mocht worden. Even 
als bij de Middelburgsche loterijen waren er 
prijzen voor de hoogste inschrgvers, zoowel 
voor particulieren , als voor de corporaal- 
schappen der schutterijen en voor de gilden 
en neringen , waarvan de besloten brieven 
in een koffer met vier sleutels werden be- 
waard , die onder berusting van den schout , 
den oudsten burgemeester , den voorzittenden 
schepen en van een der regenten bleven , 
welke koffer den 2 Juli in de vierschaar in 
't openbaar geopend werd, waarop dadelijk 
elk zijn prijs kon krijgen. 

De collectie, geopend 25 Juni 1591 , werd 
de l 9tcn Juli 1592 gesloten. Hoeveel loten 
er geplaatst werden, vinden we niet. Het 
lot kostte slechts zes stuivers; die 6 loten 
nam kreeg het zevende toe; honderd loten 
gaven er 26 vrij. 

Het tooneel was opgeslagen op het Rus- 
land. Schout, burgemeesters , schepenen en 
de 36 raden moesten e'e'n voor e'e'n drie uur 
achter elkander daar tegenwoordig zijn, dag 
en nacht. Tot gezelschap hadden zij e'e'n van 
de oude schepenen of e'e'n der regenten van 
de Godshuizen bij zich, waartoe een rooster 
was opgemaakt. Ook hier ging de trekking 
zonder ophouden door ; de heeren die 's nachts 
moesten tegenwoordig zijn , kregen 's middags 
v66r zes , en zij , wien overdag de zorg was 
aanbevolen, des morgens om zes uur een 
briefje tot waarschuwing. Hoe gevaarlijk het 
destijds des nachts op straat was , blflkt uit 
den maatregel , dat de kapitein van de wacht 
verplicht werd om de heeren, die 's nachts 
op het tooneel moesten, te gaan afhalen, 
waarschijnlijk wel met eenige manschappen. 
Een half uur voor zij moesten optreden moest 
hij aan hun huis zijn, daar wachten, hen 
naar het tooneel begeleiden en , daar geko- 
men, de aftredende heeren weder naar huis 
vergezellen. 

Dit alles, en nog veel meer, werd in de 
raadsvergadering vastgesteld. Ze waren wel 



Digitized by VjOOQIC 



DE LOTERIJEN. 



259 



secuur, die oudjes ! Zoo moesten niet alleen 
de gecommiteerden tot de loterij een eed 
doen, maar ook alle "onderwinthebbers als 
Treckers, lesers. meters ende schryvers sal 
men scherpelycken doen Eeden , dat se gheen 
bedroch , favoir , gunste offce valsheyt en weten 
in desen loterye geschiedt te zqn." Ook "die 
Regenten van de voorschreven krancksinnige 
menschen, en sullen van wegben ende tot 
behoef derselver, gheenen looten moghen inne 
leghen." Ook zorgde men dat het zilver in 
deze "zeer schoone rjjckelycke Loterfle van 
veel schoone divcrsche, costelycke en de 
rijckelycke Prgsen gkecuerd (gekeurd) sil- 
ver was." 

Om hen , die op het tooneel moesten bezig 
zijn , te vrijwaren tegen balddadigheid , werd 
den dag v66> de trekking afgekondigd, dat 
niemand, die er niet nbodig was, op het 
tooneel mocht komen , dat niemand hen , die 
daarop moesten zijn, mocht smijten met 
sneeuwballen (wat in de maand Augustus 
ook vrij moeielijk was), "met slick , vuylic- 
heyt, stenen offee yet anders, op boete van 
tien schellingen vlaarasch." 

Het doel van deze loterij werd bereikt: 
er bleef voor den bouw genoeg over. Ook 
schjjnt dit bijna steeds het geval geweest 
te zjjn bij al de loterijen, die in die kwart- 
eeuw uitsluitend voor eenig weldadig doel, 
en daarom ook met medewerking der stede- 
ljjke regeeringen, gehouden werden. 

Bg dergelijke loterijen was het natuurljjk 
een hooidzaak, zooveel menschen mogelijk 
in de stad te lokken ; velen namen nog een 
lotje , die het anders zouden vergeten hebben. 
Dat begrepen onze magistraten ook, en daarom 
zochten zij een of andere feestviering te be- 
denken, b. v. een intrede van rederijkers- 
kamers , een landjuweel , waarbij de rederijkers 
op zen fraaist uitgedoscht waren en de voorstel- 
lingen , die zjj gaven , altijd tal van vreemde- 
lingen bjjeen brachten. Zoo deed men in 
1 596 , vier dagen v<5<5r het sluiten eener loterjj 
voor de inrichting van een pest- en dolhuis 
te Leyden. En dat "middel heeffc niet wei- 
nigh profijten inne gebrocht" ; ieder wilde 
nog eens zijn geluk beproeven. Zoo zijn er 
meer voorbeelden , waaronder vooral uitblinkt 
het landjuweel in 1606 door de Haarlem- 



sche kamer der Pellikanisten gehouden , tjj- 
dens te Haarlem de loterjj voor de stich- 
ting van een oude-mannenhuis aanhangig was. 
Het feest duurde een geheele week ; "zinne- 
spelen, zotte kluchten. vuurwerken en dier- 
gelijke geneugten" wisselden elkander af, "met 
grooten toeloop van volk uit alle gewesten". 
De Rederykers-kamers zelf gaven ook recht- 
streeks nog ruim / 1221 tot de stichting; 
zelfs de Amsterdamsche kamer "In Liefd' 
bloeiende" gaf, ofschoon ze niet er bg was 
geweest, / 315. 

Te groot is het aantal loterijen, die in 
een kort tjjdsverloop hier te lande ten voor- 
deele van gestichten gehouden werden, om 
ze hier alle te noemen; we zullen dus alleen 
het opmerkelykste van de een en andere 
aanstippen. 

Te 's Hage hadden in 1560, 156 J en 
1 580 de Kloveniersgilden octrooien voor eene 
loterij verkregen, die ze in 1603 aan de 
meesters van de arme weezen en Pestmees- 
ters overdeden. Deze kwam het voor dat 
de prrjzen te gering waren, en verzochten 
verlof deze "middelbare ,, in een "groote" 
loterij, d. i. de zilveren prjjzen in gouden 
en vergulden te mogen veranderen. In 1605 
trok die lotery, waarbij de trekkers op het 
tooneel het gelukkige publiek het zeer lastig 
maakten om fooien , en allerlei vuile en onbe- 
tamelijke aardigheden uitsloegen. Moesten 
vroegere besluiten de bij de trekking noodige 
beambten tegen het publiek beschermen , 
thans keerde de kaart, en de regenten van 
't Pesthuis werden door de overheid verzocht , 
aan het onbetamelijk gedrag hunner onder- 
hoorigen paal en perk te stellen. 

Bij de loterfl in de 15 de eeuw verleend 
aan de Cloveniers van Midilelburg , tot tege- 
moetkoming in al de kosten voor den opbouw 
van een nieuw schuttershof, waardoor het 
gild in groote schulden gestoken was, 
had men groote moeielykheid om de loten 
geplaatst te krijgen en moest de Regeering 
hare hulp verleenen en de schutters, die 
weigerachtig geweest waren in het nemen 
van loten, daartoe dwingen. De schutters 
werden getaxeerd; er werd bepaald hoevele loten 
elk nemen kon. Velen voldeden aan hetge- 
geven bevel , maar by gebrek aan wettelijke 



Digitized by VjOOQIC 



260 



DE OUDE TLTD. 



kon de Baad niet verder 
'gaan dan de anderen bang maken. Toch 
kwain, met behulp van de andere schut- 
ters- en rederijkersgilden , eindettjk de lo- 
terij vol. 

Ook het dorp Egraond aan Zee hield 
in 1615 — 1620 een lotery , ten behoeve van 
het gasthuis aldaar. Uit de daarbij uitge- 
geven kaart gaven wjj op bladz. 224 een 
gedeelte, voorstellende een paar ondjes, die 
de aan een rol opgehangen kaart van de te 
trekken voorwerpen vertoonen. Op het origi- 
neel is op den achtergrond het dorp met 
het gasthuis afgebeeld. De kaart mocht — 
zoo was in 't octrooi door de Staten van 
Holland en West-Friesland verleend — in al 
de steden dier provincie uitgehangen worden ; 
alleen te Amsterdam moest van de stedelijke 
regeering daartoe bjjzonder verlof verzocht wor- 
den. Dat men znlk een verlof niet gaarne verleen- 
de , wijl men daardoorzijn eigen glazen insmeet, 
laat zich begrijpen. Misschien ook zag de Am- 
sterdamsche vroedschap toen reeds het gevaar- 
lijke der loterijen in. Zoo weigerde zjj hard- 



nekkig de herhaalde aanvragen van Dordrecht 
en andere steden, en op de aanvrage van 
gestichten, als b. v. 't oude-mannenhuis in 
Amsterdam zelf, bleef men dikwijls jaren 
lang het antwoord scholdig. 

Steeds had men de loterijen geheel achter 
elkaar uitgetrokken ; zon- of feestdagen ver- 
oorzaakten geen oponthoud; in 1642 echter 
komt het bij die lotery voor 't Leprozenhuis 
te Middelburg voor 't eerst voor, zegt de 
Heer Fokker, dat er Zondags van 's mor- 
gens 7 tot 's avonds 6 nor rust gehouden 
werd, om "den godsdienst op den dag des 
Heeren niet te verhinderen." Den burgemees- 
ters werd daarbij het aangename postje op- 
gedragen , Zondags 's morgens de korven op 
het tooneel te slniten en te zegelen , om ze 
'8 avonds weder te komen ontsloiten. 

Het trekken dag en nacht , behalve Zondags , 
komt het laatst voor te Veere in 1662, by 
eene loterij voor de arm en. Het schijnt ook 
de laatste geweest te zgn , die op straat werd 
getrok^en. 

(Wordt vervolgd.) 



IETS OVER DE STADS-KEUREN , ALS RIJKE BRONNEN VOOR DE KENNIS DER 
NEDERLANDSCHE TAAL, 



Mr. J. S OUT END AM. 



Bij het beoefenen der taalwetenschap is 
de studie der wetteljjke voorschriften , die 
uit den boezem van 't volk ontsproten , een 
der gewigtigste en vruchtbaarste tevens. 
Immers , gelijk de taal gansch het volk is , 
zou men met hetzelfde regt mogen beweren 
dat het volk, d. i. de gemeente, vooral bij 
den Germaanschen stam, de meester is, in 
wiens uitgestrekte werkplaats voortdurend de 
woorden worden ^vormd, die de steeds af- 
wisselende behoeften van het maatschappelijk 
leven moeten en kunnen vervullen. Niet de 
taalgeleerden toch zjjn het, die de eisehen 
der levenspraktijk bevredigen; veeleer mag 
men u9 t gemeene volck" gelijk de vereeni- 
ging der burgers eener stad voormaals heette , 



als den waarachtigen schepper der taal van 't 
dagelijksch leven onvoorwaardelijk begroeten. 
Het komt mfl voor, en meer bevoegden 
dan ik hebben dezelfde meening in den 
laatsten tijd meermalen geuit, dat bij de 
beoefening der Nederl. taal de studie der 
oude Kevren, om niet te zeggen vertcaar- 
loosd, dan toch by de bewerking der let- 
terkundige voortbrengselen der 13 e en vol- 
gende eeuwen, te veel werd over *t hoofd 
gezien. Uit den boezem der gemeenten ont- 
staan en, overeenkomstig de verschillende 
maatschappelflke behoeften, tot bevordering 
der politie en justitie vastgesteld door hen , 
die te regt werden geacht die behoeften 't 
best te kennen, bevatten de Keurtn onder 



Digitized by VjOOQIC 



1ETS OVER DE STADS-KEUREN. 



261 



hare bepalingen veel, dat ons een dieperen 
blik doet slaan in het inwendige gemeente- 
leven; waarvan de kennis ons, als de nako- 
melingen dier poorters en vrtje luiden, 
wel beschouwd, meer belang behoorde in 
te boezemen, dan het eindeloos verhaal 
hunner veeten en twisten. 

Gelukkig, dat men er reeds lang van is 
teruggekomen , de geschiedenis van een volk 
alleen in de opsomming van gevoerde oor- 
logen en jaren lang voortgezette binnenland- 
sche verdeeldheden te zoeken en van dat 
standpunt te beschrijven. Een beter en juister 
begrip van het doel en de strekking der 
wetenschap, die de Romeinen "de leermees- 
teresse des levens" noemden , heeffc , gesteund 
door oordeelkundige bewerking derbronnen, 
ook in ons land — op het voetspoor vooral 
van wylen den genialen Bakhuizen van den 
Brink — by velen de oogen geopend voor 
dat gedeelte van de nalatenschap der raiddel- 
eeuwen , waarover ik u eenige mededeelingen 
wenschte te doen. 

Gedachtig aan de gulden les van Cicero, 
in zyne verhandeling "over de pligten" be- 
waard, dat nl. elk wetenschappelijk onder- 
werp, wil men het naar behooren behande- 
len, van een definitie of bepaMng van 't 
geen dat beschouwd wordt , dient uit te gaan , 
tot goed verstand van het wezen der zaak 
zelf, begin ik met de beteekenis van het 
woord keur aan te geven. 

Keur , mnl. core, in middeleeuwsch lat. 
Chora, is afgeleid van keuren, dat kiezen 
beteekent, zoodat keur hetzelfde aanduidt 
als keus of keuze , het gekozene. Men vgl. 
hier het deelwoord verkozen , de uitdruk- 
kingen: u de keur geven ," "te kust * en te 
keur gaan," "om de keur niet van de trap- 
pen willen vallen ," enz. , die nog in zwang 
zgn. In 't algemeen is keur — de wilsbe- 
paling, de beschikking van den vrijen man. 
Op wetteljjk gebied , dat nu door ons wordt 
beschouwd , beteekent het woord : de wils- 
bepaling van den vrijen man, toegepast op 
't vaststellen van gemeenteljjke wetten , an- 
ders : vrfle keuze van 't regt , waaronder 
men , behoudens bekrachtiging van den lands- 

' =r gustu*, goesting. 



heer, leven wil. In dien zin heet ze ook 
unllekeur ; door welk woord de beteekenis 
nog duidelijker uitkomt: regts keuze door 
den wil bepaald. Uit een zuiver regtskundig 
oogpunt waren de keuren: bijzondere statu- 
ten, geboden — in den Briel heetten ze 
"voirboden" of verboden — of, indien men 
dit meervoud zou mogen bezigen, urillen, 
die door den magistraat eener stad, eener 
gemeente , in 't belang der politie en justitie , 
werden vastgesteld en afgekondigd. 

Het zou te ver leiden hier te spreken 
over de inrigting der voormalige schepen- 
banken, de regtsmagt van den schout, offi- 
cier of regter, die den Graaf vertegenwoor- 
digde; mjj dunkt, dat het bovenvermelde 
op voldoende wijze de kracht en beduidenis 
van het woord keur of willekeur, in taal- 
kundigen en gemeenteregteiyken zin, zal 
hebben verklaard. Men wachte zich echter 
aan mllekeur de beteekenis te hechten , die 
het woord later aannam, nl. die van een 
eigendunkelQke handeling, waarbij regt en 
billijkheid zijn uitgesloten. Daarvoor had- 
den onze voorouders een andere uitdrukking. 
u Na syn selfs goetdencken," u na sijn be- 
liefte," l< na sijnen appetite," was dan in 
gebruik, waarmee het fransche u selon son 
bon plaisir" overeenkomt. 

Genoegzaam gelijktijdig met de eerste ont- 
wikkeling der stedelyke vrijheden , greep het 
eerste gebruik eener zuivere, zelfstandige 
landstaal plaats , en daaruit laat 't zich dan 
ook, gelijk ik boven reeds opmerkte, ge- 
reedelyk verklaren , hoe w\j voor de oudste 
gedenkstukken van 't Nederl. stedelijke 
keuren vinden. 

Voor dat Willems in 1819 "die coren 
vander stat Bruesele," dagteekenende van 
't jaar 1229, aan 't licht bragt, werd de 
Middelburg8che keur, van 1254, voor de 
oudste gehouden. Tot nog toe heeft men 
niettegenstaande de ijverige nasporingen in 
de thans bijna overal ontsloten stedelgke en 
partdculiere archiven, geen nog eerwaardiger 
overblijfsel van in 't Nederl. gestelde bepa- 
lingen, rakende stedelijke aangelegenheden 
en burgerlijke zaken, mogen ontdekken. 

Op 't Delftsch archief berust nog , ofschoon 
zeer gehavend, de in 't latyn geschreven 



Digitized by VjOOQIC 



262 



DE OUDE TLFD. 



keur, waarbij door Graaf Willem II, in 
1246, aan die van Delft stadsregten war- 
den geschonken. Want ook de Graven ver- 
leenden keuren , en hunne magt strekte zich 
op dat punt nog wat verder nit dan tot de 
bekrachtiging der regUkeuze , waartoe door 
den bevoegden magistraat der verschillende 
geraeenten was besloten. 

Zoo als bekend is, dagteekent het bestaan 
van Delft als stad van evengenoemd jaar; 
wat daaraan voorafging is niet genoegzaam 
historisch bekend, en de schrale berigten 
van enkelen, waaronder de gelijktijdige kro- 
nijkschrijvers niet behooren, verspreiden 
over de vroegste geschiedenis der "menere 
port van Delf" weinig of geen licht. Met 
dat al mogen wij onze goede stad toch on- 
der de oudste Hollandsche u poorten" rekenen , 
en voorzeker is een verleden van ruim zes 
eeuwen een veld , ruim genoeg voor het ge- 
schiedtundig onderzoek. Ik zou hier nog 
van het oudste in 't Nederl. opgestelde stuk 
op ons gemeente-archief voorhanden kunnen 
gewagen , nl. van den brief van tolvryheid 
door Floris V, in 1267, aan de Delvenaars 
verleend; doch die behoort bij het staats- 
regt, niet bij het burgerlijk regt te huis, 
aangezien dit privilegie, even als dat van 
Floris' vader, van den landsheer uitging. 

Een stad , die op zoo'n eerwaardigen ou- 
derdom mag bogen en weleer door haar 
handel en nijverheid uitblonk, moest nood- 
zakelijk veel oude keuren bezitten, die de 
verschillende en veelvuldige betrekkingen van 
poorters tot poorters en van dezen tot den 
vreemdeling in vroegere eeuwen regelden. 
Maar ongelukkig heeft het geweld van 
't vuur en de roekeloosheid der menschen 
het anders besteld. Twee branden , de eerste 
in 1536, de andere in 1618 uitgebarsten , 
teisterden de stad Delft in hevige mate. 
Vooral de laatste, waarbij de secretaire ge- 
heel in kolen werd gelegd, berokkende een 
onherstclbaar verlies, aangezien door die 
ramp het meerendeel der registers en pa- 
pieren, aan het vernielend vuur van 1536 
ontkomen , tot asch verteerde. Alleen de kost- 
bare verzameling van op perkament geschreven 
stadsprivilegi(5n en brieven werd, door de 
gewelven en ijzeren deuren , die haar voor- 



namelijk tegen diefstal moesten beschermen, 
voor verbranden behoed. 

Ee'n enkel kenrboek , grootendeels na 1520 
geschreven, is bij toeval aan de algemeene 
verwoesting ontsnapt. 

Tot zeer onlangs gold die verzameling voor 
de oudst bekende , en rayne nasporingen had- 
den die meening volkomen bevestigd, toen 
een gelukkig toeval het gemeente-archief 
verrijkte met een collectie van keuren, by 
de meeste van welke de datum is aangegeven 
en waaronder er van 1460 en volgende jaren 
tot 1514 worden gevonden. 

Het blrjkt uit het opschrift van dat kenr- 
boek, l c titel, dat op den toorn van het 
stadhuis de bewaarplaats was der registers , 
terwijl het zoogenaamde "Secreet Vertreck ,'' 
waar de charters geborgen waren, onder 
den toorn werd gevonden. 

De inrigting der oude keurboeken — later 
veranderde dit — is als volgt. V66r elke 
keur staat een "tafel," die den inhoud der 
verschillende artikelen met korte woorden 
aangeeft en ons doet zien over welke uit- 
eenloopende onderwerpen de keuren zelve 
handelen. Reeds daar bespeurt men menig 
woord en menige uitdrukking , die verklaring 
behoeven , z66 zeer verschillen taal en stjjl van 
voor vier eeuwen van het thans heerschend 
spraakgebruik. Voor den navorscher op dat 
gebied is het van 't uiterste belang die ge- 
durige wisseling gade te slaan en aan te 
toonen, dat de wetenschap der taal inzon- 
derheid met de resultaten van vergelijkende 
studie, als vrachten van een degelyk onder- 
zoek, haar gebied kan vergrooten en ver- 
rijken. Immers , wanneer men de verzameling 
uit het begin der 16 e met die uitdetweede 
helft der 15 e eeuw vergelijkt, blrjken over- 
eenkomst en verschil dadelijk, en mag men ook 
daar de woorden van den latijnschen dichter , 
eenigzins gewijzigd, toepassen, die de taal 
als een bladerrijken boom verbeeldende , zingt : 

"Tallooze woorden, den taalstam ontvallen , 
(herleven, doch andre 

Moeten ten gronde gaan, na nog met eere 

(gcplecgd. 

'T onverbidlijk gebruik bewaart zijn raagtigen 

(invloed 

En "sijn belief te** beveclt, keurt en verkondigt 

(de wet." 



Digitized by VjOOQIC 



IETS OVER DE STADS-KEUREN. 



263 



Uit het onde keurboek wil ik, hier en 
daar , eenige artikelen nemen en zoo duidelijk 
mogelyk trachten te verklaren, in de hoop, 
dat hetgeen ik ga meedeelen u, zoo als 
onze vaderen zich uitdrukten, "bequaem" 
d. i. welgevallig moge zijn. 

Het keurboek van 1460 begint met de 
vrouwen: honneur aux dames! Het blijkt, 
dat de schoonste en grootste helft van het 
menschelyk geslacht ten alien trjde zeer 
goed thui8 was in het vocabulaire der scheld- 
woorden. Bijna geen keur, of men vindt er 
straffen in bepaald tegen het "dorpelick" 
en "lelick" schelden , d. i. wanneer een poor- 
teresse of burgeres zich uitdrukkingen ver- 
oorloofde, die bij de lompe boeren of dor- 
pers thuis hoorden. De gewone straf voor 
dergelijke u kwade wijven" was het dragen 
van den steen , zoo verre als 't schepenen 
goed dacht, en wel bloothoofds en zonder 
opperkleed. In geval de eene vrouw de an- 
dere sloeg werd dezelfde straf toegepast en 
moest de patiente een groot gedeelte van 
de stad doorwandelen met een zwaren steen , 
aan een ijzeren collier bevestigd , op den rug. 
Door het gewigt van den steen moest zij 
het hoofd wel regtop houden en zoodoende 
des te meer in 't oog vallen. Wilde de 
man de schande van zijn vrouw voorkomen , 
dan mogt hjj de strafoefening voor XXV 6, 
zoowat/1.25, afkoopen. In den Briel mois- 
ten , volgens een onuitgegeven handschrift be- 
vattende keuren dier stad van 1440 en volgende 
jaren, — het wordt op het Delttsch archief 
bewaard , — de vrouwen, die op schelden wer- 
den betrapt , tot straf harer kwaadaardigheid 
dezelfde promenade maken of elk XX ]3 
betalen. — Om eerlijke vrouwen te bescher- 
men tegen het "quaelick toespreken" van 
onbeschofte mannen was bepaald, dat deze 
XXV /3 zouden verbeuren , en "mochte hijse 
niet gelden" — wij zouden nu zeggen: kon 
hij ze niet betalen — dan zou de schuldige 
daarvoor XL dagen "in die stock leggen," 
een straf, die o. a. uit de Handelingeh der 
Apostelen bekend is en op Paulus en Silas 
werd toegepast. Zoo als men weet, werden 
de voeten der gevangenen door de openin- 
gen, in een blok gemaakt, heen gestoken 
en het blok verder toegesloten, zoodat aan 



ontsnappen niet te denken viel. ] — Eer ik 
van de vrouwen afstap, moet ik hier nog 
gewag maken van een zekere soort onder 
haar, die in de keuren op verschillende wy- 
zen worden omschreven. Zy heeten: wijven 
"die oncuyshede driuen;" "die openbairlic 
om ghelt sitten;" "gemeene (d. i. publieke) 
wiven ;" "deernen , die haer laten minnen om 
gelt." In de BrieUche keuren vindt men 
een geheelen titel aan haar gewijd , met het 
opschrift "van stoven ende stoofvrouwen ende 
hair toebehoren." Wat stoven zijn of liever, 
welke hier bedoeld worden, blijkt uit een 
andere keur, waar ze "gemeen bordeelen" 
heeten. Want men had ook "reckelicke ,, d. 
i. fatsoenlijke stoven, o. a. te Arnhem , 
welke de burgers en burgeressen dier stad , 
zonder zich te compromitteren , konden be- 
zoeken om een bad te nemen. Zij werden 
bad- of baystoven genoemd. — Een curi- 
euse bepaling in denzelfden titel is de vol- 
gende. Daarbij wordt aan een fatsoenlijk 
man — eenen goeden knape, * elders eer- 
samig en reckelick geheeten — toegestaan 
een kruijer of kaailooper, daar pijner (sjouwer- 
man) betiteld, mitter vuyxt te slaen, zon- 
der eenige boete te verbeuren, wanneer 
deze, niet te vreden met zijn loon, scheld- 
of smaadwoorden uitte tegen dengene, die 
van zijn dienst gebruik maakte; wanneer 
hfl hem , zoo als de keur luidt , versprake. 
Ofschoon men heden ten dage door tarieven 
tegen dergelijke onaangename bejegeningen 
tracht te waken , is toch een "goede knape", 
hoe "reckelick" hy ook zijn moge, in de 
hooggeroemde 19 e eeuw niet altyd tegen 
scheldwoorden gewaarborgd, en dikwijls zou 
hij wenschen dat de strafFeloosheid der 



1 Als oca voorbecld van "qualiek toesprekcn" 
mogo het volgende dirncn: "Tryn 't vroetwyf 
heyt geclaegt over ael die tonsters mau, aller- 
naest simon die cuypcr, ande gheerwegt, {naam 
van een ttraat te Delft) dat hy te nacht zeer 
qnalick ge9proken heyt, willende haer hebben 
vuytten (uit den) huyse, huerendc hair (haar 
een h..r noemende) ende zeer quaelick toesprc- 
kende.'' 

1 Goede Jcnapen of goede luyden wordt veclal 
van de Burgemeesters, Schepenen en in 't alge- 
mccn van de stedclijke ovcrheid gcbezigd. 



Digitized by VjOOQIC 



264 



DE OUDE TUD. 



ruwe en onmenschelijke middeleeuwen nog 
bestond. — Dat er in de 15^ eeuw reeds 
bakers bestonden — zij worden, gelyk in 
Zeeland nog geschiedt, minnen genoemd — 
toont deze keur ten duidelijkste aan, die in 
het oorspronkelijke aldns luidt: u Voirt wat 
minne yemants kindt verlaghe , die moet 
die poort ruymen een jair (die wordt een 
jaar nit de stad verbannen) , ende quam sij 
binnen dier tijt binnen, men souder oner 
recbten , (vonnissen) enz. By Bleyswyck , Be- 
schrijving van Delft, bl. 231 , wordt onder 
de mirakelen door Onze lieve Vronw ter 
Noot Godts, wier beeld in de Nieuwe Kerk 
aldaar gevonden werd, het volgende ver- 
meld, dat de beteekenis van verleggen 
verklaart. Een minne of voedster, die een 
kind te voeden of te bewaren had, vond 
het, 's nachts te voren naar het schijnt 
over 't lyf van 't wicht gelegen hebbende, 
's morgens vroeg nit den slaap springende , 
dood en verlegen. Daarover zeer bevreesd 
en ontroerd, is zij heimelyk en in stillig- 
heid opgestaan , den onders het ongelnk niet 
dnrvende te kennen geven. Zij pakt haar 
spillen en bonst voort met het doode kind 
ter Nienwer Kerkwaarts. Daar komende 
heeft zij het op den autaar gelegd by het 
beeld der Noot Goodts, bedektelyk weg- 
sluipende en gaande zitten op 't einde der 
kerk, bitterlijk schreQende -n het oog van 
verre gestadig hondende naar het kind , met 
deerlijke klagen en beden, aanroepende de 
bedrukte Moeder en Noot Goodts Mariam. 
Kortelijk daarna is by het beeld gekomen 
de zuster, die onze Lieve Vrouw bewaarde, 
geheeten Katrijn Lieve Ziel, en heeft dit 
kind aldaar gevonden krijtende en schreijende , 
en zoo heeft ze alom gezien en gevraagd 
van waar het kind daar kwam , en haar is 
gewezen (door iemand naar het schijnt, die 
het werk per avonture had aangezien) de 
minne van het kind, achter zittende in de 
kerk; zij is er naar toe gegaan en heeft 
haar gevraagd, waarom zij het kind liet 
liggen schreyen op den autaar? De minne 
dit hoorende is, stille zwijgende, met vrees 
en verwonderen mede gegaan tot den autaar 
en vond het kind weder levendig, met 
grooten lof en devotie dankende , enz. , bren- 



gende het kind aanstonds wederom thuis, 
en al dat er geschied was den onders van 
het kind bekend gemaakt hebbende, zyn 
dezelfde kerkwaarts getreden, hare dank- 
baarheid, naar de manier van die tijden, 
vuriglyk bewyzende. — 

By geldelyken nood der gemeente is het 
tegenwoordig gebruikelyk een leening te 
sluiten, tot deelneming waaraan zoowel 
stadgenooten als vreemdelingen d. i. zfl, 
die geen inwoners zijn , worden uitgenoodigd 
bij publicatie en advertentie. Niet alzoo bfl 
onze voorouders; zij wisten er een ander 
middel op. u Voort zoo wie ontboden wordt 
om geld te leenen, bfj goeddunken van de 
vroedsckap" , — z66 luidt de keur van haar 
ouderwetsch kleed ontdaan — en dit niet 
wil doen binnen denzelfden dag, hij zal 
verbeuren X jS 's daags , tot tijd en wijle , 
dat hij het geld, waarvoor hij ontboden 
was, betaald zal hebben, benevens de voor- 
noemde boete, die telken dage zal worden 
gelnd." Natuurlyk waren het alleen dezoo- 
genaamde rentiers (renteniers) die de hooge 
onderscheiding genoten van ten Raadhuize te 
worden ontboden. Dezen waren den Burge- 
meesteren zeer goed bekend, zoo als blijkt 
uit de Informacie op de V er ponding , van 
1514, waar op bl. 338 het volgende voor- 
komt: u Als aengaende de rentiers, seggen 
de\ burgemeesters , naer huere beste wetent- 
heyt (naar hun beste weten), dat zy geene 
sonderlange (bijzonder rijke) rentiers en 
hebben, want, de schout niet gereeckent, 
zoe en hebben zy er niet e'e'n, die 100 L 
groten (een L gr. = 20 st. der toenmalige 
munt) tsjaers heeft, mair hebbende 10 of 
12, die 40 of 50 ponden groten tsjaers 
hebben of daeromtrent." In 1508 waren er 
ryker lui in Delft te vinden , want volgens 
dezelfde Informacie, bl. 339, stondertoen 
e^n op 800 L, dat was nl. de oude Piet 
van Roon ; sommigen op 600 L , anderen 
op 400 , 300 L , zoo als b jv. mr. Dirk van 
Beest, etc." In 1514 waren de beide hoofd- 
neringen van Delft, nl. de brouwerij en de 
draperie of lakennering , zeer verloopen , in 
vergelyking van 10 jaren vroeger, en het is 
zeer waarechijnlyk , dat burgemeesters van 
Delft in 1460 en later met groot succes by 



Digitized by VjOOQIC 



EEN SCHARENSLIJPERS LIEDJE. 



265 



de rentiers zullen hebben aangeklopt , terwijl 
er naauwelijks aan valt te twijfelen, of de 
finantifiele maatregel der onihoden, hier sy- 
noniem met gebo&en geldleeningen , zal gaan- 
deweg bij gebrek aan kapitalisten wel in 
onbruik zyn geraakt. 

{Wordt vervolgd.) 



EEN SCHARENSLIJPERS LIEDJE, 

uit "het vermaaklijk Buitenleven of de zin- 

gende en speelende Boerenvreugd." 

Piet slijpt op 't Boeren dorp voor 't Pot- 
(huis van een Lapper 



De schaatsen maak ik recht door 't keeren, 

Sliep schaar en mesje, 
Droogscheerders schaars, die nop en laken 

(scheeren 
Of troffels, strikers, groot en klein 

Sliep schaar en mesje, 
Ik maak het alles schoon en rein 

Voor die*'t hanteeren. 

Geen ambachtsman , hoe groot in achting 

Sliep enz. 
Wagt door m\jn botte steen in 't werk ver- 

(zagting 
De kok, hoe smeerig, vuil en zwart 

Sliep enz. 



En roert, daar onderwijl, op deeze wijs 

(zijn snapper. 

Sliep schaar en mes deun. 
De steen zo bot en stomp van leden , 

Sliep schaar en mesje, 
Maakt bytel, bijl en mes zeer scherp van 

(sneden. 
De elsten puntig, glad en net, 
Sliep schaar en mesje 
De schaartjes, priemen en 't lancet 
Die slijp ik mede. 

1870. 



Gunt myne steen al me" zyn part 
Buiten verwagting. 

De naaistertjes , hoe net in 't kleeden 

Sliep enz. 
Hoe puntig, krullig wel gemaakt van leden 
Die brengen me haar snippelschaar 

Sliep enz. 
Of torrenmesje, net en klaar 

Ik slijp ze al mede. 

Ik trap op 't plankje met mijn teenen 
Sliep enz. 

34 



Digitized by VjOOQIC 



266 



DE OUDE TIJD. 



Komt tree maar aan en wil mrj werk ver- 

(leenen 
't Zij jong of oud, of vrouw of man, 



Sliep enz. 
Breng vaardig uw gereedschap an, 
Of ik krui heenen. 



DE DRENTHSCHE SCHEPER. 

DOOR 

A. L. LESTURGEON. 



De Drenthsche Scheper is een eigenaardig 
figuur in 't Drenthsche volksleven, die te 
precieuser wordt, naannate 't tijdstip met 
versnelden tred aanrukt, waarop hem het- 
zelfde lot beschoren zal zijn als den plesio- 
sauren en mastodons der voorwereld. Hoe 
meer de cultuur der woeste gronden voort- 
gaat en daarvoor de groote heidevelden , tot 
hiertoe "mandeelig" ! gebruikt, versplinterd 
en versnipperd worden , hoe dreigender zich 
boven zijn stand het zwaard van Damocles 
vertoont. Eerlang zal hij een overtolligheid 
wezen, zal hij uit het volksleven voor goed 
verdwijnen. Reeds nu is hij in menige Drenth- 
sche gemeente tot de waarde van een halve 
nnl gereduceerd , — tot iets , dat nog maar 
amper en ter nauwernood geduld wordt, 
waar hfl te voren een onmisbaarheid was, 
een persoon die een eerste viool speelde, 
een gewichtig drijfrad mee* , dat de ingewik- 
kelde machinerie van 't boerenbedrjjf aan 
den gang hield. Met de heidevelden vermin- 
deren gaandeweg de groote schaapskudden , 
die weleer den toevallig doortrekkenden 
vreemdeling een kreet van verbazing ont- 
lokten; en waar die aartsvaderlijke kudden 
van lieverleS eclipseeren, daar ligt natuurlijk 
ook de lettre de cachet geteekend voor den 
Drenthschen Scheper. 

Eer dan de stroom der alles modernisee- 
rende beschaving, nu vooral door de loco- 
motief geholpen , ook dit overschot van den 
antieken tijd op Drenthe's bodem onderzijn 
golfslag hebbe begraven, vatte dit blad de 
lrjnen bijeen tot een "Umriss" dezer echt- 



Gemccnschappelijk. 



Drenthsche type ! ' . . . Zoomin er in een Hol- 
landsch-huiselijken roman van den echten 
stem pel een predikant mag ontbreken, of 
in een vers van Rhijnvis Feith, ten minste 
gednrende zeker tijdvak van diens dichter- 
lijke loopbaan, een worm en een seraf ge- 
mist kon worden, zoomin mag de Scheper 
achterwege blijven , waar over Drenthsche 
toestanden en over Drenthsch volksleven ge- 
sproken wordt. De Scheper behoort tot de 
dorpsnotabiliteiten. Hjj is er een van hen, 
die met den bnrgemeester , den onderwijzer , 
den "domine"', den dokter 't praerogatief bezit, 
uitsluitend het lidwoord "de" voor den naam 
zijner waardigheid te kunnen schrjjven. Bak- 
kers, schoenmakers , timmerlui zjjn erdoor- 
gaans meer dan e'e'n op het dorp, en wan- 
neer gij een uit hen wilt uitduiden en aan- 
wflzen, hebt gij volstrekt noodig ook zijn 
geslachtsnaam te weten en te noemen. Doch 
hebt gij aan hem een boodschap, gij hebt 
aan den eerste den beste, die u ontmoet, 
slechts te vragen, waar de Scheper woont 
of heden "in de kost is" , en men wijst u 
terstond te recht. Zijn titel is hem exclusief 
eigen , althans in de meeste dorpen ; hjj deelt 
dien met niemand anders in zfln "loeg" x , 
zelfs al kwam er de koning zelf zijn resi- 



1 *t Geen wij van hem wenschen te zeggen, 
zal, naar wy hopen, niet overtollig worden ge- 
acht, nadat reeds dc voormalige Groningenschc 
predikant M. A. Amshoff dat idyllisch bceld ge- 
schetst heeft in de door hem , met den hoogleer- 
aar W. Muurling veraamelde Bijdragen ter be- 
vorder. van het Chr. leven, (Gron.,1858) bl. 17 e.v. 
1 Zoo noemt de Drenthenaar zijn dorp of 
g e h u c h t. 



Digitized by VjOOQIC 



DE DRENTSCHE SCHEPER. 



267 



dentie vestigen. Even onbezwaard van gewe- 
ten, dat er niemand door gekrenkt wordt 
in zijn rechten, durffc hij van zich zelf zeg- 
gen : ik , de Scheper , als weleer Spanje's 
gebieder zijn: yo y el rey onder staatsdocu- 
menten ne6rschreef. Desverkiezende mag hij 
gekroonde hoofden zjjns gelijken noemen. 
Zoo hij 't maar wist, dat Homerus aan 
z ij n stand en bedrijf den bijnaam ontleent , 
waarmSe de Griekscbe koningen en vorsten , 
die Troje kwamen belegeren , worden opge- 
pronkt, — wat zou 't zijn ijdelheid stree- 
len! Hoe deed dat hem nog tienmaal zoo 
majestatisch daar achter zijn blatend volkje 
veldwaarts stappen , als nu reeds 't geval 
is, nu hij van Troje of Homerus evenveel 
weet, als de kudde die hij drjjft! Hjj is 
zoo goed de koning der schapen , als David 
voordat Samuel hem zalfde , een eenvoudige 
herdersknaap was , en bijgevolg mag hij dien 
"liefelijke in psalmen onder Israel" zijn 
evenknie en gildebroeder heeten. Doen 
zal hij 't echter daarom nog niet; daartoe 
heeft zijn vraagboek hem van kindsbeen te 
hoog leeren opzien tegen "den man naar 
Gods harte." 't Eenige, waarmee hij zich 
nu en dan nog wel eens verstout, hot be- 
wustzijn zijner verwantschap met den konink- 
lijken harpenaar te openbaren, is dit, dat 
hij diens psalmen nakweelt , terwijl hij achter 
zijn kudde in de heide ronddrentelt. Dan 
ljjkt het wel, of het bloed toch kruipen 
moet, waar 't niet gaan kan, — ofschoon 
wij . voor ons , 't hem volstrekt niet als een 
peccatum mortal* zouden aankalken , indien 
er dan werkelijk een weinigje trots in zijn 
linkerborst begon op te borrelen. Overigens 
behoeft de Drenthsche Scheper niet over 
zonden van hoogmoed gekapitteld te wor- 
den , en is hij de nederigheid in persoon . — 
't natuurlijk besef van eigenwaarde buiten 
de rekening gelaten , zonder 't welk hij ook 
zelfs geen scheper met eere zijn zou. — Of 
ziet gij 't hem aan , dat hij 't hart hooger 
draagt dan eenig ander Adamskind, als hij 
daar, met zijn ruige muts over de ooren, 
in de met schaapsvachten gevodrde "huik" , 
op waterdichte "stevelklompen" door 't dorp 
trekt , om de kudde , die hij leiden moet u in 
grazige weiden" , van huis tot huis bijeen te 



zamelen? Zijn toilet verraadt meer zorg 
voor zijn aardschen tabernakel , dan zucht om 
de godin der mode te behagen; maar daar 
kunnen wij den man niet hard om vallen. 
Hjj moet vrij wat koude en ongemak verdu- 
ren , als hg daar buiten in 't van alle zijden^ 
openliggende veld rondzwalkt, onder storm 
en sneeuwjacht, in hagel en regen, en hij 
mag een "kerel" wezen met een "inboe- 
zem" l als van jjzer en staal , de rheumatiek 
is in ons "kliemerig klimaat", zoo als De 
Genestet het in een knorrige bui uitschold, 
onbeschoft genoeg , om zoowel op een gehar- 
den Drenthschen Scheper een moorddadigen 
aanval te # wagen, als op een vertroetelde 
modepop uit de Haagsche salons, 't We§r 
moet al "miserabel op 't onstuur" wezen , — 
er moet al een orkaan loeien als in tropi- 
sche gewesten, en de sneeuw zoo hooglig- 
gen, dat ze doorwaad moet worden, en 't 
moet al regenen en hagelen dat het door 
de pels heengaat, — maar anders blijft 
onze maat niet bij de kolen, aan den ge- 
zelligen haard: — 't veld is zoowel zijn 
element , als dat zijner kudde. Met de lange 
u 8chaapschup" gewapend, 't insigne zijner 
pastorale waardigheid , vangt hij elken mor- 
gen , gewoonlyk te tien ure , zijn wandeling 
aan door 't dorp. V66r dien tijd is, 's zo- 
mers , 't veld nog te vochtig van dauw voor 
zijn vee; de zon moet het vooraf hebben 
gebakerd en gekoesterd; en 's winters is 't 
dan eerst volkomen dag. Een schel en krach- 
tig gefluit, tot twee- of driemalen herhaald, 
kondigt zyn verschgning aan. In ieder wo- 
ning , waar schapen zijn , kent men dat sig- 
naal, en waar 't gehoord wordt, daar rept 
er zich terstond een naar buiten, om 't 
schaaphok te openen. Laat er zich zoo 
iemand wachten, die zijn fluiten niet ver- 
nam, dan getroost hij zelf zich die kleine 
moeite; hij heeft immers slechts de houten 
pin weg te trekken , die , schuins in den 
deurpost gestoken, bq den anders voor zoo 
"wangeloovig" * uitgekreten % Drenthschen 
boer meestal de eenige sluiting van 't scha- 
pennachtverblijf uitmaakt, en 't wollig ge- 



Lichaamsgestel. 
Wantrouwig. 



Digitized by VjOOQIC 



268 



DE OUDE TIJD. 



dierte , dat zijns herders stemme even goed , 
als die zijns eigenaars kent, verlaat er ook 
even driftig en vlug , al blatende , zijn mnffe 
stalling om. — Zoo trekt hg 't "loeg" 
rond , totdat alle schaapskooien hear contin- 
gent geleverd hebben en hg zgn viervoetig 
leger , vaak tweeduizend stnks beloopende ' , 
voltallig heeft. Is er nu een "brink" aan- 
wezig, waarover nog niet het meetsnoervan 
den landmeter tot verdeeling ging , dan laat 
onze hnikdrager 't daar eerst aan de malsche 
grasscheutkens zich ontnuchteren , voordat hij 
't uitdrgft naar de brnine heide. En vooral , 
zoolang hij zich hier ophoudt, kan 't big- 
ken, of hij een matador is in $yn yak. Al 
zijn talent van opmerken , al zgn waakzaam- 
heid en beleid komt hem hier te stade. 
Voor hoe geduldig , zachtaardig en lijdzaam 
*t schapengeslacht toch bij de beschaafde 
wereld te boek staat, er zgn er, even als 
onder de heeren der schepping, altjjd som- 
migen onder, die "nit den aard slaan" of 
b$j wie de natuur dwars en scheef of 't ach- 
terst-voren in den wagen zit. Zie daar ginds 
slechts dat ter skips afgedwaalde troepje! 
Op 't voetspoor van dien forsch-gehoornden 
ram, die om zgner waardigheid wille zgn 
kameraden wel met een beter voorbeeld mocht 
voorgaan, is 't over dien hoogen wal ge- 
klauterd en heeft het een strooptocht onder- 
nomen in die u goorn" 2 met boonen en raoes, — 
en ginds , aan de andere z\j , zgn er een 
paar, heel in 't geniep, over dat hekwerk 
gewipt, om eens eventies in dien "poothof" 
van de zomerworteltjes en kropsalade te snoe- 
pen , die "meester" daar ttisschen zgn school- 
uren aankweekte. Die onbeschaamde marau- 
deurs ! 't Is of ze bij de Franschen van '95 ter 
school hebben gegaan. Maar ze moeten zich 
niet verbeelden, dat nun euveldaad aan 't 
oog ontgaan is van hun heer en me ester! 



1 HiermeS slrijdt niet de opgave van hooger 
cijfera, b. v. in 't Verslag v. Oedeput. Staten 
v. Drenthe, 1861 , biz. 324. De aantallen schapen , 
daar vermcld, zijn telkens massaal genomen van 
een gehecle gemeente. ' 

• Een afgesloten stuk grond , ter aankwccking 
van zoogcnaamde zona ervruch ten. 

3 Poothof, ook wel Krnudhof, heet, in som- 
raige Oostelijke gem een ten van Drenthe , de 
moestuin. 



Of hg 't ook gezien heeft! al scheen zgn 
opmerkzaamheid voor een oogenblik ook meer 
gevestigd op de breikous , die hij onderwijl , 
om geen minnnt te verliezen, voor den dag 
heefk gehaald ; hij weet het 66k wel , al ver- 
staat hg geen mondvol Engelsch , dat tgd geld 
is. Een enkel : "Siep , his !" tot zgn adjudant- 
generaal gesproken en vergezeld van een een- 
voudige vingerwijzing in de richting, waar 
't delict tegen de orde plaats vindt , en — 
daar stuifk Siep heen. wat hij loopen kan, 
op al de pooten , die hij beschikbaar heeft , 
te gelijk, en blaffende wipt ook hg over ras- 
terwerk of wal, zoo vlug en gezwind, dat 
de gedresseerdste kunstrgder van Carr6 't 
hem niet kan verbeteren. Nu weten de snoe- 
pers ook hoe laat het is, en, zonder een 
contact met de scherpe tanden van den 
alles-behalve liefballigen Siep af te wachten , 
zgn ze reeds weder in groote overhaasting 
over wal en staketsel getuimeld en voegen 
ze zich by hunne kameraden, terwgl Siep, 
zeer kalm en bedaard, en zonder zich op 
zijn gehoorzaam plichtvervullen iets te laten 
voorstaan , aan de zijde zijns meesters terng- 
keert. 

Maar — de brink is nu genoeg gescho- 
ren! De heide roept. Daar geeft onze maat 
het sein en — het leger zet zich in bewe- 
ging. Zgn er hier of ginds nog achterblij- 
vers, — Siep heeft zelfs geen teeken van 
z\jn baas meer noodig, om 't hun aan 't 
verstand te brengen , dat het thans geen tgd 
is van tabernakelen bouwen. Zgn eranderen 
in de voorhoede , die , een personeele quaestie 
afdoende, en passant een klein duel met 
elkander houden en daartoe, met een ver- 
woedheid, die gg van hun hooggeroemden 
zachtzinnigen aard niet zoudt verwachten, 
met de koppen tegen elkander botsen , maar 
dien ten gevolge den doortocht min of meer 
versperren, — een enkele aardkluit, met 
meesteriyke hand tusschen de twistenden ge- 
worpen, getuigt, dat onze vriend zich niet 
te vergeefs in 't hanteeren van zijn kom- 
mandostaf, de langgesteelde "schaapschup", 
heeft geoefend. — Zoo komt hfl eindelgk 
met zijn volkje behouden aan op zgn eigen- 
lgk domein, de donkere, sombere heide. 
( Wordt vervolgd). 



Digitized by VjOOQIC 



EEN VADERLANDSCH SPEL. 



269 



t E N VADERLANDSCH SPEL. 



In z66verre wordt er door groote men- 
schen veel, mjna onophoudelijk gespeeld, 
dat zij zoeken eenen pot , waarin wat geld , 
eenig ambt, deze of die ridderorde gezet 
zijn , te trekken. 

Dat er maar niet zoo dikwijls valsch ge- 
speeld werd! 

Maar — daarover niet, over het spelen 
of liever over een spel van kleine menschen 
nam ik mij voor iets te zeggen. 

Een zoodanig, gedrukt te Amsterdam, 



Spaansche regering" ; de in de tweede plaats 
genoemde voor die, welke aan de "Eerste" 
en "Tweede Stadhouderlijke regering" ont- 
leend zijn, de laatste eindelijk voor die 
welke tot de "Eerste" en a Tweede Staats- 
regering , ' be trekking hebben. 

In den regel loopt de kleur voor eenige 
medaillons door ; alleen de groene komt eene 
enkele maal de volgende gele afbreken. 

Boven het medaillon is op het lint ge- 
schreven, van welken persoon of welke ge- 



ligt v66r mjj. Adam Meijer was de drukker. 
Of het jaar, waarin hjj het drnkte, by 
zijnen naam en dien der hoofdstad gestaan 
heeft, kan ik niet zeggen, wyl mjjn exem- 
plaar aan den rand min of meer geleden 
heeft. 

't Bestaat uit 79 grootere en kleinere 
medaillons , door een doorloopend lint aan- 
eengehecht welk lint ten deele groen, ten 
deele geel, ten deele paarsch is. 

De opschriften, op het lint geplaatst, 
waar zich dit tusschen de medaillons kron- 
kelt, doen zien, dat het de eerstgenoemde 
kleur heeft voor die voorstellingen uit de 
vaderlandsche geschiedenis , welke behooren 
tot den :, Oorsprong der Troubles onder de 



beurtenis het medaillon eene voorstelling 
geeft, indien dat met op de oppervlakte 
van het medaillon zelf wordt uitgedrukt. 
Op het lint aan de onderzyde staat het n°. , 
benevens het voorschrift van betalen en 
trekken enz. , indien dit er niet onder ge- 
plaatst is. 

De groene groep, waarmede de geheele 
reeks geopend wordt, heeft in grooter me- 
daillon als n°. 1. Filips II, in kleiner als 
n°. 2 — 5. Margaretha, d' Inquisitie, Brede- 
rode, Hertog v. Alva en daama te midden 
van de gele als n°. 8, 11, 13, 21, 23. 
Requesens, Jan van Oostenryk, Prins van 
Parma, Onverwinlijke vloot, Albert en Isa- 
bella. 



Digitized by VjOOQIC 



270 



DE OUDE TUD. 



Volgt de gele. In het eerste gedeelte, 
doorloopende tot n°. 37 Aanslag op Amster- 
dam, zijn grootere medaillons die, waarin 
het portret van Willem I. P. v. Oranje, 
P. Maurits , P. Frederik Hendrik , P. Willem 
II, n°. 6, 20, 34, 35. kleinere: den Briel 
genomen , JLeiden ontzet , Mathias , Unie van 
Utrecht, Alencon, Aanslag op Antwerpen, 
Moord van Willem I, Leycester, Breda ver- 
rast, Beleg van Ostende, Oost Ind. Com- 
pagnie , Sinode van Dordt , Olden Barnevelt , 
Grotius, West Ind. Compagnie, Piet Hein, 
den Bosch genomen, Maastricht genomen, 
Vrede van Munster n°. 7, 9, 12, 14—17, 
19, 22, 24, 25, 27—30, 32—34, 36. 
N°. 10 heeft evenals 18 en 26 hinnen eenen 
rand van saamgevlochten takken de opschrif- 
ten : "De Pacificatie van Gendt 1576" , "Den 
Briel en Vlissingen verpand 1585" , "Twaalf- 
jarig Bestand 1609". 

In het tweede gedeelte van het gele is 
slechts Cen grooter medaillon , n°. 52 , voor- 
stellende P. Willem HI. De kleinere, die 
volgen als n°. 53—57 , 59 , 60 , 62 geven 
Gasper Fagel, Vrede van Londen, de Pro- 
vincien herstelt , Vrede van Nimegen , Engelse 
Revolutie , Vrede van Rijswijk , Partage Trac- 
taat , Dood van Willem HI. AUeen op n°. 58 
en 61 de zooeven genoemde takken en daar- 
tusschen: "Tweede Oorlog tegens Vrankrijk 
1688" en "Derde Franse Oorlog 1702". 

Met een groot medaillon wordt het eerste 
gedeelte van de paarsche geopend. Men ziet 
er op de "Groote Vergadering." 't Is n°. 38. 
Op n°. 40, 43 en 48 weder de gezegde 
takken met de woorden: "Eerste Engelse 
oorlog onder Cromwel 1652", "Tweede En- 
gelse oorlog onder Kon. Karel de tweede 
1665", "Eerste Franse en derde Engelse 
Oorlog 1672". Buiten deze van n u . 39 tot 
51 Jan de Wit, M. H. Tromp, Westmin- 
ster Vrede, Wassenaar, Exped. v. Chattam, 
Vrede van Breda, Triple Alliantie, de Ruy- 
ter, 3 Prov. Verlooren, Moort v. d. Witte. 

Het laatste gedeelte , waarmede het spel be- 
sloten wordt , heeft twee grootere medaillons. 

N«. 72 en 79 met de portretten van P. 
Willem IV en P. Willem den Vde. De klei- 
nere v66r en tusschen deze, n°. 63 — -78, 
hebben het opschrift: Heinsius, Victorie van 



Vigos, P. Eugenius, Marlbourg, Slag van 
Ramellies, Aftogt van Ormond, Vrede van 
Utrecht, Actie jaar 1720, Beleg van Door- 
nik, Beleg van Bergen op Zoom, Liberale 
Gift, Erfstadhouderschap Z. EL Willem IV 
opgedragen, Geb. van P. Willem V, Vreede 
van Aken, Dood van Willem IV. 

Behalve het winnen van den pot, die aan 
n°. 79 , P. Willem V , verbonden is , geeft 
het spel vele kansen aan den speler^ zoowel 
ongunstige, als gunstige. Hij kan trekken 
deels nit den pot, deeh van aangewezen 
n os . , deeh van iederen medespeler ; maar 
't is evenzeer mogelijk, dat hij te betalen 
hebbe of aan den pot of aan bepaalde n os . , 
of aan den medespeler. Slechts enkele n os . , 
waaraan noch trekken, noch betalen verbon- 
den is. Misschien is 't hem geoorloofd te 
verdubbelen, vermoedelijk evenals wanneer men 
't Ganzenspel spelende , op een Gansje komt , 
of ook tot zeker n>. voort te gaan; maar 
misschien ook valt hem ten deel, eene of 
meerdere benrten te moeten laten voorbijgaan of 
ook achteruit te tellen. Soms heeft h\j met 
den medespeler hetzelfde n°. te bezetten , 
soms zijne plaats aan den minstgevorderde af 
te staan , ja ! het kan hem voorkomen , zoo- 
wel dat hij op nieuw beginnen, als dat hij 
gevangen blijven moet. 

lets karakteristieks heeft het spel. 't Betalen 
js verbonden aan voorvallen of personen , die 
tot schade voor Nederland waren ; omgekeerd 
het trekken. De speler b. v. die tot Alva 
komt, betaalt 10, daarentegen trekt hij, 
die tot de Unie van Utrecht telt, 6. Niet 
e'e'n der Prinsenportretten , waaraan zich geen 
voordeel knoopt. Bij Willem I trekt de spe- 
ler 2 van ieder en gaat naar een verder n ; 
bij Willem III ontvangt hij 1 van elk , trekt 
wat er op staat en verdubbelt. Bij Manrits 
is evenwel het voordeel niet zonder restrictie , 
want wie het behaalt, moet er iets van afstaan 
aan Oldenbarneveld en Grotius. ' Natuurljjk , 
dat de laatste gevangen houdt. Opmerkeljjk , 
om niet alles aan te stippen , dat , misschien 
op een paar uitzonderingen na, bij die n M . 
noch trekken noch betalen bepaald is , welke 
gebeurtenissen in herinnering brengen , waar- 
van het goede althans hoogst twijfelachtig 
is , b. v. het twaalfjarig bestand , de synode 



Digitized by VjOOQIC 



EEN VADERLANDSCH SPEL. 



271 



van Dordrecht, de Tripl. Alliantie, hetPar- 
tagetractaat , de vrede van Utrecht 1713. 
Het medegedeelde zal den indruk maken, 
vergis ik niij niet, dat het spel in de da- 
gen, waarin het gespeeld werd, niet alleen 
een aangenaam, maar ook een nuttig spel 
zal bevonden zyn. Ik kan niet bij ervaring 
spreken, wijl ik het nooit of slechts eene 
maal als bij wjjze van proememing gespeeld 
heb. Onverklaard bleef ons hetgeen te le- 
zen stond onder n°. 9, Leiden ontset: 
u de Spanjaarts 1 terug" en onder n°. 17, 



Moort van Willem I: "de Spanjaarts be- 
taale 2" > zoodat ik 't zeker niet geheel 
naar den eisch speelde. Ik heb er nog wel 
een 8 aan gedacht en denk er nog wel eens 
aan , als ik ingezien heb of inzie , dat ik in 
de maatschappij , zoo burgerljjke, als ker- 
keljjke, averechts speelde of speel, omdat 
de gang van haar spelen boven mijn ver- 
stand ging of gaat, en vooral boven myn 
gemoed. 



Deil. 



Dr. R. C. H. ROmer. 



D E KERMIS. 

(Vervolg van bladz. 189.) 



0! ik merk het al, 't zjjn de schutters, 
die met hunne trommen dat geweld ma- 
ken. Ja, 't is waar ook, dat op eenige 
plaatsen de schuttejs de gewoonte hebben 
in de kermisdagen een optocht te houden , op 
hun fraaist uitgedoscht, en door het uit- 
voeren van eenige evolution van hunne be- 
kwaamheid doende blgken , 't geen meteen de 
kermisvrengde niet weinig verhoogt. Dikwijls 
ook houden zjj dan tevens hun voornaamste 
feest , het schieten naar den papegaai of het 
koningsschieten. 

Zulk een optocht is vrjj wat mooier dan 
alles wat op de kermis te zien is; daar is 
't klatergoud, wat hier echt is. Wat een 
flinke kerels zijn die schutters! Gjj kunt er 
op vertrouwen, dat als de nood het eischt, 
zij op de wallen zullen staan als boomen, 
en het den vijand niet gemakkelijk vallen 
zal hen te verdrijven. 

Maar wat zal ik u die mannen beschrij- 
ven ? Dit laat ik over aan een van der Heist , 
een Bakker, een Frans Hals, die ze op 
hunne schuttersstukken als afgedrukt hebben , 
of aan den eenigen Rembrandt, die u door 
zijn tooverglas laat zien, hoe ze van het 
koningsschieten terugkeeren. 

Wij zullen hen niet volgen, en daar we 
door het gedrang midden op de markt, het 
hoofdpunt der kermis, gebracht zyn, zullen 



we hier maar eens good uit de oogen zien. 
Waarheen ons het eerst te wenden? Trekt 
het in de kramen uitgestalde bjjzonder 
uw aandacht, wilt ge wat voor uwe kin- 
deren medebrengen, houd u daar toch niet 
te lang op. Hier is een speelgoedkraam (zie 
bladz. 153); zoek nu spoedig het een of 
ander uit, want wilt gfl alles op uw gemak 
bezien, dan kunt gij wel met een nieuwen 
dag beginnen, daar, zooals ge zelf ziet, 
het getal kramen buitengewoon groot is. ' 
Zoowel reizende kooplieden als ingezetenen 
stallen hunne waren uit; de laatsten zorgen 
niet achter te blijven; ze laten zich niet 
het gras voor de voeten wegmaaien, want 
er wordt op de kermis veel gekocht, wijl 
vele burgers hunne inkoopen uitstellen tot 
op dien tijd, in de hoop dat er dan wat 
nieuws , wat vreemds zal aangebracht worden. 
Deze kramer schijnt met het verkoopen 
van al zijn moois nog niet genoeg te ver- 
dienen; daarom houdt hg tevens verloting 
van zijne waren. Zullen ook wfl eens ons 
geluk beproeven aan die rijfelkraam? 

"Daer veul prijsen op een rij 
Zijn te krijgen, of te halen 



1 In 1767 was het getal kramen op de Am- 
terdamsche kermis nagenoeg 1700. 



Digitized by VjOOQIC 



272 



DE OUDE TTJD. 



Gouwe koppen, salver schalen , 
Bekers, spiegels, moy vergult 
Voorts wat oogh en lust vervuld. 

Eigenlyk is . het slechts oogluikend , dat 
die rijfelkramen worden toegelaten. Immera 
alle hasardspelen zyn verboden; maar de 
goede gemeente houdt er nog al van, dus 
er wordt niet al te nauw toegezien. Wat 
doet het er ook toe, waar met de kermis 
het geld blijft; 't is nu eenmaal voor 't 
kermishouden bestemd, dus 't moet op, en 
dan is *t nog beter, dat het aan loteryen 
besteed wordt, dan dat de herbergier er 
mee schoot gaat. Zie me daar bv. die twee 
jonge boeren eens aan , die daar nit die 
kroeg komen laveeren. "Houdt je roer recht !" 
schreeuwen de jongens, maar zc zien geen 
kans dien raad te volgen. Daar glijdt er een 
over een mosselschelp , waarmede de straat 
rondom die mosselkraam als bezaaid is. "Sta , 
kerl , sta !" Hy staat weer op zyne beenen, maar 
't is om ruzie te maken tegen het mosselwyf, dat 
die schelpen op straat werpt. Gelukkig is 
zoo'n wyfje voor geen geruchtje vervaard ; 
een flinke duw doet hem naar de andere 
zijde der straat zeilen, waar hy tegen een 
burgerman8dochter aanvalt, die met vader 
en moeder er op uit is. Alweer ruzie; 
de boer krijgt een duchtigen klap op zijn 
dikken rooden kop; hij trekt zyn mes, zoo 
ook zjjn makker — Kom, laat ons voort- 
gaan ; 'k heb er genoeg van ; van zulk 
vechten houd ik niet; ik zal zien of we 
ook een der wachten, die expres voor de 
kermis worden aangesteld, kunnen vinden. 

u Knor, knor," daar komt een beer op 
zijn achterpooten aanwandelen ; zyn voor- 
pooten heeffc hy om een stok, die op zyn 
nek rust, geslagen. Hoe lief danst hy op 
de maat van de afgryselyke muziek, die 
zyn begeleider op trom en fluit maakt. Mak 
ziet het beertje er niet uit, en wel is zyn 
muilband noodig, daar hij, als hij het in 
zyn zin kreeg een wandeling op zyn eigen 
houtje te gaan maken, niet heel veel zou 
geven om den ketting, waarmede de beren- 
leider hem vasthoudt. 't Is toch altijd ge- 
vaarlyk, zulk een dier in die drukte te 
brengen, ofschoon ik nooit gehoord heb) 
dat er ongelukken mee gebeurd zyn. VVacht 



eens, daar zult ge een grap zien; daar 
komt de dronken boer weer aan, hij krygt 
den beer in 't oog. Och, Wat een flauwe 
kerel! hy gaat voor den beer als vis-a-vis 
ook een dansje uitvoeren, z66 plomp, dat 
hem slechts een beerenvel ontbreekt , om als 
tweede beer te kunnen dienen. 

Daar is het geleerde paardje ook al, 
dat met zyn pootjes zoo precies weet te 
tellen en ook op paardenmanier een huppel- 
dans weet te maken. 

Wat een onaangename, geur van vet komt 
ons hier in den neus. 0, die komt uit het 
oliekoekenhuis ginds in den hoek, wat nog 
al aftrek schijnt te hebben, want het volk 
loopt er by troepen in en uit. 

Lieve hemel , wat heeft dat aardige deerntje 
daar haar goed bemorst met dat vette ge- 
bak. Ja kind , "vet smet", maar daarom niet 
getreurd , kom hier , we zullen je helpen ; 
als ge 't hebben wilt , geef ik je voor je ker- 
mis een koekje present, niet om op te 
snoepen , maar om al de vlekken , die ge 
in uw kleeren kunt krygen weg te nemen. He* , 
koopman Plekkenuit , is 't niet waar , 'wat 
ik zeg? 

Ja wel , schreeuwt de oude Duitscher. 

"Hier hebt gij den olden plekkcn-oet! 
Wooveer mijn konst nich goet is, so wil ik ae 

(jou schenkeo. 
Ik heb hier aver de druttig jooren gestanden jij 

(kinnc gedcnkcn 

Dat gij mit desse koekskens a'.lc plekken van 

(teer, olich oder smeer, 

Et sij in sam met oder sijde oder felp sonste racer 

Konnet allcs schoontjes oetnemcnl" 

Wilt gij het niet gelooven, juffertje, vraaghet 
dan maar eens aan zyn buurman , aan hem daar 
met zijn roodgeverfde duif, de broodwinster 
van dien "kalen duyver', die het roode diertje 
voor een duit laat zien als een groot won- 
der der natuur, afkomstig uit het land der 
menscheneters. Vraag hem eens of ge dat 
beste vlekkenmiddel eens op de vlerken 
van zyne duif pro beer en moogt. Maar hy 
zal zich er niet aau wagen ; het middel mocht 
eens al te sterk zyn , en dan moest hy maar 
op nieuw roode verf koopen. Van die soort 
wonderen kunt ge hier wel meer vinden: 
een kail met twee koppen of met zes men- 



Digitized by VjOOQiC 



DE KERMIS. 



273 



schenhanden in plaats van vier pooten en der- 
gelijke fraaie nataurverschijnselen , echt of na- 
gemaakt. Pas met dat al maar op voor een zeker 
soort van menschenfiguren , die 66k wel zes 
handen schijnen te hebben , zoo handig zijn ze 
in 't leegen van nwe zakken en in 't afsnijden 
der vrouwenbenrzen. Om die handigheid te 
krijgen, moet men als kind reeds op 't 
stelen afgericht worden , kijk zoo als dat 



| ventje daar, kijk, kijk, die daar die prui- 
, men van den kruiwagen wegneemt. Die zal 
het vak wel leeren. Gelukkig heeft de koop- 
man het bemerkt; — knap zoo, eon flink 
pak voor de broek, sla op maar! — ha, 
ha, nu on der de pomp, dat frischt op; 
jong mensch ! dat zal je die kuren wel af- 
leeren. 

(Wordt vervolgd). 



TOUWSLAGERIJ. 

17e eeuw. 



In een land, waar handel en scheepvaart 
bloeien, behoort de touwslagerij onder de 
voorname takken van nijverheid. Zoo was 
het ook hier te lande. Amsterdam bezat 
een groot aantal lijnbanen, zoo zelfs dat 
de benedenweg achter de wallen bijna on- 
afgebroken langs lijnbanen liep. De binnen- 
gracht , waaraan ze grensden , wordt nog de 
Lrjnbaan- of Baangracht genoemd. Drie keur- 
meesters zorgden er voor, dat de hennep, 
eer er tonw van geslagen werd, aan de 
vereischten voldeed. By kenren was bepaald , 

1870. 



hoeveel vademen van de verschillende touw- 
soorten er uit elk pond hennep moest ge- 
sponnen worden. Gereed zijnde, werd het 
tonw op nieuw geketird en gemerkt. By 
verzuim daarvan werden de touwslagers be- 
boet , en by weigering van betaling der boete 
sloot men hunne banen. 

Uit het bijgaand plaatje , genomen nit 
dezelfde serie, waamit wij reeds meer ge- 
geven hebben , kan men zien , hoe het in 
de 17 e eeuw in een touwbaan toeging. 



Digitized by VjOOQIC 



274 



DE OUDE TIJD. 



DE HAARLEMSCHE BLEEKER IJ EN, 

DOOR 

Mr. A. J. ENSCHEDE. 



De haarlemsche bleekerijen, eertijds voor 
het garen- en linnenbleeken zoo beroemd , 
zijn , deels door het vervallen der haarlemsche 
fabrieken, deels tengevolge van het kunst- 
matig bleeken , te niet gegaan , en alleen de 
kleerbleekerijen zijn overgebleven , om den 
ouden roem te handhaven. De vestiging en 
opkomst van deze eersten zal ik trachten, 
met behulp der hiervoor in het haarlem- 
sche archief aanwezige stukken , kortelijk te 
schetsen. 

In den jare 1577 kwam een brabander, ge- 
naamd Lambrecht van Dale , bleeker te Goch 
in het land van Kleef, naar Haarlem over 
en rigtte eene bleekerij op aan het einde 
der Rampevaart (Brouwersvaart), op het 
land toebehoorende aan Mr. Dirk Ramp en 
dat door dezen was afgezand. Hij vestigde 
zich daar met uitdrukkelijke goedkeuring van 
den Heer van Brederode, onder wiens juris- 
dictie het gemelde land was gelegen, en 
met de ondersteuning der haarlemsche regc- 
ring , die , dezen nieuwen tak van njjverheid 
bevorderende , de stedelijke belangen voor- 
stond. Het schijnt dat deze ondersteuning 
in 't geheim heeft plaats gehad, wel- 
ligt omdat de regering reeds toen inzag 
de bezwaren, die van wege de bronwers 
zonden worden opgeworpen. In de nabijheid 
van Lambrecht van Dalen vestigde zich 
spoedig een ander bleeker, insgelijks uit 
Goch afkomstig, genaamd Gerrit Bartholo- 
meuszoon ; — spoedig volgden meer ande- 
ren, zoodat in het jaar 1581 aan de zuid- 
zijde van den Zijlweg, langs de Rampen- 
en Houtvaarten , volgens eene daarvan in dat 
jaar opgemaakte kaart, zes bleekeryen be- 
stonden. 

Onder de Vlamingers, die in 1579 naar 
Haarlem vlugtten , was er een genaamd 
Denf s Michiels van Hulle ; deze verkreeg 
het poorterregt en oefende de weverij uit. 



Daar de diensten , door hem aan de bleekerij 
bewezen, uit een door zijn zoon opgesteld 
rekest blijken , is het niet onaardig het hier 
te laten volgen : 

Ootmoedige suplicatie aan de E. Acht- 
bare Wijse , voorsienige seer discrete 
heeren mijne heeren de Burgemees- 
teren deser stadt Haerlem salnyt. 

Uwe E. Ootmoedige, Willige, verplichte 
ende altijd bereyde dienaer Pieter van Hulle , 
met behoorlijke reverentie aen Uwe E. in 
alder ootmoedigheyd vertoonende (alsoo de 
noot jegenwoordich zulks vereyscht) , als dat 
mijn vader zaliger genaemt Denys Michiels 
van Hulle , Inden Jare 1579 beneffens andere 
gevluchte Ylamingen tot haerlem gekomen 
is, ende haerlieden nederslaende , aende E. 
Heeren Burgemeesteren deser Stadt , ootmoe- 
dich , hebben versocht , de weverie alhier te 
mogen doen, daer op de E. Heeren Burge- 
meesteren antwoorden, dat se hier wel mochten 
wonen maer de neringe van de weverije 
niet doen, ofte mosten eerst in de wevers 
gilde syn, het welcke niemand koopen en 
konde ofte mosten eerst sijn burgerschap 
hebben, ende dan 't voorsz. gildt helpen 
onderhouden , 

Soo heeft mijn vader , alsoo sy lieden Vla- 
mingen , ten deele ongestudeerde , slechte (be- 
hoeftige), geringe luyden waren, de penne in de 
handt genomen , ende een requeste op papier 
gestelt, daerinne sij suplianten ootmoedige 
versochten , aen de voorsz. E. Heeren Burge- 
meesteren , hare favorable gunste welcke haer 
is gebleken, soo int koopen van hare bur- 
gerschap als mede int genieten van den wevers 
gilde , alsoo dat er alle dage veel vreemdelin- 
gen hier in de stadt quamen , (dat se mochten 
werden geaccommodeert , in huysen ofte 
woningen , alsoo de stadt door 't beleg ende 
grooten brandt seer was verdestrueert , Ja 



Digitized by VjOOQIC 



DE HAARLEMSCHE BLEEKERLTEN. 



275 



tot een puyn ende ashoop ten deele gebracht 
ende daer en boven van hare burgeren , ende 
inwoonderen berooft, ende niet min van 
neringe ende inkomen ofte domeynen deser 
stadt ende groote verswackinge van de voorsz. 
wevers gilde , Soo hebben de E. Heeren Burge- 
meesteren de voorsz. request in ach tinge ge- 
nomen, ende daer over gedisponeert. 

Te weten in prijs, ende tijd, 

Int coopen van de Burgerschap. 

Als mede int koopen ende onderhouden 
van de wevers gilde, 

Welck vele vreemdelingen angelokt heeft 
hier te komen, 

Tot grooten proffijte ende verbeteringe 
deser Stadt. 

Soo dat alle vervallen ende verbrande huy- 
sen, opgebout, ende alle ledige erven bc- 
timmert sijn, ende noch tegenwoordich soo 
dicht werden bewoont , dat de goede inwoon- 
ders haer qualijck konnen behelpen , die sonder 
de voorsz. goede accomodatie van de E. Heeren 
(gedaen aen de vreemdelingen) veellicht in 
den ashoop Ruwyne , Neringeloos soude hebben 
blijven leggen. 

Daer over de Vlamingen ende andere 
Natien de E. heeren niet genoech kunnen 
loven ende bedancken, wegens haren favo- 
rabelen gnnste , aen den voorsz. vreemdelin- 
gen bewesen , soo int aennemen ende be- 
scherminge als burgers, als mede int koopen 
van de gilde ende vrijheden van dyen. 

Item doen heeft mijn vader Denys van 
Hulle, sijn burgerschap gekocht, Ende is 
den aldereersten vlamingh geweest ? die tot 
haerlcm int wetboeck geschreven is. 

Item mijn vader heeft het wevers gildt 
gewonnen , Ende onderhouden Ende de weve- 
rye binnen dese stadt haerlem gedaen. 

Soo is oock mijn vader Denys Michiels 
van Hulle voorsz. den aldereersten geweest, 
die hier rontom haerlem heeft beginnen garen 
te bleycken, ende dat in den dorpe van 
Overveen. 

Item is mede den aldereersten Camerijcx- 
doeck bleycker (in Brederode) geweest. 

Item, den aldereersten Camerycxdoeck 
packer. 

Item hij heeft in den jare 1596 op de 
bleeck daer hy woonde (by 't huys te bloe- 



mendael) totte doeckpackerie een houten huys 
la ten maken. 

Item een eerlijck man van Camerijck ont- 
boden genaemt Fernant de la Chambre, die 
hem de neeringe wel verstond ende voor een 
jaer aengenomen om de doeckpackerije in 
tryn te brengen. 

Item heeft mijn broeder hans van hulle, 
bij der voorsz. de la Chambre, doen leeren, 
ende heeft het doeckpacken binnen haerlem 
gedaen, tot dat hij gestorven is. 

Door welcke La Chambre de voorsz. doeck- 
packerye is inde stadt voortgcteeld , ende 
wert noch tegenwoordich bij twee van sijnen 
soonen (genaemt Jacques ende Jan La Cham- 
bre) onderhouden, de welcke nu jegenwoor- 
dich noch sijn de voornaemste doeckpackers 
deser stadt. 

Item heeft mijn vader voorsz. omtrent den 
jare 1599, eenen Jan Bonte, garen-Bleycker 
wonende naest het huys te Bloemendaal , die 
in decadentie gekomen was, de behulpelycke 
handt geboden , soo in raedt als daet , geleert 
ende onderwesen , soo dat hy op de in- ende 
uytlandsche maniere heeft konnen lijnwaet 
bleycken. 

Waer over de voorsz. Jan Bonte is ver- 
trocken naar dordrecht , daer hij den aldereer- 
sten lijnwaet bleycker, garen- twijn- ende kleer- 
bleycker is geweest, die nu tot 23 int getal 
zijn aengewassen. 

Die de heeren Magistraten van Dordrecht 
oock seer favorabel sijn geweest, met het 
maken van eenen watcrpoorte uyt, ende in- 
gang van de stadt, met eenen steyger alles 
tot dienst van de voors. bleeckers neringe, 
die de voorsz. E. heeren daer gern souden 
behouden , 

Daer is desen voorsz. Jan Bonte, die door 
armoede most van haerlem vertrecken, rijck 
ende machtig geworden soo dat hij nu op 
sijn rente leeft oudt omtrent 80 jaren. 

Item mijn vader heeft den aldereersten 
geweest die bevordert heeft, dat daldereerste 
Ordonnantie is ingewilligt bij de E. Heeren 
Burgemeesteren van Haerlem ende Bailliuwen 
ende Leenmannen van Kennemerlandt ende 
Brederoode aen de bleyckers, wegen het huyren 
ende aennemen van dienstboden , soo knechts 
als meyskens ende meester knechts. 



Digitized by VjOOQIC 



276 



DE OUDE TIJD. 



Ende alsoo myn vader den eersten inge- 
schreven burger ende eersten gilde-broer , 
den aldereersten bleycker, packer ende soli- 
siteerder voor de bleyckers is geweest. 

Soo hebbe ick oock niet konnen laten, 
maer hebbe neffens Lodewyck van Dale , In- 
. den jare 1624 den eersten geweest, die de 
penne in de handt heeft genomen omme 
eenen ordre te beramen in maniero van 
eenen gilde, tot dienste van alle de lynwaet 
ende Camerycxdoeck bleyckers rontorame haer- 
lem , ende tot gerijff van alle in- ende uyt- 
landsche handelaers , van lynwaet , ende 
buyten schade van alle kooplieden, burgeren 
ende goede ingesetenen deser stadt. alles 
naer believen ende goedt vinden vande E. 
Heeren Burgemeesteren. 

Soo mede naar veel voorgaende recomraan- 
datie aen de E. Heeren ootraoedelijck verthoont, 
nochmaels met reverentie ende behoorlijck 
eerbiedinge , onder correctie , aan rayne E. 
Heeren verthoonen , dat wy (ten deele) bur- 
gers sijn , alsoo onze ouders haer burgerschap 
hier hebben gekocht , ende hier inde stadt 
hebben gewoont , Ende wij in onse burgerstadt 
gebooren synde, mede als burgers behooren 
erkent ende gerekent te werden. 

Alsoo wy alle dagen moeten in de stadt 
komen ofte iemandt van onsent wegen. 
ende aldaer onse huysen ofte kamers heb- 
ben , daer wij onse bootschappen vernemen 
ende vier ende licht houden. 

Derhalven soo behooren wij onse Ordon- 
nantie ofte gilde, alhier van de E. heeren 
te ontfangen, ende dien plaetse ofte kamer 
(voor ons geldt) in den stadt te genieten, 
daer alle verschillen werden afgedaen, en- 
de niet bij Bailluwen noch leenmannen. 

Het welke dienen sonde tot eere van de 
oude loffelijcke macht ende privilegien deser 
stadt, die verre te boven gaet de privilegie 
der dorpen. 

Derhalve wij ons ootmoedigh tot haer E. 
heeren sijn keerende, om onder haer E. be- 
scherminge te mogen blyven woonen, ende 
hare favorable gonste te genieten neffens 
andre mede burgers. 

Ende int statueren van een Ordonnantie 
in maniere van eenen gilde, daer onder alio' 
bleyckers van Lynwaet, Camerycxdoecken , 



damast, twyn, ende garen, haer naer sou- 
den moeten reguleren tot believen ende dis- 
cretie van de E. Heeren voorsz. 

Sonder welcke wy niet en vermogen onse 
neringe in standt te houden. 

Het welcke een bedroefde saecke sonde 
syn, dat de voorsz. loffelycke neringe sonde 
te gronde gaen, ende dat de bleykers die 
hier alle haer leven gewoont hebben, ende 
den fleur van haer leven versleten , nu in 
haer oude dagen souden moeten vertrecken , 
om hare kost te winnen, waer door de stadt 
opt hoogste sonde geintresseert syn. 

Ende alsoo den Gochschen bleeck (door 
krijch en oorlog, die int lanclt van Kleef 
was) hier tot haerlera is gebracht, wederom 
door vrede van haerlem tot Goch sonde konnen 
komen, door dien de bleyckers in armoede 
vervallen, Ende dat daer soo goede ofte 
beter gelegenheyt is als hier. 

Daer op de Cleefsche koopluyden versee- 
ker sullen passen om alsoo haer eygen lin- 
nen te bleycken , ende haer landt ende Staedt 
te benifiseeren. 

Ende alsoo het landt van Cleef beter ge- 
legen is, om op alle marckten ofte missen 
in Duytslandt te komen als hollandt, 

Soo sullen sy alle het linnen, dat int 
landt van Cleef, landt van Gulick, ende in 
bergslandt ende daer omtrint, werdt ge- 
maekt, tot Goch brengen, om te bleycken, 
ende wij sullen hier tot haerlera moeten 
missen. 

Soo mede in Vlaenderen , ende Wallslandt 
sonde konnen geschieden, als de luyden in 
ruste ende vrede sijn gekomen, dat daer 
eenige bleycken gemaeckt worden, die alsoo 
haer Camerycxdoecken , vlaems lijnwaet , Co- 
leuren, damasten, annelakens, servetten, 
twynen ende garen souden bleycken, ende 
gevoechlyck in Engelandt, Vranckrijck ende 
Spangien versonden alsoo mackelijck als de 
hollanders , daer nu tegenwoordich beter appa- 
rentie toe is als in 25 jaren geweest is. 

Door tweede grootste occasyen , die oyt 
mensch kan bedencken , ten eersten : door dat 
de bleyckers alhier om haerlem geen ordre 
en konnen krijgen, om een behoorlgcke 
arbeydt-loon te ontfangen, soo dat se sullen 
de luyden moeten te cort doen aen haer 



Digitized by VjOOQIC 



DE HAARLEMSCHE BLEEKERIJEN. 



277 



betalinghe ofte naer andere plactsen vertrecken; 
ten tweeden , door den aengeboden vrede : die de 
benaude bleyckers eenen ruymen wech sal banen. 

Het welck strecken sonde tot groot nadeel 
van de loffelijck stadt haerlem, die ick 
boven alle andere steden beminne, om dat 
mjjn onders hier in vluchtende, minnelijck 
ende lieftalich , niet als vreemdelingen maer 
als kinderen sijn ontfangen, Ick hier in ge- 
booren, ende neffens andere de vaderlijcker 
bescherminge, steedts vrgheyden ende pri- 
vilegien deelachtigh ben geweest, soo wel 
als de oude, ja over d'oude bnrgeren selffs, 
waerinne ick niet geern van hier naer een 
ander plaetse soude vertrecken, als door 
hoch dringende noodt twelck niet sonde 
konnen geschieden, sonder grooten ronwe 
ende leedt wesen mjjns harten. 

Hieromme ick ootmoedeljjck mg ben kee*- 
rende tot Uwe E. mijn gebiedende heeren, 
ende instantelijck aen Uwe E. versoeckende , 
soo veel als met bidden te verwerven is. 

Dat Uwe E. gelieffce sg , ons aen een ordre 
te helpen , dat wg voor onsen slaefschen 
arbeyt, een redelijck loon mogen genieten, 
opdat wrj onse schuldenaers konnen betae- 
len ende ons vron ende kinderen behoorlijck 
onderhouden. 

Daer alle bleyckers van lijnwaet ende 
doecken , ende allerley geweven , getwijnt 
ende ongetwijnt, garen ende Catoen, haer 
sullen naer moeten reguleren, op seecker 
boeten tot Uwe E. discretie gestatueert, 
streckende tot perseveringe van de loffelijcke 
voorgemelde hooch noodige bleyck-neringe , 
tot accommodatie van de lrjnwaet-hande- 
laers, tot profijte vant gemeen, ende tot 
eere mijner geboorte stadt. 

Hier toe hoopende, ende mij verlaetende 
op Uwe goede affectie in wiens vaderlijcke 
bescherminge (ick mij na wenschinge alles 
goeds bevelende) en blijve geheel altijt den 
Uwe E. Dienstwillige verplichten dienaar, 
die door Godt almachtig uwe E. Amp ont- 
fangen hebt ende uwe E. gelieve te sparen 
in langduerige welvarende gesondtheyt ende 
voorspoedige regeringe. 
Actum den 1. Februarins. 

U. E. Dienstwillige 
P1ETER VANHULLE. 



Het juiste jaartal van het rekest is niet 
bckend, doch nit een paar zeer zeldzaam 
voorkomende gedrukte stukjes , op de haar- 
lemsche bibliotheek voorhanden , kan het op- 
gemaakt worden. Het eerste stuk , getiteld : 
Memoriael van de inkomste der Vlamingers , 
hier binnen Haarlem in 1578, is eigenlijk 
een rekest van gelijke strekking , als dat van 
Pieter van Hulle , en waarschijnlgk ook door 
hem opgesteld. Het rekest bevat de namen 
van al de Vlamingers, die van 1578 tot 
1580 naar Haarlem zyn overgekomen, waar- 
onder zes garenbleekers , terwijl er verder uit 
blrjkt, dat vele lijnwaadbleekers , door den 
oorlog verdreven, uit Goch, naar Haarlem 
zijn gekomen. 

Het tweede stuk heet : Memoriael van 't geen 
het loon der dienstboden ende de materialen 
de welcke de bleyckers tot hare bleyckneringe 
moeten gebruycken sedert over vier jaren 
verhoogt ende dierder geworden is , opgemaekt 
13 Martii 1646 bij alle de bleyckers in Heem- 
stede. Geteekend door tien bleekers. Hierop 
volgt een rondgaande brief aan al de blee- 
kers, vermeidende, dat het verheffen der blee- 
kersnering tot een gild, tot nog toe belet 
was door Joost Krommelingh , Pieter Kluys- 
kens en Jan van den Casteele, en dat de 
tien onderteekenaars aan Burgemeesters van 
Haarlem zullen vragen, om een duit raeer 
op de el te mogen rekenen en om eene or- 
donnantie zoo als die door Pieter van Hulle 
is ontworpen : en wel omdat de kans op goeden 
uitsiag bijzonder was toegenomen door het 
overlrjden van Joost Krommelingh. Het 
stuk is geteekend 8 Mei 1646, welke da- 
tum doet vermoeden, dat deze drie stukken 
tot de jaren 1645 en 1646 moeten worden 
gebragt. Ook de vermelding , ' dat de or- 
donnantie door Pieter van Hulle is opge- 
maakt , geeft aan , dat hij de schrijver is van 
het gedrukte rekest en van de circulaire. 

De concept-ordonnantie is eenvoudig ; in 
hoofdzaak komt zg hierop neder: 

In het gild zullen begrepen zyn alle blee- 
kers wonende onder Heemstede en Brederode. 

Er zullen zijn drie overlieden; deze roe- 
pen op vrouwendag al de bleekers op om 
den prijs van het bleekloon bij meerderheid 
van stemmen te tepalen ,' welke prijzen door 



Digitized by VjOOQIC 



278 



DE OUDE TUD. 



Burgemeesters van Haarlem worden vastgesteld, 
na verhoor van de lijnwaadhandelaars. Eens 
vastgesteld , zijn de pryzen verbindend op eene 
boete van 150 gulden. De bleeker, die op 
vrouwendag niet verschijnt verbeurt 10 gul- 
den; insgelyks wanneer hij weigert voor de 
overlieden te komen , of indien hij , gekomen 
zijnde , geen overman wil wezen. Op vrouwen- 
dag betaalt ieder bleeker tot onderhoud van 
het gild 5 gulden. Verschillen worden beslist 
door baljuw en leenmannen van Kennemer- 
land en Brederode. 

Nimmer heb ik in de resolution of onder 
de keuren iets gevonden, waaruit kan wor- 
den opgemaakt, dat aan het verlangen van 
Pieter van Hulle, om een bleekers gild te 
hebben, is voldaan, en de reden zal wel 
hierin gelegen zijn , dat Burgemeesters geene 
keuren aan de vroedschap ter bekrachtiging 
konden voordragen, waardoor bedrijven wer- 
den geregeld, die, in de jurisdictie der 
Heeren van Heemstede en Brederode uitgeoe- 
fend wordende , niet verbindend zouden zijn ge- 
weest , maar aanleiding zouden hebben moeten 
geven tot groote moeijelijkheden met naburen , 
met welken hot stedelijk belang medebragt 
wel te zijn; en het schijnt, dat toen in de 
1 8 e eeuw de heerlykheid van Brederode werd 
gesplitst en de stad Haarlem er van kocht 
de heerlijkheid Aalbrechtsberg , Tetterode 
en de Vogelensang, er aan die zaak niet 
meer is gedacht. 

Uit de stukken van Pieter van Hulle is 
ons de opkomst der bleekerijnering gebleken , 
voor zoo verre ze door de Vlamingers werd 
opgerigt. De berigten, reeds in den aan- 
vang omtrent de bleekers uit Goch mede- 
gedeeld, heb ik uit de aanteekeningen van 
het brouwersgild geput, waaruit wy voor 
een groot deel de verdere geschiedenis van de 
bleekers kunnen leeren. Beide bedrijven wor- 
den dikwijls te zamen genoemd , omdat het 
water, dat de brouwers gebruikten , door dc 
bleekers bedorven werd. De brouwers name- 
lyk brouwden het beroemde Haarlemsche 
bier van water uit het Sparen, tenzy dat 
water door inlaten van IJwater brak werd ; 
in zoodanig geval haalden zij het met schui- 
ten uit de Ruyckebiervaart , welke met sluizen 
van den stads sin gel was afgesloten en waar 



dus het brakke water niet kon binnen drin- 
gen. Nu hadden de Gochsche bleekers zich 
nedergezet aan de zuidzijde van den Zijiweg , 
en lieten hun vuile water in de Rampen- of 
Brouwersvaart vloeijen ; en het was hiertegen 
dat men zich niet had verzet. Overmits (zooals 
in een rekest der brouwers staat) d'oorconde 
van zijn manyere van bleycken , dyemen 
waende te weesen nyet anders dan de hyer- 
lantschen tot Aelbrechtsberge , van welcke 
bleyckers men geen schade altoos voor dye 
stede van haerlem en hadde vernomen. 

Waer nae bij den brouwers tot haerlem 
ondervonden sijnde, dat dye vuyle logen der 
bleyckeryen tot Overveen in soo groote menigte 
uyt gegoten worden in Rampen vaert, dat 
deselve oock der stede vaerdt gesamentlijck 
sulx daer af was verdorben, dat oock dye 
wateren binnen der stede van haerlem verdor- 
ben, ende mitsdien hunne buyren (bieren) stone- 
ken ende uyt vryesland ende elwaerts her 
wederomme worden gesonden , nyet alleen 
tot heunleyder brouweren , maer oock totter 
ganser neringe onlijdelijcke schade , als open- 
lijck streckende tot gruwelijcke vernyelinge 
van de gantse brouwerye neringe tot haerlem , 
hebben de brouwers eendragtelijck alle zulx 
te kennen gegeven aende burgemeestereii ende 
raden derselver stede, verzoekende dat door 
eenige bequamen middelen dye voorsz. Goch- 
sche bleeckerijen van Overveen souden mogen 
elwaerts verplant worden. 

Op de klagten der brouwers volgde cene 
samenspraeck tusschen Burgemeesters van 
Haarlem met Willem van Zonneberch , bal- 
juw-rentmeester van Brederode, met dien 
gevolge , dat den 3 April 1581 eene keur werd 
vastgesteld, bepalende dat: 

1. De bleekerijen niet mogten uitloozen 
op de Rampen- of Ruyckebiervaerten. 

2. Zij geene vuiligheden zouden storten 
in deze vaarten of slooten er in uitkomende. 

3. Zij daar in niet zouden spoelen, 

4. De bleekeryen onder Berkenrode en 
aan de Houtvaart zouden opbreken, tenzij 
de bleekers het vuile water in kuilen kon- 
den opzamelen. 

5. Dat men geene bleekerijen meer zoude 
mogen oprigten tusschen den Zylwcg en 'sGra- 
venweg. 



Digitized by VjOOQIC 



DE HAARLEMSCHE BLEEKERIJEN. 



279 



De bleekers kwamen tegen deze keur op en 
beriepen zich op de vergunning , htin eertyds 
gegeven, aanvoerende dat de haarlemsche rege- 
ring zich niet behoefde te mengen in de zaken 
der heerlykheid van Brederode , en dat deze 
wel had vergund aan een bleeker nit Hee- 
rent, zich vlak by de stad nedertezetten. 
Zij boden echter aan knilen te graven om 
al het vuile water te verzamelen en te laten 
bezinken , en dat alsdan de regering van Haar- 
lem personen mogt aanstellen om toe te zien of 
,er eenige schade aan de bronwery geschiedde. 

Den 6 Febr. 1582 verbond Lambrecht van 
Dalen zich, om zijne wateren in knilen te 
verzamelen en alleen het water der gietslooten 
in de Rampen-vaart te laten vloeyen , tenzij 
hrj verkoos , het vnile water met eene pomp 
over te voeren naar de Noordzyde van den Zijl- 
weg, hetgeen bnrgemeesters hem toestonden ; 
en wel omdat deze wateren, wegens de af- 
slniting van de garen-kokerssluis . met den 
singel geen gemeenschap hadden en het wa- 
ter aldns door de daar zynde vaarten naar 
het Sparen zonde loopen. 

Jacob van der Molen en Coenradt Bar- 
telemenss sloten dergelyke contracten, doch 
de bronwers beweerden, dat zij zich er niet 
aan hielden en stelden voor, dat voor het 
zniveren van het vnile water zon worden 
gezorgd door personen , door de bleekers te 
betalen en door Bnrgemeesters aan te stel- 
len; waartoe de bleekers, den 16 ,len April 
1582 hnnne toestemming gaven. 

De bronwers echter verlangden het op- 
breken der bleekeryen en beweerden , dat er 
geen ander middel tot verbetering mogelyk 
was. Te dien einde dienden zy den 13 Juny 
1582 een rekest aan de vroedschap in zoowel 
namens het bronwers gild als nit naam 
van de eigenaars der landen waarin z\j zei- 
den dat niet alleen het water onbrnikbaar 
. was voor het bronwen, maar dat het vee het niet 
wilde drinken en de stank zoo groot was dat 
er zeker eene zware ziekte door ontstaan zoude. 
Hierop volgden verschillende inspection , 
zoo door bnrgemeesters als door de bron- 
wers bevolen, en den 15 Maart 1583 een 
interdict van Bnrgemeesters om langer aan 
de Zuidzyde van den Zyiweg te bleeken , het- 
geen door de Palsgravin vronwe van Brede- 



rode, den 20 Maart daaropvolgende , werd 
bevestigd. Hiernit ontstond een proces, dat 
den 27 Jnnij 1583 werd geelndigd met een 
accoord, waarby de bleekers aan de znid- 
zyde van den Zyiweg zich verbonden om hunne 
bleekeryen met het jaar 1 584 naar de noord- 
zijde over te brengen. Dit accoord werd den 
3 Maart 1584 bevestigd door eene overeen- 
komst , tnsschen de regering van Haarlem en 
Reinont, heer van Brederode, waarbij deze 
zich verbond nimmer meer bleekerijen te 
znllen toelaten aan de zuidzijde van den Zijlweg, 
terwyi de stedeiyke regering op zich nam 
de bleekers, die hunne bleekerijen moesten 
afbreken, schadeloos te stellen. 

Sedert dien tijd zyn de voornaamste 
bleekeryen gevestigd geweest aan de noord- 
zijde van den Zyiweg , langs den weg , en van 
Overveen af langs de duinen tot aan Sand- 
poort. Omtrent de bleekeryen onder Heem- 
stede en Bennebroek, waar er ook velen 
waren, bezitten wij geene aanteekeningen. 

In welke mate deze bleekerijen waren toege- 
nomen , kan men zien nit het achtste deel van 
den Tegen woordigen Staat der Vereenigde Ne- 
derlanden , Amsterdam by Isaak Tirion. 
Hiernit blijkt, dat er in 1762 van de 807 
inwoners onder Bloemendaal en Aalbrechts- 
berg 407 waren, die als knechts en meiden 
op de bleekerijen dienden, welke in het 
vroege voorjaar nit Brabant en Overijssel 
kwamen en in het najaar weder vertrokken. 
De roem dezer bleekerijen was niet alleen 
binnen, maar ook bniten 's lands gevestigd, 
zoodat meest al het garen nit Engeland 
naar de haarlemsche bleekerijen werd ge- 
zonden. 

u Vreemd is het gewisselyk (zegt de schry- 
ver van den Teg. Staat) , dat slegts een zeer 
geringe tnsschen wydte , bniten de bepaalde 
streek, een onderscheid van Wit maakt, 
dat door geene behandeling , kosten of moeite , 
elders op gelyke wijze te verkrijgen is : 
schoon de milde natnur en het niterlyk aan- 
zien, andere plaatsen met gelyke omstan- 
digheden van lucht, water en grond schynt 
te begnnstigen. Wonderbaar bevallig vertoo- 
nen zich deze bleeken, voornamelijk die der 
linnen lakenen, voor het oog der aanschon- 
wers , wanneer zy de net afgemaaide velden , 



Digitized by VjOOQIC 



280 



DE OUDE TIJD. 



omringd en doorsneden zien van de helder- 
ste wateringen en slooten , die haren oorsprong 
hebben ait klare beeken aan de hooger 
liggende duinen , waaruit het water met een 
zacht geruisch van kristallijne stralen gedu- 
rig uitsijpelt : terwijl het altijd jeugdige gras 
der velden bedekt ligt met de uitgespreide 
lijnwaden, die hier grauw en ruw, elders 
meer opgehelderd, eene bekoorlijke verschei- 
denheid van gezigten opleveren, tot dat ze 



bakken, om ze van de karnemelk, die aan 
het lijnwaad eene zwaarte en stevigheid bij- 
zet, en van de sterkste loog te zuiveren. 

"Hier vertoont zich eene schaar van vrouw- 
volk, alle vlug ter voet, rad van handen 
en sterk van spieren , ieder even werkzaam , 
niet als of zij zich van een moeilijken ar- 
beid , ter genade van zon en lugt , bezig hid- 
den ; maar of haar leven in eene gedurige vro- 
lijkheid bestond. Het torschen van een goed 



Glnsschilderijtje. 



allengs met loog en zeep gezuiverd en van 
de lugt uitgehaald, de oogen der aanschou- 
wers door eene ongemeene witheid doen 
schemeren ; die echter minder vermoeid worden 
door de verpoosing in het beschouwen der regen- 
boogen , die alom door het hoozen der lijnwaden 
gevormd worden. Niet minder aangenaam is 
het gezigt op de velden , hetzij in het uitleggen 
of opnemen der linnens . hetzij aan de spoel- 



aantal stukken lijnwaden , die mans krachten 
schijnen te vorderen vertoont zich op de beide 
schouders dezer vrouwelijke schepsels als eene 
gemeene last en schoon 't ligchaam vrij wat 
gebukt en gebogen gaat, de geest bezwijkt 
niet , maar is aanstonds gereed om in de 
waschkamer aan de tobbe, den rij der blijde 
zangkeelen, te ondersteunen. Hier weergalmt 
het altrjd van boerendeunen , die met zekere 



Digitized by VjOOQIC 



DE HAARLEMSCHE BLEEKERUEN. 



281 



houding van koorzang aan den eenen kant 
worden opgeheven en aan den anderen be- 
an.twoord. Op den droogberg , gemeenlijk een 
vlak stuk duin met heigras bewasscben en 
op eenigen afstand van de velden afgeschei- 
den, daar de laatste hand aan de gebleekte 
linnens geslagen wordt , schgnt het een feest- 
dag. Hier worden de stukken met een wagen 
of kar henen gevoerd, na dat ze voor de 
laatste maal zijn opgespoeld, door de geblaauw- 
de stijfsel gehaald, en met een rad uitge- 
vrongen. Aan den Droogberg gekomen daar 
een stekhuisje staat, waarin een menigte 
van stekken of stokjes bewaard wordt, zijn 
die meiden , welken niets anders van huis 
hebben medegedragen , gereed om deze , bij 



armen vol op de bekwaamste plaats van den 
berg aan te voeren. Hier worden de stukken 
linnen op het duingras , dat bij eenen Zomer- 
zonneschijn een krachtige warmte heeft, in 
de lengte uitgespreid en met de stekken 
vastgehecht, vervolgens allengs hooger en 
hooger van den grond opgeheven om er den 
wind telaten doorspeelen, die langs de lgn- 
waden heenen dartelende een golvenden stroom 
van blanke sneeuw afschetst. Na dat de zon 
en wind de stukken in een korten tjjd tot 
hunne volkomene droogte gebracht hebben , 
worden ze op uitgespreide deekens gevou- 
wen in de kisten gepakt en met wagens 
naar Haarlem den koopman t'huis gebragt 
of aan de veeren naar andere plaatsen besteld." 



DE KLEEDERDRACHT DER HINDELOOPER VROUWEN. 



Onder de eigenaardige volksdrachten , die 
hoe langer hoe meer in onbruik komen en 
zioh weldra geheel zullen oplossen in den 
Parjjschen modestroom, is die van de Hin- 
loopers, en wel inzonderheid die van de 
vrouwen aldaar niet de minste opmerkelijke. 
Een nauwkeurige teekening door de welwil- 
lenheid van den heer J. A. v. d. G. te Hinloo- 
pen aan ons geworden. , stelt ons in staat, 
die kleeding, die nog slechts door enkele 
vrouwen gedragen wordt, hier af te beel- 
den, waarbij we een verklaring voegen ge- 
trokken uit het werkje : "Merktcaardigheden 
van Hindeloopen." 1 

We zullen aanvangen met de kleeding , die 
het meisje droeg, tot dat het circa zes 
jaren oud was. 

Eerst werd het kind van onderen in 4 
oude ellen lange zwachtelen gewikkeld 't geen 
men vol hield , zoolang het kind in de luren 
bleef. Voor het hoofd droeg men, zooals in 
vroegere tijden algemeen de gewoonte was, 
buitengewone zorg, door het met eenigever- 



1 "Merlcwaardigheden van Hindeloopen enz", 
door P. O. Roossies en N. D. Kroesen te Hin- 
deloopen en W. Eckboff. Leen warden by W. Eck- 
hoff, 1855. 



diepingen van mutsen en doeken te bedek- 
ken , te weten eerst een wit mutsje , dan een 
tweede van gekleurde zyde en met koralen be- 
stikt ; hierover werd de sendoak of zondoek van 
geruit oostindisch bont geslagen , van achteren 
vastgespeld met twee neerhangende slippen 
of punten. Tot beschutting van borst en rug 
diende een slaapwentke van oostindisch chits , 
't geen eng om het lichaam sloot en waarvan de 
66ne mouw open en met haken en oogen 
vastgemaakt was. Daarover kwam nog van 
onder de kin tot aan het midden een voor- 
spelder , op de helft met kant versierd. 

Waarschijnlijk om het stukkrabben van 
'tgezicht te voorkomen (een zwak van som- 
mige driftige kleintjes) trok men het chitsen 
morsmouwen aan over armen en handen , wat 
zeker niet bijzonder naar den zin van 't kleine 
goedje was. Eindelijk nog volgde het kaprujt 
van oostindisch chits , waarover een doek van 
rood laken, aan de bovenarmen vastgespeld 
en hangende over het hoofd met de punt 
op den rug. 

Met de dertien weken kwam het kind in 
de kleeren, of, zooals het heette , het werd 
gekleed met de klappert. Een kledtjen van 
geruit oostindisch bont, zonder schootje, 
waaruit van boven een aan het hemd vast- 

SG 



Digitized by VjOOQIC 



282 



BE OUBE TUB. 



genaaid fijn linnen kraagje (6eJ) met kanten 
omzet kwam kijken. Rokken , waarvan de bo- 
veDste van geruit oostindisch bont, van achteren 
geplooid (rondtje) , en een bont boezelaar 
maakten de kleeding uit van een meisje tot aan 
de zes jaren. Het haar liet men inmiddels 
groeien en van achteren neerhangen. 

Met de zes jaren ging het kind it Stai- 
tcers kaed, of het Staverensche kapsel dra- 
gen, zoo genaamd, omdat vroeger de vrou- 
wen van Stavoren hetzelfde gebrnikten. Het 
haar, naar voren gekamd en met een schei- 
ding in het midden , werd aan beide zijden 
gevlochten en doorstrengeld met wit band 
(hemkelint). Beze frisselsnoeren of vlech- 
ten, — bestaande uit een witten haarband 
met een wollen stroep , waarover nog een 
witte haarband van drie oude ellen lengte, 
het snoer genaamd, — werden met veel 
handigheid op de kruin gekronkeld, of als 
een krans om het hoofd gelegd , en bedekt met 
een mutsje van oostindisch bont. * Een breed 
zyden lint (it lokkexnoer) , soms met goud 
en zilver doorweven, werd nu om het hoofd, 
bijna geheel over de ooren geslagen , waaruit 
een gedeelte van de aan de muts vastgespelde 
lokjes van zwart of bruin paardehaar te zien 
kwam, die op de dikte van een pijpesteel 
waren opgerold. Was het meisje 14 a 15 
jaren oud geworden , zoo kreeg het in plaats 
van dit Staiwers hoed den breeden hoofd- 
of zondoek met neerhangende slippen van 
achteren, die voor deze dracht meer ge- 
stijfd en in andere plooien gelegd werd. 

WINTERKLEEDING. 

Bes winters trok men over het keurslyf 
een onderst oelof, oer- of overlijf van 
laken of wollen stof met mouwen van 
zware gebloemde zijde van onderscheidene 
kleuren en met wollen stof gevoerd. Baar- 
over nog een zwart bratten oelof zonder 
mouwen. Beide overlijfjes te zamen noemde 
men het geweid (gewaad). Bit boven- 
kleed werd onder de borst, ter hoogte en 
breedte van ongeveer twee palm, geregen 



1 Dit zou men moeten zien, om het duidelij- 
ker te kuunen begrijpm en beschrijven. 



met zijden veterband van 8 a 10 oude ellen 
lengte, waarvan de kleur geel of rood, in 
den rouw groen, en in zwaren rouw zwart 
was , tot welk rygen men een gouden rijgpen , 
rieuwer , gebruikte, die bij de smiting bo- 
venaan, by ongehuwden ter linker-, en bij 
gehuwden ter rechterzijde bij den veter werd 
ingestoken , en alzoo tot sieraad diende. Soms 
was die zoo groot, dat ze tot gebruik on- 
geschikt, maar geheel tot versiersel strekte; 
men noemde dan zulk een pen toer of torentje. 

Een vierkant doekje van geruit oostindisch 
bont , (voarpendook , voarspandook, voarpel- 
dook of voarpandook) bedekte de borst van het 
rijgsel tot aan de kin, waar aan den hals 
alleen een smalle zwarte boord zichtbaar 
bleef, waarop de getrouwden een rood streepje, 
kruisstikje , aan de reenter-, de ongehuwden 
een dergelijk aan de linkerhand hadden. Beze 
voorspelder dus bedekte den geheelen boezem , 
zoover het overlijfje dien openliet. 

Voor de gewone dagen trok men hierover een 
jakje , kasah'jntje of karsakientje , met mou- 
wen en een kort schootje. Voor den zondag was 
de schoot langer, en 't kleed heette dan een 
wentke , toenke , oitoynke ; beide jakken waren 
van bont oostindisch chits, doch het zon- 
dagsche van de beste soort en soms met goud- 
of zilverdraad doorweven. Ook de zondoek 
was op zon- en feestdagen met meer sier 
geplooid en opgezet; de van achteren afda- 
lende punten hingen dan niet plat , maar om- 
gekromd naar beneden; dat heette dan een 
gesteven of steifden zondoek. Een gouden , 
en voor haar die 't betalen kon een juweelen 
haarnaald, met het breede einde naar de 
rechterzijde voor 't voorhoofd gestoken , was 
het teeken van een maagd; de getrouwde 
vrouwen droegen die aan de andere zijde. 

Be zwarte bovenrok van zware stof, itollen- 
of wal-tcorp geheeten , was wyd en van boven 
fijn geplooid ; een onderrok van rood of kar- 
mozijn laken (ra-wol-himd) had als beneden- 
rand een breede zwart fluweelen strook (stems). 
Het voorschoot (scherteldook) was, wanneer 
het bij de wentke werd gedragen , van bont 
0. I. chits met band van zqden veterband, 
doch op gewone tijden was het slechts van 
blauwe wol , met een kwart el lang stuk van 
O.^I. chits bovenaan. Be zyden tas met een 



Digitized by VjOOQIC 



DE KLEEDERDRACHT DER HINDELOOPER VROUWEN. 



283 



gouden beugel hing aan de rechterzijde , ter- 
wijl aan de linker het bekende tuigje (zie 
het 1° deel van dit tijdschrift bladz. 168) 
prog genoemd, pronkte. 

Oyer de njnsajetten zwarte of karmozyn 
roode kousen, droeg men muiltjes, bijzon- 
der lang en ruim, de zolen van voren 
zeer breed en in het midden smal , de bakken 
boog en spits van onderen; de stof op den 
voet was van fulp of fluweel. Voor ongeoe- 
fenden waren ze niet te gebruiken door het 
in- en uitsloffen , 't geen ook oorzaak was , dat 
men in Hinloopens straten een voortdurend 
geklots hoorde; want scboenen werden daar 
bjjna nooit gedragen. 

ZOMERKLEEDING. 

Gedurende den zomer maakte het wollen 
onderst oelof (perlyf) plaats voor een soort- 
gelyk van chits (sliepwentke) , de zware zyden 
monwen voor mouwen van chits met fijn 
linnen gevoerd. 't Karsekijntje en de wentke 
werden in de kast geborgen, en men Hep 
alleen in de mouwen. 

Zooals men zal gezien hebben , speelde het 
oostindisch bont en chits aldaar een groote 
rol ; 't was meest geruit en van de beste 
en deugdzaamste soorten en kleuren. 

Voor elke staal had men een bijzonderen 
naam , als : billede met misdruk , itskede 
mei ra (rood) , hanepootede , graat dammede , 
toanser moat, graat estrikede, bluffede, 
bleefcspinnede , radouwedoutoede , rabaksloe- 
hede , rahekkede , rapiinksterde , agesottede, 
rapaaikede, rakruuskede , geppede , lakkede , 
krabbede, turfede % stoelemattede , en ande- 
re. — Ook naar den vorm der figuren gaf 
men de namen: waffelkoekede , krentekoek- 
jede, talhooltede, achiepeblommede , barge- 
blommede, poddehoedede , fjouioer-doewen- 
iin-in-hofijen of hok , trullede, schoyede^ 
riizenbrieede , graathaalmekkede , broere- 
baukede , tchuufraaimtede , bokkede , hanje- 
lierede, naaigelblomkede , foppesimede enz. 

Een Hinlooper kon nit de kleur der Wee- 
ding dadelijk opmaken , of ieraand in den rouw 
was niet alleen, maar ook in welken graad 
van rouw. Men ging immers daar niet in 
eens van den zwaren op den lichten rouw 



over, maar moest eenige rangen doorloopen, 
eer men wedertot de gewone kleeding over- 
ging. Zoo was de laatste graad, v66r het 
geheel afleggen van den rouw, bont goed 
van blauwe en roode streepen of ruiten op 
een witten grond. Was men in den zwaren 
rouw, zoo kwam men nooit op straat, zon- 
der den zwarten bovenrok (schorte) geheel 
over 't hoofd te slaan, evenals men dit in 
de kerk deed by het gebruik van het 
Avondmaal. 

Bg 't naar de kerk gaan op gewone tjjden , 
kon men de vrouwen steeds met een ge- 
vouwen rooden of blauwen 0. I. doek zien , 
dien ze onder *t gebed om de handen sloegen 
en onder de preek over den schoot spreidden. 
De gestikte naamletters van de eigenares 
lageu dan steeds bovenop. De vroeger ge- 
noemde stijve of stie/de zondoek was het 
eigenaardig hoofdtooisel van ongehuwden ; by 
voorname personen kwam, wanneer zij uit- 
gehuwelijkt zouden worden, daarin eenige 
ve rendering. 

DE BRUID. 

De bruid, die des zondags in de kerk 
zou trouwen, werd dinsdag te voren ge- 
tooid met de bruidsvlecht (breidsfrissel) oi 
het wiilsnoer , bestaande uit: een band om 
het hoofd , het haar met band gevlochten , 
een muts met een opening boven in, waar 
het gevlochten haar door gestoken en opge- 
rold opgelegd werd. Hier overheen de foar- 
vlechter of huitje van zwaar linnen met 
rood laken overtrokken en stijf bestikt, die 
voorovergebogen kwam te zitten en van 
achteren een driekant flepje met tandjes had ; 
twee zwarte lokken hingen aan iedere zijde 
der oogen, twee losse vlechten van zwart 
garen en wit lint in elkander gevlochten, 
werden beneden rond om den voorvlechter 
gelegd; eindelflk werd een fraaie doek als 
een sluier om het hoofd geslagen. Deze was 
van fijn kamerdoek, met breede zoomen en 
kleine witte akertjes of van garen gevloch- 
ten kwastjes aan de punten ter weerszijde 
van het hoofd. Een gouden haarnaald ver- 
sierde het voorhoofd. Verder was de klee- 
ding als die van den zondag. 



Digitized by VjOOQIC 



284 



DE OUDE TIJD. 



Op den trouwdag evenwel had de bruid 
een zwarte wentke aan met een blauw boe- 
zelaar; ook in plaats van den voorpanddoek 
een roodlakenschen borstlap , om echter dade- 
lijk bjj de thuiskomst uit de kerk weer met 
de eerste verwisseld te worden , evenals de 
gewone chitsen kleeding weder dadelijk werd 
aangetrokken. Een oude gewoonte was het, 
dat de bruid al hare mutsen , door haar als 
maagd gedragen, en ook de zondoeken, die 
ze als bruid had opgehad, aan harevrouwe- 



Zoo was nog voor een 60 a 80 jaren de 
algerneene draeht der vrouwen van Hinde- 
loopen. Sinds dien tijd is ze meer en meer 
zeldzaam geworden, zoodat er thans hoogs- 
tens drie a vier vrouwen zijn, die nog in 
de oude draeht gaan. 

Het bijgaande plaatje , dat vrij nauwkeurig 
is , wat snede der verschillende kleedingstuk- 
ken betreft, geeft tevens een afbeelding van 
een fraaie Hinlooper wieg, zooals die vroe- 
ger algemeen in zwang waren en nog niet 



lijke verwanten en vriendinnen ten gesehenke 
gaf. Des dinsdags na haar trouwdag kreeg zij 

DE KLEEDING VAN GETROUWDE VROUW , 

te weten : de voorvlechter werd overtrokkeu 
met zeer fijn Fransch kamerdoek en van 
boven met kantwerk (de poale) gesloten , 
waarover de gewone zondoek werd gelegd, 
die eenigsins grooter was en meer schuins 
gericht dan v66r het trouwen. 



geheel in onbruik zijn geraakt. Zooals de 
meestc meubelstukkcn in Hindeloopen is ook 
dezc wieg zeer bont beschilderd , iets wat zoo* 
onsmakelijk staat , dat , mogen de Hinloopers 
van vroeger er ook al genoegen in gehad hebben, 
de tegenwoordigc bewoners er hoe langer hoe 
minder gebruik van maken, zoodat al dat 
soort van meublement meer en meer naar de 
kabinetten der verzamelaars van oudheden 
verhuist. Toch raden wij elk aan, die in 
Hinloopen komt, te trachten de beide 



Digitized by VjOOQIC 



DE KLEEDERDRACHT DER HINDELOOPER VROUWEN. 



285 



kamers daar te zien te krjjgen, die zich 

nog geheel, ook wat het huisraad betreft, 

in haren oorspronkelijken toestand bevinden. 

Op het bijgaand plaatje konden natuurlyk 



niet alle kleedingstukken afgebeeld worden, 
doch de beschrijving zal genoegzaam duide- 
lijk raaken, welke deelen der Hindelooper 
dracht de teekenaar heeft willen voorstellen. 



DE DRENTHSCHE SCHEPER. 

door 
A. L. LESTURGEON. 

(Vcrvolg van bladz. 268.) 



Hier op de heide is onze Scheper ge- 
heel te huis, hij zelf zoowel, als zijn 
lradde. Hij kent er ieder grazige streek, 
waar 't voor haar goed is te weiden, 
en elke gevaarlyke stede evenzeer, die 
hij om harentwil moet mijden. Er is geen 
jeneverbessenstruik ' of gagelboschje * , of hij 
weet het a precies aan te duiden ; des noods 
zal hy u *t cyfer noemen van de duizend-en- 
£en door 't veld slingerende en zich telkens 
en telkens kruisende wagensporen en scha- 
penpaadjes , en zyt gij er nieuwsgierig naar , 
hy verklapt u zonder te missen al de zon- 
nige plekjes , waar meester langoor by voor- 
keur zich legt te bakeren, en telt op zyn 
vingers u de koppels patryzen en korhoen- 
dere s op , die hy in hun opvliegen en neer- 



1 Dambceren noemt de Oost-Drenthsche 
boer ze, en waarom hij ze alzoo gedoopt hceft, 
weet L. ten Kate a te zeggjn, in zijne Aen- 
leiding tot de Kennisse van het verhevene 
deel der Nederd. Sprake, (Amst., 1723) II, 
biz. 614. 

* De myrica gale , ook wel laurus brabantica , 
pseudotnyrtus en Drenthsche thee geheeten. Zie 
Mr. S. C. H. Piceardt, Heestere in Drenthe, 
in Dr. Vollcsalm., 1845, biz. 85, alsmede 
Dr. Volksabn., 1846, biz, 256 en Mr. J. Pan, 
Drentheche Woorden en Spreekwijzen , verzatn. 
en toegelicht in Arch, voor Nederl. Taalk. , 
door A. de Jager, I. 

3 Alph. Esqairos zag deze laatsten voor "kalkoe- 
nen" aan. Zie Nederl and en het lev en in Ned., 
(Amst, 1858) biz. 194. De schnld zal echter 
wel liggen aan zijn hollandschen vertaler, die 
op meer plaatsen van dat boek toonde, dat hij 



strijken van dag tot dag controleerde. Voor 
dergelijke waarnemingen heeft hy toch t\jd 
in overvloed , ook zelfs zonder dat hij er zfln 
breinaalden om behoeff te laten msten. 
Een Drenthsche Scheper zonder breikons 
immers is als een Amsterdamsche aanspre- 
ker zonder lamfer, als een zestigjarige 
jonge-juffer zonder mopshond of koffie- 
kransje, — als een koning zonder ko- 
ninkrijk. Ook wat dit betreft, is hij een 
man van poids in zijn dorp. Wie loopt 
daar, zouden wfl haast durven vragen, op 
"hozen", waaraan de Scheper zijn bedrevenheid 
in de edele breikunst niet getoond heeft. Brei- 
dende gengelt hij in gelijkmatigen tred , zeer 
gravitatisch en zonder passie , zijn kudde ach- 
terna, terwijl hy haar J t voile genot der zoete 
vryheid laat , om 't ruime veld in zijn lengte 
en breedte naar hartelust te exploiteeren 
Zijn collega's op de beruchte Ltlneburger 

niet bijzonder in Drenthc tehuin was. Zoo laat hij, — 
om dit met een paar voorbeelden te staven , — 
Esqnirot spreken van dc houteii veenbrng bij 
"Walten" (biz. 181), waar die van Valthe be- 
doeld is, — van "pijnboomen" die de heideplanten 
verslinden [NB!] (biz. 196) , terwijl hij een voudig 
den nen had kannen zeggen, van brandendc 
"turf en van "turfbranders" (biz. 197), waar 
van bran dead veen voor den boekweitbouw , en 
van veenbranders quaes tie is. Wie denkt 
hierbij niet onwillekearig aan den "afgod (Gotz) 
van Berlichingen", aan debefaamde "botervlieg" 
(butterfly) , aan 't "barsten wij daarop" (orisons 
Icl-dessusf) van C. Alez. van Ray, en aan meer 
dergelijke bokken, door onnadenkende vertalers 
geschoteu. 



Digitized by VjOOQIC 



286 



DE OUDE TIJD. 



heide mogen zich den tijd bovendien korten l 
met mandjesvlechten en lepelsnyden, — 
by de absolute eenzijdigheid zijner ontwik- 
keling op 't gebied der industrie, weet hy 
van niets dan van breiden, 't gansche jaar 
door, 't mag zomeren of winteren. Natuur- 
lyk niet voor eigen gerief alleen; — nog 
veel minder uit klinkklare philanthropie ; — 
daar beware hem zijn goede genius voor! 
Ook h ij leeft niet van den wind , en ook z ij n 
schouw moet rooken, en een stuivertje, 
boven zijn gewoon schepersloon verdiend , is 
hem volstrekt niet onverschillig. Daarenbo- 
ven — voor den ouden dag dient in tijds 
gezorgd, als hij van al zyn zwalken en 
zwerven in 't veld, bij onweer en wind, 
styf en stram zal zijn geworden, en reeds 
daardoor voor den broode niet meer werken 
of op een daghuur gaan kan, en 't eerge- 
voel 't niet gedoogt het maar op de diaco- 
niekas te laten aankoraen. Hij kan nu an- 
ders leven als een prins. Past hy goed op 
zyn tellen en geeft hij blyken van bekwaam- 
heid voor zijn vak, dan is hij 't enfant 
cheri van den boer! Dikwijls heeft hij zoo- 
wel zijn "scheperij", waar hij kosteloos woont , 
als de dorpsleeraar zijn pastorij. Hij is er 
echter zelden anders als des nachts. Zelfs 
al is hij gehuwd, weet hij uit eigen erva- 
ring niet mee te spreken over 't prettige 
om met vrouwlief 's middags en 's avonds 
te tafelen. De goede sloof brengt de meesten 
harer levensdagen in eenzaamheid door, als 
een onbestorven weduw. Een schepersvrouw 
verschilt daarin weinig of niets van een 
schippersvrouw. Meestal toch u eet hij rond 
in de boer ," (gelijk oudtyds ook de Drenth- 
sche "schoolmeesters" moesten doen;) de 
huizen op de rij af, hier drie dagen achter 
elkander , daar vier , al naar gelang 't aan- 
tal schapen, die zyne zorg zyn toever- 
trouwd, — dat wederom in evenredigheid 
staat tot de z66- of z66veel "verrels waar- 
deel" * , waarvan de schapenhoudende boer 

\ Volgens Dr. Herm. Masius, Naturstudien , 
lie Samml., (2e Abdr., Leipz. , 1857) bl. 27. 

8 Een vierde gcdeelte van zeker vol aandeel 
in de marke. Wien een geheel aandeel toebehoort , 
b«zit een "voile ware" of een "waardeel." Vglk. 
Pan , a. w., in v. 



de "gerechtigheid" bezit in de gemeene 
"marke." Dat is me dan 's avonds een be- 
weging en een drukte, in de woning, waar 
hij voor dien dag in de kost is! Te nan- 
wernood heeft zich zyn schel gefluit, even 
als 'smorgens, doen hooren, ten teeken 
zijner terugkomst uit het veld en tot waar- 
schuwing om de hokken te ontsluiten, of 
— de moeder des huizes legt alle ander 
werk uit de handen, 't mag dan wezen, 
wat het wil, en alles wat aan haar is 
roert zich en rept zich, om voor den gast, 
die hare gastvrijheid zelfs geen dank schul- 
dig blijft zoodra hij 't onthaal genoten 
heeft , den maaltijd in gereedheid te hebben. 
Zij kan er verzekerd van zyn, hij brengt 
een gezonde maag me£ uit de vrye lucht; 
hij zal haar schotels geen oneer aandoen. 
Ook op zijn onafscheidelyken mcdgezel en 
helper moest zij rekenen, want Siep denkt 
in zyn hondenphilosophie : "waar myn baas 
't goed opgeschept vindt, daar word ik 
evenmin met een afgekloven been afgescheept , " 
en hij volgt hem, sans gene, in 't huis 
der maaltijden. Dan is voor zijn meester 
ook 't beste plaatsje aan den haard niet te 
goed; hy heeft er een soort van recht op; 
het kind des huizes moet het voor hem 
ruimen. Waarom ook niet? Een scheper, 
die hart heeft voor de schapen , is den Drenth- 
schen boer goud waard. Daarom kan hij 
veel van hem gedaan krijgen, wat aan een 
ander licht zou worden geweigerd. Zoo bezit 
hy gewoonlijk het privilegie van ettelijke 
schapen in eigendom te hebben, die met 
den algemeenen koppel veldwaarts mogen gaan 
en die door den boer kosteloos gestald en van hooi 
voorzien moeten worden. Zoo ook het recht om 
gedurende zeker aantal nachten de -'schaaps- 
hekken" l op zijn akkers te zetten. Is om- 

1 Zoodra de roggeoogst is afgeloopen , worden , 
ten minste in de Ooatelijke streken van Drenthe, 
sommige akkers met losse, opzettelijk daarvoor 
vervaardigde , hekken afgeperkt en daarbinnen 
dan , gedurende een of meer nachten , de schaaps- 
kudde van *t geheelo ^loeg" opgcslotcn, onder 
bewaking natuurlijk van belanghebbenden, die 
daartoe meestal den "linnenwagen" (wagen met 
verdek) insgelijks binnen die omheining plaatsen , 
ten einde zich daarin voor de koude te beschntten. 



Digitized by VjOOQIC 



DE DRENTHSCHE SCHEPER 



287 



streeks "Sunt Jaopk" (St. Jacobi) de oogst 
rflp , dan wordt zijn rogge 't eerst van 
alien gemaaid en in "garsten" gezet , en dat 
doet de geheele "boer" ' dan voor hem , 
zonder dat het hem een cent behoeft te 
kosten. Zij haalt hem ook de rogge van 
den "esch" en de turf uit het veen , en is 
er een "groeve" of begrafenismaal , de Sche- 
per wordt er, namens de familie des over- 
ledenen, zoowel op "geneugd" (genoodigd), 
als de predikant en de "kOster." s Kortom , 
hg is in alien opzichte een man in aan- 
zien, — een der honoratiores mee* van de 
dorpsbevolking , al blijft het bg dit alles 
nog zeer betwijfelbaar , of de van ouder tot 
ouder op eigen erf gezeten heerboer hem 
zonder slag of stoot ook als zgn schoonzoon 
zou aannemen, in 't geval hij om de hand 
van een van zijn dochters hem aan boord 

kwam Nu , dat zg , zoo als 't is. 

Hg kan er toch wel een vrouw ora krijgen, 
en "kreeg hij" ook al eens bg deze of gene 
afkeerige schoone "het achterhek" 8 , hij zou 
er toch niet minder zgn wollig volkje om 
liefhebben, waar hg dagelijks me6 op-en- 
neSrgaat, en waaronder er geen enkele 
zich bevindt , hetzg een "eui" 4 of een "weer," 
met witte of met zwarte vacht, of hij kan 
u, zonder zich te bedenken, zcggen wie er 

Zulk een "nacht-schaap", waarop ieder markge- 
noot, naar gelang zijner waardeelen , op zijn bcurt 
recht heeft, gaat door voor een eitra-bem eating 
van den akker, en vandaar dat ieder er happig 
op is. De schapen zelven raoeten zich voor die 
nachten met de overgeblevene roggestoppels en 
't daartusschen groeiende groene onkruid behel- 
pen. Zie hierover Mr. P. W. Alstorphius Greve- 
link, Siatistiek der prov. Dr. t (Assen, 1840,) 
biz. 102. 

1 De bevolking van een boerschap of loeg, 
in collectieven zin. Zie Dr. Volksalm. , 1847, 
biz. 174 en Pan, in voce. Soms verstaat men 
er all een de gezamenlijke hoofden des 
hnisgezins door. 

3 Deze laatste gewoonte is thans zoo goed als 
uitgestorven , ten minste voor zooverre mij be- 
kend is. 

8 Het achterhek krijgen, — eenDrenthsch 
spreekwoord, althans in de Oostelijke streken, 
waarvoor de Hollander zegt : een blauwtje loopen. 
Zie Dr. Volkgalm., 1849, biz. 217. 

4 Een eui of coischaap is een ooisehaap. 



de eigenaar van is. Uit duizenden weet hg 
't op een prik. En wat een zorg hij heeft, 
en hoe teederhartig hjj is voor de zwakken 
en de gebrekkigen van de "koppel", voor 
de kleine lammeren, die van tijd tot tijd 
nog uit de hand met een stuk brood moe- 
ten gevoed worden, of ze zouden anders op 
weg bezwgken, en hoe hg 't zich getroost, 
als er een in 't veld door onvoorzichtigheid 
zich bezeerde, zoodat het de kudde niet 
meer volgen kan, — hoe hg 't zich dan 
getroost, het lijdende dier op zgn schouder 
huiswaarts te dragen, — inderdaad! het 
beeld van een herder, die de zijnen kent 
en bg name roept en wien de schapen vol- 
gen, overmits ze zgne stem kennen, het 
schoone, aanminnige beeld, waaronder in 't 
Evangelie de Zoon des Menschen zich zelf 
voorgesteld heeft , als leidsman , verzorger en 
beschermer zgner geloovigen, het kon niet 
treffender, niet meer naar waarheid, niet 
getrouwer en sprekender alzoo geschetst 
zgn, indien hij de trekken en de kleuren 
daarvoor ontleend had aan den trouwhartigen 
zwerver op Drenthe's heidevelden, die daar 
de kudden weiden moet. Hg is er geheel 
en op-ende-op z66 een ; wij zouden niet weten , 
waarin hij van hem verschilde. — En mocht 
hij , om zijn somwijlen wat vreemd , volstrekt 
niet Arcadisch toilet, u een voorwerp van 
wantrouwen en vreeze lgken , waarde lezer , 
wanneer gg hem op 't stille eenzame veld 
bij geval mocht ontmoeten, — gij kunt 
geru8t zgn, volkomen gerust! Om zijn be- 
scheidenheid en dienstwilligheid , in 't geven 
van terechtwijzing b. v. aangaande weg of 
pad, steekt de Drenthsche Scheper bepaald 
allergunstigst af bij den man van hetzelfde 
gild, die op de Ltmeburger heide datzelfde 
eentonige leven leidt en van wien dr. Masius 
ons verhaalt : "Er wendet sein rothwangiges , 
eben nicht reines Gesicht auf Dich ; aber er 
Offhet den Mund nicht um Dir zu sagen , 
dass er Dein Hochdeutsch nicht versteht. 
Sprechen ist eine Kunst, die er so selten 
abt, dass er vor einem Freraden die An- 
strengung nicht machen will , ." Neen, zoo 
is de Drenthsche Scheper niet. Integendeel ; 



Zie a. w., biz. 27. 



Digitized by VjOOQIC 



288 



DE OtJDE TIJD. 



in den regel is hy praatziek, omdat hy 
nieuwsgierig is. Hij wil gaarne weten wie 
gij zyt, en waar gy vandaan komt, en 
waar gij heen gaat, — gy, vreemdeling, 
die ongenoodigd u op zyn ryksgebied durffc 
vertoonen en hem die weetzucht niet euvel 
duiden kunt, zoolang gy er zelf aan mank 
gaat. Waartoe gij toch ook op zijn domein, 
dan om te weten, wie hij is, dan — om 
hem ait te hooren en misschien daarna met 
zyn boerschen eenvoud dapper den draak te 
steken? — Hy is nieuwsgierig. Goed! Wie 
is 't niet? 't Is een teeken, dat de geest 
in hem niet dood is of sluimert. Hy heeft 
daarmee den aanleg een Columbus, een 
Newton , een Humboldt te worden ... En 
misgun het hem niet , dat hy , een weinig 
buiten 't schreefje misschien naar uw zin, 
aan zyn zucht, om zoo mogelijk alles van 
u te weten, botviert! Hij leeft dagelijks 
zoo goed als buiten de wereld. Al wat er 
op 't groote staatstooneel gebeurt gaat buiten 
hem om , alsof het niet gebeurde. Vijftigmaal 
achter elkander kan er in Parjjs een revolutie 
losbarsten, of een keizer van den troon gejaagd 
of gevangen genomen worden , of een bastille in- 
genomen en verwoest . zonder dat hy er een zier 
van gewaar wordt. Ter nauwernood , dat hy op 
de hoogte blyft van de nieuwtjes van zijn 
eigen u loeg." Van 's morgens tot 's avonds 
is het doodsche, eentonige, eenzame veld 
zijn verblijf, waar hy niets hoort, dan 't 
gerinkel der schaapsbelletjes en 't geblaat 
zijner kudde en 't gonzen der byen over de 
bloeiende heide, — en komt hy bjj 't on- 
dergaan der zon weer te huis , dan is er zoo 
veel anders nog te doen , dat hij zich noch om 
politiek noch om kerkelyk nieuws bekomme- 
ren kan — Och, reken hem dan zijn on- 
bescheidenheid in 't vragen en wedervragen 
niet hoog aan , als gij met hem in 't gesprek 
mocht raken! Om dat gedwongen isolement 
is zyn betrekking niet zeer benydenswaardig. 
Maar hy schikt er zich in, dat hij aan 
veel genots der gezellige samenleving moet 
renonceeren. Hy voelt er de scherpe dorens 
ook niet van. In 't heide veld ge voelt hy 



zich te huis, meer nog, geloof ik, dan 
binnen de wanden, waar zyn vrouw en 
kinderen wonen. Als hy daar eenmaal de 
lucht van wegheeffc, dan gaat het hem 
als den schipper, die eenmaal de zee heeft 
geroken Hy zou met geen koning willen 
ruilen, vooral niet met die constitutioneele 
stroopoppen van den hedendaagschen tijd , die 
vr{j wat minder te zeggen hebben, dan hy 
te midden van zyn schapen. Op zijn minst 
zou hy voorzeker niet ruilen willen met menig 
predikant by een gemeente van "afgeschei- 
denen", en ook met vele onderwyzers niet. 
Schynt het al wat raar, hier in Drenthe 
vindt men het werkelyk alzoo , dat en zoo'n 
predikant en zoo'n onderwyzer lang zoo ruim 
niet beloond wordt als hy, die aan 'thoofd 
der schaapskudde staat ! * Scheper te zjjn is 
in menig Drenthsch dorp hetzelfde als van 
zyn renten te leven. Dat mag hij er dan 
trouwens ook wel van hebben, die overigens 
wel niet met zwaren arbeid in 't zweet des 
aanschijns zijn brood moet verdienen, maar 
toch, vooral des winters, nog al tamelyk 
wel zyn aandeel meSkrygt van de guurheid 
en ruwheid des weders; — daarvoor komt 
hem dan het voorrecht wel toe, van onbe- 
krompen en , voor zyn doen , royaal te kun- 
nen leven. 

Voor deze maal nemen wg afscheid van 
den Drenthschen Scheper. 

Zweeloo, 21 Mei 1870. 



1 Althans ia mijn woonplaats is 't zoo. Onze 
"Zweeler Scheper" heeft 12 a 1500 schapen on- 
der zgn kommando. Per hoofd geniet hy jaarlijks 
daarvan 2 cent. Dan heeft hg *t privilegie nog 
82 schapen , die hem zelf in eigen dom behooren , 
meS te mogen laten weidcn in H veld, waar hij 
zelf geen "gerechtigheid" beiit. De boeren zijn 
vcrder vcrplicht, die 82 schapen te stallen en 
op stal te vo&ren. Hij heeft ook nog het recht 
van eenige "nachtschaap" op die akkers, die hy 
in huur gebruikt, om er zijn eigen "broodkoren" 
te verbonwen. 

Onze hulponderwijzer echter moet zien, hoc 
hij zich fatsoculijk van honderd rijksdaalders in 
't jaar bedruipt en de ambitie voor zyn vak niet 
in de pijp laat branden! 



Digitized by VjOOQIC 



DE BLAUWE SCHUIT OF T NARRESCHIP. 



289 



DE BLAUWE SCHUIT OF T NARRESCHIP. 



Ondcr de vermaken, die den Vastentijd 
Toorafgingen , bekleedde het rondvoeren van 
het narreschip of de blauwe schuit niet de 
minste plaats. Men weet het , men was vroeger 
onuitputtelyk in het uitvinden van aller- 
lei aardigheden en wist ze te pas bren- 
gen bij alle, ook zelfs bij godsdienstige ge- 



doorgedrongen ? Och neen, al behoefden de 
gereformeerden ook al niet te vasten (ofschoon 
sommigen het nog wel deden , niet alleen uit 
gebrek, maar ook nit een godsdienstig beginsel) 
toch liet men ook onder hen het pretmaken , de 
voorbode ervan , niet ongebruikt voorbij gaan. 
Immers nog in 1606 trok Caspar Colhaes ver- 



Hct narreschip. 



legenheden. Van pretmaken hield men al even- 
veel als tegenwoordig. Geen wonder dus , dat 
v66r den Vastentijd , waarin men zich het ge- 
not van vleesch en van sommig ander geliefkoosd 
voedsel en niet minder het maken van pret 
moest ontzeggen, dat v66r die Vastentijd 
inging, men zijn maag en buik eerst nog 
eens duchtig te goed deed en ook zijn lust 
tot pleizier maken nog eens zoo botvierde, 
dat men eenigen tijd op het genotene kon 
teeren. En, zou men zeggen, dat hield bij 
ons toch zeker op, toen de hervorming liier was 
lb70. 



schrikkelijk te velde tegen de mommerijen en 
maskeraden, het musiceren en het wijndrin- 
ken bij die gelegenheden , en dat, zegt een 
ander gelijktijdig schrijver , en dat wel "die 
welcke haer ghereformeert noemen doen dat 
ook." Het scheen, dat op die dagen de ge- 
heele wereld gek en dol was geworden , znlke 
vreemde streken werden er uitgehaald , gelijk 
dit nog het geval is in de R. K. landen op 
de karnevalsdagen. 

Evenals de geleerden van vroeger den oor- 
sprong van alles uit de tijden der Grieken 

37 



Digitized by VjOOQIC 



290 



DE OUDE TIJD. 



en Romeinen willen halen — waarom dan ook 
op de hoogere scholen wel onderricht in de 
Grieksche en Romeinsche ondheden , maar niet 
in die van ons land wordt gegeven — zoo ook 
wil men in de zotte kuren en vermommin- 
gen, die men maakte, navolgingen zien 
van de dansen en kunsten, die de Arkadi- 
sche herders en herderinnen, in bokken- en 
geitenvellen gestoken, jaarlijks omtrent den 
vastentijd ter eere van den god Pan uitvoer- 
den. De Romeinen zouden dat moois van de 
Grieken overgenomen en ook bij ons over- 
gebracht hebben. Zoo zegt men , maar ik wil 
niet als zegsman genoemd worden. In ieder 
geval is het waar, dat men er bier veel van 
hield een beestencostnum ieder naar zijn aard 
tot zyn maskeradenpak te kiezen; ook was 
er geen gebrek aan duivels en narren — o , 
die liep men elk oogenblik tegen 't lijf ! Vruch- 
teloos trachtte de Regeering die moramerijen 
tegen te gaan , wgl daarbfl niet alleen onge- 
regeldheden , maar zelfs moorden konden voor- 
vallen , zonder dat de daders herkend werden. 
Doch of zij ze geheel verbood, of om aan 
het verlangen der gemeente te gemoet ko- 
men , ze toestond alleen over dag , men stoorde 
zich er niet aan : de kwaal was te diep gewor- 
teld. Immers zelfs de geestelflken namen deel 
aan dat spel. 

Maar om op het narreschip of de blanwe 
schuit terug te komen. Bijzonder veel weten 
we er niet van. Men wil , dat het een over- 
blijfsel was nit den heidenschen tijd , en her- 
innerde aan het schip van den Zonnegod , die 
tegen den karnevalstijd zich weder krachti- 
ger begint te toonen. 'tWas daarom, dat 
de geestelijken nog al tegen dat schip ijverden, 
als zijndeeen heidensch gebruik. Of 't juist wel 
alleen bij de karnevalsgelegenheid was dat 
het schip voor den dag kwam, zou ik 
zeer betwjjfelen en eerder gelooven, dat het 
dezelfde rol vervulde als hier en daar de 
reuzen en reuzinnen deden en het , even als zij , 
ook bij andere festiviteiten en oramegangen 
in den stoet paradeerde. 

Evenals de reuzen schijnt het ook wel 
een uitstapje naar andere steden'gemaakt te 
hebben, wat men nit het volgende op zoude 
raaken, 't geen ook door den schrijver van 
u de Volksvermaken" medegedeeld wordt. 



De bewoners van het dorp Inda of Corneli- 
munster, derdehalf uur van Aken gelegen, 
hadden in de 12* eeuw znlk een schuit op 
wielen gemaakt, waar ze zich zelf voorspan- 
den. Onder groot pleizier en lawaai trokken 
ze daarmede den weg op naar Aken, waar 
door de burgerij aan hen en hun schuit zooveel 
eer bewezen werd als of de Hemel weet wie 
aan Aken een bezoek bracht. Alles , jong en oud, 
liep uit. Van Aken werd de tocht voortgezet naar 
Maastricht. De wevers , aan wien de zorg voor 
de schuit was toevertrouwd , deden op dien 
tocht de dienst als paarden. Een mensch moet 
zjjn pleizier maar zoeken , waar hij 't vindt ; 
zjj hadden daar nu pret in, schoon 't stel- 
lig een flinke vracht was , een schuit , waarin 
zoovele personen, overheden, muzikanten en nog 
meer gepakt waren ! Men kwam te Maastricht , 
waar weer evenveel pret werd gemaakt, en waar 
de schuit met een mast en zeil werd verfraaid. 
Daarop werd de reis ondernomen naar Ton- 
geren en 't land van Loon, onder begelei- 
ding van een jolenden en jubelenden, dansenden 
en springenden stoet. 

Hoe jammer toch, dat al die aardigheden 
uit de wereld zijn! 

Hadden de overheden het niet erg op de 
mommerjjen , de pret van het rondvoeren van 
het narreschip gunden zjj het volk gaame 
en gaven er zelfs wel eenig geld voor ter 
tegemoetkoming in de onkosten; zooals we 
onder anderen vinden, dat Nymegenin 1550 
een vereering schonk aan "den scipgezellen , 
die metter blauwer scute omvoiren. ,, 

Het schip , door onze afbeelding voorgesteld , 
is , zooals men ziet , gevuld met verschillende 
personen, die beesten- en duivelskarakters ver- 
vullen ; een ander , als arts gekleed , en hou- 
dende een urinaal in de hand , houdt zich 
bezig met de kunst der geneesmeesters 
bespottelijk te maken; terwjjl een filo- 
soof leerredenen schijnt te houden over 
het tiktakspel, waarvoor hem tot belooning 
door een der narren de hoed op het hoofd 
gedrukt wordt. Hier en daar in de straten 
hield waarschijnlijk het schip stil , en gingen 
de passagiers de een of andere grap ver- 
toonen. Zoo wordt op het bjjgaand plaatje 
het schip aangevallen en verdedigd met be- 
hulp van allerlei bespottelijke wapenen. 



Digitized by VjOOQIC 



DE BLAUWE SCHUIT OF 'T NARRESCHIP. 



291 



Evenals wij hadden de Duitschers hunne 
narreschepen ; zelfs , zegt ter Gouw , verscheen 
er een gedicht over in druk door den stads- 
syndicus van Straatsburg Sebastiaan Brandt , 
wat ten gevolge had, dat de Domheer en 
Doktor in de Theologie Geiler von Kaisers- 
berg aldaar over dat sehip meer dan honderd 



en tien preeken hield, die gedrukt wer- 
den en veel aftrek hadden , zoodat ze in 1500 
ook in eene Hollandsche vertaling verschenen , 
doch zonder het Narreschip te knnnen be- 
nadeelen , dat hier nog steeds tot aan de 
hervorming bleef varen. 



DIEVERIJ BIJ OVERSTROOMINGEN. 



Wanneer tegenwoordig ons land door over- 
stroomingen geteisterd wordt . daagt spoedig 
van alle kanten hulp op tot ondersteuning 
van de ongelukkigen ; groot en klein, jong 
en oud, ieder draagt van 't zijne bij, om 
het verlies zooveel mogeljjk te vergoeden , en 
't heugt mij niet, ooit gehoord of gelezen 
te hebben, dat iemand getracht heeft, de 
slachtoffers der ramp nog ongelukkiger te 
maken. 

Bjj de belangrijke doorbraken in 1726 
schijnt dat geheel anders te zijn toegegaan, 
blijkens het Placcaat , door Haar Ed. Groot- 
mogende door den druk bekend gemaakt. 

"Also wij in ervaringe zijn gekomen , dat 
bij de tegenwoordige inbraak van Djjken, 
uyt de Huvzen door het water beloopen, 
en nedergestort , als die omringt zijn met 
water , gelijk mede . uyt de Praamen , Schuy- 
ten, of ander Vaartuig, Meubilen, Huys- 
raad, Kasten, Kisten, Hennip, Balken en 
wat des meer daar in , of aan behorende is 
weggehaalty geplundert, gerooft of na el- 
ders vervoert werd. Zoo isH 

dat Wij, om de ongelukkige Menschen 



tegen zodanige roveryen , zoveel mogelijk , 
te beschermen , goedgevonden hebben te ver- 
klaren en te statueeren , zoals Wij verklaren 
en statueeren mits dezen, alle zodanige ro- 
verijen te houden voor gequalificeerde Die- 
verrjen ; als Huysbraaken , en zodanige , 
waartegen de strafFe des Doods gestelt, en 
dat mitsdien alien en een iegelgk, die aan 
zodanige zaken schuldig worden bevonden, 
met de koorde zullen worden gestraft, dat 
er de Dood na volgt. 

Belovende hier mede, op dat de Daders 
des te beter mogen worden ontdekt een 
praemie van hondert guldens aan degeene, 
die zodanige Misdadigers zal weeten aan te 
wijzen, dat ze in handen van de Justitie 
geraken, en van het fait overtuigt werden; 
alsmede, zo denzelven daar ook aan mogte 
schuldig zijn , impuniteit van de straffe boven 
de praemie, en dat deszelfs naam, zulks 
begeerende , zal worden gesecreteert enz. enz." 

Zouden de menschen beter geworden zijn , 
of is de betere indenting der policie oor- 
zaak, dat dergelijke waarschuwingen over- 
bodig zijn geworden? 



WAT ER ALZOO IN EEN BURGERHUIS VAN DE 17 e EEUW TE VINDEN WAS. 

DOOE 

D. VAN DER KELLEN Jr. 
(Vervolg van bladz. 246). 



"En hoe staat het er mede : is het kleintje 
al gedoopt, of maakt men hier niet veel 
haast daarvan?" 

<4 B|j de Roomsch-Katholijken , dat weet 
gg, brengt de leer mede, de kinderen zoo 



spoedig mogelgk te doopen. Onder ons was 
dat vroeger ook zoo, maar tegenwoordig is 
dat alleen onder de mindere burgerlui de 
gewoonte , even als bij de streng geloovigen , 
die het er voor houden , dat de doop de erf- 



Digitized by VjOOQiC 



292 



DE OUDE TIJD. 



zonde afwascht. Wat de menschen zich van die 
afwassching al rare idefin vormen , bleek me 
nog bij onze voorgaande baker. Op een mooien 
dag ging ik met mijne vrouw weder voor 't eerst 
na hare bevalling uit ; het kindje , dat door de 
baker gedragen werd, was toen vier weken 
oud. 't Was heerlijk weer, maar op eens 
betrekt de lucht en een zwaar onweder is 
in aantocht. Daar gaat me een, twee, drie 
de baker, zoo hard haar oude beenen dat 
toelieten, met het ongedoopte kind aan den 
loop en rust niet voor ze thuis is. We volg- 
den haar zoo spoedig we konden, en naar 
de oorzaak van hare haast gevraagd heb- 
bende, zeide z\j "met zulk een ongedoopt 
kind , zulk een klein verd . . melingetje , kon 
de hand des Heeren ons getroffen hebben!" 
Dat arme kind! Hadde de bliksem de kens 
gehad op wie hij neer zou komen, gewis 
hij had niet het kind maar de baker ge- 
troffen, want den volgenden dag moesten 
wij haar om hare verregaande diefstallen 
wegzenden. ! 

"Onder de hoogere standen maakt men 
tegenwoordig minder haast met het doopen 
en wacht men gewoonlijk tot de moeder haar 
zoogenaamden "kerkgang" gedaan heeft; dat 
gebeurt zes weken na hare bevalling. 't Heet 
een schandaal, als een vrouw y66t dien 
kerkgang op straat of in 't openbaar wordt 
gezien , iets , wat ik altijd bespottelijk vind ; 
want kan een vrouw zes weken wachten 
met den goeden God dank te zeggen voor het 
haar geschonken geluk ; dankt ze niet reeds , 
terwyl ze daar nog zwak en hulpbehoevend 
neerligt in hare stille kraamkamer en in ge- 
zelschap van den trouwen deelgenoot in haar 
geluk, dan zal die dankbede in 't openbaar 
ook zoo erg hartelyk niet gemeend zijn, 
omgeven als men daar is van menschen, die 
ons voor een groot deel geheel onverschillig 
en vreemd zijn. 

"Vroeger, maar dat is thans geheel uit, 
volgde er dan dadelijk bij de thuiskomst van 
den "kerkgang" een feest en maaltgd , "be- 
gankenismaal" geheeten, waarbij het zeer 
druk toeging , als blijkt uit de keuren daarop 



1 Voor een paar jareti letterlijk bij schrijver 
dezes voorgevallen. 



gesteld , waarbij 't verboden werd hier meer 
dan zes, daar meer dan twaalf vrouwen ter 
begankenis-maaltijd te ontvangen, terwijl, toen 
na de hervorming die keuren versleten zijnde , 
de geestelrjkheid die feesten zeer afkeurde 
en tegenwerkte, als tegen de sabbath wet 
strijdende. Thans hoort men er niet meer van ; 
maar daarvoor zijn de doopmalen, waarbij 
ook zoo iets kijken komt, in de plaats 
getreden. 

"Maar om op den doop zelf terug te komen. 
Ik moet u bekennen, dat ik voor mij er 
geheel geen haast mede maak , daar die af- 
wassching der zonde boven mijn begrip gaat 
en ik daarvan niets geloof. Wie kan het 
van den goeden God veronderstellen , dat 
Hij ten gevolge van die besproeiing met 
water dat kind bevoorrechten zal boven een 
ander, dat Heiden geboren en niet gedoopt 
is? Een vreemd idee van een rechtvaardig 
God ! En daarbij , wat is er te verge ven , ' 
waar nog geen kwaad gedaan is? 

"Wil men in den doop een herinnering 
zien voor de ouders, om het kind naar 
Christus' lessen groot te brengen , dat is nog 
iets; maar welke rechtgeaarde ouders nemen 
zich zulks niet reeds dadelijk bij de geboorte 
van hun kind voor? Zooals ik met u over 
die zaken spreek , kan ik echter slechts met 
cnkelen spreken ; men zou me vrijgeest noe- 
men; en rust en vrede te houden is ook 
Christenplicht. Dus ik zwijg liefet over al 
die zaken. Maar later zal dat alles wel ver- 
anderen en de geest van de christelijke leer 
zich weten te ontdoen van het kleed en de 
lappen en lorren, waarin men haar gesto- 
ken heeft." — 

"Och, manlief, zwijg nu toch, als ik u 
bidden mag; je weet immers, 't doet me 
altijd verfiriet, als ik je zoo hoor spreken." 

"En verdriet wil ik mijn beste vrouw 
niet doen, vooral nu, nu ze zich weer zoo 
recht gelukkig gevoelt, niet waar? En ook 
het doopen en de daarmede gepaard gaande 
opteekening in de doopregisters is toch noodig. 
Waar moest men anders het bewys vinden , 
dat men geboren is? 

"Het zij hoe het wil , er wordt veel werk 
gemaakt van het doopen of liever van het- 
geen, wat eigenlijk niets bij zulk een plech- 



Digitized by VjOOQIC 



WAT ER ALZOO IN EEN BURGERHUIS VAN DE 17° EEUW TE VINDEN WAS. 293 



tigheid en bij de christelijke nederigheid te 
pas komt. Ieder naar zijn stand zoekt zyn 
kind dan zoo fraai mogelijk met satijn en 
zijde op te schikken ; het is haast niet terug 
te vinden onder al de kant, wa^arin het als 
verhorgen is, en waarover weer een satijnen 
wade met kanten , soms met hermelijnen rand 
gespreid wordt. Eindelijk kwara voor de koude 
bq het verlaten der kerk nog een fiuweelen 
of damasten kleed over alles heen. 

"Dan weder ziet men den doopeling in een 
doopkleed van wit satijn of zijde met zulk 
een langen sleep, dat 
die twee of driemalen 
om den hals van de 
baker gewonden of door 
een der getuigen ge- 
dragen moet worden. 
Er zijn wel van die 
doopstellen , die meer 
dan twee duizend gul- 
den kosten ; dus ge 
begrijpt , z66 uit te blin- 
ken is alleen moge- 
lyk voor de grooten, 
schoon ook de deftige 
burger er niet tegen 
opziet voor die gele- 
genheid 'eens diep in 
de beurs te tasten. 
Ook bjj hen ontbreekt 
het niet aan kant 
en zjjde, en vooral op 
de luiers is men dan 
bijzonder keurig , en op 
de gestikte en chit- 
schen dekentjes ! Bij 
die gelegenheid wordt 
ook het pronk-speldenkussen aangesproken , 
en de met zooveel zorg met spelden gesto- 
ken harten en kransjes en namen worden 
thans gesloopt. 

"Wacht eens even, ik kan u een meer 
duideljjk denkbeeld geven , door je het por- 
tret van een onzer kleintjes in doopkostuum 
te halen; 't hangt hiernaast." — 

"Goede vriend, wat geeft ge u toch een 
moeite voor ons." 

"'t Heeft niets te beduiden , anders is het 
toch niet mogelijk , dat gij u een denkbeeld van 



zulk een aangekleed popje kunt maken. Ge 
moet de schilderjj niet als kunstwerk beschou- 
wen ; uit dat oogpunt beschouwd is 't niet veel 
bijzonders , maar ge begrijpt , een goed kun- 
stenaar zou zich niet met zoo iets ophouden. 
Wij wenschten dan ook hoofdzakelijk slechts 
een portret van de kleeding te hebben. 

u Maar nu het onze over het opbakeren. Wij 
hebben er het onze van, maar wie er nog 
meer genoeg van had , het was het arme 
kind, dat zoo schrikkelijk gefrommeld en 
gedommeld was geworden. Geen wonder dat 
het zich met kracht ver- 
zette en menig kantje 
gescheurd werd door 
de kleine handjes , 
waarmede het schep- 
seltje zich zocht te ver- 
weeren. Daarom ver- 
trouw ik in die oogen- 
blikken geen 66n baker ; 
haar plicht, haar eer, 
haar roem vereischen, 
dat het kind er uitziet 
als "een brand" en on- 
verfrommeld. En wie 
kan zulk een kunststuk 
uitvoeren, wanneer de 
kleine rebel zich ver- 
weert?Neen, een paar 
droppeltjes slaapdrank 
alleen kunnen haar 
redden, zooals in de 
kerk de dot (de in 
melk gedoptegesuikerde 
pop) haar te hulp 
Ken doopeling. moet komen , om te 

verhoeden, dat de kleine 
dwingeland den dominee overschreeuwe. 

"Inmiddels heeft ook de vader zich ge- 
kleed, waarvoor dikwijls een nieuwe tabberd 
of pak was aangeschaft, — de deftige bur- 
gers trokken dan hun feestkleed aan , waarin 
ze getrouwd waren en mee ten avondmaal 
gingen. De getuigen, de broeders, zusters, 
vrienden, die mede ten doop zouden gaan, 
kwamen achtereenvolgens aan, ieder naar 
vermogen op zijn fraaist getooid. 

En is nu alles gereed, dan wordt som- 
tijds nog y66t het naar de kerk gaan aan 



Digitized by VjOOQIC 



294 



DE OUDE TIJD. 



buren en bekenden vergund , het kind , of lfe- 
ver zijn mooie pak te komen zien, en hun 
eenige ververschingen voorgezet. Zonder wat 
te eten of te drinken kan het bij ons nooit 
afloopen. Eindelgk is alles gereed , en al naar 
de stand en middelen het toelaten, stijgt 
men in de karos of gaat men te voet. In 
het laatste geval loopt de baker als een 
princes met het kind op de armen, waar- 
over dan een sprei, van boven op de schou- 
ders van de baker vastgespeld, neerhangt. 
Vroeger volgde daarbjj een talrijke stoet van 
belangstellenden , die dan bij het tenuis komen 
aan het feestmaal deel nemen mochten. Door 
kenren zocht de regeering dit tegen te gaan. De 
stedeljjke overheid bemoeide zich vroeger met 
alles , tot in de minste kleinigheden , en wel is 
het vreemd , dat een volk , dat steeds als zoo 
vrijheidlievend genoemd wordt, het toeliet, 
dat zij zelfs in hunne woning niet vrij 
waren , zooveel personen bij zich te ontvan- 
gen als hun zelf goed dacht. Wij voor ons, 
wfl zouden er ons tegenwoordig niet gaarne 
aan onderwerpen. 1 

4 *In vroegere tqden gebruikte men bjjhet 
doopen groote zware steenen of koperen doop- 
vonten , die in een byzondere kapel of wel 
in het koor -der kerk op een vaste plaats 
stonden. Komt gg in 's Hertogenbosch of in 
Zutfen, vergeet dan niet in die steden de 
beide prachtige koperen doopvonten te gaan 
zien. Zij worden met deksels gesloten, die 
z66 zwaar (niet lomp) zijn, dat ze opgehe- 
schen moeten worden, zoo men ze gebrui- 
ken wil. Thans echter geschiedt by de her- 
vormden de doop binnen 'thekje voor den 
preekstoel , waar men eenvondig een koperen of 
zilveren, soms een gonden bekken, meestal 
geschenken van den een of anderen rQken 
gever, op een koperen voetstuk plaatst, en 
er dan eenig warm water ingiet. 



1 Men beklaagt zich ia onzen tijd nog al eens 
OTer strenge policieTerordeningcn, schoon die ons 
in onze hnizen toch gehcel vrij laten. Toch kan 
hij, die zelf Toor orde is, in onze tegenwoordige 
reglementen niets vinden, wat moeielijk na te 
komen is, of wat hij reeds, ook zonder reglement, 
niet gedaan of gelaten zou hebben. Alleen is het te 
bejammeren , dat waar de wet ten bestaan, niet 
strenger op de nakoming gelet wordt. 



" Wat bg het doopen een trenrigen indrnk 
geeft, 't is wanneer men een klein schaap 
binnen het doophek gebracht ziet , dat in den 
rouw is , waarvan de moeder in 't kraambed 
is gestorven. Dan is het geheel in 't wit met 
zwarte randen en strikken. Eveneens. ziet 
men ze ook zoo in rouw, wanneer de ouders 
in ronw zijn. 

"Komt men uit de kerk, dan wordt het 
kind door den vader gezegend , waarop weder 
de gesnikerde rynwijn voor den dag komt, 
en de beker met den versierden kandeel- 
stok lustig rondgaat. 

"Inmiddels is de feestdisch gereed gemaakt , 
die dikwijls niet voor de brniloftstafel be- 
hoeffc onder te doen. Hoe fraaier ze is, 
hoe meer eer voor den kleine en voor de 
famielje. Aan heildronken en dichterlyke uit- 
boezemingen is er dan ook geen gebrek, 
vooral wanneer de doopeling, na door de 
baker uitgekleed en weer herkleed te zijn, 
aan de tafel verschijnt en den gasten op 
nienw gepresenteerd wordt. Dat depillegift, 
door den Peter en Meter gegeven , ook daarbij 
ter sprake komt en van alle zijden bezien 
en beoordeeld wordt , kunt gij wel begrijpen. 
Dat die ook dikwflls stof tot jalouzie tus- 
schen de verschillende leden der famielje 
geeft, is ook vrij natuurlijk. Heeft oom Jan 
aan het kind van Neef Piet iets gegeven , 
wat een paar gulden meer kan gekost heb- 
ben dan wat hij aan dat van Neef Klaas 
gaf , dan vergeet men zoo iets niet licht." — 

"Naar men zegt , wordt van die pillegiften 
veel werk gemaakt, 't zal dus, dunkt mij, 
op die wyze een dure liefhebberij worden." — 

"Wat een mensch , die een eenigzins groote 
famielje heeft daaraan een geld kan kwijt- 
raken. zou ik u kunnen toonen. Ik heb hier 
een uittreksel uit een "Dagboek" van een 
mijner nichten u Maria van den Cor put, 
geb. 34 Oct. 1603, gehuwd 26 Nov. 4624 
met Mr. Abraham van der Meer , en voor 
de tweede maal met Chanel Loten den 27 
Sept. 4648". Ik vond het onder hare nala- 
tenschap en heb voor een aardigheid er uit 
overgeschreven , wat al kinderen dat goede 
mensch en haar mannen ten doop geheven, 
en wat al geld zij aan pillegiften besteed 
hebben. Zoo ik niet vreesde, u te vervelen, 



Digitized by VjOOQIC 



WAT ER ALZOO IN EEN BURGERHUIS VAN DE 1 7 e EEUW TE VINDEN WAS. 295 



zou ik het u met alle genoegen eens voor- 

lezen." — 

"Wei zeker , recht gaarne hooren we alles , 

wat on8 te dien opzichte iets leeren kan." — 
"Zoo als gij wilt. Hoort dan slechts. 
Memorie van de kinderen , die mijne L(ieve) 

Man oft ick geheven hebben. ! 

An . 1625 in Mey heeffc mijnen L. Man ge- 
tuyge geweest van een Dochter van 
Neef de Wilhem , genaemt Maria , 
— gaven tot een pillegave eene 
silvre Sckale costende 44gld. 

An . 1625 in September is mijnen L. Man ge- 
tuyge geweest van een Soon van 
Monfrere de Wit * genaemt Johan. 8 
Wij gaven 2 silvre Schalen, die 
costen 83 gld. 

An . 1626 heeffc mijnen L. Man getuyge ge- 
weest over een Soon van Geertjen 
Loureyss en gaven een dobbelen 
rtjder doende II — 6 (/ll— 6 
8tniv. ?) en een Spaensche mat 2 — 8 
(/2 — 8 stniv.?) 
't Selve Jaer heeffc mijnen L. Man 
getuyge geweest van een Soon van 
Gerrit onsen Schoenlapper(I) ge- 
naemt Jan en gaven 1 Engelot 6 — 4 
en een Spaensche mat 2 — 8. 

An . 1627 heeffc mijnen L. Man getuyge ge- 
weest van een Soon van ons Neef 
van Velsen genaemt Willem — 
gaven tot een pilgave een silvre 
schaal costende 40 — 17. 

An . 1630 heb ick getuyge geweest in October 
van een Dochter van Monfrere 
van Sypesteyn genaemt Maria ga- 
ven een silver Commeken costende 
26 gld. 

An . 1632 in November heb ick getuyge ge- 
weest van 'teerste kind van onse 
dochter de Jonge , 4 sijnde een Soon 
genaemt Bonifacius gaven tot een 
pilgave 2 silvre ieUooren (borden) 

1 Medcgedeeld door den Heer J. Rutten te 
Dordrecht. 

2 Jacob de Witt, gehuwd met Anna van den 
Corput 

3 Johan de Witt, vermoord te 's Hage in 1672. 

4 Dit was dus een kind nit een vroegerhnwe- 
lijk van v. d. Mecr. 



costende 90 gld. 

An . 1633 in December heeffc mijnen L. Man 
getuyge geweest van een Dochter 
van onse dochter de Jonge genaemt 
Anna gaven een silvre kandelaer 
costen 73 gld. 

An . 1635 in Augusti heb ick getuyge geweest 
van een Dochter van Cornelia Pie- 
terssz. onsen Pachter en gaven tot 
eene pilgave eenen silveren bierbe- 
ker costende 22 — 10. 

An . 1636 in January heb ick getuyge geweest 
van een Soon van Monfrere Fivier 
genaemt Johan en gaven tot een 
pilgave eenen silvren Mostertpot 
met een peperbosse (geschikte ge- 
schenken voor een pas geboren kind !) 
costende 56 gld. 

An . 1638 in Meert heb ick getuyge geweest 
van eenen Sone van onsen Soon 
Willem van der Meer, genaemt 
Jacob en gaven tot een pilgave 
30 Bycxdaalders comt. 75 gld. 

An ; 1639 den 8 8ten February heb ick getuyge 
geweest van de dochter van onse 
JosijtUjen Gerrits genaemt Anna 
en gaf tot een pilgave 2 silvre 
Upela costende 7 — 10 — 0. 

An . 1645 den 20 sten November heb ick ge- 
tuyge geweest van een Soon van 
mijn Sodn Noey genaemt Gerard, 
die dynsdach te voren op den 14 dcn 
geboren was en gaf tot een pilgave 
een silvre Cruytdoos costende naer 
mijn onthout omtrent 12 pont groot. 

An . 1647 op den 7 den October sij ick getuyge 
geweest van een soon van m\jn Soon 
en Dochter Noey genaemt naer myn 
L. Man Z(aliger) Abraham en gaf 
tot een pilgave Eene goude vliege 
met haer toebehooren ' verciert met 
elf diamant steenen weerdich sijnde 
met gout en fatsoen omtrent 

hondert gl. 

Ano. 1650 den 12 den January is mijnen L. 
Man * getuyge geweest van een 



1 Vliege. Waarschijnlijk een verciersel (op den 
hoed?) in den vorm Tan een vlieg. 

* Dit was haar tweede lieve man, die waar- 



Digitized by VjOOQIC 



296 



DK OUDE TIJD. 



Dochter van onsen soon Noey ge- 
naemt Belia en gaven tot eon pil- 
gave een silver Lampet (schenk- 
kan) costende 255 — 2 — 8. 

Den 30 Mey geboren sy ick getuyge 
geweest Tan eenen soon van onsen 
sone Loten die genaemt is Isaack 
en gaven tot een pilgave een Door- 
luchtige gedreven silvere benne 

(kraamben) costende 225 

Den 8 ? December 4651 is geboren 
een Dochter van Neef van Ztoyn- 
drecht genaemt Cornelia, waaraf 
mijne L. Man getuyge is en gaf tot 
een pilgave een cleyn silvren lam- 
pet met een becken ovaelsgewijse 
costende 1 1 4 — 8 — 0. 

An°. 1657 den 2 den Augusti is geboren een 
Dochter van Neef de Witt Rwoaert 
van Putten , genaemt Anna, waaraf 
ick getuyge sy geweest en gaf tot 
een pilgave eenen silveren Hang- 
' blaker costende 66 — . 

An . 1659 den .... Mey ben ick getuyge ge- 
weest van eenen soon van Stryen 
Pauwelssz. JJaspeck die genaemt is 
Cornelia en gaf tot een pilgave een 
silver en beker, costende 19 — 10 — . 

An°. 1660 den 16 den Mey is geboren het eerste 
kint van mijn Dochter Pivier synde 
een Soon waerof ick getuyge sy 
geweest genaemt Antony en gaf 
tot een pilgave een groen More' 
ledikant, waerdich naer mjjn gis- 
singe 280—0—0. 

An°. 1667 den 11 Jannuary is geboren een 
Dochter van myn Soon en Dochter 
Pivier alwaer ick op den 17 den 
synde Maendag sy getuyge ge- 
weest en is naer my genaemt Maria. 
Ick gaf haer tot een gedachtenisse 
14 fijne Damaste servetten met een 
Schietdwael en een vierkant tafel- 
laken, daertoe alle van mijn hant 
gesponnen gecost hebbende 

110—0—0. 

schijnlijk, zooals men uit de pilgaven, die van 
meer bclang wordcn dan bij haar eersten man, 
kan opmaken, over meer middelen Icon beschik- 
ken. Misschien ook was de eerste zuiniger. 



An . 1669 den 5 den October sy ick getuyge ge- 
weest van een Soon van mijnen Sone 
en Dochter van der Meer die naer 
mijnen L. Man Zal. ged. Abraham 
van der Meer is genaemt. Ik gaf 
hem tot een gedachtenisse een 
schoon gedreven silver Schauffoir 
(komfoor) en een schotel fraai ge- 
dreven cost my hondert twee en 
tnegentich gulden. 
Gjj ziet Meruit , dat men niet alleen zaken 
tot pillegiften schenkt , die voor het kind van 
dadelijk nut kunnen zfln, maar ook dingen, 
die eerst op lateren leeftijd van dienst zul- 
len worden, dat het niet alleen zilverwerk 
is, wat men ten geschenke geeft, en einde- 
dat men zich niet geneert, geschenken in 
klinkende munt te maken. Men meene niet, 
dat dit alleen geschiedt bij ouders, die 
behoeftig zijn of die 't noodig hebben, 
neen, zelfs onze Prinsen Stadhouders wer- 
den door de Algemeene Staten, die gewoon- 
lijk als Peters over hunnen doop stonden, 
met geld beschonken. Zoo b. v. kreeg 
Willem HI van hen een pensioenbrief van 
8000 gld. — , van de Staten van Holland 
een van / 5000 — , van Amsterdam een van 
/1000 — , van Leiden een van /1200— , 
van de Staten van Zeeland een van / 2000 
enz. Die brieven waren dan in gouden of zilve- 
ren dozen gesloten, die op zich zelfreeda een 
kostbaar geschenk uitmaakten. Willem II o. a. 
toch kreeg bij zijne geboorte een gouden doos , 
waard /1259, waarin een pensioenbrief van 
/8000 van de Alg. Stat. Over 't algemeen is 
het tegenwoordig meest gebruikelijk onder den 
deftigen stand, luurkorven of bennen (soms 
van zilver, zooals we hierboven gezien heb- 
ben) met toebehooren te geven, terwgl 
Peter of Meter gewoonlijk hun petekind een 
rinkelbel van goud of zilver met een fluitje 
en ketting om den hals hangen. Zilveren 
papkommen met lepels maken ook een goed 
geschenk uit. En nu meen ik u medegedeeld 
te hebben, wat er over die zaken mee te 
deelen valt, en kunnen we voortgaan met 
mijn huis eens te doorloopen en te zien , wat 
er te zien is." 

(Wordt vervolffd.) 



Digitized by VjOOQIC 



DE MITRAILLEUSE IN VROEGERE TIJDEN. 



297 



DE MITRAILLEUSE IN VROEGERE TIJDEN. 



Een groot verschil bestaat er tusschen de 
wjjze van oorlogvoeren in de middelecuwen 
en die van onzen tijd. Persoonlgke kracht, 
moed en geoefendheid in het hanteeren der 
wapenen en verdere vernielingswerktuigen , dat 
waren de vereischten van een middeleeuwsch 
krijger; in onzen tijd echter werd het snelladen 
en het juisttreffen van het schietgeweer de 
hoofdzaak voor den soldaat. 

Dit heeft de Fransche ex-keizer ook in- 
gezien en waarschijnlijk daarom de mitrail- 
leuse uitgevonden, zooals men beweert. De 
25 of 37 loopen , die in zulk een stuk ver- 



z66 vreeselijk, z66 menschonteerend als de 
oorlog en wat daarbij behoort. 

Die schoone uitvinding dan, die toch niet 
heeft kunnen verhinderen, dat de keizer zjjn 
rijk verloor , is geen uitvinding van dien man. 
'tis al weer een Fransche bluf. 

Hij , mag ja (als 't geen ander voor hem 
gedaan heeft) het moordend werktuig verbe- 
terd hebben , als men het woord verbeteren 
mag gebruiken bij het zekerder en sneller 
moorden , raaar het hoofddenkbeeld : u het 
op e'e'n punt bijeenbrengen van een groot aantal 
loopen," dat beginsel is reeds voor eeuwen 



eenigd zyn , zenden thans evenveel kogels op 
den vijand af als hetzelfde getal soldaten 
kan doen. Daarom heeft dan ook (ten 
minste als de couranten waarheid spreken) 
de keizer tot een belooning voor zijne uit- 
vinding, de gelden, gestort door hen die 
zich van den dienst vr\jkochten enwaarvoor 
hy andere soldaten had moeten leveren , door 
zijne mitrailleusen doen verdienen en die duit- 
jes in zijn eigen zak gestopt. Op de 2000 
man toch moet hij 500 achterwege gelaten en 
daarvooi" een zeker aantal mitrailleusen in de 
plaats gesteld hebben, die even veel dienst 
zouden hebben moeten doen als zijne levende 
werktuigen. 

Maar. laat ons niet spotten met een zaak 

1870. 



in praktijk gebracht, zooals blijkt uit het 
hierbijgaand plaatje uit de eerste helffc der 
16 e eeuw. 

Men bediende zich van dit geschut voor- 
namelijk bij straatgevechten ; vooral wanneer 
de straten nauw waren, moet het met vrucht 
zijn aangewend geworden. 

In 4579 werd door deze stukken , zoo deelt 
ons de Heer Schaepkens mede, bjj de be- 
legering van Maastricht door de troepen van 
den Prins van Parma den belegerden groote 
dienst bewezen. In dat beleg , door de burgers , 
die slechts door een duizendtal soldaten ge- 
rugsteund werden , met grooten moed en vol- 
harding gedurende langen tijd uitgehouden, 
gebruikten zij de mitrailleusen in de bressen , 

38 



Digitized by VjOOQIC 



298 



DE OUDE TIJD. 



waar ze de Spaansche manschappen bij hoopen 
wegmaaiden. 

Uit de afbeelding ziet men , dat de loopen 
niet zooals tegenwoordig als een bundel om 
elkaar liggen , maar gerangschikt zijn in vier 
rijen boven elkander. Elke rij bestaat uit acht 
loopen , die naar het schijnt op ijzeren bouten 
of misschien op een vloer liggen ; om ze van 
boven op te sluiten , werden boven elke laag 
twee bouten van den eenen wand van het afluit 
of der wagen , waarop het geheel rustte , tot 
den andere geschoven , waarom we tot verdui- 
delijking op het plaatje een der bouten half 
weg hebben laten uitsteken. 

Men begrjjpt dat eene mitrailleuse van onze 
dagen eene van vroeger bij de eerste twee 
losbrandingen gedemonteerd en tot zwijgen 
gebracht zou hebben , daar wij de inrichting 
der eene in hare kindschheid en die der an- 
dere in hare volmaking zien. 



Vroeger zullen waarschijnlijk de loopen stuk 
voor stuk geladen zijn geworden , terwijl bij de 
nieuwe fransche stukken de vijfentwintig, en bij 
de pruissische de zevenendertig loopen op eens 
door het inzetten van een los stuk gereed zijn. 
Het lossen van het geheele stuk geschiedt 
door slechts anderhalf maal een krukje om 
te draaien, terwijl vroeger elke loop afzon- 
derlijk moest aangestoken worden. 

Wat het richten der stukken betref t , daar- 
aan was zeker niet veel te denken. 

Behalve deze mitrailleuse had men nog een 
ander soort; men wist namelijk eenige ge- 
weren aan elkander op den rug van een paard 
of ezel te bevestigen. De dieren moeten daartoe 
afgericht zijn geweest, daar ze anders door 
den kop werden geschoten. In ieder geval 
moet dit een vreemd wandelend geschutge- 
vaarte geweest zijn. 



IETS OVER DE STADS-KEUREN , ALS RIJKE BRONNEN VOOR DE KENNIS DER 
NEDERLANDSCHETAAL, 

DOOR 

Mr. J. S U T E N D A M. 
(Vervolg van bladz. 265.) 



Het 25 e art. van den IW n tit. van ons 
keurboek is zeker vastgesteld met het oog 
op de Hoeksche en Kabeljaauwsche twisten. 
De Delfsche poorters, die ten alien tijde, 
zoo als Bleyswijck getuigt, vrome patriot- 
ten — later synoniem met "Keezen" — en 
groote voorstanders van de vaderlandsche vrij- 
heid waren, behoorden onder de hevigste 
Kabeljaauwen , waarvan hun verzet tegen 
Hertog Albrecht van Beyeren , die Delft na 
een beleg van twee en een halve maand innam , 
onder meer tot bewijs kan strekken. Om het 
zamenrotten zoowel als de verdeeldheid en 
partijzucht onder de burgers zooveel mogelijk 
tegen te gaan, werd door den magistraat 
verboden "met malcanderen enyge caproe- 
nen, hoedekins, levereyen of divuen te 
dragen", op een boete van III L (f 3. — 



van onze munt) voor elken overtreder. Een 
caproen of capruyn , ook wel hovel genoemd , 
was een hoofddeksel, dat tevens de schou- 
ders bedekte; de kappe beschermde alleen 
het hoofd. Het nog gebruikelijk spreekwoord 
u kap en keuvel aan elkaer praten" dankt 
er zijn oorsprong aan, en in het Overmaasche , 
ook in eenige gedeelten van Zeeland, wor- 
den de vrouwemuts en de daarvan afhan- 
gende kant , welke hals en schouders bedekt , 
door die benainingen steeds onderscheiden. 
Hoedekins zijn kranaen\ hoedekin is het 
verkleinw. van koed, dat vroeger dezelfde 
beteekenis had. Een aanhaling uit een mid- 
delnederl. geschrift (die gulden legende of 
dat passionael) maakt dit duidelyk. Ik 
lees daar : "die engel hadde in srjn hant twee 
hoeden van rosen" en verder: "0 raensche 



Digitized by VjOOQIC 



IETS OVER DE STADS-KEUREN. 



299 



du hebste (gg hebt) een hoedekijn van bloemen, 
ende ic ben god ende heb een doerne crone". 
De dooden werden er weleer ook mede ver- 
sierd, en gedurende het woeden der "gave 
Gods" of "heete sieckte", in den loop der 
46 e eeuw, werd te Delft een verbod uitge- 
vaardigd tegen het gebruik van "roosen 
hoeden . ruyckers , bloemen of enigerley tac- 
ken van cruyden" op het doodkleed neer te 
leggen. Wat met leveret/en bedoeld wordt 
verklaren ons de boven vermelde keuren of 
voirboden (verboden) van Brielle, waar het 
volgende wordt gezegd: "Item en sal nye- 
mant, die poorter ten brielle is, draghen 
enichs Keren clederen of leveryen of ymants 
anders , dan ons liefs heren van Voorne ende 
synre (zijner) stede vanden brielle, ende die 
sculs (sellouts) clederen" , enz. Wat men 
thans insigne , distinctief noemt , een onder- 
scheidings- of herkenningsteeken door de leden 
van een genootschap of vereeniging aange- 
nomen en gedragen, heette in de 45 e eeuw 
devies. Het bestond meest in een symbool 
of allegorische figuur , waaronder een korte 
spreuk of enkele woorden waren geplaatst. 
Gelgk bekend is, wordt in de wapenkunde 
door devies de spreuk bedoeld , die soms het 
geslachtswapen vergezelt. 

Een zonderlinge bepaling is in den titel, 
die over vechten ende wapen te houden 
handelt, opgenomen. Zij luidt als volgt : "Voirt 
en moet (mag) niemandt binnen die vrijheede 
van delf (d. i. : in de stad en binnen ander- 
halve mijl rondom haar) enygerhande wape- 
nen draghen , hoe die genoemt mogen weesen , 
dair die lemmer langher of (van) wesen sal, 
dan anderhalf vierendeel (4 j R. duim). Ende 
dair salmen een rinck (ring) toe (voor) maken 
ende hanghen voir der stede huys (stadhuis) . 
hoe diep die lemmer dair doer (door) gaen 
sal , bjj III pont ende dat wapen". (d. i. : 
op verbeurte van EI p. e. d. w.). Tot ver- 
klaring der beteekenis van den ring, als 
maat voor de gepermitteerde breedte van het 
mes, kan dienen een keur van 4552, die 
u doir die meenichfuldicheit" van honden, in 
Delft rondloopende , noodzakelgk werd ge- 
maakt. Daarby werden alle inwoners der stad 
gelast binnen 44 dagen zich te ontdoen van 
hunne honden, die niet zouden kunnen pas- 



seren door "den rinck 11 , die aan den toren 
van 't stadhuis gehangen zou worden. Ver- 
moedelijk diende die ring — later, in 4563, 
waren het "zeeckere Ringken" — ook tot 
maat van de gepermitteerde breedte van alle 
honden, die men wilde opruimen ; want 
kaesmnden , spilgoenen (een soort van jagt- 
honden, aldus genoemd naar nun spille- 
pooten), bracken, waeterhonden en alle 
bloit(hloed)honden mogten, ongestraft, wor- 
den gehouden. Zjj , die deze proef doorston- 
den, zouden kunnen gezegd worden door 
een ring te zijn gehaald, echter niet in 
den zin der uitdrukking, welke gemeenlyk 
wordt gebezigd van hen , die de Franschen 
"tire's a quatre epingles" noemen. Het komt 
mij voor, dat beide maatregelen voorname- 
lijk tegen de geringerc poorters en inwo- 
ners — wat de messen aangaat ook tegen 
de buitenpoorters , die op 't platte land woon- 
den — werden gericht. Zij toch waren het die 
kntjven, (lange messen, die men op zijde droeg) 
priemen , (dolken , ponjaards) upsteeckers 
(een soort van lange zakmessen) en derge- 
lijke droegen en bij de minste oneenigheid 
van leer trokken , niettegenstaande genoemde 
wapens onder de verbodene behoorden, zoo 
als o. a. blijkt uit de keur, gemaakt op 
"mchten ende onbehoorlicke vergaderingen" , 
waarbij o. a. "lange felle upsteeckeren , gheen 
gem een (gewoon) brootmes wesende" te dra- 
gen, op verbeurte van III L en het wapen, 
wordt geinterdiceerd , om van andere "in- 
strumenten" tot moord en doodslag uitge- 
dacht niet te gewagen. Bij een lengte dus 
van 4£ R. d. mogten de messen — brood- 
of zakmessen — niet breeder wezen, dan 
door de wijdte van den ring werd bepaald. 
In een volgend artikel, waarbij verboden 
wordt aan hen , die bier tappen of u gasterye" 
houden binnen Delft, voor de oogen der 
gasten het een of ander handwapen te leg- 
gen , — waaronder verstaan worden : piecken , 
atauen (zwgnstaven , zwynsprieten of verreja- 
gers) , berdaxen (een soort van bylen) , codden 
(knuppels: hiervan is koddebeijer afgeleid) 
enz. , — geeft het woord g aster ye mij aan- 
leiding, om het een en ander mee te deelen 
over de kroegen , wijnhuizen en restauraties 
van den ouden tijd. Men vindt gewag ge- 



Digitized by VjOOQIC 



300 



Dfi OtiDfi TtTD. 



maakt van earner etten, openbaer taverne, 
g aster ye en drooge gasterye , cokene , enz. 
Kameretten vond men o. a. te i)*//^ en te 
Arnhem. In 4419, zoo vermeldt van Has- 
selt, Geld, maaltijd, biz. 164, werd in de 
"Kameretten" te Arnhem vrijn getapt, ter- 
wyl in de Brielscke keuren van 1440 en 
volg. jaren gesproken wordt van "tappers 
of die ghene die earner ette houden." In de 
Quicken van Roemer Visscher, VII e schock, 
n°. 7 , komt een zamenspraak voor tusschen 
een jager en een vrijer, waarvan de eerste 
een haas, de andere een "haesin" zegt te 
jagen. :4 Ick jaegh," zoo spreekt de weiman , 
"met bracks, met winden, met dunne fret- 
ten. Van mijn vangst smul ick in de Ca~ 
baretten" De beteekenis van het woord is 
niet twyfelachtig : thans zou men spreken 
van kookhuis, restauratie. Het fr. cabaret 
is er van afgeleid en Van der Schueren, die 
in het midden der 15 e eeuw een Duitsch- 
Latijnsch woordenboek zamenstelde , verklaart 
het door "doer men kaickt" (kookt). Gas- 
terye , van gast , dat treemdeUng beteekent , 
afgeleid, was een plaats, waar vooral rei- 
zigers zich kwamen verkwikken. In de drooge 
was waarschijnlijk het tappen geen hoofd- 
zaak ; daarvoor waren de openbare tavernen , 
waar zy byeenkwamen, die niet gaarne "op 
een droogje" zaten. Braderye zou men , dunkt 
mij , 't best door gaarkeukens kunnen ver- 
klaren; want als ik in een Delfsche kern- 
lees, dat niemand, die bradery houdt, te 
gelyk met de spijzen , die hij bezorgt , brood 
mag laten uitdragen — eene bepaling in 
'tbelang der bakkers — dan komt het my 
voor, dat kookhuizen en gaarkeukens wor- 
den bedoeld , en met den wijzen Salomo mag 
men ook hier weer verkondigen , dat er niets 
nieuws onder de zon is. Wanneer reeds in 
de 15 e eeuw te Delft keuren op de "braders" 
moesten worden gemaakt, is dat een bewijs 
voor de uitgebreidheid hunner klandizie, die 
zich niet alleen bepaalde tot het "uitdraghen 
van spijsen" — het uitgeven van porties — 
maar ook het verkoopen ervan aan huis 
meebragt, blykens een keur, die bepaalt, 
dat "die braders gheen vernachte spijse" 
(die een nacht overgehouden is) mogten ver- 
koopen, of zij moesten de lui te voren 



waarschuwen. Het toezigt over die restau- 
raties en eethuizen werd door de stedeboden 
uitgeoefend. Van cokenen (keukens) wordt 
elders gesproken. Het schynt, dat zij de 
circulatie op straat wel eens belemmerden, 
en daarom werd door schout, schepenen en 
rade der stede Delft verboden "cokenen 
ouer die straeten" te hebben, op een boete 
van XII jS aan de boden. Het waren blijk- 
baar kookinrigtingen in de open lucht. Ten 
slotte moet ik hier nog vermelden een soort 
van vrouwen , die met broodkorven en u cla- 
reyde" (ligtrooden wyn , clairet) mogten rond 
gaan , overal waar zy binnen de vryheid van 
Delft werden ontboden. In "bruloften" mog- 
ten zij met heur waar te kooploopen, maar 
die niet langs de huizen venten. Deden zij 
dit, dan werd de keur op haar toegepast, 
waarbij een boete van XII |3 was bepaald. 
In de "tafel", die den korten inhoud van 
elk artikel der keur opgeeft, zoowel als in 
het artikel zelf, heetten zy utoelsteren , den- 
kelijk een verbastering van tot- (uut, uit) 
veilsteren of ventsteren, door welk woord 
haar bedrijf volkomen wordt aangeduid. Zij 
waren louter brood- en roodenioijn-slijtsters. 
De bakkers en wijnkoopers moesten in die 
dagen van protectie, beperking en afschei- 
ding, waarin de verschillende gilden, nerin- 
gen en ambachten bloeiden en de maatschappij 
oeconomische begrippen koesterde , geheel af- 
wijkende van de hedendaagsche , natuurlijk 
beschermd worden tegen de nadeelen, welke 
het onbeperkt slijten van brood en wijn hun 
zou berokkend hebben. Men is nu beter op 
de hoogte, en de staathuishoudkunde met 
haar "laissez faire, laissez passer!" zal 
eerlang alle banden en hinderpalen hebben 
opgeruimd ; als wanneer de gouden eeuw moet 
wederkeeren, waarvan de 19'* reeds zwanger 
gaat ; altijd volgens de zoogen. philantropen , 
die den mensch nemen, zoo als hij zijn 
moest en niet gelyk hij, helaas, is I 

Dat de accyns , in de oude keuren "excys" 
genaamd, in ons vaderland een historische 
belasting is , zal ik hier niet nader aantoo- 
nen. Van bier en toijn werd ze voornamelijk 
geheven en onder de voorregten, die door 
burgemeesteren aan sommige poorters werden 
verleend, behoorde ook de "vrijdom van 



Digitized by VjOOQIC 



1ETS OVER DE STADS-KEUREN. 



301 



excys" Behalve degenen, wien het door de 
vroedschap gegund was, waren te Delft de Ra- 
den des graven van Holland en de Hoogheem- 
raden van Delfland ontheven van de ver- 
pligting van "excyeen ende ongelden" te be- 
talen. Als een staaltje van geaccordeerden 
vrijdom vermeld ik hier het volgende : "Alsoo 
Mr. Cornells Gerritsen, Doctor in de mede- 
cinen de gemeynte deser steede seerdienstig 
is geweest in den lesten tijt van de Peste, 
soo hebben Burgemeesters en Wethouders 
denselven mr. Cornelis doctor , omme redenen 
voorseit ende andere respecten (overwegingen), 
gegunt ende geaccordeert vrijdomme van 
excijse van de toijnen , die hij 7 sijnen kuyse 
inleggen ende drincken sal. Ende dit sijn 
leven lang geduyrende. Aldus gedaen in 
Schepenen earner op den 22 sten April 1560." 
Sommigen dier bevoorregte luiden maakten 
echter wel eens misbruik van den wijn, die 
uitslnitend voor de consumptde van den huis- 
heer met zijn gezin, binnen's huis, mogt 
dienen. Immers zagen enkelen er volstrekt 
geen been in om als "smuyck tappers" d. i. : 
tappers van onveraccijnsden wyn, ongeoor- 
loofde winst te trekken, door hem bflv. 
aan hunne gasten te verkoopen of vergelding 
er voor aan te nemen. De verleende vrydom 
van accflns hield, althans ten opzigte van 
den verkochten wyn, natuurlijk terstond op, 
wanneer een "vrij persoen" — zoo noemde 
men den vrygestelde — op dergelyke kwade 
praktyken werd betrapt. De hierop slaande 
keur luidt aldus: "Voorts wat pries ter s of 
meesters in de Godkeyt (doctoren in de 
theologie) of poorters , die vry weesen toil- 
len — in een lateren keur heette zy: vrij 
persoenen — Inslaen by vaten ende dairof 
(daarvan) vercoopen buyten hayren huysen 
of binnen hayren huysen , als sy gasten heb- 
ben, ende dair gelt, gifte of mye (beloo- 
ning, vergelding) of (van) nemen, dair sul- 
len sy excyse of (van) geven." De wfln , die 
door zusterhuizen of kloosters werd ingesla- 
gen "ende diese seluen droncken binnen 
hoeren (haar of hun) cloester," daarvan ble- 
ven de nonnen en monnikken excysvry , tenzij 
— dit wordt in de keur uitdrukkelijk uit- 
gezonderd — dat ze "wairlicke toy den" 
in haar kost hadden, waarvoor zy accyns 



moesten betalen "van dat dese droncken." 
Welke die wairlicke (wereldlyke) luyden al 
zoo waren, die nu en dan, by voorkomende 
gelegenheden , bij de priors en nonnepaters 
uit diner en gingen, kan ik met twee pos- 
ten uit de Tkesauriers-rekening van Delft 
van 1574 duidelgk maken De eerste zegt 
het volgende: "Betaelt het Convent van 
Sint Aechten binnen deser stede een mael- 
tijt ende wijn , aldaer gehouden ende geleyt 
by mijn Heeren den burgemeesteren , ten 
trjde als mijn Heer den Commissaris Quesnoy 
hier binnen was, omme te hooren die hooft- 
Ingelanden van Delfflandt Als: den Abt 
van Egmondt , den Commanduyer in Maes- 
landt, die Prooat van Coninxvelt, mijn 
vroutoe van Aerenberghe , die Hooge Heem- 
raden van Delfflandt ende andere Heeren , 
die aldaer ter requisitie van myn Heeren 
ghegheten ende geteert hebben die maeltijt 
ende mjn gedroncken , ende aldaer an te 
coste gehadt, blyckende by de handt van 
Mr. Corn. Muys , pater van 't zelve convent , 
die somme van XXV L X St." 

De andere: "Den eersten Martii (Maart), 
als mijn Eerw. heer Lucas de Acer at o den 
biechtvader van den Hartoge van Alva 
alhier ghecomen was, met mijn Heer de 
Commissaris Mr. Jan Fonck zyn advocact, 
hebben mijn Heeren den borghemeesteren , 
mitsgaders eenighe andere Heeren, als mijn 
Heer den pastoir Duncanus , den Pater van 
S" Aechten ende van ^ Barbara convent , 
Int convent vande Minnebroeders met hen — 
luyden gegheeten , die maeltijt betaelt ende 
daeran te coste gehadt, zoo an hroob, zee- 
visch ende riviervisch , mitsgaders suycker , 
cruyt (specerijen) , resijnen ende andere din- 
gen tot de maeltijt dienende, blflckende bij 
quitancie van Geertgen Willemsdr. , de somme 
van XX L VU jS." 

Een bewij8, dat het " pater svaatjc" zijn 
gunstige reputatie, in spijt van alle troebe- 
len, nog ongeschonden en onvermengd had 
bewaard. Verder klinkt het in den eersten 
post wel wat vreemd, dat eenige Heeren 
niet ter maaltijd, zoo als wy nu zeggen, 
geinviteerd , maar gerequireerd (ter requi- 
sitie) aanwezig waren. Beide uitdrukkingen 
hebben wel is waar de beteekenis van ver- 



Digitized by VjOOQIC 



302 



DE OUDE TIJD. 



zoeken, maar thans heeft requisitie ge- 
woonlyk de kracht van een verzoek, dat 
men niet afslaan kan noch mag. Het ge- 
bruik is een tyran, en iemand, die, in 
plaats yan publieke geboutcen , publieke hui- 
zen zeide, zou men tegenwoordig te regt 
op den beganen flater wijzen en zijn verde- 
diging, dat men in de 46 e eeuw zelfs de 
kerken aldus noemde , zou hem niet baten. — 
Ik besluit dit onderwerp met een mededee- 
ling , die het bewjjs levert , dat in de kunst- 
lievende en knnstvaardige 16 e eeuw het pri- 
vilegie van vrij accijns zelfs ten gunste der 
edele toonkunst werd toegepast, al werden 
ook hare dienaars in de hoogere kringen 
der maatschappjj daarmede niet bevoor- 
regt. In het Camerbouck van Burgemeeste- 
ren vind ik op 9 Oct. 1553 aangeteekend , 
dat aan "Christiaen de Sanger" vrij excys 
wordt toegestaan van een half vat bier te 
termfln, "als hij tapt ende volck set". Hij 
mogt dus binnen elken termqn, dat de bier- 
accijns gelnd werd, een half vat bier vrij 
inslaan , wanneer zqn tapperij of taverne ge- 
opend was en hij "volck" zette, d. i. drin- 
kers en spelers ontving. liet zitten. Waar- 
schijnljjk was hij gedurende sommige tjjden 
van 't jaar niet thuis en stond zijn nering 
stil , als de dienst van 4pollo hem naar elders 
riep en de "tavernier" voor den "sanger" 
plaats maakte. Wanneer en hoe hy zrjne 
talenten ten beste gaf blijkt niet, maar 
als een niet al te gewaagde gissing zou ik 
durven aannemen, dat op bruiloften, gilde- 
maaltqden en dergelijke festiviteiten de waard- 
zanger wel 't meest zal hebben uitgeblonken. 
Dergelyke en andere combination warentoen 
niet vreemd en een burgemeester-brouwer 
was te Delft evenmin een zeldzaamheid als 
een achilder-brouwer , waarvan Jan Steen 
o. a. een bekend voorbeeld oplevert. Even- 
wel mag men daaruit volstrekt niet opma- 
ken , dat de burgemeesters , die een brouwerij 
hadden, bierbuysen waren, evenmin als het 
beweren opgaat, dat de schilder Jan Steen 
de beste kalant van zyn biernering was. Zijne 
werken bewgzen het tegendeel; immers zou 
een drinkebro§r onmogelijk met zoo'n vaste 
hand het penseel hebben gevoerd. 

In 't algemeen heeft men veel te hooge 



denkbeelden van de voormalige brouweryen. 
Zij waren meestal van kleinen oravang en, 
voor zoover my uit het register van V haard- 
aieden-geld binnen Delft , van 1 600 en volg. 
jaren is gebleken, werkten de grootste met 
2 eesten en 3 ketel&, de meeste met 2 van 
ieder, ja zelfs met minder toestel. Vele 
brouwers consumeerden het grootste gedeelte 
hunner brouwten met hun huisgezin in een 
tjjd, toen het bier volkadrank en bet Delf- 
sche brouwsel overal beroemd was, zoodat 
Huig de Groot in 1600 met het volste regt 
van zyn vaderstad mogt getuigen, dat zij 
was "cocto notissima potu" , d. i. : door 
puik van bier vermaard. Thans is er van al 
de vroegere grootheid op dat gebied van 
nijverheid bijna geen schaduw meer over 1 , 
en als er nu een u Delfsch orakel" opstond , 
zou het de voortreffelykheid van de weleer 
"derde stad van Holland" op een anderen 
toon moeten bezingen. 



1 In 1869 waren er te Delft 2 brouwerijen. 
Hoe groot het getal van bierhuizen en "bier- 
hallen" thans is, kan ik niet opgeven. De laatste 
Delfsehe lakenfabriek werd onlangs opgeheven 
— men denke hier aan het weleer 200 berocmde 
"Delfsehe puyk" — en, als ik wel ben inge- 
licht, behooren de plateelbakkerijen tot de ge- 
9chiedenis en hare producten tot de autiquiteiten. 
Zie den fatal, d. Delfsehe tenloonst. v. Oudh. 
in 1863 gehouden. 



VERBETERINO OP Bh. 261. 

Men heeft mij opmerkzaam gemaakt op een 
vergissing die ik mij haast tc verDeteren. De 
Keur van Brutsel is door den jongere Serrure 
aangetoond geen origineel te zijn, zoo-tat de 
Middelburgsche de oudste blijft. Zoo'n diploma- 
tische mystificatie is wel willekeurig te noeraen. 



DE KRACHT DER PEN. ' 

"Den mensch moet de penne groot achten 
Om haere wonderbaere krachten, 

Want al is de penne stom 

Zij spreekt klaer alom." 

1 Op den rand der kcrkrekening van Zeveren, 
1773. 

J. B. 



Digitized by VjOOQIC 



KERKUILEN. 



303 



KERKUILEN, 



Cb. van schaick. 



Onder bovengenoemden titel komt in de 
derde aflevering van de Oude Tijd 1870 
een artikel voor van den heer Jan Broeck- 
aert to Wetteren, bevattende het bericht 
dat in zijne woonplaats een post op eene 
Kerkrekening staat , van den volgenden inhoud : 

"Idem betaelt aen Jacques Dhondt over 
het schieten van eenen huyl in de Kercke 
den XX Augustus 1647. XII gr." 

Soortgeljjk iets leest men in een boekvan 
uitgaven der oude kerk van de Hervormde 
gemeente te Amsterdam en dat wij hier let- 
terlijk meddeelen: 

"12 Nov. 1596. Aen Cornelis Ockersz, 
ley decker, voor uylen te vangen, 't stuck 
6 Stayers:/ 1,16." 

• Bewijs dat deze ongelukkige schepselen 
hier te lande evenmin welkome gasten waren , 
als in 't land van Bendermonde en elders 
in Zuid-Nederland. Waartoe die geforceerde 
jachten op dit onschadelijk gedierte? hebben 
w\j ons dikwrjls afgevraagd. Er zijn immers 
wel andere kerkuilen geweest, die bloed en 
tranen hebben doen storten , en die in 't ge- 
heim en in 't openbaar zooveel ellende hebben 
gesticht, dat u de haren ten berge rjjzen 
en tot in het diepste der ziel doen ontroe- 
ren , . . . die men ongestoord hun gang liet 
gaan en moest uitgeroeid hebben ; kerkuilen, 
die b\j 't licht der XIX e eeuw nog niet 
verdwenen zijn en, konden zij naar hartelust 
te werk gaan, hun uilenwerk op groote 
schaal zouden drijven. Doch ter zake! Geen 
woord meer over dat geslacht, dat tegen 
waarheidszonnestralen op den duur niet opge- 
wassen is. 

Laat me, op myn manier, eens over 
uilen en den aankleve van dien mijmeren en 
praten. Een uil is een uil; de een is mooier 
dan de ander, precies zoo als 't onder ons 
menschen gaat. De uil was , toen er in Grieken- 



land en Rome nog goden en godinnen waren , 
zeer gerespecteerd. Men denke aan Pallas , of 
Minerva. Waar zij zichtbaar was, vondt gij 
ook den uil: symbool van scherpzinnigheid 
en doorzicht. 

Minerva keek over dag uit, en haar uil 
of lijfwacht hield 's nachts de wacht en keek 
toe. Immers die goden en godinnen konden 
zoo min buiten nachtrust enz. enz. als wy , 
arme , zwakke en behoefldge stervelingen. Geen 
wonder dat de uil toen dermate vereerd werd , 
als hij later werd verguisd , verjaagd en met 
betaling van een premie doodgeslagen werd, 
niet om zjjn vorm en kleur, maar om zijn 
geleerde eigenschappen en hatelijk en droef- 
geestig geluid. 

En, wat het laatste betreft, er is niets 
muzikaalsch in en nog minder wat aantrekt 
en boeit . . . veeleer iets wat neerdrukt en , 
als ge niet wel gemutst zijt , of zieken hebt , 
huivercn doet. Immers als hij zich laat hooren , 
is t meestal hoogst onaangenaam weSr — 't zq 
in de vroege lente, of in den herfst, wan- 
neer de storm raast, gilt, tiert, en regen 
of hagel tegen uwe vensterglazen klettert — 
en dan zoo'n uil op den schoorsteen! Foei! 
't is om er ik weet niet wat van te krij- 
gen, als hij zich krassend en broramend 
hooren laat. Voeg er bij : terwijl men weet , 
dat hjj in den donkeren nacht beter ziet 
dan over dag, of bij helderen zonneschjjn. 
Hondengehuil en uilengebrom en gekras, 
dat geeft een doode, zegt het spreekwoord. 

Arme uil! En daarom zette men een pre- 
mie op uw leven en lrjf. Want dat laatste 
moest men toonen, als men om de uitgeloofde 
premie kwam. Gij hadt niets misdaan dan 
uw vervelend geluid te laten hooren , en . . . 
men roeide u uit. ter wille van een dwaze, 
bijgeloovige gril. Het ging er net me§ als 
in vroegere tijden in Suriname, toen er een 



Digitized by VjOOQIC 



304 



DE OUDE TIJD. 



prijs was uitgeloofd op weggeloopen Negers. 
Breng de hand van zoo'n snaak (kop), en 
gij krijgt van Gouvernementswege uwe moeite 
beloond. Enfin ! . . . dat is voorbij ! en . . . 
Goddank! Ik ben wel geen voorvechter en 
beschermer van de emancipatie als te Suri- 
name in 1863 heeft plaats gehad, 't had 
beter knnnen zijn , maar . . . menschenjachten 
bestaon er niet meer ... en dat is veel ! 
't Ontbrekende zal wel volgen , als er maar 
•op flinke schaal en op eeriijke , echt humane 
wijze, immigratie en kolonisatie wierde be- 
werkstelligd. Gave God , dat ieder Suriname , 
het schoone, vruchtbare Snriname, de mak- 
kelyk te leiden popnlatie , zelfs Negers, kende, 
zoo als ik een en ander heb leeren kennen, 
en . . . men zou Snriname niet langer zoo 
8tiefmoederlijk behandelen ! 

Edoch ! een streek lager en afgehouden ! 
Wij zeilen te hoog op en zouden buiten 
koers raken. Wij begonnen met de nilen in 
Nederland en zijn reeds in Snriname beland. 

De nil geschuwd, de nil ten bloede ver- 
volgd ! Dit laatste moge tegenwoordig 't geval 
niet z66 meer zijn als weleer, het eerste is 
nog wel degelyk 't geval. 

Was de nil in den goeden ouden tjjd van 
Griekenland en Rome, zoo. als wij ter loops 
reeds aanmerkten, 't symbool van scherp- 
zinnigheid en doorzicht, in latere eeuwen 
werd hij een ongelnksvogel en onheilspeller. 
En dat alleen op zijn melancholisch , een- 
tonig gelnid af, in 't nachtelijk nur op 
stormachtige avonden raeestal aangeheven. 

Opmerkelijk echter is het, dat dit voor- 
oordeel en volksbijgeloof niet alleen in de 
Nederlanden heerscht, maar ook aangetrof- 
fen wordt te Suriname, vooral bij de plan- 
tagebevolking. Met dien verstande echter, 
dat zy de schendige hand niet tegen dat 
schepsel opheft en uitstrekt. Stoot de nil 
te avond of ontijde zijn eentonig, brom- 
mend, lang aangehouden, somtijds hortend 
en stotend gelnid uit, dan is in een oogen- 
blik de heele macht in de weer , maakt allerlei 
geraas met schoppen , houwers en andere 
ijzeren werktnigen, om den uil aan 't ver- 
stand te brengen , dat men bezig is en werks 
genoeg heeft , dan dat men met hem mee zou 
gaan ter eeuwige ruste, waar hy ieder toe 



opwekt, die geene bezigheden heeft. Aldus 
leest men uit zyn gelnid: Soema di no habi 
1 foe wrokko , kan kom na mi. (Die niet te 
werken heeft, kan bij mij komen.) En ofschoon 
de Neger geen de minste vrees voor den 
dood koestert , wil hij toch niet , uit gebrek 
aan bezigheid, den grafslaap inslnimeren. 
Voor een doeniet, of leeglooper, die 'tleven 
niet langer waardig is , wil hij niet te boek 
staan, hoe traag en loom hij voor de rest 
ook zij. 

De Neger ziet in den uil minder een 
dood-profeet of onheilspeller, dan wel een 
Godsbode die zich informeert, wie onbruik- 
baar is voor den arbeid en naar rust ver- 
langt. Hij vreest hem niet zoo zeer, maar 
koestert eerbied en ontzag voor hem. Waag 
het niet , als u uwe gezondheid of leven lief 
is, hem neer te schieten; allerminst als hij 
plaats genomen heeft op een cancantrie , 
d. i. gewijden tamarindeboom. Gy en de uwen 
zoudt het u gewis beklagen. Wij spre- 
ken bij ondervinding. Bijna een geheel, zeer 
achtingwaardig gezin , mfl van nabij bekend , 
werd er , even voor mijn komst in de kolonie , 
het slachtoffer van. Op dat punt is men daar 
uiterst nauwgezet. Wat eetbaar is schiet men 
ne§r ; trouwens soortgelijke schepselen als de 
uil enz. , die niemand schaden , worden niet 
straifeloos aangerand. Zij staan onder de 
onmiddellijke bescherming van den Neger. 

Doch, genoeg van die uilenhistorie en de 
bygeloovige vrees , of den eerbied elders , 
daaromtrent gekoesterd. Zoo weinig die anne 
schepsels op de sympathie des volks mogen 
rekenen , zoo hoog staat in Europa de ooie- 
vaar en, in Suriname, de gado-foeloe of 
Godsvogel aangeschreven. Het is een donker 
veelkleurig vogeltje, ter grootte van ons 
winterkoningje , dat een zacht fluitend gelnid 
afgeeft, snel rondfladdert en zeer mak is. 
Het kan niet missen of, vliegt hy bij u 
binnen, hij brengt u geluk aan, of is de 
bode van goed nieuws. Het is een even wel- 
kome gast in de West , als de ooievaar ten 
onzent — daarom, in sommige streken, ook 
heil-leuver geheeten , en dien men vooral ten 
platten lande graag een verblyfplaats gunt, 
ja, er zelfs voor gereed maakt. 

Nog herinner ik mij , hoe bedroefd en neer- 



Digitized by VjOOQIC 



KERKUILEN. 



305 



gedrukt eene weduwe, lid mijner gemeente, 
te Dwingeloo was, toen zij elders den ooie- 
vaar op 't nest had gezien , terwijl haar gast 
zich liet wachten. Het kon niet missen of 
er hing haar een ongeluk boven 't hoofd. 



Gelukkig dat langbeen , een paar dagen later , 
zich ten harent zien liet. Met kinderlijke 
vreugde werd hij door de goede , angstige 
ziel begroet. 



BOERENLIEDJE. 

VERKEERDE VERKEERING BAART SOBERE NEERING. 



Een boeren krueg. 



Zang: Spanjolette. 

Kees zit van 's morgens vroeg 

in de kroeg. 
Hij wint met spa en ploeg 
niet genoeg. 
Daarom zit hij bij 't Tiktakbord en kan van 
Trijn , die prij , vrij. En hij maakt zjjn ban- 
(den als een man. 
Als hfl schat en rest , staat zijn spel het best , 
En hij slaat Jan Piet zijn lopers op het lest , 

van 't Oost na 't West. 
Zo dat Krelis bij de Heeren 

1870. 



Als een mens mee leert verkeeren, 
Maar hij maakt (o spijt) In de kroeg zijn tijd 
En ook menig mooye stuiver kwqt. 
Trijntje laat hij met zijn koeijen 
In het land alleenig knoeijen, 
En zij loopt voor hem, om rust en vree, 
Met hotter, kaas en stremmelis in stee. 
Maar de Landheer trekt vast niet, 
En het smart haar dat ze ziet 
Dat'er van haar spoet En slooven dat ze doet , 
Niet overschiet. 

Hit het vermaaklijk Buitenleven of 
de zingende en speelende Boerenvreugd. 

39 



Digitized by VjOOQIC 



306 



DE OUDE TIJD. 



TOILET- EN KEUKENBOEKEN 



Meest al die boeken waren vroeger in het 
fransch geschreven of uit die taal overgezet. 
Tot de eerste behoorden I Art de mettre sa 
cravate^ Le perfect perruguier^ vooral het 
Journal de* Demoiselles met gravuren. 

Een der hoofdstukken bandelt over ver- 
schillende nieuw ontdekte roode en witte 
blanketsels, die een gansche maand vastzit- 
ten, en al zweet men nog zoo sterk, in 
het minst niet veranderen ; een ander , over 
het maken der schoonste mouches , voorstel- 
lende Leda met de Zwaau , de naakte Venus , 
Adonis , Cupido's, tooneelen uit de Mytho- 
logie; een ander over de hoepelrokken, en 
geeft 18 modellen in een ronde figuur, 
als een klok, ei-rond, botervat, vier- 
kant , driekant enz. Wederom een ander geeft 
35 veranderingen , om een Juffer te hullen , en 
"by aldien ze slechts stil zit\ haar in drie 
uren te kleeden , om op een bal of bruiloft 
te gaan." Een hoofdstuk handelt "over het 
maken van allerhande regtaardige en kos- 
telijke kleedjes , voor boulonneezen en andere 
schoothondjes ;" in een ander wordt de toestel 
van een compleete hultafel beschreven: het 
register der daartoe benoodigde voorwerpen 
beslaat eenige bladzijden. Het 64 9te handelt 
over het bereiden van 132 sjeleyen, die elk 
een bijzondere verw hebben , het 80 9te en 
laatste behelst "een eeuwigdurenden alma- 
nak, die op ieder jaargetij en op iederen 
dag aanwijst wat voor veranderingen men 
in de hoofdtooisels , halsdoeken , palatrjnen , 
hoepelrokken , polenissen , zijden en kabrinen 
koussen, moesjes enz. maken moet. "Larevolte 
des brasselets of rechtmatige klagten en 
grieven der armbanden tegen de kleine raofjes , 
waarin de juffers kwalijk de vingers kunnen 
bergen , doch door haar over de hand worden 
geslooten en daardoor de armbanden in haar 
recht verkorten." Achteraan een dichtkundig 
aanhangsel over de "eerlj'ke beeremoffen." 
Overgezet is: u De icel onderwezene Beur- 
zestiijder , bijzondere handgrepen aantonende , 
om een hairzak naar de vreemde mode te 
snijden; met aanteekeningen van coccarden, 



rozen , duivevleugels, zwaluwstaarten en dier- 
geljjke, als ook een toegift van de zwarte 
kunst in het levendige hair. 

G. 0. J. S. 



EEN FEESTMAAL OMSTREEKS 1722. 

(Fragment.) 

"Kort daarop werd in het naaste vertrek 
een groote tafel gedekt, en met zulk een 
menigte spijzen overladen , dat men ze op 
verschillende plaatsen moest stutten. Ik telde 
18 hoofdschotels , daar nog de assietten 
tusschen ingeschoten waren. In *t midden 
rees er een groote piramide met alderhande 
sjeleyen van verschillende verwen , die tegelijk \ 
tot een scheidsmuur dienden, nademaalmen 
daardoor de helffc der gasten niet kon zien. 
De meeste schotels waren piramiedsgewijze 
opgestapeld, en de spijzen zelve en de toe- 
bereiding er van zoo menigvuldig, dat ik 
twijfel of Trimultio op zijn festijn zoo kos- 
telyke en verscheide soorten heeft kunnen 
opdisschen. 

De spyzen werden tweemaal verwisseld, 
en op 't laatst aan 't eind der tafel een 
heele gebraden ree , met vergulden mond en 
ooren , en aan 't ander eind een groote wilde- 
zwijnsrug, en een menigte daarbij gelegde 
faizanten met uitgebreide vergulden vleugelen 
en bekken , ook aan wefirskanten een schotel 
met levend gebraden kreeften, opgezet." 

Na dit middagmaal begaf men zich naar 
een ander vertrek, waar koffij en thee werd 
gedronken , terwijl sommige heeren in de 
eetzaal de glazen bleven vullen tot ze niet 
meer konden zien. Na een paar uren met 
koffij en thee drinken te hebben doorgebragt , 
werden de gasten aan den avondmaaltjjd 
genoodigd, die weinig minder en slechter 
was dan het middagmaal en tot omtrent 
middernaeht duurde. Zulke maaltijden hield 
men bij voorkeur hier en in Duitschland, 
des Zondags. 

G. D. J. S. 



Digitized by VjOOQIC 



VAN "OVER HET U.' 



307 



VAN "OVER HET IJ." 

DOOB 

J. HONIG Jz. Jr. 
Derde gedeelte. 

(Vervolg van biz. 220.) 



De weeld is in haar kreita, 't gaet op een hooghtydt honwcn. 



C4 Zie eens wat mij daar zoo even be- 
zorgd is!" en ik toonde mtJn' vriend C. 
een folio-vel fijn schrijfpapier , als een 
brief gevouwen met een zegel in rood lak 
er op afgedrukt. 

u Moet ik naar dat zegel afgaan, dan zon 
ik denken, dat n de eer eener aanstelling 
in deze goede stad ten deel was gevallen; 
maar als ik dat verguld op snefi van het 
heldere papier zie , dan zal het wel eene 
huwelflks-communicatie zijn." 

"Geraden ! En wie denkt ge , dat Cupido's 
schicht zoo naar Hymens bootje drijft?" 

"Die vraag is moeijelijker. Om ze te be- 
antwoorden , mogt ge mjj wel een lijstje uwer 
goede vrienden er bij overleggen." 

u En toch kent gfl de onderteekenaars van 
dezen brief even goed als ik, en gfl zult 
dadelijk op de hoogte zgn, als ik u zeg 
dat de Sardammer schipper mjj dien brief 
bragt." 

u Ha! Dat aardige meisje immers niet en 
de jonge man, die ons met zjjn jagt eens 
het IJ overbragt?" 

"Gij slaat den spijker op den kop, en 
no kan het wel niet anders of ik moet de 
jongelui met hun ondertrouw gelnkwenschen . 
ja, een klein postscriptam in de missive 
verlangt nog meer van mg." 

"Toch niet om als gelejjonker van de eene 

of andere Zaansche schoone " 

u Och kom, op mijne jaren? Voor een 
jaar of twintig mogt dat een buitenkansje 
geweest zijn — het "zilver mijner haren" 
zon de blonde jengd thans een glimlach af- 
dwingen. Neen , vader Cats moge zeggen 
u Oud mal gaat bovenal," ik wil den regel 
niet staven; — maar, om te weigeren de 



HOOFT. 

feesten bij te wonen, zooals men vraagt, 
daartoe ben ik te vrolflk en lustig. En nog 
iots, mQ wordt opgedragen, ook n nit te 
noodigcn." 

Veel eer! Maar dat kan immers niet. Heb 
ik wel gehoord, dan is het bij znlke ge- 
legenheden elken dag feest, en als wij ons 
hoofd en maag in eere willen houden " 

u Moeten we bedanken! ..." 

"Dat niet, maar den middenweg kiezen. 
Be begrjjp zeer goed waarom hot n te doen 
is. Gjj wilt dolgraag eens een kijkje nemen, 
hoe het aan de Zaan in dien tijd "vol van 
weelde, vol van lust" toegaat, en datmoogt 
gij mynent halve. Gjj zijt meester van nw 
tijd, ik niet. Gaarne wil ik Zondag met n 
de jongelui geluk gaan wenschen , maar , om er 
twee weken te bly ven , daartoe heb ik den moed 
niet. Steeds eten, drinken, zingen, dansen, 
pretmaken . . . ik mogt eens vergeten dat er 
een Amsterdam was ..." 

"'t Kan zyn dat het moeijelyk zal vallen 
om er al de gezondheidsregels ait de hoo- 
geschool te Salerno, door Cats zoo geestig 
bergmd, in het oog te houden. Toch wil ik 
het wagen en hoop het met eere er af te 
brengen , om u later een trouw verslag mede 
te knnnen deelen van hetgeen ik alzoo op- 
merkte." 

De volgende Zondag vond ons tegen den 
middag voor het bekende huis te Sardam, 
dat nitwendig door niets de heugelgke ge- 
beurtenis verried , welke er binnen de harten 
derbewoners vervulde. Waar anders ten platten 
lande meestal een eereboog voor het huis 
prykte en bloemfestoenen en kroonen het 
den voorbijganger als ver v ondigden , dat er 
"een braid in huis" was, van dit allesviel 



Digitized by VjOOQIC 



308 



DE OUDE TIJD. 



hier niets te bespeureu. Alleen woei er een 
vlag van het pakhuis naast de woning en 
scheen het ons toe, dat het huis en zijne 
omgeving wat meer nog dan anders de 
reinigende hand ondervonden had. 

Wij traden binnen en vonden in het ons 
bekende vertrek een groot gezelschap bijeen. 
Aan den tooi der gasten konden we al da- 
delijk zien , tot wien we ons wenden moesten 
met den wensch, die ons op het hait lag. 
Braid en bruidegom, hunne ouders, broe- 
ders en zusters, al waren zij niet aan het 
middenpnnt der tafel gezeten, het nieuwe 
ietwat zwierige gewaad deed ze terstond, 
door de wolk van tabaksrook heen, onder- 
kennen van het overige gezelschap, dat wel 
op zijn Zondags uitgedost, echter geene 
feestelijke kleedij droeg en wat we be- 
grepen dat met hetzelfde doel als wjj 
gekomen was. We zagen dit gezelschap ge- 
dnrig afwisselen. 't Was of er open hof ge- 
houden werd en het gansche dorp belang 
stelde in het geluk dat de familie van onzen 
vriend genoot. 

Terwjjl we daar zoo op ons gemak zaten 
en op het gegeven voorbeeld een vaderlaud- 
sche pijp rookten, lieten we onze oogen 
eens ronddwalen, en waar zouden die zich 
wel anders henen wenden dan naar haar: 

"Moy meijsje van der jeugt met soovecl soeta 

(gcsegent." 

Zg , die thans , in al den glans harer schoon- 
heid, de hoofdpersoon in het huis, de ko- 
ningin der feesten was ? — Hoe blozen hare 
wangen, hoe glinsteren die oogjes van 
vreugde en geluk, hoe lief plooit zich dat 
mondje als het dank zegt voor de wenschen 
die , met eenige variation , steeds klonken op 
hetzelfde thema: "ik wensch u zegen op 
uw voornemen en dat het huweljjk ten be- 
stemden tjjd voltrokken mag worden." En 
wisten we nu al ras van ieder, die haar 
naderde, wat hij of zij zeggen zoude — en 
hadden we medeljjden met haar, die steeds 
datzelfde eentoonige formulier moest aan- 
hooren — wij hadden daareutegen wel ge- 
wenscht om te mogen deelen in wat er op volg- 
de ; geen toch , die het bruidje ongekust liet , 
eene hulde die den bruidegom op zijn beurt 



van alle de vrouwelijke bezoeksters ontving ! 

Op de borst der bruid prijkte een sierljjke 
bloemruiker, niet geplukt uit den tuin , dien 
we eens bezochten , m&ar van zilver en goud- 
draad geweven. Was dit haar onderschei- 
dingstteken, de bruidegom had het zijne in 
de met zilveren loovers en bloemen versierde 
pijp. De moeders van het jonge paar hadden 
mede groot toilet; de rijkste vereierselen 
uit haar tresoor waren er aan toegevoegd. 
Wat al juweel en goud dat daar blonk ! 
Maar zeker het kostbaarste in de oogen van 
hen die het droegen, was de diamanten boot 
in den karkant om den blanken hals der bruid 
en de juweelen knoopjes in den das van den 
bruidegom, — geschenken toch als het waren , 
door de jongelieden elkander op den dag 
hunner aanteekening als bruidegom en bruid 
gegeven. 

Op de groote tafel, rondom welke wfl 
zaten, stonden onderscheidene ververschin- 
gen , koffij en geestrijke dranken ; terwijl gebak 
en "lekkers" op verlakte blaadjes van tijd 
tot tjjd werd rondgediend. Het beste wat 
de kasten inhielden , zagen we dat thans in 
gebruik was. De kolossale koffijkan met haar 
beide kranen werd meer dan eens gevuld, 
en de beide speelnootjes hadden druk werk 
om de vrouwen te bedienen, even als de 
speelnooten bezigheid genoeg bij de mannen 
vonden. Aardig was het om op te merken , 
hoe het getal der bezoekers afwisselde en 
hoe men berekende, wie er telkens komen 
konden. We ontdekten, dat die becijfering 
gebaseerd was op het uitgaan der verschil- 
lende kerken, daar velen dier kerkgangers 
hun bezoek bij het naar huis keeren afleg- 
den. Zoo zagen we dan ook vele vrouwen 
met hare kerkboeken in de hand binnen- 
komen, wat in het eerst onze verwondering 
had opgewekt, doch om de bovengenoemde 
reden voldoende werd opgehelderd. 

't Was een drukte en gewoel, een binnen- 
komen en vertrekken , dat iemand het hoofd 
moest omloopen , en mjjn vriend zag mjj aan , 
alsof hij zeggen wilde: "Wat hebt gij be- 
gonnen?" Het werd al later en later; de 
bezoekers verminderden , en eindelijk bleef 
er niets anders over dan de familie. 

"Zie zoo ," zeide onze gastheer , "dat rust ;" 



Digitized by VjOOQIC 



VAN "OVER HET IJ. ! 



309 



en behagelgk klopte hy zijn pijp uit en stopte 
op nieuw, als of hjj by het genot daarvan 
die rust wilde smaken. 

"Be mag u niet beklagen," was mijnant- 
woord, "want 't is toch een der schoonste 
dagen uws levens." 

"Dat zegt ge teregt, maar 'tneemt niet 
weg , dat het een heele drukte is en wij geheel 
uit ons doen raken; en 't is nu nog maar 
het begin. Die pret is verleden week vrijdag 
al begonnen. 't Zal u wel niet onverwacht 
gekomen zgn dat berigt van de ondertrouw 
van onze bruid ?*' vervolgde h\j glimlagchende. 
"Nu, we waren het schielijk 
met de oude luf en de brui- 
gom eens, wanneer en hoe 
we het huwelyk voltrekken 
zouden. Ik geloof dat wij 
naar den zin onzer kinderen 
handelden om het maar in 
de Meimaand te doen. Boven- 
dien er kwam een lief huisje 
open, niet ver van ons af, 
dat moeder nog al aanstond. 
't Is mrjn eerste kind , dat het 
huis verlaat, en wist ik wel 
dat er wat mee gemoeid is, 
toch heeft 't mijn idee nog 
overtroffen. Wat drukte is 
ons al niet door 't hoofd ge- 
gaan , gezwegen nog van de 
aanvallen die moeder op mijn 
kas deed. Wel was er aan het 
uitzet reeds lang te voren 
gewerkt, maar nu ontbrak 
er dit en dan weder dat. Ver- 
dermoest het huis gemeubeld , 
en ofschoon dit met de oudelui van den brui- 
gom voor gemeene rekening gaat, 'tkost al 
weer geld. Maar dat is tot daar aan toe, 
wij kunnen het goddank doen , en ons kind 
is gelukkig. Vrijdag nu heeft de aanteeke- 
ning plaats gehad. Zulks geschiedt hierdoor 
den schoolmeester, en deze plegtigheid werd 
door een gezellig avondje besloten, waarbij 
echter een goed deel van den nacht kwam. 
Daar is wat afgezongen , dat verzeker ik 
u, want de kelen waren nog versch. Den 
volgenden ochtend waren we toch weer vroeg 
uit de vc&ren , om de laatste hand te leggen 



Znanlnndsche dame, uit de 
kerk kouicnde. 



aan de reeds gereed gemaakte lijsten , om de 
familie en vrienden op de naburige dorpen 
en hier op Sardam aan ieder, die maar 
eenigen naam heeft; , of als we zeggen , 
"huis af, huis aan," bood te doen brengen. 
Hier toe hebben wij onze vaste menschen of 
"boodbrengers ," en hun keel moet 's avonds 
wel schor zijn van 't honderdmaal uitgespro- 
ken berigt : u Van den ondertrouw en dat zon- 
dag de eerste huwelijks-af kondiging zal plaats 
hebben." Zoodra dit besteld was , moesten 
de adressen op de missivcn aan onze han- 
dels- en andere bekenden, zoo als gij er ook 
een ontvangen hebt , geschre- 
ven worden. Nooit hebben 
wg drukker postdag gehad. 
Ik heb mij dan trouwens ook 
maar den ganschen dag in 
de schrijfkamer opgehouden. 
Jan had het te druk met zyn 
speelnootschap , en het werk 
kwam voor mij op en mijn 
vrouw. Nu, die had het 
meer dan druk , want in deze 
dagen mag het bruidje niets 
doen. Bovendien is het hier 
de gewoonte dat zaturdags na 
de ondertrouw al de vriendin- 
nen van de bruid haar komen 
gelukwenscheu , even als dat 
by den bruigom zijne vrienden 
en bekenden doen. Ik heb bij 
beiden eens een kijkje genomen 
en kan u verzekeren dat er 
pret was. Om moeder was ik 
maar blij, dat tegen den 
avond de gasten scheidden , en 
nog had zij geen rust , daar voor van ochtend 
weer het noodige moest bezorgd worden. Er 
zijn dan ook een paar "helpen" (noodhulpen) 
aangenomen, want het goede mensch zou 
zich over stuur maken. Van daag is het eerste 
gebod uit het schoolhuis afgelezen , ten einde 
ieder, die daarop eenige tegenspraak of 
iets anders mogt hebben, de gelegenheid te 
geven om er kennis van te nenien en zijn 
regt te doen gelden door de geboden te 
stuiten. Voor ons paartje zijn alzoo de ge- 
boden gegaan, en veertien dagen moet het 
onder die geboden staan , en zijn wij eigent- 



Digitized by VjOOQIC 



310 



DE OUDE TLTD. 



lijk geen meester van onzen tyd , en is het 
alle dagen feest , zooals gy ondervinden zult." 

"Ja , ja ," sprak de zoon des huizes , zich 
by ons voegende. "Wy hebben u nu hier, 
en ge zult eens zien hoe we feestvieren, 
en" voegde hij er schalk by: u hoe ik voor 
n met een buurvrouw aan tafel gezorgd heb." 

u Als de heer Ceremoniemeester u z66 
gunstig behandelt als hy zelf voorzien is ," 
schertste mijn vrieml, "dan voorzie ik dat 
het oude spreekwoord wel weSr bevestigd 
kan worden." 

"En dat is?" vroeg ik als onwetende. 

"Wel , dat van trouwen trouwen kontt ," 
antwoordde hij met een veelbeteekeuenden blik 
op onzen jongen man. 

Deze lachte en zag het meisje aan zijn 
arm schalks aan. Hare blozende wangen schc- 
nen te verraden, dat een aanzoek hier niet 
onverschillig zon opgenomen worden en . naar 
ik op het gelaat van den vader meende te 
lezen, ook deze niet ongevallig zou zijn. 
Toen zrj zich verwijderd hadden, maakte ik 
daar eene zinspeling op en onze gastheer 
zeide: "Ja, wat niet is kan worden. Voors- 
hands is daar nog niets van in den molen. 
Onze speelnoots en hunne meisjes zijn niet 
altijd vrijer of vrijster, dat moet al gevallig 
nitkomen. 't Zijn meest broeders of zusters 
van braid en bruigom, en als deze ontbre- 
ken, goede vrienden of vriendinnen, die er 
voor gevraagd worden. Deze niet altijd ge- 
makkelijke taak vindt doorgaans nog al 
* liefhebbers." 

"Mfl dunkt," zeide ik, toen we, op be- 
leefd verzoek der huisvrouw, die het vertrek 
wat wilde "opredderen ," ons naar buiten 
begaven en daar op een bank plaats namen: 
"dat het ook voor jonge lieden , buiten eene 
gelegenheid als deze, al zeer moeijelijk is 
om met elkander in kennis te komen." 

"Daar is wel iets van aan , en hadden 
we onze zeiltogtjes en ijsvermaken niet, er 
zou menig huwelijk ongesloten kunnen blij- 
ven. Maar wat zal ik zeggen: genegenheid 
zoekt gelegenheid. Ik herinner me nog zeer 
goed, hoe ik kennis aan mijn vrouw kreeg. 
'tWas van een bezoek by mijne zuster, dat 
ik ze naar huis geleidde. Waren later de meis- 
jes uit , ik wist het en was 's avonds trouw i 



op myn post. Ik heb zoo menig wandelin- 
getje op deze wijze in den maneschijn gedaan , 
en zag mij beloond. Wij kenden elkander 
genoeg om dadelijk aan de oude lui vaste 
verkeering te vragen. Dikwyls toch gebeurt 
het aan een knaap , zin krijgende in een meisje , 
dat zij hem wel eene verkeering toestaat, doch, 
wanneer na drie elkander volgende zondagen 
— de gewone dagen waarop de vrijer zyn vrijster 
bezoekt — een der partijen of wel beide 
hare verwachting niet vervuld zien, ze ook 
weSr in vrede scheiden. 't Gebeurt ook wel, 
dat vrijers en vrysters zich tot een a zel- 
schap" vereenigen, en dan kan het er , altijd 
i4 in eer en deugd", bout genoeg toe gaan. 
In die "rondjes" te midden van andere kor- 
nuiten leert men elkander ook beterkennen, 
dan in die stille Zondagavondjes , en menig 
"losse" verkeering is er door in een "vaste" 
over gegaan." 

"Anders , zou 'k meenen , zoo in den huis- 
selijken kring " 

"Ja, doch als de klokke tien slaat en de 
oude ltd naar bed gaan, blyft ge toch met 
de dochter alleen en hebt ge vrijheid tot 
middernacht. Gy glimlacht en zoudt uwer 
dochter die vryheid niet ligt toestaan. En 
toch moet ik u zeggen , dat men van dat 
"opzitten" hier geen kwaad ziet of onder- 
vindt , en — 's lands wijs 's lands eer. By de 
mindere standen, waar men zooveel minder 
gelegenheid heeft om met elkander in ken- 
nis te komen, geschieden die aanzoeken op 
een eigenaardige wys. Wanneer een jong- 
man plan op een meisje heeft, zal hij, ge- 
dachtig aan 't oude rijmpje : 

Vrijers die 'traicnen, 

Komen tusschcn ncgcn ca tienen. 

om dien tyd aan de deur barer woning klop- 
pen. En als het meisje, dat wel raden kan 
en ligt hoopt dat 't om haar te doen is , naar 
voren spoedt en vraagt: "Volk?" en dan 
geantwoord wordt: "Goed volk," en we£r 
vraagt: "Wat moet dat volk?" en het dan 
klinkt: "Trijntje ," of gelijk ze heet: "Mag 
ik mijn pijp eens aansteken?" dan weet ze 
ook meteen de boodschap. Dit toch is zoo 
wat de algemeene inleiding tot elke vrijagie 
onder onze werklieden en meiden. Dikwyls 



Digitized by VjOOQIC 



VAN "OVER HET IJ.' 



311 



wordt de stem van den vrijer herkend of is 
door een reet van de dear of door 't ven- 
sterglas zyn persoon eens begluurd; heeft 
net ineiske zinnigheid in den vrager, dan 
wordt het bovendeel der denr geopend en 
heeft er over de onderdeur een lang of kort 
gesprek plaats, al naarmate de personen 
zyn ; en dat eindigt met het digtdoen der 
deur, of wel — en dit is een goed teeken — 
gaat het meisje om een test of komfoor 
te halen , opdat de jonkman aan het kooltje 
zijn pyp kan aansteken. Wordt dan nog by 
het afscheid een zoentje verworven , dat geeft 
hem goeden moed om den volgenden Zondag zijn 
aanzoek te herhalen, en is de ontvangst 
dan even vriendelyk , dan is den derden Zon- 
dag zijn overwinning zeker. — Sommige 
meisjes wachten dien derden Zondag niet eens 
af , maar laten reeds den eersten den vryer 
binnen ; doch die op eenig fatsoen staat — en 
een dienstmeid moet toch altyd permissie 
van hare vronw hebben — wacht den tijd af. 
't Is niet zeldzaam dat een meisje twee of 
drie bezoeken op e'e'n avond krijgt. — Ge 
begrijpt wat pret het geeft , als ze reeds by 
een ander "opzit". Nu , lach niet om 't woord , 
dat hier toch geen andere beteekenis heeft , 
dan dat , in plaats van naar bed te gaan , 
de persoon in kwestie nog eenigen tijd blijffc 
op zitten en dit wel in zoet gezelschap." 

"Zoodat de ronde Roemer ook hier van 
den lof der blauwe scheen zou kunnen zingen ?" 

"Naar ge het neeint; ge weet ook wat 
Roemer zeit: 

"Scheenstooten maakt den vrijer voorzichtig en 

(wijs." 

En aan zulk een lesje is 't mogelijk toe te 
schryven, dat men er, even als overal, 
niet veel medelyden mede heeft, wetende, 
dat als men zich hier gestooten heeft , men 
ligt elders den balsem vindt." 

"Een aardige manier van vryen !" hervatte 
mjjn vriend. "Ik zou wel eens getuige willen 
wezen van eene amoureusheid , die zoo nuch- 
ter begint." 

"Waarom?" antwoordde ik. "'tis maar een 
aanleiding, even als in een gesprek over 
wedr en wind de tong los raakt. Dat op- 
steken van het pijpje is zoo ongerijmd niet. 



De hoop ligt er toch in , dat men dat pijpje 
genoegelijk by de nitverkorene mag uitroo- 
ken. — En ge weet ook wat Huygens zegt : 

Zeker zijn de avondstonden 
Altyt zoeter dan het licht; 

Altijd handigcr bevondcn 
Tot de lieve vrijersplicht. 

Myn vriend lachte en zeide : "Zoo kunt 
ge overal po6zie in vinden , en onze gastheer 
mag zich gelukkig achten u straks aan den 
disch te zien; dat zal zeker een rijmpje 
geven. Maar scherts ter zijde. Zijn de hu- 
welyken , die op zulk een wel wat licht- 
vaardige wijs aangeknoopt worden, wel ge- 
lukkig?" 

"Waarom niet? Ge moet uitgaan van den 
regel, dat elk aanklopper het meent, en 
zij die hem ten antwoord staat. kan het 
al ligt hooren of begrijpen , of het den vryer 
ernst is, of wel dat de linkert maar op 
een gezellig avondje uit is. Bovendien, op 
dorpen als het onze kent men elkander, en 
tusschen dezen en de volgende Zondagen is 
er gelegenheid te over voor het meisje, om 
naar den vryer te onderzoeken. Ik verzeker u , 
dat menig een op den tweeden Zondag moeite 
voor niet doet. Maar ook , dat menig meisje 
wel eens vergeefs zit te wachten; want het * 
zijn niet alle vrijers die 't meenen , al zegt 
het rijmpje dat ook van hen , die gfl om dit 
uur ons dorp rond ziet gaan." 

"'t Zal toch wel eens gebeuren, dat om 
eenige oorzaak eene vrijery verbroken wordt ?" 

"Ongetwijfeld. Niet ieder krijgt wat hem 
is opgelegd ," antwoordde onze gastheer glim- 
lagchend. — "Men zegt wel dat de huwe- 
lyken in den hemel gesloten worden, maar 
wie de regte Jozef is, moet de tijd leeren. 
Menig vryer; in wiens omgang het meisje 
op den duur geen behagen vindt, of wel 
wiens leefwijs of gedrag afkeuring wekt, 
krijgt zyn afscheid, of zoo als wij dat noe- 
men den zdk , en dat meest met de handen 
er bij. Anders toch gebeurt het wel eens dat 
een dus afgewezen vrijer, gedachtig aan het 
spreukje "een aanhouder wint" pogingen aan- 
wendt om den verloren grond te herwinnen ; 
doch wanneer hij bij dien zak ook de banden 
gekregen heeft, dan heeft hy alles wat hy 



Digitized by VjOOQIC 



312 



DE OUDE TDD. 



noodig heeft om zgn verloren heil weg te 
dragen." ' 

"En hoe lang duurt nu wel de vrjjaadje?" 
"Ongelgk , naar stand of betrekking is , 
twee , drie , vier jaar ; onder de arbeiders en 
dlenstboden het langst: deze toch hebben 
meer tijd noodig om voor hun uitzet te zor- 
gen. Die onder de laatsten een goeden dienst 
heeft, laat hem zoo spoedig niet varen, al 
hebben ze ook het lagchende vooruitzigt om 
de beenen eens onder een eigen tafel te 
steken. Ja , dat eigen baas te zijn , wil wat 
zeggen, en als ik zoo onze meid aan- 
zie, kan ik wel eens denken, wat verschil 
ze zal moeten ondervinden, hier, waar haar 
de kost voor het eten is , en later , als ze 
met de wekelijksche verdienste van haar man , 
soms met een heel huishouden, moet om- 
springen. En toch weten ze dan wonder wel 
de tering naar de nering te zetten ; dan ko- 
men de bespaarde kleederen en penningen 
goed te pas en ziet ge zulke gezinnen meer 
dan eens tot welstand komen. — Maar ik 
geloof dat het zoo zoetjes aan onze tijd 
zal worden om naar de herberg te gaan. Ik 
heb het oude gebruik moeten volgen , 't welk 
wil dat de eerste zondag voor rekening van 
9 den vader der braid komt , terwijl de eigent- 
lijke bruiloft door dien van den bruigom be- 
kostigd wordt. Onze familiSn zijn nog al 
groot , en het is ook langzamerhand gewoonte 
geworden om de bruiloft in de herberg te 
geven. Ofschoon dit in de rekening, als ge 
'denken kunt, nog al verschil maakt, staat 
daar een groot gemak voor onze vrouwtjes 
tegenover. Men kan zich ook wat vrijer be- 
wegen, wat feestelijker aanregten, daar de 
hospes zich beter op dat werk verstaat en 
er een Amsterdammer kok te hulpe komt." 
Wij ervoeren alras dat onze gastheer 
wel gegist had, want de zoon des huizes 



' Dit sprcekwoord, voor zijn afscheid krijgen, 
was algemecn en werd niet alleen op de vrijerij 
toegcpast. Iedere dien9tbode wie de dien9t werd 
opgczcgd, ieder wcrkman die* zijn Stiek kwijt 
geraakte, kreegdeu zak, en als hun smccken , om 
in betrekking te mogen blijven, niet helpen mogt, 
zeide de volksstem : "hij , of zij , heeft den zak met 
dc banden cr by." 



kwam ons waarschuwen, dat het zoo lang- 
zamerhand tijd werd. Haastig rees onze 
vriend op, daar de zorgvnldige hand der 
vrouw nog eens, als hfl zeide, over zijn 
feestpak moest gaan. — Wij volgden hem 
langzaam en vonden, toen we binnen kwamen , 
het gezelschap gereed. Wij bemerkten dat 
dit gaan naar de herberg niet zonder cere- 
monieel geschiedde. Eerst toch ging onze 
gastheer en vrouw als de "traktanten" , dan 
de ouders van den bruidegom. Op hen volgden 
de speelnooten , voorafgegaan en gevolgd door 
een paar neefjes en nichtjes van bruid en 
bruidegom, die de belangrijke posten vervul- 
den van strooijonker en strooijuffers , of zoo 
als we ze hier hoorden noemen , strooijer en 
strooisters, en welke paartjes nog wel als 
voor- en achterstrooijers naar hunne jaren 
onderscheiden waren. 

Mijn vriend zag mij aan, toen ieder met 
zjjn dame de deur uitging en arm door arm 
in statigen tred daarheen wandelden, alsof 
hij viagen wilde: "En gij?" — Maar ik kon 
het spotachtig lachje bij dien blik best weder- 
staan , met het antwoord , dat wg zamen den 
stoet op eenigen afstand zouden volgen , daar 
we anders als vreemdelingen en zoo onge- 
paard ligt de opmerkzaamheid en spotlust 
zouden opwekken. — Ik kon hem dan met 
een aan de schuit brengen. 

"Gij hebt een goed raadsman gehad," zeide 
hy, "ik gevoel ook weinig lust om me door al die 
nieuwsgierigen te laten aangapen , die ik 
ginds aan den weg zie ; maar wat me spjjt is , 
dat ik van het genoegen beroofd ben om 
haar te leeren kennen, die uitverkoren is 
om door u "opgepast te worden". 

n. 

In opgewekte stemming verlieten wjj het 
nu stil geworden huis en volgden den ons 
aangewezen weg. Wij konden uit de hier 
en daar op bruggen en voor de huizen staande 
troepjes dorpsbewoners afleiden , hoeveel be- 
kijks de bruidstoet al moest gehad hebben, 
en door menig woordje dat we opvingen 
werd bewezen , dat ook hier, even als overal 
elders , kritiek werd uitgeoefend over kleedij 
en personen. 

Op den Dam was het niet minder vol dan 



' Digitized by VjOOQIC 



VAN "OVER HET IJ." 



313 



aan den weg, en wy hadden moeite om de 
schuit, die juist zou afvaren, te bereiken. 
Gelukkig kwam mijn vriend nog bjjtijds. Wij 
namen afscheid. Zijn "veel genoegen !" klonk 
me nog in de ooren, toen ik den steiger 
weder afging en de niij aangeduide herberg 
opzocht. Deze was geen der door ons vroe- 
gergenoemden , maar eene , die, zoo alsmij ge- 
zegd was, door de meer aanzienlijke dorpe- 
lingen bezocht werd, welke hier hunne 
zamenkomsten hidden en bruiloften gaven. 

De denr werd geopend , zoodra men door 
de glazen mijn persoon bemerkte, en ik zag 
aan het uiteengaan der zich wat opdringende 
menigte , dat een bruiloftsgast by hen eenig 
respect genoot — al werd die goede ge- 
dachte ook wat getemperd, toen ik een stok 
zich hier en daar zag bewegen, waarmee 
een dienaar der H. Justitie de grenslyn als 
afbakende. 

Ik werd door mijn vriend en zijne echt- 
genoote als de "traktanten" welkom gehee- 
ten en door hen aan de zorg der speelnoots 
overgegeven. Zij geleidden mij naar eene 
groote kamer, waar ik het gczelschap van 
dezen morgen wedervond , vermeerderd met 
eenige mij onbekende personen, doch welke 
mij alras als ooms, peeten, neven of nich- 
ten van het jonge paar werden aangeduid. 
Toen het gezelschap voltallig was, — ik 
telde zoo wat honderd personen , — kwam 
mijn gastheer en vrouw weder binnen. In- 
middels was er koffij en lekkers gepresen- 
teerd , en hadden de mannen den gouwenaar 
spoedig in brand. Het gesprek werd weldra 
algemeen. 't Was een lust om de vergenoegd- 
heid op te merken , die op ieders gelaat als 
te lezen stond. Men kon zien dat deze dag 
onder de aangenaamsten des levens gerekend 
werd, en ik hoorde dan ook, dat de uit- 
noodiging tot zulk een feest als een groote 
eer beschouwd werd. Op de koffij volgden 
likeuren en geestrijke dranken, en toen het vier 
uren werd , klonk het sein om aan tafel te gaan. 

Wy kwamen in eene mime kamer, waar 
de disch bereid stond , op eene wijze als ik in 
Amsterdam niet beter had kunnen verwachten. 
Bjj elk couvert lag een naamkaartje ' en 

1 Van die zoogcnaamde bruiloftskaartjcs heb 
ik ecns eene mcrkwaardige collectie gczien. Een 
1870. 



die niet spoedig genoeg zijne plaats vinden 
kon , zag zich ras door de speelnoots op 
den weg gebragt. Ik vond de mijne naast 
eene Peet of moei van den bruidegora , eene 
deftige juffer, maar die me niet z66 stemmig 
Week als het effen gekleurd jak en eenvou- 
dig kapje , even als dat ietwat bleek gelaat wel 
vermoeden liet. Wij waren schielijk in kennis , 
en ik mogt goedkenrend knikken op de vraag, 
die ik in de blikken van den ceremonie- 
meester meende te lezen , omtrent de dame tot 
wier "oppassing" hy mij aangewezen had. 
Zij was eene aardige praatster en bleek me 
eene goede opmerkster in het leven geweest 
te zjjn. — Ik had het als vreemdeling, 
onder zoovele met elkander bekenden, niet 
beter knnnen treffen, en mogt zoo bij my 
zelven de opmerking raaken, waarom die 
geestige en irtderdaad bevallige dame onge- 
huwd gebleven was? Te hooger zag ik bij 
haar op, toen myn vriend mij later mede- 
deelde, dat zij "gelegenheid genoeg gehad 
had", maar dat hy , met wien zij op het punt 
stond te trouwen, plotseling gestorven was ; — 
zooveel liefde had zij voor dien e^nen ge- 



gansch geslacht, had daartoe zijne bijdrage ge- 
geven. Opmerkelijk was de vcrandering door den 
geest des tijds, er op tewceg gebragt. Waren die 
van Bruid en Bruidegora steeds onderscheiden 
door hunne grootte als raeerdcre sierlijkheid, ook 
die der overigc hoofdpersonen bij het feest raunt- 
ten steeds, naarmatc hnnue betrekking tot het 
echtpaar, boven die der overige gastcn uit. Van 
het eenvoudige papicrtje af, tot al zwaarder en 
zwaardcr papier of kartou ,klom ook steeds sieraad 
ja pracht, al zouden we niet alles even smaakvol 
willen noernen. Fraaije kaartjes waren er onder, 
sommigc geteekend en prachtig gekleurd. Dat de 
symbolen van de echte huwelijkstempels, altaren, 
cugido's, duifjes, niet ontbraken, spreekt van zelve ; 
evenmin waren de zinneheelden van handel, 
scheepvaart, nijverheid vergeten. Van alles leerde 
men tot sieruad en glans partij te trekken. 
Zelfs toen de "patriotsche tijd" vrijheidsboomen 
en nationale kleuren vroeg, waren dat wclkorac 
dingen voor de vervaardigers der kaartjes, en 
raoge het burger en burgeres niet elk even 
welkom voor zijn naara geweest zijn, sprckender 
nog of liever zouderlinger was het kaartjc, op welks 
huwciijksterapel het gepruiktc beeld van Vader 
Hooftnedcrzag, in denrijkdoorvlochten krans, die 
het prcntje oragaf en van welken krans hij als het 
ware den knoop uitmaakte, 

40 



Digitized by VjOOQIC 



314 



DE OUDE TIJD. 



koesterd, dat zy standvastig elk later aan- 
zoek had afgeslagen. Zij bleek mij eene ont- 
wikkelde vrouw te zyn , en mogt ook het ver- 
keer dat zij buiten het dorp gehad had niet 
zonder invloed op haar gebleven zijn , zij was 
toch in kleedy geheel de Sardamsche gebleven , 
en ik kon niet opmerken, dat zij in eenig 
ding hare raeerderheid gevoelen liet. Aan 
haar had ik inderdaad genoegelyke nren te 
danken, en ze was me een vraagbaak over 
hetgeen me in deze omgeving vreemd moest 
voorkomen. 

Wij waren niet gezeten , of de schel van den 
ceremoniemeester klonk, en nit hetgeen hij 
sprak, bleek my dat hij de tafelwet wilde 
eeren als onze vrome Cats die voorschreef: 

Wie feeat of maaltijd houdt, dit moet gij niet 

(vergeten : 

Roept God den Schepper aan, eer dat cr wordt 

(gegetcn : 

Wat gij de vrirnden biedt of op nw tafcl zet, 

En heeft geen zegen in dan na een rein gebed. 

En dat dit gebruik hier heerschende was 
en dus zijne uitnoodiging niets vreemds be- 
helsde, zag ik, daar reeds velen de handen 
vouwden , toen de schel klonk en menig blik 
zich naar het einde der tafel wendde. Ook 
dit laatste begreep ik , toen ik hoorde , dat hij 
"den goeden vriend" zijner onders uitnoodigde 
om in dat gebed de gasten te willen voor- 
gaan. Een man , wien de grijze lokken op de 
eenvoudig zwarte pij afdaalden , stond op , en 
terwijl eene plegtige stilte in het vertrek 
heerschte, vroeg hy Gods zegen niet alleen 
over hetgeen de gasten zou geschonken wor- 
den, maar ook dat die zegen de genoegens 
van dezen dag kroonen mogt. Het was een 
kort maar krachtig woord, en toonde dat 
de man begreep , waar en waarom hij sprak ; 
en toen ik myne buurvrouw die opmerking 
maakte , knikte zc my toe en hoorde ik dat 
dit wel van hunnen vriend te wachten was; 
ongestudeerd mogt de vermaner wezen, hij 
kende te beter de behoeften des tyds en 
van het oogenblik. 

Ik wil niet beschrjjven wat gcregten ons 
voorgediend werden. Al miste ik de vreemde 
schotels die op menig feest in de Amstelstad 
my aan de fransche koks herinnerden, ik 



had daarvoor het voorregt goede hollandsche 
kost te mogen proeven . die in rnimen over- 
vloed voorhanden was , en een wijntje dat de 
kenncrs voldaan zon hebben. De kok had 
eer van zyne taak en de kastelein voor de 
bediening. 

Van tijd tot tijd deedde ceremoniemeester 
de voor hem staande schel klinken en ver- 
zocht hy de vrijheid om eene "conditie" in 
te stellen , condition die , met braid en brui- 
degom beginnende , speelnoten , strooyers en 
verder de familie in hare verschillende gra- 
den volgen lieten, om met u de vrienden ,, te 
beslaiten. Toen deze "gezondheden" gedron- 
ken waren, kon het niet anders of handel 
en nyverheid moesten volgen, met het wel- 
varen van den grond, die de gasten had 
zien geboren worden. — Wanneer de voor- 
speelnoot zijn verlangen voldaan had gezien, 
luiddc ook het schelletje van den achter- 
speelnoot , en riep hij met heldere stem : 
"Ztoikr — Ik wist eerst niet wat die 
oproeping beduidde en keek mijne buurjuffer 
vragend aan. Ik zag dat hare wangen met 
een blosje overtogen werden en begreep 
alras de oorzaak en het vreemde woord 
tevens, toen ik iedereen hier aan de naast 
hem zittende dame een kus zag geven. Het 
raadsel was mij nu opgelost, en daar de 
juffer naast mij al lagchende zeide : :t het hoort 
er bij ; een zoentje is maar stof , die 't niet 
wil hebben veegt het of" — en zich gul 
naar mij henenboog, kon ik wel niet anders 
dan het bevel volgen, en bleef verder ook 
niet in gebreke om er my aan te onder- 
werpen. Soms werd er "Zwik overall" ge- 
roepen , en dan had men het voorregt om 
ook zyne buurvrouw ter linkerzyde te mogen 
kussen. En daar onze achterspeelnoot nog 
al pret in zyne waardigheid scheen te hebben, 
of wel gaarne zijne eigene roepstem gehoor 
gaf: zyn schelletje luidde nog al dikwyls, 
en myne buurjuffer meende van wat al te 
druk; anders toch werd er na elke gezond- 
heid niet zoo altijd gezwikt. Daar ik hier voor 
het eerst zulk eene party bywoonde, kon 
ik den schalk veroordeelen noch vrijspreken , 
en vergenoegde mij dus als ter veredeling 
van haar rympje van straks haar glimlag- 
chend toe te voegen : 



Digitized by VjOOQIC 



VAN "OVER HET IJ." 



315 



Ecn kusje met ceren 
Kan niemand deercn. 

Het tal dier gezondheden en kusjes w£rd 
afgewisseld door zang. 't Was ook hierin 
dat de ceremoniemeester het sein gaf. Ik 
stond verbaasd over den voorraad liederboekjes 
die ik zoo eensklaps te voorschijn zag komen , 
en begreep nu dat de baleinen emmertjes, 
door de vrouwen medegebragt, niet doelloos 
waren l . 



1 Onder die Liederboekjes was wel het mecst 
gezocht: het Groot Hoorns- Enkhuyzer- Alkmaar- 
der- Purmerender Liedeboeck, versiert met veel 
mooije Bruyloftsliedekens en gcsaugcn. — De 
iuhoud dier liedjes inoge men thans wat dartel 
vinden, toen ergerdc niemand van Let vrolijke 
1 evens] ustige volk er zich aan, en zong ze naar 
hartelust. Wcl waren er ook toen stem men , die 
zieh tegen dezc zangen verhieven , en door "zedige 
en stichtelijke rijmcn" de oude liedboekjes trachtte 
(e vcrdringen , raaar de wercldsche wijsjcs waarop 
die gczongcn mocsten worden, dicnden vaak om 
de oude vrolijke herinncringen levendig te houdcn. 

Het gcnoemdc Liedeboek werd in Noordholland 
algemcen gcbruikt bij bruilofts- en gezellige bij- 
eenkomsten, en is onder den naam van Mopsjc 
het meest bekend, een naam dicn het waarschijn- 
lijk dankt aan den herder Mopsus, uit een der 
reijen in het bockske. — In zijn klein formaat 
liet tiet Mopsje zich gemakkelijk inededragen, 
en het wus weeldc gewordeu om fraai gebonden 
excm|)laren te bezitten, die dan nog mcestal met 
zilveren en soms met gouden knippen prijkten. 
Voegt men bij deze Mopsjes, in enkele en dub- 
bele onderscheiden, de velc andere Liedeboekcn 
uit dien tijd, die hier evenzeer bekend waren, 
men zal mocten erkenncn dat de zanglustigcn 
geen gebrek aan stof hadden , en het wel noodig 
was om een geschikt middel te bezitten om die 
bibliotheck mede te vocren. De zanglust aan de 
Zaan gaf ook den uitgevers Soeteboom te Zaandam 
en Bogaert te Wormerveer moed, om het getal 
Liedeboekcn te vcrnicSrcn en, naar den inhoud 
te oordeelen, behoorden zij tot de rigting die 
tegen de Mopsjes partij trok. Soeteboom gaf 
uit: Sanerdaras Bloemccrans 1645, ecn klein 
Lusthofken 1649. Bogaert: Zaanderbloem ter eere 
der Zaanlandsche Zaanders 1638 — het kan niet 
nationaler, dunkt me, — en Saander Blocme- 
stralen 1649, verder Nieuw Medemblickcr Lied- 
boek 1645 en een herdruk van het zoo veelvuldig 
— ook te Krommenic — herdruktc Rijper Liedt- 
boekskc. Al die uitgaven zijn hoogst zeldzaam 
geworden, terwijl van de Mopsjes nog altijd 
exemplaren voorkomen. 



"Ik denk wel," zeide mjjne buurjuffer 
glimlagchende , "dat gij niet als onze mans 
onze liedboekjes kent, en daarom zullen we, 
als ge wilt, maar zamen zingen." Enmeteen 
lag zij een net gebonden Mopsje tusschen 
ons, op welks zilveren knip haar naamcijfer 
met een ander gegraveerd was. — Ik ver- 
moedde wat die andere letters beteekenden , 
al had de ligte trilling der fijne vingcrs, 
toen zg het knipje opende , mjj in dit boekje 
niet een lief geschenk in hare vrolijke jeugd 
doen vermoeden. Zij had dra het opgegeven 
liedje gevonden , en toen zij aanhief te zingen 
gevoelde ik wel eenige verlegenheid om dien 
zoeten klank te volgen. 

"Heb geene vrees," zeide zfl, mfln aar- 
zelen opmerkende. "Ieder zingt op zijn 
manier, en we doen het hier niet om den 
prys. Zingt men in de kerk ter eere Gods, 
hier ter wille van het feest; alles op zijn 
tyd zou 'k meenen ; — bfj beide moet men 
meer zien naar de stemming des gemoeds 
dan naar de zuiverheid der noten. En toch wil 
ik a wel bekennen dat die zang mij wel 
eens hindert waaraan alle kunst ontbreekt, 
en ik oordeele het een groot genot als de 
stem door eenig muziekinstrument begeleid 
mag worden. Zie , ik ben meermalen in stad 
in uwe gezelschappen geweest, en heb het 
bejammerd dat we hier in de muziek wel 
wat ten achteren zijn ; hoewel de lief hebberij 
er voor toch gaandeweg bij de jonge lui 
aanwakkert. Wat onze zamenkomsten daarbij 
niet winnen zouden!" 

Zoo sprekende kortten wij den tfld, als 
niet door de tafelwetten de aandacht bij an- 
dere zaken bepaald werd — en het kon niet 
anders of ik leidde het gesprek meer dan 
eens naar de bruiloftsdagen , daar ik dan 
zeker was van mijne nieuwsgierigheid beloond 
te zullen zien. Zy verhaalde m\j, dat die 
feesten al wat tijd geroofd hadden en nog 
zouden rooven. — "Ik wil zwflgen," zeide 
zij, "van de drukte die het "uitzet" van 
beide partijen gegeven heeft, en de "kopjes" 
die er volgen*, als de naaste familie en ken- 
nissen der bruid ten harer huize komen, 
om de bruidskleSren te zien. Zie, als in 
stad, zit de bruid hier niet in staatsie, of 
ge moest den zondag ochtend er voor willen 



Digitized by VjOOQIC 



310 



DE OUDE TIJD. 



rekenen , als men feleciteeren komt ; maar op 
die kopjes ziet ge minder hoe het kleed 
zit, maar te beter hoe fraai en deugdzaam 
die stof en hoe ryk al die sieradeu zyn. 
Dan ziet ge het pak voor den eersten en 
tweeden zondag , en dat voor een pretje in de 
week , maar ook het gewaad waarin zij trouwen 
zal. Dat is dan een gekijk. En treft ge het 
dat er een oudje van dagen bij is , dan kunt 
ge zeker zijn, om kleeren van jaren her te 
hooren beschryven, terwyl anderen u weer 
weten te vertellen, wat kleed die of die of 
zij zelve droeg toen ze trouwde." 

"En een prijzen van het oude door de een en 
beoordeelen der andere over dit of over dat ?" 

"Ook dat loopt er wel onder — men 
moet toch wat praten." Dat zijn voor ons 
vronwtjes de pretjes reeds v66r de bruids- 
dagen. Dan volgen die dagen zelven, en ik vrees 
van in deze veertien dagen geen enkelen dag 
thnis te zullen zijn. Dan toch zal er een 
kopje wezen by de bruid aan huis , en dan 
aan dat van den bruigom. Dat begint 's och- 
tends om elf-twaalf uur en eindigt drie-vier 
uren in den namiddag , soms later. Dan is er 
we£r een avondpartytje , en soms ook worden we 
ten eten verzocht. Altyd vraagt men de 
gansche familie. By al die gelegenheden 
wordt gezongen en dikwyls allerlei gekheid uit- 
gehaald; want we hebben hier even goed 
onze drink- of gezelschapsliedjes als elders, 
die het poenitet weten uit te lokken. En dat 
kan soms erg genoeg gaan , want niet ieder 
is even bedachtzaam." 

"Maar mijn hemel ! hoe is dit uittehouden ?" 

"Dat zult ge ondervinden, mijn waarde 
heer, nn ge in het geval zijt. Op onze 
buren- of vriendenkopjes moogt ge al niet 
tegenwoordig zijn, er zullen toch dagen en 
avonden genoeg komen dat ge genodd zult 
worden. Wees nog tevreden , dat wij in onzen 
stand de gewoonte niet hebben, als bij de 
minderen , om na den eten met den ganschen 
bruiloftsstoet eene wandeling langs het dorp 
te doen, paar aan paar, bruid en bruide- 
gom voorop. Hij met een versierde pijp, zij 
soms met een ruiker. Zoo "stroken" de vro- 
lyke gasten voort ten aanschouwe van de 
gansche gemeente, die hunne vreugde zoo- 
wel als hun bruiloftskleed aan kan zien." 



"En is die gewoonte alleen daarom in zwang?" 
"Och neen, ik geloof veeleer dat het een 
htriselijke oorzaak heeft. In dien tijd der 
wandeling toch wordt de kamer weer opge- 
ruimd en vindt de stoet by zijn terugkomst 
de thee gereed." 

Ik ondervond alras dat mijne spraakzame 
juffer over die uitnoodigingen goed gegist 
had; want tegen het einde van den maaltijd 
stond er een van de gasten op, die in zijne 
kwaliteit als oom , uit naam der ooms en peten 
van den bruidegom, het jonge paar en de 
familie verzocht om aanstaanden Zondag hier 
weder te verschijnen. Onder het luidgejuich, 
waarmede deze tijding begroet werd, stond 
er een ander der gasten op, naar ik hoorde 
mede een oom, maar nu van de zijde der 
bruid, die krachtens eene dergelijke procu- 
ratie als de vorige spreker, eene uitnoodi- 
ging voor een dag in de volgende week deed. 

"Ziet ge," fluisterde mijne buurjuffer, 
"dat is nog maar het begin, en nu komt 
er zeker nog een dagje bij den grootvader 
van den bruigom en de grootmoeder van de 
bruid, of de beide oudjes moeten het zamen 
willen doen. — Neen, ik zie het al; vader 
wil ter eere van zijn naamgenoot allien aan 
de drukte, en die zal wel voor een groot 
deel op mij nederkomen." 

"Kon ik maar helpen!" waagdc ik te 
zeggen. 

"Och, gij steedsche heeren, wat weet ge 
daar af van onze gewoonten. Maar ik zal den 
wil voor de daad nemen. 

"Wat zie ik? staat men reeds van tafel 
op?" viel ze zichzelve als in de rede; "en 
nog is het afscheidslied niet gezongen ? Maar 
neen ! daar staat broer Klaas al op , en klinkt 
de schel van de speelnoots." 

En alsof ieder van de gasten bij inge- 
ving wist wat er gebeuren zou: als te gelijk 
werd het door myne buurjuffer bedoelde lied 
aangeheven. Op luiden toon en met opgewekten 
zin klonk de zang, waarin zich vriendschap 
en dankbaarheid over het genoten onthaal 
uitsprak , en waarop de traktanten met eenige 
regels antwoordden. 

Men stond van tafel op en de gasten be- 
gaveu zich in een nevenvertrek , waar wel- 
haast thee en confituren rondgediend werden. 



Digitized by VjOOQIC 



VAN "OVER HET U." 



317 



Onderwjjl dit gebruikt werd en ieder op 
zyne wijze van de lange zitting aan tafel 
verpoosde, had men de eetzaal opgeruimd, 
en op het sein van den ceremoniemeester be- 
gaf men zich weder naar dit meer ruimte- 
biedend vertrek. Maar dit was , als mij Week , 
het doel niet — want de jeugdigen onder 
het gezelschap begonnen alras een dansje, 
welk voorbeeld aanstekend scheen tc werken , 
daar allengs zich meer en nieerderen by de 
vrolijke groepen voegde. 



In het eind, de oud-vaderlandsche deun- 
tjes en rondedansen : "Daar ging er een paterke 
langs den kant", u 'k Zou laatst door een 
boomgaard gaau", en dergelijken lieten geen 
der gasten op den stoel , ja , grootmoeder en 
grootvader zelfs werden er door medegesleept 
en toouden tot algemeene pret in het "pater- 
tje" dat zij de dagen hunner jonkheid nog 
niet vergeten waren. 

't Was diep in den nacht , toen ik miJDe 
baurjuffer naar huis geleidde. 

(Wordt vervolgd.) 



AFBEELDING VAN DEN GOUDEN KOP, 

door de Staten van Holland en We%t-l?riedand aan Cornells de Witt , Michiel Adriaentz. 
de Rnijter en Willem Joseph van Gent, tot een aandenken geschonken, 1667. 



Wio onzer lezers, die 
geen vreeindeling is op 
het gebied onzer Vadcr- 
landsche Geschiedenis , 
fcent niet de bijzonderhe- 
den betreffende den roem- 
rijken togt onzer vloot naar 
de Teems in het jaar 1667, 
en waarvoor door de Sta- 
ten van Holland en West 
Friesland bij hunne reso- 
lutie van 2 Julij 1667 aan 
de Hoofdbeleiders , den 
Gevolmagtigde op 's Lands 
Vloot, Mr. Cornelis de 
Witt, en de Luitenants 
Admiralen Michiel Adri- 
aensz. de Ruijter en Wil- 
lem Joseph Baron van 
Gent, niet tot eene be- 
honing , maar tot een 
gedenkteeken in hunne 
familie en voor de na- 
komelingschap , werden 
vereerd met een gouden Kop, waarop het 
voormelde feit stond gegraveerd. y 



1 Of op de beide andcre koppcn het feit ge- 
graveerd werd, is m(J onbekcnd ; op den kop, 
die dc Witt is aangeboden center, die op de 
tentoonstelling van wapenen cnz. ten vorigen 
jare te Amsterdam gehouden , prijkte , is de gc- 
beurtenis in fraai email voorgcsteld , tenvijl voet- 



Volgens eene aanteeke- 
ning van den Geschied- 
schrijver van ons zeewezen 
Mr. J. C. de JoDge , wa- 
ren , toen hij zijn werk 
schreef, nog twee dezer 
gedenkstukken aanwezig , 
en wel die van de Ruyter, 
bij den Graaf van Goltz 
te ? s Gravenhage, en die 
van de Witt, bij den 
Heer M. H. P. Hoogh te 
Dordrecht ; terwijl die van 
van Gent, in 1795 of 
1796 in de smeltkroes is 
gegaan. 2 

Met den kop, aan de 
Witt geschonken , had een 
vijftigtal jaren later een 
zonderling incident plaats. 
Na de Witt's overly- 
deu bleef dit gedenkstuk 
in het bezit zijner weduwe 
Maria van Berckel ; na haar 
dood werd hun eenigste dochter Anna Eli- 
sabeth de Witt, gehuwd geweest aan Mr. 
Simon Muys van Holy, er erfgenaam van. Z\j 
benoemde tot haar eenige en universeele erf- 
genamen Johannes en Cornelis de Witt, 

stuk, knoop en deksel rijk met drijfwerk zijn 
versierd. 

1 2de Dcel. 2de Uitgave. biz. 200. 



Digitized by VjOOQIC 



318 



DE OUDE TIJD. 



zoons van Johan de Witt, in leven Secre- 
taris der stad Dordrecht, en die de oudste 
zoon van den Raad-Pensionaris Johan de 
Witt was geweest. 

Maar nu ontstond er verschil wie der 
broeders, Johan of Cornelis, in het bezit 
van den kop moest komen. — Daar beide 
broeders m het jaar 1722 een verzoek- 
schrift bij de Staten van Holland en West- 
Friesland indienden , zijn wij in staat den 
stand van het verschil te leeren kennen. 

Johan vermeende "Dat die kop bij Anna 
Elisabet de Witt , des Suppl 1 . moeije , als de 
oudste van de farailie van welgem. Cornelis 
de Witt, is beseten en bewaart geweest, 
ook na desselfs overlijden in haren sterf- 
huyse gevonden. Dat den Suppl* jegenwoor- 
dig het oudste raannelijk hoir van de fami- 
lie van meergem. Cornelis de Witt, darom 
gemeynt heeft na doode van zyn moeije 
Anna Elisabet de Witt tot de possessie en 
de bewaringe van de voorsz. kop gerechtigt 
te zyn; t' welk hem door zijn jonger broe- 
der tegen gesproken zijnde: sonder daar 
eenige reede van te geven , is den Suppl 1 . 
genootsaakt geworden sig te adresseren aan 
haar beyder ordinaire en natuurlyke Reen- 
ter. Van de seyde van den Suppl'. Eysch 
gedaan zijnde, en bij zijn broeder aangeno- 
men , de eerste dag na de vacantie te ant- 
woorden , comt den Suppl*. niet sonder ver- 
wondering van ter seyde te horen , dat zijn 
broeder adres maakt tot haar Ed. Gr. Mog. , 
tenderende om de decisie van dese saak, 
de ordinaire justitie te ontrecken. 

Waarom den Suppl fc . zijn recours neemt 
tot UEd. Gr. Mog. met bet uyterste res- 
pect versoekende te willen considereren , dat 
er geen dispuyt is oft vallen kan tuschen 
den Suppl 1 . en zijn broeder over de 
sin van gemelde rcsolutie van den 2 
July 1667, die allenthalve klaar is, maar 
alleen : 

Of dese kop moet beseten ende bewaart 
worden bij den oudste van de familie van 
meergem. Cornelis de Witt: 

Ofte moet geset worden op een neutrale 
plaats , daar den Suppl 1 . en zijn broeder 
samen acces toe souden hebben: 

Dan of in dese possessie ende bewaringe , 



de jonger broeder boven den oudste sonde 
konnen werden geprefereert. 

En dewijl geen van dese dric poincten 
daar het different over kan zijn, anders 
specteeren als tot het Meum en het Tuiini 
en brjgevolge privati et non publici juris 
zijn ; denckt den Suppl*. van UEd. Gr. Mog. 
gewoone equiteyt, wegens d' ordinaire ma- 
nier van judicature hier te Lande gebruy- 
kelijk , te mogen hopen en verwagten , gelijk 
den SuppK dan ook onderdanig versoekt: 
Dat UEd. Gr. Mog. niet gelieven te per- 
mitteren , dat in deze anders als Ordinario 
modo mag werden geprocedeert ; en dat 
vervolgens UEd. Gr. Mog. de decisie van 
dit different sullen laten aan des Suppl*. en 
zijn broeders ordinaire en natuurlijke Reen- 
ters, voor de welken het reets gebragt 
en de proceduren begonnen zijn. 't Welk 
doende etc." 

Hooren wij nu wat Cornelis voor het 
regt van bezit van den kop ten zynen voor- 
deele aanvoert. Na alvorens uitvoerig de 
familie-betrekking tot Anna Elisabeth de 
Witt uiteengezet. en van het roemruchtig 
feit, als den togt op den Theems, waarbij 
dat gedenkstuk aan Cornelis de Witt werd 
vereerd, gewag te hebben gemaakt, ver- 
volgt hij zijn adres op deze wijze: 

"Ende alhoewel hij Suppl r . sig hadde ge- 
flatteert gehad dat den voorn. synen ouder 
Broeder Mr. Johan de Witt, van de bewa- 
ringe van deselve kop soude hebben affge- 
sien , dewijl hij clandestine ende buiten 
kennisse van alle sijne vrienden , niet al- 
leen het land ende sijne vaderlijke stadt 
verlaeten, ende sig naer Brabandt hadde 
begeven, maer oock aldaer met een paap- 
ache dochter getronwt was, ende seljfs 
hadde affgeswore de ware Christelijcke 
gereformeerde Religie in dewelcke hij ge- 
bore was, ende oock sig soodanig hadde 
doen ins truer en , dat hij eenigen tifd voor 
sijn vertreck professie van die religie 
hadde gedaeti, soo dat hij op diverse 
maelen het heylig sacrament vant avont- 
mael gebruyckt hadde, ende alhoewel hij 
sig door die conduites H eenemael onwaer- 
dig hadde gemaeckt om eenige pretentie 
H sij van eygendom ofte oock van bewa- 



Digitized by VjOOQIC 



AFBEELDING VAN DEN GOUDEN KOP. 



319 



tinge van de meergemelde kop te maecken , 
heeft het denselve Mr. Johan de Witt ech- 
ter gelieft om den Suppl'. op den 28 der 
voorleden maant (Julij) te doen dagvaerden 
voor de camere judicieel der stad Dordrecht , 
ende ten dagc dienende te concluderen, ten 
einde hij Johan de Witt als den oudsten 
raanshoir van de femilie van den meerge- 
melde Cornelis de Witt, bij vonnisse sonde 
werden verclaert geregtigt te sijn, omme 
de voorsz. goude kop, als een gedencktee- 
cken in de familie van meergemelde Corne- 
lis de Witt, voor jegenwoordig in sijn be- 
waring te nemen, ende syn leven lang ge- 
durende te behouden; ende dat hij Suppl*. 
sal werden gecondemneert het selve alsoo 
te gehenge ende te gedogen: 

Ende aengesien den Suppl*. sig (onder 
reverentie) niet kan verbeelden dat het de 
intentie van UEd. Groot Mo. soude syn , 
dat soo een illuster gedenckteeckcn van UEd. 
Groot Mo. gegeven tot een Eenwige gedag- 
tenisse van soo een roemrugtig exploit, niet 
alleen voor de familie van den meergemelde 
Cornelis de Witt, maer selfs oock voor de 
posteriteyt , soude vallen in hande ende be- 
warmge van imand, deicelcke sig hebbende 
konne overgeven lot een sporeloose ende 
onrerantiooordelijcke affsweringe van sijn 
religie, teel ligtelijck tot die lachetijd 
sonde vert alien ', ofte immers in zijn ver- 
mogen hebbe omme H selve aen eenige 
Roomse kerck off Priester te vereeren, 
immers het selve buy ten de familie te doen 
vervallen ; 

Ende aengesien den Snppl*. sig dese aen- 
gaende, niet gaerne in eenige procedure 
soude inlaten , dewelcke van een lange train 
soude konne syn, ende dat de Suppl*. (on- 
der reverente correctie) oordeelt , dat de 
decisie van dit different, resulterende over 
een gedenckteecken bij UEd. Groot Mo. soo 
goetgunstelijck aen de meergemelde Cor- 
nells de Witt, ende desselffs posteriteit ge- 
geven, niet bij de ordinaris justitie, maer 
bjj UEd. Groot Mo. bij forme van interpre- 
tatie behoorde getermineert te word en: 

Soo neemt hij SuppF. de vryheyt van UEd. 
Groot Mo. gansch onderdaniglyck te bidde, 
ten eynde het UEd. Groot Mo. goede ge- 



lieffte mag sijn, het voorn. tusschen hem 
I Suppl 1 . ende syne gemelde broeder geresen 
1 different naer derselver hooge wysheyt te 
| termineren, ende vervolgens te verclaeren 

onder wien van hun by den UEd. Groot 

Mo. verstaen , dat het meergemelde gedenck- 
j teecken sal werden gestelt, ende sijn leven 
1 lang gedurende blijven berusten. Twelck 

Doende etc." 

i 

j Hoe wel deze adressen onder dagteekening 
t van den 13 en 21 augustus 1722, in han- 
| den werden gesteld van de Heeren Gede- 
| puteerden der stad Haarlem , en andere Haar 
| Ed. Gr. Mog. Gecommitteerden tot de zaken 
| van de Justitie, "omme deselve te exami- 
, neren ende daerop te dienen van hare con- 
1 sideratien en ad vis", vonden wfl deze ad- 
i vizen niet; alleen leest men het volgende 

op een afzonderlyk, doch ongeteekend stuk, 

dat by de adressen behoort: 

j "Ten genoegen van Haer Ed. Gr. Mog. 

, te stellen sekerheyt, dat de Goude Kop uyt 
Dordrecht noyt sal gaen, en sal werden 
gebragt op een sekere plaets, ende dat sijn 

j broeder onder behoorlyk recepisse op solem- 

| nele maeltijden daervan het gebruik sal 

| mogen nemen." 

Mogelijk is hieraan gevolg gegeven : dat 
de kop niet naar Belgian is gegaan , blijkt 
o. i. Meruit, dat ze ook nu nog wel te 
Dordrecht zal aanwezig zyn. 

Daar er in de adressen een en andermaal 
sprake is van de resolutie van de Staten 
van Holland en Westfriesland , waarbij de 
vereering van een Gouden Kop aan de Witt , 
de Ruyter en van Gent, werd toegekend, 
en die, volgens het adres van Cornelis de 
Witt, u binnen in het dexel van de voorsz. 
Kop is gegraveert geworden ," achten wij dat 
het onzc lezers genoegen zal doen , die hier 
mede te deelen en die in de volgende be- 
woordingen vervat is: 

Extract uyt het Register der Resolu- 
tion van de Edele Groot Mogende 
Heeren Staten van Hollant, ende 
West Vrieslant , in haer Edele Groot 



Digitized by VjOOQIC 



320 



DE OUDE TIJD. 



Mogende vergaderinge genomen op: 
Satardagh den 2 Julij 1667. 
Op het geene de Heeren Gecommitteerde 
Raeden aen Haer Edele Groot Mog. voorge- 
dragen hebben, is, na voorgaende delibera- 
te goet gevonden en verstaen, dat van 
wegen Haer Ed. Gr. Mog. bij een missive 
van danksegginge ende betuyginge van Sin- 
gulier genoegen mutatis mutandis als op 
den 28 e der voorlcden Maendt, bij Haer 
Ho. Mog. is ghedaen aen den Heere Bur- 
gemeester de Witt, jegenwoordigh Gedepu- 
teerde ende Gevolmachtighde van Haer Ho. 
Mog. op 's Landts vloote, midtsgaders aen 
den Lieutenant Admirael de Ruyter, als 
Generael derselver vloote, ende nogh aen 
den Lieutenant Admirael van Gent, als 
onder de Superintendentie van Haer Ho. 
Mog. Gedeputeerde ende Gevolmachtigbde 
voornoemt , en chef gecommandeert hebbende 
het gros van Fregatten , Branders , ende 
ander kleyn vaertuygh , op den 21 , 22 ende 
23 e der voorlede Maendt , het bekende fameus 
exploict op de Riviere van Londen, ende 
op die van Rochester uytgevoert hebbende, 
bekent gemaeckt sal werden, de Singuliere 
Satisfactie, die Haer Edele Groot Mogende 
geschept hebben in haren ijver, couragie 
ende voorsichtigheyt , beleydt, in ende om- 
trent de executie van het voorz. exploict 
allenthalven betoont ende bijgebracht, ende 
dat voorts aen yder van deselve, uyt den 
name ende van wegen Haer Edele Groot 
Mog. , sal werden vereert , een goude Kop 
of ander stuck wercks , daer op het voorsz. 
exploict, ende verkregen Victorie ten besten 
uytgebeclt zij, niet tot eenige recompense, 
maer alleenlijck tot een gedencHeecken in 
hare Familien, en voor de posteriteyt, 
ende sulci to samen ter waerdye van Duy- 
sent ponden Vlaems , of daer omtrent ; daer- 
toe de Heeren Gecommitteerden Raden mits 
desen versocht ende gelast werden de ver- 
eyschte ordre te stellen. 

P. A. Leupe. 



SPREEKW00RD. 



Niet om hoar velleken, 
Maar om kaar gelleken. 

Dat dit spreekwoord doorgaans gebruikt 
wordt, als men hoort van een vreemdsoor- 
tig huwelijk, b. v. van eene jonge vrouw 
met een ouden man of oragekeerd" , zooals 
in de 6' Afl. van dit Tijdschrift, bl. 200, 
beweerd wordt, raeen ik ten stelligste te 
moeten tegenspreken. Eene maagd of een 
jongeling, beide gaan om den wille van het 
geld menigmaal een huwelijk aan. Maar zfj 
zijn 't niet alleen. die aan den mammon 
alles ten offer brengen : menschen van alien 
leeffcijd doen dat. En ofschoon dit spreek- 
woord bijna uitsluitend op de vrouw wordt 
toegepast, gelijk men meesttyds het woordje 
haar , niet het gebruikt , zoo wordt ook het 
jawoord door eene schoone maagd gegeven , 
alleen omdat hij, die haar ten huwelijk 
vroeg, was hij niet rijk aan manlijk schoon , 
met aardsche goederen ruim bedeeld is. 

De woorden lief hebben , vrijen of trouwen 
worden raede in het spreekwoord opgenomen. 
Zoo zegt Servilius, in 1545: Hyheeftlief, 
niet haer velleken , maer haer ghelleken ; — 
een ongenoemde verzamelaar , die zijn boekje , 
in 1550, te "Campen" liet drukken : Hy 
vrijet haer niet om haer velleken, maer 
om haer geldeken ; — Gheurtz , in 1 552 : Hy 
vrydt hoi ' ghelleken, en niet hot velUken ; — 
en Sartorius, in 1656: Om haer gelleken 
trout ghyse, niet om haer velleken. 

De drie eerste van de vier aangehaalde 
verzamelaars van spreekwoorden brengen ons 
onwillekeurig tot den oorsprong van het spreek- 
woord. "Aan de Waterlandsche vrijbuiters, 
1573 — 1576, is het spreekwoord zijn oor- 
sprong verschuldigd" , wordt ons t. a. p. 
verzekerd , en de historie van "Fijtje , de 
eerzame, rijke vrijster", medegedeeld. Fijtje 
heeft alleen, al "zuchtende" , haar' toestand 
met een bekend spreekwoord uitgedrukt, als 
zy zeide: "'tis niet om mijn velleke ,maar 

1 Vcrkorte schrijfwijxe voor hoir of A<?«r,cene 
andere nits prank van haar. 



Digitized by VjOOQIC 



SPREEKWOORD. 



321 



om mijn geldeke /" Een spreekwoord , in ver- 
zainelingen van 1545, 1550 en 1552 opge- 
nonien, zal toch wel niet uit eene gebeur- 
tenis van 1573—1576 oorspronkeiyk zjjn. 

Dat het spreekwoord niet uitsluitend op 
liefde , vrijen en trouwen , en dus op het 
huwelijk toepasselijk is, maar ook op de 



vriendschap , blijkt uit de verzameling van 
denzelfden Servilius, als men er op eene 
andere plaats leest: Si en soecket nz l stjn 
velleken, maer sijn geldeken, 

1 Bene schrijf wijze , oudtijds voor niet gebruikt. 
P. J. HarrebomSe. 



DE SCHOORSTEEN OP HET SLOT TE SCHAGEN. 



C. W. BRUIN VIS. 



Na het nederwerpen der kasteelen Nieuw- 
burg en Middelburg door het kaas- en 
broodvolk in 1492, bleven er in Westfries- 
land geene andere sloten over dan die van 
Medemblik en Schagen. Het kasteel van 
Medemblik, door kasteleins bewoond, had 
slechts beteekenis als sleutel eener zeehaven ; 
dat van Schagen was inderdaad de zetel 
van een aanzienlyk geslacht, van de bezit- 
ters eener uitgestrekte heerlijkheid , en als 
zoodanig was het het eenige in Westfries- 

1870. 



land, waarvan de vlakke en lage bodem en 
het gemis van geboomte de edelen des lands 
niet uitlokten tot het stichten van woon- 
en lustverblijven , zoo talrijk in Kennemer- 
land en in andere met natuurschoon bevoor- 
rechte streken. Het was daar evenwel gansch 
niet minder om. Eerst in het tweede kwar- 
taal der vyftiende eeuw, gewis uit ruime 
beurs , door Willem , bastaard van hertog 
Albrecht van Beieren, raad van Philips 
van Bourgondie , die hem in 1427 met de 



Digitized by VjOOQIC 



322 



DE OUDE TIJD. 



heerlijkheid begiftigde, gesticht, onderscheidde 
het zich door zijne grootte en door zijnen 
stevigen en regelmatigen bouw, en, onge- 
rept door brand of belegering, wel veran- 
derd maar niet niisvormd, bleef het, zoo 
niet zijnen luister, toch zijn indrukwekkend 
voorkomen behouden, totdat het in 1799 
door de inlegering der engelsche troepen 
geschonden en vervolgens in deze eeuw, met 
uitzondering van 2 torens , afgebroken werd. 
Brouenus van Nidek en le Long in hun 
Kabinet van Nederlandsche en Kleefsche 
Cudheden, van Lennep en Hofdijk in hunne 
Merkwaardige Kasteelen in Nederland be- 
schrijven het Schager slot en verhalen de 
geschiedenis er van, zoodat z\j mij van deze 
moeite ontslaan. In beide werken korat eene 
afbeelding voor , jammer genoeg van dezelfde 
zijde gen omen. Had de geestige voorstelling 
uit de vogelvlucht, in een hoek op den 
platten grond van Schagen in het Stedeboek 
van Blaeu de aandacht van den heer Hof- 
dijk getrokken , ik meen , dat hij aan eene 
reproductie daarvan de voorkeur zou hebben 
gegeven. Zjj toont ook* het voorhof met de 
buitenpoort, die in 1668, op last van 
George van Cats , te gelijk met de binnen- 
poort , welke toegang tot het kasteelplein 
gaf, werd nedergeworpen. Ik kan van Cats 
niet hardvallen, dat hij van het gesloten 
vierkant zijner burgt een open maakte, en 
de muren en gebouwen tusschen de binnen- 
poort en de beide hoektorens door eene 
balustrade langs de gracht l deed vervan- 
gen en het voorplein deed beplanten. De tijden 
waren veranderd, de noodzakelijkheid tot 
verdediging bestond niet meer, licht en 
lucht moesten ruimer tot de kerkerachtige 
binnenplaats doordringen , zou het kasteel 
een geschikt en aangenaam verbljjf aanbie- 
den voor een cdelman van die dagen. Ik meen 
ook, dat hij meer deed om de waardigheid 
van zjjn huis te verhoogen en den bouw 
der regelmatige gebouwen, die thans nog 
het voorplein omgeven, aan hem te moeten 
toeschryven. Niet aan hem evenwel, maar 



1 Eene afbeelding hiervan, het kasteel als 
rechthoekig hoefijzer vertoonende, bestaat ver- 
moedelijk ook in gravure. 



denkelyk aan zijnen voorganger, was de her- 
stelling te danken van den schoorsteen, 
welke, naar de overlevering verhaalt, door 
den stichter van het kasteel versierd was 
met 2 marmeren zuilen, op zijnen tocht 
naar het Heilige Land uit de bouwvallen 
van Carthago * huiswaarts gebracht. De 
vorm toch van dezen schoorsteen , waarvan 
eene- afbeelding boven dit artikel geplaatst 
is, herinnert geheel aan de zeventdende, 
geenszins aan het begin der vjjftiende eeuw , 
en het vers van v. Baerle is er waarschijn- 
lgk bg deze herstelling voor geplaatst, 
welke, den leeftijd van dezen dichter in 
aanmerking genomen, dan geschied zou zijn 
gedurende het bestuur van Willera Anthoni , 
graaf van Warfuse. Nevens den schoorsteen 
toont onze afteekening eenige familie-por- 
tretten, waarvan de groote zaal een aan- 
zienlijk aantal bevatte. Na de slooping van 
.het kasteel werden deze portretten overge- 
bracht in een ruim bovenvertrek van het 
zoogenaamde oost-paviljoen , een der gebou- 
wen om het voorhof, in de benedenverdie- 
ping tot woning bestemd voor den onder- 
rentmeester der heerlijkheid, van wege het 
adellgke belgische geslacht d' Oultremont.. 
In 1856 was dit de eerzame Sijmen Meyer, 
een oude stokdoove boer, aan wien een 
groote last vol met van het kasteel her- 
komstige perkamenten en papieren deerlijk 
in den weg stond, zoodat hij al meerma- 
len, doch te vergeefs, had voorgesteld om 
"den boel" maar opteruimen. Op mjjn ver- 
zoek gaf hij mij toegang tot de schilderjjen , 
waarvan er 40 a 50 aanwezig waren, de 
beeltenissen voorstellende der opvolgende 
heeren van Schagen en van vele hunner 
vrouwen en kinderen. eene merkwaardige 
collectie wegens het aanzien der voorgestelde 
personen, de oudheid van .sommige, de 
kunstwaarde van andere stukken. Voor eene 
goede bewaring was niet de minste zorg 
gedragen; vele doeken toonden gaten, vele 

• Voor het ondernemen vau deze rcia van 
Heer Willem "ten heyligen graeve en . . . an de- 
re n verren Ian den tot ettelicken heyligen ende 
weerdighen steeden" pleit de "Recommandatie- 
brief vau zijnen hertogelijken meester, opgeno- 
men in de Kronijk van het Hist. Gen. 1853. 



Digitized by VjOOQIC 



DE SCHOORSTEEN OP HET SLOT TE SCHAGEN. 



323 



paneelen vielen uit de lgsten. fte hooge 
plaatsing der portretten belette mij om de 
namen der schilders natesporen. Een jaar 
twee drie later herinnerden zich de d' Oul- 
tremonts hunne portret-galerjj te Schagen. 
Zij gaven last een inventaris opteraaken en 
optegeven welke stukken zich als kunstproduc- 
ten boven de anderen onderscheidden. Het rap- 
port luidde gunstiger dan zij wellicht ver- 
moed hadden, en het gevolg was, dat al 
de gedesigneerde stukken den weg gingen , 
in 1821 door de toen op het kerkkoor be- 
waarde marmeren zuilen gegaan , — naar 
Brussel. Hun lasthebber had den gelukkigen 
inval , van de merkwaardigste portretten co- 
pien te teekenen, welke in de verzamelin- 
gen der heeren Fran ken en Fred. Muller 
te Amsterdam zijn terechtgekomen. 

Op het marktplein te Schagen vallen de 
oost- en west-paviljoenen door hunne hooge 
daken en de gebouwen, die tusschen hen 
den toegang tot het oude voorplein vormen , 
terstond in het oog. Het oostelijk paviljoen 
wees ik reeds aan als woning van den 



onder-rentmeester , de huizing daarnaast is 
eene societeit, en de beide gebouwen aan 
de andere zijde maken het voornaamste 
logement van het op de donderdagsche 
marktdagen zoo druk bezochte dorp uit. 
In het boschje achter dit logement verma- 
ken zich de Schagers, voor zoo ver hun dit 
niet belet wordt door de nabuurschap der 
begraafplaats , op de grondvlakte van het 
verdwenen kasteel, als bewaakt door de 2 
gespaarde torens, die de heugenis van lang 
vervlogen tjjden bewaren. 



Men veroorlove mij bij deze gelegenheid 
eene misvatting van den graveur te herstel- 
len, ten aanzien der op biz. 104 van 
dezen jaargang voorkomende afbeelding van 
het ledekantje te Egmond a. d. Hoef. Niet 
slechts 3, maar alle 4 vakken der tombe 
behooren de koperen figuren te vertoonen, 
en op de daarin slingerende banden behoo- 
ren de letters te staan, door den grave*Ur 
in een wit veld, zonder meer, geplaatst. 



EENE PROMOTIE IN DE ACHTTIENDE EEUW. 

DOOR 

FREDERIKS. 



Johan Samuel Cassa werd den 12 Augus- 
tus 1731 te 's Gravenhage geboren. Zijn vader 
was een van de talrijke bureau-ambtenaren 
der oude republiek , en vtfdr hem schijnt zijne 
familie elders gewoond te hebben of wel be- 
hoorden zij tot een' geringeren stand , zooals 
dit zich in de administratieve geschiedenis 
van onzen Staat dikwijls voordoet. Johan 
Samuel werd met zijne broeders als "pennist" 
opgebracht, volgde reeds op zeventienjarigen 
leeftijd onzen gezant Graaf Bentinck naar 
het Congres van Aken , en keerde den laat- 
sten December 1748 van daar terug. In 1750 
was hij belast met de administratie der ambas- 
sade van Mattheus Lestevenen, Heer van 
Berkenrode, naar Parijs. Van beide reizen 
heeft hij een uitvoerig dagboek gehouden. 



Nadat zyne familie uitgestorven was, kocht 
ik 's mans memories in een pakje. Ofschoon er 
zeker veel belangrijker gedenkschriften zijn dan 
die van Cassa, getuigen zgne verhalen van 
de Akensche en Parrjsche reizen van zijne 
zucht tot bewondering, van zekere eenvou- 
digheid in waarnemen en denken , van eene 
niet rijke gave der opmerking en van het 
diep gevoel dat de twintigjarige had van den 
afstand tusschen hem en de doorluchtighe- 
den, hoogheden en excellentiSn , die hij te 
zien kreeg. Verder behelst dit HS. eene 
ruime hoeveelheid van uitstapjes, partijtjes 
te water en te land, te voet en te paard, 
door eenige streken van ons land, en in die 
berichten zijn soms aardige bjjzonderheden 
vermeld. Meer belangryk is hjj , wanneer hij 



Digitized by VjOOQIC 



324 



DE OUDE TUD. 



over plaatselijke gebeurtenissen in den Haag 
spreekt, over zyne aanneming tot lid van 
Pictura, en zyne viering van het lOOjarig 
bestaan dier "Konstschilder's Broederschap". 
Even als in dezen band, vindt men eene 
proeve van zyne poezie in den Navorscher, 
VI, 74. Hy had toen vyfirig jaren dienst 
achter zich, en vond het gepast zich een 
sonnet te wyden. Het meest heeft hy de his- 
torische wetenschap aan zich verplicht door 
eenige deelen sanien te stellen van den Index 
op de resolution der Staten van Holland. 
Het titelblad.vermeldt zyn naam niet op de 
gewone plaats, maar aan de keerzijde heeft 
hy in behoorlyke dichtmaat den sluier der 
anonymiteit kloekmoedig afgeworpen. 

Eene buitengewone periode was voor hem 
het jaar 1751, toen hij in de beide rechten 
promoveerde. Cassa had toen nog niet zyn' 
twintigsten jaardag gevierd, en het blyft 
nog een moeilyk vraagstuk of de matige en 
korte manier om zulk een graad op dien 
leeftyd te verkrygen, alleen het overleg was 
van den eerbaren jongeling , die wel vreeslyk 
jammert over de 350 gl. 12 st. promotie- 
kosten, maar niet opzag tegen een diner 
"in 't overmaassche" ; dan of dit eene loffe- 
lyke uitzondering was in eene tamelijk somp- 
tueusc eeuw. 

De laat Cassa zelf spreken, en deel mis- 
schien later iets meer nit zyn dagboek mede. 

s' Haage 15 April 1751. Vertrok mijn 
Broeder Anthony Commis ter Thezaurie van 
de Generaliteid met my des namiddags om 
twee uuren en Chaise na Leiden, alwaar 
omtrend half vier aangekomen zijnde wy nit 
de Chaise stapten aan de stal ter linkerzijde 
van het inkomen door de Haag-poort gelee- 
gen. Vervolgens begaven wy ons te voet na 
het Huis van de Heer Boye" op de Pape- 
gracht , denwelken niet te hnis zijnde , wjj 
lieten opzoeken om hem kennis te geeven 
van mijn voorneemen daar toe tendeerende, 
dat ik als Doctor in de beide Regten mogt 
worden gepromoveert. Ten welken einde ik 
als doe mijn eerste werk te doen had, dat 
daarin bestond om mij by den Rector Mag- 
nificus (toen ter tyd voor dat jaer F. Ouden- 
dorp zijnde) als Student te laaten inschrij- 



ven , hetgeen ik aanstonds werkstellig maakte, 
waervoor ik by ZijnEd. 3 gls. op de tafel 
lag. Van desen bij den Heer Boye* geretour- 
neerd, en omtrend de materie tot het dis- 
put te neemen gedelibereerd zynde, spoed- 
den wij ons na de plaets daer de chaise 
stond om na den Haag terug te keeren al 
waer wy weder aenkwamen des avonds om 
7 uuren, versoekende dhr. Boy<5 zich te 
chargeeren met 2 sch. voor de Bedel om in 
de academie als Student te worden inge- 
schreven. 

1 Mei 1751. Vertrok Broeder Anthony 
met my tegen 3 uuren na de middag wederom 
na Leiden, om te zien of wy haast konden 
te regt raaken met het Tentamen, Ons dan 
te Leiden bij de Haagpoort ter linkerzijde 
by inkomen van dezelve stad hebbende laa- 
ten uitzetten, gongen wy na 'tHuis van de 
Heer Boye* om hem te spreeken en van daar 
na 't huis van de Heer Professor Schwartz 
(voor dat jaar Tentateur zynde) die mij op 
staande voet tenteerde, en na gedaane ten- 
tamen als Candidaat feliciteerde , my belo- 
vende, wanneer wederom retourneerde my 
nog eens nader te zullen toetzen. by het ten- 
tamen niets moetende betaald worden , scheid- 
den wij van ZynEd. na elkanders gezondhcid 
met een glaasje roode wyn te hebben gedron- 
ken , en retourneerden ten huize van de Heer 
Boye*, die alstoen niet 't huis zynde, char- 
geerden wy Juffrouw Boye* met een Commis- 
sietje om haar Ed. man te coramuniceeren , 
dat ik Candidaat geworden was, en dus 
retourneerden wy wederom na den Haag, ik 
wel content zijnde over myne reets gedaane 
progressen als geadmitteerde tot het Candi- 
daatschap. 

N.B. Het beryken van dit myn oogmerk 
om gepromoveert te worden kan ligtelyk be- 
greepen worden , dat my veel moeite gekost 
heeft , als ik den gantschen dag in myn post 
als Clercq ter Comptoire van 's Lands Col- 
lective middelen moest fungeeren , dus ik bij 
nagt en ontijden mij tot het bereiken van 
myn oogmerk met niet wynig hoofdbreeken 
diende te appliceeren. edog op die grond en 
dat principium na myn wit haakende, dat 
men met moeite te neemen en zig te beviy- 
tigen kennis van zaaken krygen kan en dat 



Digitized by VjOOQIC 



EENE PROMOTIE IN DE ACHTTIENDE EEUW. 



325 



alsdan niets onmogelijk was (hetgeen te wen- 
schen was dat door onze jonge luiden beeter 
wierd in acht genomen als hedendaagsch 
geschied , want zo dezelve maar so veel rai- 
sonnement gebrnikten dat na den aard der 
saaken door haer wierd nagegaen, dat de 
jonge jaaren de beste tyd is om te leeren , 
dat dienvolgende dezelve tyd wel moet worden 
besteed, alzoo daer, zo dezelve tot hooger 
onderdom gekomen zijn, niet zo veel occasie 
toe is , te meer als men zig dan geemployeert 
vind in zaaken, daer men zig zo in moet 
afslooven, dat 'er niet veel tyd tot het doen 
van andere nuttige zaaken overschiet. deeze 
remarqne heb ik gemeend alhier te moeten 
infereeren, ter gelegenheid van de Conduite 
die de Heeren Studenten op de Studie houden) 
ben ik dan mijn wenscb raagtig gewerden. 

6 Mey 1754. Vertrok Broeder Anthony 
nogmaels met my na Leiden en wy gingen 
wederom als voren ten huize van de Heer 
Boye' , die niet 't hois zynde begaven wij ons 
direct ten huize van de Heer Tentator Schwartz, 
die mrj wederom onder faveur van een glaasje 
rode wijn tenteerde, die eerste ceremonie nu 
geelndigt zynde , gong ik met Broeder een 
kamer huuren op de papegragt over de Heer 
Boye* ten huize van Mr. Macarty Engelsch 
ordinaris-houder. Yervolgens ging ik na de 
vier professooren Juris, als Rucker, Schel- 
tinga en Weis om haarEd. uit naam van 
dhr. Professor Schwartz derzelver Confrater 
tegen des anderen daags om twaalf uuren 
op de academie ter examen te nodigen. Ten 
huize der geener die niet 'thuis waren, liet 
ik de boodschap aan de knegt of meid ; edog 
naderhand de 2 Heeren Rucker en Scheltinga 
op een hoek van een straat met malkande- 
ren vindende praaten, gong ik by hunEd. 
om haar het gem. compliment te maaken, 
wanneer ik als doe ook dhr. Boye* rencon- 
treerde. Nu begon de tyd te naderen dat 
Broeder van mij afscheid nam alzo ik eenige 
dagen te Leyden diende te vertoeven. Ik 
bragt ZiJnEd. dan na de stal en zag hem 
afryden. Doe retourneerde ik na myn ge- 
huurde kamer, om op het examen mij te 
prepareeren, en gong vroeg na bed 

7 d°. Deeze dag als voren gemeld is, tot 
het examen bestemd zijnde, gong ik tegen 



half twaalf uuren na de academie voorzien 
met / 82 — 10 — : voor het Examen moe- 
tende betaald worden , en wagte in de bedel's 
kamer tot dat ik wierd binnen gebeldt. Nadat 
ik de bedel het geld had toegeteld wierd 
ik over twaalf uuren binnen geroepen, zit- 
tende de vier professooren Juris aan eene 
ronde tafel naast malkanderen. N.B. Deeze 
kamer was ter linkerzijde van het inkomen 
der deur voorzien met portraiten der Pro- 
fessooren. De Heer Professor Schwartz adres- 
seerde my in substantie het navolgende in 
het Latijn, geschiedende al het gunt ter 
materie van de promotie diend in de Latyn- 
sche taal : "dat nadien ik gekomen was om 
geprovoveert te worden, ik, alvorens tot 
dit oogmerk over te gaan nog drie examina 
had uit te staan , te weeten als doe het exa- 
men der definitien, op de volgende dag het 
expliceeren der wetten, en dan eindelyk by 
de promotie het defendeeren van het disput." 
Als nu het eerste dienende verrigt te wor- 
den, versogt gem. Heer Professor Schwartz 
den Hr. Professor Rucker als oudste om 
daar mede een begin te maaken, dewelke 
daar toe verlof versogt hebbende , mij begon 
te interrogeeren : hetgeen vervolgens deed 
Professor Scheltinga, daertoe als voren ver- 
lof versoekende , daerna Professor Schwartz , 
en eindelyk Professor Weis , deeze beide mede 
als de voorgaande daartoe verlof verzoekende. 
Dit verrigt zynde, wierd ik versogt buiten 
te staan , en kort daer na weder binnen ge- 
roepen , als wanneer Professor Schwartz m\j 
het volgende adresseerde "dat de Juridische 
faculteid mijne responsiva gehoord hebbende , 
had goedgevonden mij tot het tweede examen , 
dat in het expliceeren der wetten bestond, 
te admitteeren ," ten welken einde ik des 
anderen daags om twaalf uuren aldaer moest 
reverteeren, mij meede gegeeven wordende 
twee wetten op een papiertje om te expli- 
ceeren den volgenden dag, waar van ik een 
duplicaat met onderteekening van mijn naam 
en van by gem. Heeren Professoren op de 
academie liet. De Heeren Groenendyk en 
Eckholt op dezelfde dag mede moetende 
geexamineert worden, ging de l c om een 
uur binnen, en vervolgens de 2 e , zynde dit 
alles om half twee verrigt, zo dat ik als 



Digitized by VjOOQIC 



326 



DE OUDE TITO. 



eerste getenteerde de voorrang hebbende, 
ook de swaarste post had. Doe raaakte ik 
een saluade en gong uit het vertrek en voorts 
na niyn quartier. Dhr. Boye* mij die middag 
by zig ten eeten genodigd hebbende, nam 
ik van die presentatie myn gebruik alsmede 
des avonds. 

8 d°. Dit nu was de dag tot het expli- 
ceeren der wetten geschikt waer toe ik om 
ray in staet te bevinden de Heer Boy£*ge- 
consulteert had. Ik droeg sorg my om twaalf 
uuren op de acaderaie te laaten vinden, bij 
my hebbende der Juristen Bybel, het Cor- 
pus Juris, en wagte wederom in de Bedels 
kamer, tot dat wierd binnen gebeld, als 
doe raaer present zijnde de Heeren Schwartz 
en Weis. De Curateuren van de Universi- 
teid op die dag &gaderd geweest zijnde, 
moesten de Heeren Rucker en ScheltiDga daar 
bij adsisteeren. Nadat mij door Professor 
Schwartz wederom een kort compliment ge- 
adresseert was , vroeg dezelve verlof om een 
begin te neemen, mij interrogeerende , ob- 
jicieerende op de explicatie die ik van de 
twee wetten gemaakt had, en bevorens had 
voorgeleezen , staande voor aan 't hoofd van 
gen. explicatie een compliment aan gem. 
Heeren Professoren, behelsende in substan- 
tie. dat zy mijn zwak begrip wilden te ge- 
moed koomen. de Heer Schwartz het zijne 
verrigt hebbende , deed meede Professor Weis 
als te voren Professor Schwartz gedaan had , 
en hetzelve ten ende gebragt hebbende , 
wierd ik weder versogt buiten te staan , 
doch kort daaraan weder binnen geroepen , 
de Heer Professor Schwartz mij wederom in 
substanta het volgende discours adresseerende : 
dat de Juridische faculteyd als nog mijne 
responsiven gehoord hebbende, mij tot het 
derde en laatste examen admitteerde, daer 
bij voegende, een felicetatie als Candidaat, 
en dat ik kon promoveeren als ik wilde. Ik 
een saluade gemaakt hebbende, gong uit de 
kamer en wagte in de bedel's kamer, tot 
de twee bovengen. Heeren Groenendijk en 
Eickholt hun wetten geexpliceert hadden 
alzo ik met Prof. Schwartz mede na Zijn 
Ed. huis moest, om aldaer mijn dispuut te 
haalen, dat ik daer daags te voren ten exa- 
minaten gebragt had als mijn promotor zijnde , 



waarvoor bij Zijn Ed. op de tafel lag als na 
gewoonte 3 goude ducaaten. Onderwijlen was 
broeder Anthony mij komen een visite maken , 
om mij het een en ander, daer om versogt 
had, te brengen, denzelfden middag met 
dhr. Boye* by mij eetende. myn broeder ver- 
liet mij om 6 uuren, en ik vond raadsaam 
te Leiden te blijven tot dat de Promotie 
finaal zijn beslag bekomen had. 

9 d°. Zijnde Sondag diverteerde ik mij 
zoo goed ik kon om my op de finaale pro- 
motie te prepareeren, alsmede daags daer- 
aan den 10 en zynde maandag, wanneer ik 
des nademiddags aan de Huysen der vier 
Professoren Juris een Exemplaar gong bren- 
gen als mede bij den Rector magnificus ; 
hebbende de Bedel middelerwijl sorg gedra- 
gen om een getal van 25 Exemplaren bij 
mijn drukker der disputen te haalen, moo- 
tende deselve dan Een dag te voor de pro- 
motie bij de respective Heeren Professoren 
van de Universiteid worden rondgebragt. 

ii d°. Als nu de bestemde dag tot de 
promotie genaderd zijnde ging ik teegen 
elf uuren, voorzien met / 92 — 10 — in de 
sak en het Corpus juris, waer in stak een 
Exemplaar van mijn disput onder den arm 
na de academie en wederom in de Bedel's 
kamer mijn geld hebbende afgeteld, wierd 
ik in de promotie-zaal gescheld . daer alle 
professoren van de Universiteid vergaderd 
waren , en mijn Corpus juris voor my neder 
gelegd, en de Corrolaria van mijn disput 
open gelegd hebbende, wagte ik tot mij de 
Rector magnificus de volgende aanspraak 
deed , dat terwijl de juridische faculteid mij 
in staat gevonden had om de 3 Examina 
uit te staan, en ik nu hier gekomen was 
om de laetste hand daer aan te leggen, de 
juridische faculteid versogt wierd mij voor 
de laatste mael te interrogeeren , waermede 
de faculteid dan aanvang genomen hebbende , 
en ik de opjectien op myne Corrolaria ge- 
maakt gedefendeert hebbende, wierd ik ver- 
sogt buiten te staan, en kort daerna weder 
binnen geroepen zijnde , mijn plaats wederom 
aengewezen voor den Rector magnificus, die 
mij wederom zeide dat terwijl ik de fecul- 
teit in mijne Examina had genoegen ge- 
geeven, de Heer Professor Schwartz versogt 



Digitized by VjOOQIC 



EENE PROMOTIE IN DE ACHTTIENDE EEUW. 



327 



wierd my te promoveeren ; dewelke mij als 
Doctor utriusque Juris uitgalmde met alle 
daertoe hoorende privilegien en voorregten. 
Voorts deed mij de Rector magnificus uit 
naem van de gantsche Senaet een korte 
aanspraek van congratielaten en zo dra ik 
de woorden hoorde luet abre, maakte ik 
een saluade en gong na mrjn Logement, 
eetende dien middag de Heer Boye" voor de 
laatste mael bij mij ; aan tafel zijnde kwam 
tegen 2 uuren de bedel mijn bul brengen , 
die ik ook bij mij ten eeten hield, en bij 
zijn heengaan 3 gls. in de hand stak. Van 
tafel opstaande gaf ik dHr. Boye" 60 gls. 
voor zyne assisstentie en nam afscheid van 
zijn Ed huisvrouw en de Heeren ter zijnen 
huize gelogeert , en vertrok vervolgens met 
de schuit van vyf uuren na den Haag , al- 
waer tegen agt uuren arriveerde, mijn vader 
met mijn Broertjes vond aan 't Zieken staan 
om my af te wagten , en gongen dus samen 
na huis. Toen was het werk geklaard, en 
ik was Advocaat geworden, hetgeen niet te 
geloven is de kosten die op de proraotie 
loopen , zo dat mijn beurs op sterven lag , 
maer dit wierd versoet door die aangaame 
qualiteid. 



Voor het inschrijven als 

Student aan den Rector 

Magnificus / 3 — „ — „ 

Aan de Pedel voor het laten 

inschrijven „ — 12 — „ 

Voor het examen 82 — 10 — „ 

Aan den Tentateur voor 

het examineeren van het 

disput 15 — 15 — „ 

Voor het promoveeren . . 92 — 10 — „ 
Aan de bedel voor het bren- 
gen van de bul . . . . 3— „ — „ 
De Hr. Boye" voor desselfs 

assistentie bedankt met 60 — „ — „ 
Voor het Eed doen voor 

't Hof als Advocaat de 

Commissie 26 — „ — „ 

De Deurwaarder 3 — „ — „ 

De bout de Feu 2 — „ — „ 

De Dienders 1 — 2 — „ 

/289— 9 — „ 
dus my mijn promotie behalven myn verblijf 
te Leijden , mij heeft gekost /289 — 9 — „ 
en 't drukken van mijn 
disput . . . . , 61 — 3 — „ 

/350 — 1 2 — „ 



CONTRACT TUSSCHEN DE STAD HAARLEM EN DEN KLOKKENGIETER HEMONY. 



MEDKGKDKELD DOOE 

Dr. C. E K A M A. 



Het is bekend dat Frans Hemony, een 
beroemd klokkenspelmaker , in het jaar 1661 
en 1662 het klokkenspel voor de Groote 
Kerk te Haarlem vervaardigde voor stads 
rekening. Het is zeer fraai van toon , bestaat 
uit 32 groote en kleine klokken , welke met 
de ijzeren hamers en klepels te zamen wegen 
21,000 oude ponden en volgens eene the- 
sauriers-rekening / 17,220 gekost hebben 
De liefheboers kunnen dit klokkenspel hooren 
elken Maandag, Woensdag en Vrydag van 
's middags 12 tot 1 uur. Voor eenigen tyd 
kwam my het contract, waarna dit klok- 
kenspel gemaakt is , toevallig onder de oogen ; 
ik laat dat hier volgen: 



Condi tie tusschen die Heeren Bur- 
gemn. en heeren Kerckmeeste n . 
van de groote Kerck der Stadt 
Haerlem ende franzoos Hemony 
beroempt over het gieten van 
een klockenspeelwerck als folgt : 

1. 

Francoos hemony neemt aen voor die 
Heeren te gieten ende maecken op syne 
kosten en van syne spy's een zeker clocken- 
gespeel van 32 in getal Madruan , de groost 
sal syn omtrent 1 000 * en de kleynste van 
28 u.' schwaer samentlieh tusschen de 19 
a 20000 »l* aen gewichl, op de toon van 



Digitized by VjOOQIC 



328 



DE OUDE TIJD. 



de comette , folgens de specificatie aen Haered. 
voor desen overgesonden. Met expres Con- 
ditie dat dieselve clocken oft Clocken-speel 
sal sodanig syn van resonants melodie, en 
goet accordt als he ergens in desen landen , 
ende elders gemaekt heeft, oft van iemandt 
anders gemaekt is, ende dat op abprobatie 
van alle meesters ende musiciens sich des 
verstaende, die de heeren daerop souden 
mogen roepen; dat in cas solches niet also 
bevonden wierde, sal he geobligeert syn 
dieselve clocken widerome aen sich te nehmen 
sonder eenigen kosten ende schaede van die 
Heeren voornoemt. 

2. 

Den aennehmer sal geobligeert syn daeraen 
te beginnen so haest als hie die Heeren van 
Amsterdam van Haere nodigste affaire sal 
gedient hebben en daerin te continueren tot 
dat hetzelve werk voltoydt sal wesen. 



Den aennehmer sal op syne kosten die- 
selvige nieuwere clocken aen de Waeghe le- 
veren , en dan die heeren op haer kosten 
dieselvige doen hangen. 

4. 

Die heeren beloven aen den aennehmer te 
betaelen naer de leverantie als boven , voor 
ieder pond 17 strs aen golt, oft sollen 
hem geven haer ed oude clocken oft een 
gedeelt daervan in betalinge, so vern als 
die sollen strecken tegens 46 guldens het 
100 tif oft tot solcken meerder prijs als de 
Clockenspijs ten tjjt van de Leverantie der 



nieuwe Clocken voorsz sal mogen gelden, 
tot wilkeur van de heeren. 



Indien die heeren benevens het voorsz 
groost werk noch een kleyn Clockenspeel 
sonde willen hebben van omtrent 20 a 2700 
ffi schwaer, sal Hemony geobligeert syn te 
leveren tegens 20 strs ® oft tot solchen 
minderen oft meerdere prijs, als die heeren 
goet sollen vinden, en dat op solche con- 
ditie als bij het groot werk voorsz 

6. 

Dieselve clockenspeel dan gelevert, geab- 
probeert en gelaudeert synde als boven, sal 
op haered. discretie staen te willen geven een 
vereeringe voor die aennehmer syne huisfrauw 
en een drinkpenning voor syne knechten. 
Sonder argelist in oirkonde de waerheyt is 
desen uit ten naehmen van die heeren en 
by den aennehmer fransoos hemony betey- 
kent. Actum den Januar 1658. 

(get.) P. VAN HEMONY. 

Op de conditien ende voorwaerden hier- 
vooren verluydt, soo hebben de E. Heeren 
Burgemeesteren der stadt Haerlem het kloc- 
kengespeel in desen vermelt aengenomen 
mits het selve completerende actum ter Camere 
den vuj September ano xvj 1 * een en sestigh 
present de E. Heeren Andries van der Horn 
Mr. Johan van Thilt ende Dr. Willem van 
Teffelen Burgemeesteren. 

Mij present 

C. VAN LOO. 

1661. 



GESCHIEDENIS VAN DE KLEEDING IN DE VROEGERE TIJDEN, 

DOOM 

D. VAN DER KBLLEN Jr. 
Vervolg van bladz. 256. 



Toen in de eerste helft der 14« eeuw 
geheel Europa geteisterd werd door de vreese- 
lflke pest "de zwarte dood", toen ieder slechts 



aan sterven dacht en aan het vervolgen , het 
folteren, het moorden der arme Joden, die 
men in zyne verblindheid als de oorzaken 



Digitized by VjOOQIC 



GESCHIEDENIS VAN DE KLEEDING IN DE VROEGERE TIJDEN. 



329 



van die ziekte aanzag, toen de dweepzieken , 
haar als een straf Gods over het ontaarde 
menschdom beschouwende , in groote troe- 
pen, zich zelf geeselend, vastend en boete- 
doenend van stad tot stad trokken, toen elk 
zich bereidde tot sterven en alle lust voor 
het wereldsche scheen uitgedoofd, toen was 
er niemand die er aan dacht, zich door 
zyne kleeding op te schikken. 

Maar nauwelijks was de ziekte geweken, 
omstreeks de helft der 14eeeuw, nauwelgks 
kon men om zoo te zeggen , een veer van 
den mond wegblazen, of het oude leven be- 
gon weer, "en", zegt een oud kronijkschrij- 



u Er was", zoo verhaalt h#, u een ridder, 
die drie vrouwen had gehad. 

"Bfl den dood zflner eerste werd hij nieuws- 
gierig te weten wat er toch wel van haar 
zou geworden zijn en waar ze aangeland mocht 
wezen. 

u Hij begaf zich daarom tot zjjn oom , een 
kluizenaar en verzocht hem , God te bidden , 
dat Hij hem daarover mocht willen inlichten. 

"De kluizenaar bad ztfolang tot hij in slaap 
viel, en zich in den droom St. Michel aan 
de eene en de duivel aan andere zijde van 
een weegschaal vertoonde, strijdende om de 
arme ziel van des ridders vrouw, die naakt 



Kleeding 1350-1430. 



ver , "men maakte weer nieuwe kleedingen" , 
en dat zegt genoeg. Weelde en overdaad 
drongen weder in de hoogere standen door, 
ook onder een groot gedeelte der geesteljj- 
ken, hoe ook het betere deel daar tegen 
ijverde, ja zelfs in Frankryk de kleerma- 
kers en modemaaksters met den ban be- 
dreigde. 

Een verhaal, omstreeks 1400 door een 
oud Fransch ridder, de la Tour-Laudry, aan 
zijne dochters medegedeeld, om haar tegen 
de heerschende kwaal te waarschuwen, ver- 
oorlooft ons een juisten blik in dat tijdvak 
te slaan. 

Ib70. 



op de e^ne schaal zat, terwijl de duivel op 
die aan zyn kant de kleederen der overle- 
dene wierp , welke door het hermelijn en ver- 
dere kostbare zware stoffen de schaal bijna 
ten voordeele van Satan deden overslaan. 
Ziet ge wel, Sint Michel, sprak hij, deze 
vrouw had 10 paar kleederen, even zooveel 
lange en korte, en evenveel bovenrokken; 
ge weet ook, dat de helft meer dan genoeg 
voor haar zou geweest zijn. ECn lang kleed , 
twee korte en twee bovenrokken zjjn voor 
ten vrouw genoeg, en zoo z\j zich met 
minder vergenoegd hadde, zoo zouden voor 
't geen e'e'n harer rokken gekost heeft , nog wel 



Digitized by VjOOQIC 



330 



DE OUDE TIJD. 



vijftig armen gekleed kunnen zijn geworden." 
En hierop wierp hij al de verdere kleeren 
en lflfsieraden op de schaal , die in e'e'ns naar 
zgne zyde oversloeg. Hfl had de ziel gewonnen , 
en bedekte haar met al die kleeren, die 
inmiddels in brand geraakt wareri en haar 
onophoudeljjk in de hel zouden blyven 
branden. 

"Dit alles zag de kluizenaar en vertelde 
het aan zijn neef. 

"Na vijf jaren stierf diens tweede vrouw. 
Ook van deze kwam oom te weten, hoe 't 
met haar gegaan was. Een enkele miss tap 
had haar 1 00 jaar lijden in 't vagevuur bezorgd. 

u Weldra moest hij ook een derde gebed 
doen, om de lotgevallen der derde vrouw 
na haar dood te vernemen.- En och ja wel, 
hjj zag haar in de klauwen van den duivel, 
die haar bij hare schoone haren wegsleepte. 
Daarop nam hij gloeiende naalden en streek 
haar daarmede over de slapen van 't hoofd , 
de wenkbrauwen en de wangen, 'tgeen die 
arme ziel zulk een pfln veroorzaakte , dat 
de kluizenaar, op 't gevaar af van afge- 
snauwd te worden , aan Joost vroeg , waarom 
zijne nicht zoo mishandeld werd. De dtiivel 
amuseerde zich zeker met zijn werk en was 
daardoor in goed humeur; ten minste hjj 
verwaardigde zich de volgende uitleggingte 
geven. "Waarom ik dat doe ? zei hij : waarom ? 
omdat ze de haren aan de slapen van haar 
hoofd wegschoor , omdat ze hare wenkbranwen 
verfde en de haren uit haar voorhoofd trok , 
om mooier te zijn en meer bewondering op 
te wekken." 

"Hierop volgde een tweede operatie door 
een zijner handlangers, die haar het gezicht 
z66 verbrandde, dat de kluizenaar er van 
stond te sidderen. 

"Ja , ja ," sprak de patroon , "die straf heeft 
ze verdiend, omdat ze zich geblanket heeft 
en haar gezicht beschilderd, om schooner te 
schijnen en omdat niets is er, wat God z66 
zeer mishaagt." — 

En ofschoon ridder de la Tour dit alles 
aan zijne dochters vertelde , is het niet waar- 
schijnlijk, dat zjj er zich iets in 't minst 
aan stoorden of er een enkel kleed of 
een verfje minder om gebruikt zullen 
hebben. 



Geen wonder , dat men in de meeste landen 
en steden deze zucht tot weelde zooveel 
mogelijk door keuren en verordeningen zocht 
te beteugelen. Alleen in ons land en in 
Vlaanderen vindt men die bijna , of in 't ge- 
heel niet. Men meene echter niet, dat het 
by ons onnoodig zou geweest zijn ; dat onze 
natie eenvoudiger in hare Weeding was dan 
andere volken ; neen , dat in 't geheel niet. De 
overheden alhier begrepen echter te recht , dat 
zij in een land, wat bloeit en bestaat door 
zijne fabrieken en handel, zoo aJs het met 
Noord- en Zuid-Nederland het geval was 
door zyne fabrieken van de schoonste stoffen 
voor kleeding en van allerlei soorten van 
voorwerpen van weelde, dat zij daar niet 
door kleingeestige beperkingen den aftrek 
van het fabrikaat bemoeielijken en daardoor 
zijn eigen glazen inwerpcn mochten. 

In een ander opzicht echter waren die 
keuren en bepalingen zoo kwaad niet , al 
ware 't alleen, wijl ze aan de burgerlui de 
mogelijkheid ontnamen te veel geld aan 
hunne kleeding te besteden. Immers elke 
stand wist, hoever hij mocht gaan, en wat 
hij dragen mocht. Dat het verschil van stand 
bij ons, in de kleeding vooral, weinig in 
acht werd genomen, blijkt uit het zeggen 
van Koningin Johanna van Frankrjjk. Toen 
deze op eene reis Brugge en Gent bezocht en 
daar de zoo rijk gekleede burgervrouwen 
zag , kon ze hare verwondering niet bed win- 
gen. "Ik dacht," zei ze, "hier de een ige ko- 
ningin te zijn, maar ik zie er hier wel over 
de zeshonderd." 

Hoewel de mode reeds voorlang de wereld 
naar hare pijpen had doen dansen, zoo was 
het toch eerst in de laatste helft der 14- 
eeuw, dat ze zich liet kennen in al hare 
nukken en wispelturigheid en ze elk oogen- 
blik een ander gezicht zette. Elk nieuw jaar 
bracht ook een nieuw model van kleed , en , 
zegt een krongk uit dien tijd , u hij , die 
vroeger een goed snijder was, deugdc toen 
niets meer" , zoo geheel en zoo snel waren het 
fatsoen en de snit veranderd. 

De kleeding der mannen kenmerkte zich 
vooral door een bespottelyke nauwheid der 
kleeding. De rok , het hemd of jak , hoe 
men 't gelieve te noemen, werd vroeger 



Digitized by VjOOQIC 



GESCHIEDENIS VAN DE KLEEDING IN DE VROEGERE TIJDEN. 



331 



altijd over het hoofd aangetrokken ; dus 
daardoor kon men dat kleedingstuk nooit 
zeer nauw maken. Maar nu kwam men op 
het denkbeeld, het van voren geheel open 
te snijden en het vervolgens met knoopen 
of Vetera dicht te halen. Dat aanhalen werd 
z<56 overdreven. dat de beweging van armen 
en beenen er geheel door belemmerd werd. 
Vroeger was het een kenteeken van den 
heer , de kleederen lang , tot bjjna op de voeten 
te dragen; dit ging thans op den knecht 
over, terwijl de heer zijn kleed eerst tot 
aan de knie, later tot op een span onder 
den gordel verkortte, zoodat het thans een 
wambuis werd. Dit verkorten was dan ook 
noodig; want zoolang het kleed lang was, 
en daarbij zoo schrikkelgk nauw, kon men 
haast geen been verzetten; de'dijen werd 
geheel gevangen gehouden. 

Die dracht was, met zal het begrijpen, 
zeer onkiesch , wjjl by de engte alle lichaams- 
vormen d66rteekenden. Niet ten onreehte , dat 
ze bestraffing uitlokte. Zoo zegt een schrijver van 
dien tyd: "zoodra een paar ridders een kampspel 
beginnen , hoort men al dadelijk , "wacht even , 
houd op , er is my een veter hier , een veter 
daar gesprongen." Zoo moest de ridderdeugd 
wijken voor zulk een schandelyke , verachte- 
lijke kleeding." 

Een ander bestraft met meer komische 
woorden, en verhaalt hoe vrouw Minne een 
slaapverwekkenden wortel in den mond had 
genomen en daarop in een slaap gevallen was , 
die reeds tien jaren duurde. Jufvrouw Schaam- 
te, haar dienares , eindelijk de oorzaak van dien 
slaap bemerkende, nam den wortel uit den 
mond , en vrouw Minne ontwaakte. Zij vraagt 
dadelijk naar hen , die haar vroeger trouw in 
alle eer en deugd gediend hebben, waarop 
men haar een ridder, vroeger haar trouwste 
dienaar binnen brengt; maar: 

Vrouw Min zict lachend op hem neer, 
Zijn kortc kleed mishaagt haar zeer. 
Zc sprak, terwijl haar kleur verschoot: 
Wees welkom, gij, heer Billcnbloot. 
Hoe dnrft gij zoo u laten zien 
En dus een vrouw uw huldc bie*n , 
Tk inerk, wel 'k heb tc lang geslapen, 
In apen zijt gij al hersehapen, 
Terwijl ik slicp — foei, schaam u wat 



en maak u voort. 
En hoe de ridder haar ook bad, 
Vol toorn heeft zij, die zwakke maagd, 
Alleen hem uit haar hof verjaagd. 

Ook in de krijgskleeding liet dezelfde mode 
haren invloed gevoelen. De lange wijde wa- 
penrok , die over het ketting- of malienhemd 
getrokken werd, en die het wapen van den 
ridder droeg, (zie blad 116), moest even 
als het kettinghemd zelf verkort en vemauwd 
en , het zij van voren of van achteren , zoo 
eng mogelflk dicht geregen worden. Z66 
nauw werd hemd en rok, dat de gordel ge- 
heel als snoermiddel ontbeerd kon worden, 
zoodat het kleine zwaard en de dolk niet 
meer aan den gordel, maar aan kettingen 
hingen , die op de borst bevestigd waren. Van 
een voorwerp van nut , maakte men nu van x den 
gordel een voorwerp van weelde ; hjj werd dik- 
wyls , in plaats van uit leder , uit ijzeren platen 
gemaakt, die met scharnieren aan elkaar 
gezet werden. Daarop konden allerlei ver- 
sierselen en edelgesteenten aangebracht wor- 
den. Daar mj ook wijder was dan die van 
vroeger, viel hij over de heupen, en werd 
daar of onder aan den wapenrok vastgehecht. 

Als algemecn hoofddeksel voor de mannen 
mag men de kapoets, dc kap, beschouwen, 
die ook zoo nauwsluitend 0111 het aangezicht 
werd , dat alleen oogen , neus . mond , een 
gedeelte van 't voorhoofd en van dc kin te 
zien waren ; ja zelfs verborg men het gezicht 
geheel, door de kap over het gezicht dicht 
te knoopen, alleen een paar gaten voor de 
oogen overlatende. In plaats van de kap 
rond over het hoofd te doen sluiten , eindigde 
ze in een staart, die gewoonlijk tot op de 
kuiten, ja zelfs wel tot op den grond hing, 
en versierd werd met vederen, met goud- 
draad omwonden , en wat men er verder moois 
aan wilde hangen. 

De broek bleef de eng sluitende, van 
boven met veters vastgemaakt. De schoen 
lang en puntig. 

Baarden werden weder meer dan vroeger 
gedragen ; ook begonnen eenigen hunne kne- 
vels te laten staan, "even als honden en 
katten op de wijze der heidenen", zegt een 
oude kronijk. Aan de haren werd steeds byzon- 
dere zorg besteed ; mannen droegen ze lang, en 



Digitized by VjOOQIC 



332 



DE OtJDE TIJD. 



brandden er met een heet ijzer krullen in. 
Wat den mantel betreft , die kon men niet 
eng om 't lichaam sluitend maken ; anders 
had men het zeker wel gedaan, want slank 
en mager in alien opzichte was 't wat men 
zocht. Men naaide den mantel dicht, alleen 
een opening latende , om het hoofd door te 
steken. Men noemde dat huiken, en ze 
werden zoowel door mannen als door vrou- 
wen gedragen. Een ander soort, korter en 
meer wijd uitstaand, heette klokken, naar 
den vorm, dien ze hadden. Eindelijk nog 
droeg men een lang overkleed, tabberd , dat van 
voren van boven tot onderen word toegeknoopt. 



borst geslagen over den schouder tot op de 
hoogte van de knie neerviel. Deze lamfer 
was steeds zeer bont van kleur. 

Behalve de bespottelijke staart aan de 
kaper bracht de mode nog meer wonderlijke 
dingen te zien aan de kleeding van dien 
tgd. In de eerste plaats mag men de insnij- 
dingen noemen , die men aan de randen der 
kleedingstukken aanbracht. In plaats van een 
rechten omgezoomden kant, werd alles diep 
ingesneden in den vorm van lange tongen, 
bladeren of zakken. Voorheen werd dit ook 
al wel gedragen . maar 't was slechts door rei- 
zende muzikanten, kunstenmakers enz., die men 



Vrouvmikleeding omstreeks 1400. 



De mats , waarvan we opbladz 256 spraken, 
die honderde hervormingen kon aannemen , 
al naar men de lappen waamit ze bestond, 
draaide of wrong , bleef nog langen tijd in den 
smaak; maar daamaast begon ook de vilten 
hoed zich te vertoonen , dezelfde , die , nu eene 
met breederen, dan met smalleren rand, nu 
eens hooger van bol, dan weder lager, tot 
onzen tijd is overgekomen. Ofschoon er met 
dien hoed wel niet veel voor de modegekken 
te beginnen was, wisten ze er toch al weer 
iets op te vinden , door er een langen sluier, 
een lamfer of sendaal, aan te verbinden, 
die eerst eens om den hoed, dan over de 



als een luchtig en fladderend volkje beschouw- 
de. Omstreeks 1400 veranderde dit, en zag men 
dus kaproen , huik , rok , tabbert, in e'e'n woord 
alles waar men 't slechts even kon toepas- 
sen met die lappen versierd. De hangmou- 
wen , soms z66 lang dat ze langs den grond 
sleepten, de lange spitse snavelschoenen en 
de schellen , die de groote heeren aan hunne 
kleederen lieten zetten, wellicht om den 
burger en den minderen man te waarschuwen 
voor hen uit den weg te gaan — 't waren alien 
zaken, de een nog bespottelijker dan de 
andere. 

Wat de kleeding der vrouwen kenmerkte, het 



Digitized by VjOOQIC 



GESCHIEDENIS VAN DE KLEEDING IN DE VROEGERE TIJDEN. 



333 



was de lengte , die zjj aan hare kleederen ga- 
ven , de steepen , wier veroorloofde lengte ook 
al spoedig door de overheden bepaald werd. 

Dezelfde nauwheid, die de mannenklee- 
ding had, heerschte ook bij die der vrou- 
wen. Wanneer een vrouw in haar huiskleed 
was , zoo gaf dit zoo juist mogelijk den vorm 
van het lichaam aan, niet slechts boven 
den gordel, maar zelfs tot over de heupen. 
Ging zjj uit, en trok ze daartoe haar over- 
kleed aan , zoo was dit even nauw , met uit- 
zondering van de mouwen, die zeer wijd en 
uitgetand waren; die van het onderkleed 
echter waren tot aan de ellebogen openge- 
sneden en vervolgens met knoopjes dichtge- 
maakt, daar ze door hare engte niet over 
de hand hadden kunnen getrokken worden. 
Zoo ook sneden zij het kleed van voren 
open en sloten zy met een aantal knoopjes, 
of met veters. De laatsten gebrnikten zij 
meest in de z^jden, zoowel aan hemd, als 
aan onder- en overkleed. Wat we van den 
gordel by de mannen gezegd hebben , is ook 
geheel van toepassing op die der vrouwen. 

Het ontblooten van borst en hals, het 
decolteeren, zeer in zwang komende, trok 
ook al de opmerkzaamheid der overheid; 
maar vergeefs zal het wel geweest zijn, 
dat ze bepaalde , hoe wijd het kleed aan 
den hals raocht zijn, of hoever het op de 
schouders moest liggen. Men zag vele vrou- 
wen, wier borsten voor de helfb te zien 
kwamen. Ora de fraaiheid en blankheid van 
borst en rug te doen uitkomen , waartoe het 



langs den rug loshangend haar in den weg 
zat , werd dit opgebonden , zoodat dit na 1400 
niet weer los werd gedragen. Maar in het mid- 
den van 't hoofd gescheiden en in vlechten om 
het hoofd gewonden , of men liet het in twee 
vlechten hangen. Die geen genoegzamen voor- 
raad haar had , kocht valsche vlechten , even 
als 't nu wordt gedaan. Men droeg ook het 
gevlochten haar in netjes of zakjes aan 
weerszrjden van de slapen van 't hoofd. 

Ofschoon de sluier en de kaper nog steeds 
als hoofdbedekkingen gedragen werden , kwa- 
men daarnaast allerlei anderen, zonderling van 
vorm en van buitengewone grootte in ge- 
bruik. De oudste van dit tjjdvak waren een 
soort van kap , nauwsluitend om het hoofd , 
die van voren eenigszins op een neepjesmuts 
geleek, doch drie a vier verdiepingen van 
neepjes op elkander had. Wat later zag men 
mutsen, waar, aan beide zyden kussentjes ; dan 
weder mutsen of hoeden , die aan grenadiers- 
mutsen doen denken; in e*e"n woord in de 
meest verscheiden vormen. 

Men meene echter niet, dat, zoo wjj ons 
in dit tijdvak konden verplaatsen , we slechts 
menschen zouden zien, gekleed als we ze 
hier geschetst hebben. Neen, er waren er 
altjjd nog genoeg overig , die alleen in hoofd- 
vorm de mode volgden, zonder zich met al 
hare uitspattingen in te la ten. Daarom zijn in 
de beide plaatjes geene van die overdrijvingen 
weergegeven. 

{Wordt vervolgd.) 



DE KERMIS. 

(Vervolg van bladz. 273.) 



Wg staan aan de pomp. Laat ons eens 
zien, wat daarop aangeplakt is. Ha, 't is 
een tooneelaankondiging. 

De Nederduytsche 
COMMEDIANTEN 

Sullen door gunste ende oorlof van ' . . . 

1 Hier hebben de straatbengels een vlek m od- 
der op gegooid. 



op Zaterdag den 20 Juni 4668 en eenighe 
navolghende dagen haar Gordijnen openen 
met de ghedenckwaerdige en waerachtighe 
gheschiedenisse van de 

Belegeringke ende het ontiet 

der Stadt 

Leyden. 

Treur bly-einde Spel. 
Het selvighe sal noch heerlycker ofte met 



Digitized by VjOOQIC 



334 



DE OUDE TIJD. 



meer ende raerder Verthooninghen uitgebeelt 
werden alsser tot Valckenburgh , Weesip, 
ofte oyt voor desen vertoont sijn geweest. 

Ende naer hetselve sal onsen wit-bemeel- 
den Pekelharing ! tot dubbelt vernoegen van 
onze Toesinders, alle dagen sijn uytterste 
vlijt aanwenden om haer met volkomen vreught 
en vrolyckheit te laten vertrecken. 

De Vertoon-plaets is . . . ja , hier is dc 
rest doorgehaald, en daarboven geschreven : "in 
de groote Schouburgh op de groote markt" — 
zou er nog iets van het doorgehaalde te 
ontcijferen zijn ? — ... is . . . is . . . een seer 
beqnaeme ende . . . warrae . . . Schuur , in 
het . . . Huys ghenaemt . . . de Doorne-boom , 
aan ofte op . . . de Heere-wegh , . . . over . . . 
den Hout ; . . . buyten de . . . groote . . . 
Houtpoort. 

Ja dat staat er. Dos dat billet zal ook 
voor voorstellingen te Haarlem gediend heb- 
ben. De rest weder is niet doorgeschrapt ; 
alzoo: 

Precijs, Precijs ten twee uuren op 
het Tonneel. 

't Is nn wat laat , om binnen te gaan : 
weldra zal de commedie geSindigd zijn. 

Het spel "van de vier vormaarde kroonen" , 
dat zal beter lukken. Hebt ge lust . daarheen 
te gaan, zoo vindt ge mij tot uwen dienst 
bereid. Willen we eens zien, wat daar ver- 
toond zal worden en een strooibillet zoeken 
machtig te worden? Dat lukt. 't Schijnt me 
wel, dat ze meer beloven dan ze vertoonen 
znllen ; hoor slechts : 

"De groote Italiaensche Konstwerken, 

Die door veel kosten vervaerdigt zijn , om 
nog eenige malen door verzoek van eenige 
Heeren en Dames te vertoonen veel Itali- 
aensche Postuyren , door veel Konst in Levens- 
groote gebragt , ende haar in alles beweegen , 
als levendige Menschen, in veel Italiaensche 
poetsen ende Toneelen van gesleepen Chris- 
tal en veel soorten van dierbare gesteentens , 
zo als noyt meer in de Weerelt is gesien . 
ende dit alles verandert voor d' oogen der 
Aenschouweren. 

"Ende sal hier mede van daeg op Satur- 

• De tcgenwoordige Pierrot. 



dag 20 Juni, op het tooneel vertoont te 
werden 

het treffelijk Treurspel 
van de Tovery van Tarbenon^ 
waarbij de zee, met veel andere vertoningen 
znllen gezien werden. Met Konst- en Vlieg- 
Werken, alhier noyt vertoont. Waarby sal 
vertoont werden het wonder-Paleys en Glory 
van Jupiter. 

"Nog sal vertoont werden eenige Wilder- 
nissen, met eenige soorten van groote ge- 
dierten, die haar als in 't leven vertonen. 
Tot overvloet sal onse Koddige Monsieur 
Harlequin het Bly-Spel vertonen van 

de geruineerde Sold oat. 

"Men sal precijs het Toneel openen ten 7 
uuren en ten 9 uuren gedaan. 

Men sal hier niet meer nemcn als van 
yder Persoou van inkomen 2 stuyvers, ende 
in de tweede Back 6. Ende in de eersto 
Back met kussens 10 stuyvers. 

"De Vertoonplaats is in de groote Tent, 
daer de Vier kroonen op staen, die noyt 
hier is geweest. '" 

Maar weet ge wel , dat dat spel van de "Vier 
Kroonen" duurder is dan dat van de "Drie Kroo- 
nen ?" 't Is wel waar, voor twee stuivers kunnen 
we ook als van ouds te recht, maar een 
mensch wil toch gaarn zijn fatsoen houden , 
en dan dienen we minstens in den 2 cn bak 
te gaan zitten, dat is zes stuivers. Maar 
komaan , we houden niet alle dag kermis. 
Willen we van avond daar dan maar eens 
heen gaan? We hebben dan nu nog den tijd 
om rond te drentelen. Waar heen? Ge wilt 
toch niet naar het Dolhuis?" 

"Wat, naar *t Dolhuis?" 

"Ja, weet ge niet, dat zulk een bezoek 
onder de kermisvermakelijkheden geteld wordt, 
even als dat op de snijkamer? Het eerste 
vindt gij even als ik afschuwelijk , dat weet 
ik, maar voor velen is het hetzelfde, alsof 



1 Aan de sroedheid van den Heer A. Aarsen 
zijn wij een nfsohrifl Tan deze aankondigin^ 
verplicht. Wel dagtcekcnl hctoripireel van 1702; 
wc hebben cr center gecn bexwaar in gezien, 
een jaar of wat den tijd voornit te gaan. Wamr- 
schijulijk hadden die voorstellingen te Gouda plaats. 



Digitized by VjOOQIC 



DE KERMIS. 



335 



ze een beestenspel gaan zien. Een fraai 
schouwspel! vooral de gevaarlijke krankzin- 
nigen of dollen, woedend over het gemis 
hruiner vrijheid , zich wringende om en langs 
de tralifin hunner hokken, tot razernfl ge- 
dreven door het gezicht van die vrooljjke 
kermisgasten , wicn 't misschien niet vol- 
doende is , stille toeschouwers te zijn , maar die 
misschien ook nog de ongelukkigen tergen. En 
waarom niet? 'tis immers de meening van 
*t publiek , dat het de duivel is , die in die arme 
schepsels huisvest. En zou het dan niet een ver- 
dienstelijk werk zijn dien kwaden geest wat 
te plagen? Maar zc begrrjpen niet, dat zy 
zelf, reeds alleen door hun bezoek, ware 
kwelduivels voor de krankzinnigen worden. 



En de snijkamer? Daar eens te kijken 
doet niemand kwaad; 't kan te midden der 
kermisvreugde* eens aan de vergankelijkheid 
van al het aardsche herinneren. Maar wie 
er ook pret in moge vinden, het geraamte 
van den een of ander beruchten geschavot- 
teerden dief of moordenaar te zien , of eenig 
misgeboorte in een flesch met spiritus te 
zien zweramen, 't heeft voor raij, althans 
nu, niet de minste aantrekkelijkheid. 

"Zoo gij er niets tegen hebt , zoo moesten 
we , dunkt mij , in die herberg ginds een kan- 
netie bier gaan drinken ; 't ziet er daar wel 
een weinig boersch uit, maar men heeft er 
een goed gezicht op het kermisgewoel." 
( Wordt vervolgd). 



UTRECHTS ABTSTEDE, 

DOOR 

D. BUDDINGH. 



Sedert dric jaren van mijn ambteloos leven, 
bewoondeik, tegenover "Sonnenburg" tv mid- 
den der tuinen, deze bekoorlijke en vrucht- 
bare streek, en heb er, afgescheiden van 
het gedruisch der wereld op mijn parva do- 
mus , waar vrede en liefde heerschten, het 
lief en leed des levens, de genoegens van 
den zomer, maar ook de eenzaamheid en 
guurheden van den winter gesmaakt, die 
my deze plek en omtrek, met zyne stille 
wandelpaden, hebben doen lief krygen. 

Op het punt van dezen aangenamen oord 
met zyne rijke bloem- en moestuinen en 
vruchtbare akkers, met uitgestrekte wandel- 
paden en een sterk stroomend riviersprankje , 
de Minnestroom , doorsneden, te verlaten 
en, zoo de Hemel wil, voor mijn laatste 
verblyf in de stad te verwisselen, werp ik 
vooraf nog een historischen blik op de oude 
Abtdij , die dezen oord haren naam schonk , 
en op de Abtstede zelf. Oudwijk , de voor- 
malige Abtdij , en de Abtstede beidc , bezitten 
historische herinneringen , die als eene bij- 
drage kunnen beschouwd worden tot de kennis 
van voormalige toestanden en den geest des 
onden tijds. 



Oudwijk is oud; eene oude wijk , die in 
zijn oorsprong waarschijnlijk tot den Ro- 
raeinschen tijd opklimt, waar althans Ro- 
meinsche penningen gevonden zijn; terwijl 
een Romeinsche gedenksteen en altaar , in do 
nabijheid der Maliebaan gevonden , almede 
daartoe te betrekken zijn, en dus de bena- 
mingen van Fetus Vicus , Aldvica (bij 
Matthaeus), Oltwic (bij Procurator) en 
Alderwijck , thans Oudwtjck , volkomen regt- 
vaardigen. Dit zet te meerder gezag bij aan 
de teekening van 690 op het kaartje van 
het Castrum Antonia of Castrum Trajectum, 
dat ten raadhuize alhier, den oudheidkun- 
digen Schoenmaker tot grondslag of uitgangs- 
punt zyner Monument a (3 fol. din. in HS.) 
gestrekt heeft. Op dat kaartje komt ook de 
teekening van Oudwijk voor, welke naam 
thans slechts nog aan een buitengoed, be- 
nevens de Oudwijker dwarsstraat in de 
Abtstede kleeft; en ten bewijze schrjnt te 
strekken, dat deze oude wijk zich aanvan- 
kelijk veel verder, vermoedel\jk over de ge- 
heele Abtstede , dat eenmaal eigen regtbank 
en regtsgebied bezat, heeft uitgestrekt. Een 
oud scheepsanker in den vyver van het 



Digitized by VjOOQIC 



336 



DE OUDE TIJD. 



voormalige klooster opgegraven, heeffc zelfs 
het vermoeden doen ontstaan, dat eertijds 
de oude Vecht hier zou voorbjj hebben ge- 
stroomd, zooals Van Asch van Wijck ver- 
ondersteld heeffc, die, even als de Minne- 
stroom uit den Onden Rijn zijnen oorsprong 
zou hebben kunnen nemen , en dan zijn naam 
van de A, de Fehtn-a, d. i. Fechten-n , — eene 
vecht , wacht of wachtplaats der Romeinen , — 
(het oude Ftetio , d. i. aan de Vliet) ont- 
leende. 

Doch hoedanig de loop dier A of Vliet 
of Vecht hier ook geweest zij, die hier kan 
voorbij gestroomd hebben , als oude wijk 
(Vicus) uit Romeinschen tijd, strekte zich 
zijn gebied ontwijfelbaar veel verder uit 
dan tot eene enkele woning; wg denken 
over de geheele AbtUede , en veronderstellen 
in dat geval eene zeer natuurlijke naams- 
verandering. 

De Abtstede ontleent namelijk haren naam 
van de Abtdtf, van adelijke jonkvrouwen of 
maagden , welke Utrecht's burggravin Mach- 
tildis , aldaar in 1131 stichtte; zij was de 
Geraalin van den Burggraaf Arnoldns. De 
aldaar opgenomen adelijke nonnen behoorden 
tot de orde der Betiedictijwen. Eerst veertig 
jaren later, 1171, was daar ook eene kerk 
aan volbouwd, die door Bisschop Godefridus 
aan de H. Maagd en den H. Stephanus ge- 
wijd werd : eene plegtigheid , die met de 
inwjjding der afgebrande en herstelde St. Mar- 
tens- of Domkerk in verband gebragt en 
daarom ook door de Bisschoppen van Keulen, 
Yperen en nog een ander Bisschop Martinus , 
bijgewoond werd. Eene af beelding dier Abtdy 
en kerk, benevens hare verdere gebouwen, 
boerderij , duiventil , tuinen en boomgaarden, 
door breede grachten omgeven, leverde Van 
der Monde ', die ook eene af beelding. van de 
Abtdij geeffc, zooals z\j er in latere eeuw, 
tydens Bisschop David van Bourgondie uit- 
zag. ? 

De AbtUede nu , naar deze oudwijker abtdjj 
aldus genoemd , en reeds bij Melis Stoke "Abt- 



1 Tijdsch. van Utr. V Dl. 1839. Zic hi«;rach- 
ter pag. 837. 

a Id. Tijdschr. VI Dl. 1840, bl. 24. Zie vol- 
gende aflcvering. 



stede" geheeten, was volgens Joannes deBeka 1 , 
getuige van een verradelijken moord in 1132 
op Floris den Zwarte, broeder van den 
toenmaligen Hollandschen graaf Dirk V , ge- 
pleegd, door Godevaart of Godfried van 
Arlisberg (Arnsberg) en zjjn broeder Herman 
van Kuyk; een moord, die schrikkeljjke 
wraakoefening heeft te weeg gebragt. 

De aanleidende oorzaak daartoe was eene 
liefdesbetrekking en minnehandel, welke Floris 
onderhield met Hadewich of Heylwich van 
Rechem (Reekem znRenchem) , dochter van 
Arnoldus van Rechem en Aleyda van Kuyk, 
over wie genoemde Herman van Kuyk, na 
den dood harer beide ouders, als voogd was 
opgetreden ; "want hy haer oora was ," zegt 
Beka. 

Deze Herman van Kuyk, gesteund door 
zijne beide broeders , Godfried van Arensberg 
en Andreas, Bisschop van Utrecht, kantte 
zich tegen het huwelrjk zijner nicht , de rijke 
Erfdochter van van Rechem (Renchem) , met 
Floris den Zwarte aan , in weerwil zelfs , dat 
Rechems leenmannen dezen wegens zijne 
manmoedigheid en deugden tot hun Leenheer 
verlangden te hebben. Dr. Wap roemt zgne 
heldhaftigheid , zijn verstand, welbespraakt- 
heid en buitengewone minzaamheid; doch 
door Kuyk, Arnsberg en den Bisschop in 
zijne liefde en huwelijksplannen gedwars- 
boorad , en den moord van Graaf Floris I , 
door de benden van Herman I van Kuyk, 
nog niet vergeten zijnde, gordde hrj de 
wapens aan , schaakte Heylwich , en schijnt 
haar naar Utrecht overgevoerd te hebben, 
waar hij , door de inwoners geholpen , den 
Bisschop verdreef. Daarenboven legde hfl het 
slot Lexmond , waarin Andreas bezetting had , 
in de asch ; terwijl hij-zelf zijn verblgf hield 
in Utrecht, waar hjj vrijelijk binnen kwam 
en uitging, zooals u hem gaedelic was." 
Arensberg en Kuyk, deswege vergramd, 
overlegden zamen hem hinderlagen te leggen. 
Met hunne manscbappen heimelijk in de na- 
bijheid der Bisschopsstad gekomen , wachtten 
zij Floris, die geen kwaad vermoedde en 



1 J oh. de Beka, Chron. Auctius, bij Matthaeus, 
V. A. Analecta, T. HI. fol. 91, 91, enz. 



Digitized by VjOOQIC 



UTRECHTS ABTSTEDE. 



337 



met slechts tien man naar de Jbtstede ter 
jagt gegaan was , op , en vielen hem onver- 
hoeds te lijf. Zie hier hoe Beka dat geval 
met zijn treurigen afloop verhaalt : "Ende als 
die dach opginc, ende die sonne verlichte 
die aerde , ende die ripe opten velde lach , 
quam Floris eerlic uter stadt mit jongelin- 
gen , die valckenaers waren , ende quam on- 
verhoeds in synre vianden laghe ende als 
die niet en wiste. Ende als by (Floris) dat 
sach , sloech hy sijn paert mit sporen , ende 
xnnmde hem den breydel, ende keerde hem 



gaan die hier voorbij , en merken alleen nog 
aan , dat deze noodlottige liefdesgeschiedenis 
van Floris en Helwich of Heylwich van Rechem, 
de stof schynt uit te maken eener oude Ro- 
mance , die tijdens mjjne jeugd nog in de 
Overbetuwe , door ouden van dagen gezongen 
werd. Vele moeite heb ik mij evenwel, doch 
helaas ! te vergeefs , gegeven om nog iemand te 
vinden, uit wiens mond ik dat treffend en 
roerend lied , 't welk welligt nog in een of 
ander volks-zangbundel schuilt, had kunnen 
opteekenen. l 



Pe Abtrtedc. 



der stadtwaert. Mer hij storttede tot Abt- 
steden neder mitten paerde. ende sinen 
vianden vervolgheden ende sloegen (hem) 
doot, mit grooten nide." ' 

Dr. Wap schetst de rampvolle geyolgen 
van dezen verradelijken moord voor dit drietal 
Kuyksche broeders , Herman , Godfried en 
Andreas , zoolang keizer Lotharius leefde : wrj 

1 Zie Beka's Cron. And. t. a. pi. ook Dr. 
Wap, Het land en de Jfeeren van Cuyh , Utr. 
1858 in 4, kl. bl. 18. 
1870. 



Zooals wij gezegd hebben , bezat de ' Aht- 
slede haar eigen regt en regtbank , hebbende 
met het geregt der Wittevrouwen , volgens 
Halma, "een en denzelven Schout, hoezeer 
het twee afzonderlyke gerechten waren." Al- 
len , die over de AhUtede schreven (Halma , 
Van der Aa enz.) noemen haar u eene zeer 
vermakelrjke bnurt; "menigte van menschen 
komen en gaan er in den zoincrtijdt zich 



1 Ook in de Narorscher heb ik er te vor^cefs 
naar gevraagd. 



Digitized by VjOOQIC 



338 



DE OUDE TIJD. 



vermejjen ," zegt de eerste, "zoo omdeaan- 
gename vruchtboomen , lustige hoven, als 
't bezaaide land en groene weiden.' Zoo 
was het voor anderhalve eeuw, zoo is het 
nog ; maar tbans ongetwijfeld veel meer met 
bloem- en groetentuinen en nitgestrekte akker- 
landen , boomgaarden en woningen, ja , met ge- 
heele bunrten en straten verrijkt, dan vroe- 
ger het geval was. Hare uitgestrektheid 
kunnen wij niet met juistheid opgeven: als 
Oudwjjker veld schijnt de Biltsche straatweg 
ten noorden, de Oude Rhijn ten westen en 
Ameliswaard ten zuiden, misschien de vroe- 
gere A, of oude Vechtstroom of Vliet, die 
zich achter Ameliswaart van den Bijnstroom 
afscheidde , en , zoo men wil , voorbij de Oude 
Wijk stroomde, de oostelijke grens te heb- 
ben uitgemaakt ; zoodat hetgeen thans Malie- 
baan is tot aan de Biltstraat , met de tegen- 
woordige Nachtegaalstraat . tuinen en kerkhof 
aldaar onder het regtsgebied van Oud-Wijk 
behoorde. Waar nu de Maliebaan is schijnt 
vroeger het kerkpad der Abtdij geloopen te 
hebben. En waar vroeger geene of slechts 
eene enkele tuinmanswoning stond , verrezen 
in den laatsten tijd geheele buurten , straten 
en steegen , of rijen woningen , zoo als , van 
de tolbrug of oude Kijnbrug ingaande, de 
rijen nieuwe woningen op de Nooten-laan, 
en de daarmede parallel loopende straat , die , 
voor en achter Marksveld bij het buitengoed 
Minnevliet uitkomend , naar het thans bezette 
Vossegat en verder leiden; voorts de Oud- 
wijker dwarstraat, wanneer men tegenover 
Zonneburg door de Zonsteeg de Abtstede 
bezoekt , die almede , even als de drie baan- 
stegen, in den laatsten tijd in tal van wo- 
ningen is tocgenomen. Ook de beide Baan- 
zijden en Cingel werden door tal van nieuwe 
en rijke huizen opgeluisterd, waarbij de voorma- 
lige Nachtegaalsteeg , in de laatste jaren, 
tot straat verbreed, nog voortdurend door 
deftige woningen verrjjkt wordt; terwijl de 



aanleg van nog e*e"n of een paar nieuwe 
straten, die van het Cingel regt op de 
Oudwjjker dwarestraat uitloopen, voorspelt, 
wat men ook van deze zijde nog in de 
toekomst te verwachten hebbe, waarin een 
ooster-spoorbaan de Abtstede schijnt te zul- 
len doorsnijden. 

Wat wij bij deze nog gedurig toenemende 
bevolking der Abtstede toewenschen is eene 
kerk , voor de groote meerderheid der bevol- 
king van de R. C. godsdienst, benevens 
eene eigene school voor het groot aantal 
kinderen, dat zich nu, ook in den dikwijls 
barren winter stadwaarts begeven moet om 
onderwjjs te ontvangen, of wegens den af- 
stand haveloos rondloopt. De toenemende 
bevolking zal zeker de behoefte daaraan 
meer en meer doen gevoelen. Menige buur- 
schap of gehucht, dat niet die bevolking en 
dat getal van kinderen bezit als de Abt- 
stede, heeft zijne plattelands buurtschool, 
maar hier is niets. 

Doch wie zal in de Abstede daartoe het 
initiatief nemen? Utrecht^ stadsbestuur ? 
eene philantropische vereeniging ? of een on- 
dernemend onderwijzer, die er eene aange- 
name standplaats en welbezochte school zou 
kunnen vindcn? Hoe veel nuttig zaad zou 
hij op het gebied van den geest, daar aan 
de boorden van Abtstede's Minnestroom 
in liefde voor het opgroegend geslacht, dat 
na ons zgn zal, kunnen uitstrooijen , — en 
daartyj te midden van uitgebreide tuinen , 
voor hem zelf en de zijnen een billyk levens- 
onderhoud kunnen vinden! 

Liefde voor de Abtstede noopt mg, bij 
myn vertrek stadwaarts, dien wensch hier 
kenbaar te maken. Moge hij slechts niet 
vruchteloos voorbij drijven , maar een ijverig , 
ondernemend man vinden om dien te ver- 
wezenlijken ! 

A. 25 July 1870. 



Digitized by VjOOQIC 



HET HEKSEN-WEGEN TE OQDEWATER. 



339 



HET HEKSEN-WEGEN TE OUDEWATER. 

DOOR 

H. C. ROGGB. 



Aan de markt te Oudewater staat een 
waag, en, hetzij men dit stadje al of niet 
bezocht heeft , men heeft toch zeker wel eens 
gehoord dat aan die waag in vroeger eeuwen 
niet enkel hennep en kaas , maar ook van tijd 
tot tjjd menschen zijn gewogen , die van too- 
verij beschuldigd werden. Dat was zeker de 
eenvoudigste en onscbnldigste manier om te 
onderzoeken of iemand werkelijk beheksd was , 
vrjj wat minder gevaarlijk dan de koud- 
water-proef , waarbij de aangeklaagde in het 
water werd geworpen, nadat men hem de 
duimen aan de groote teenen , kruiselings over 
elkander, had gebonden; of als de "ketel- 
vang," waarbij de door den duivel bezetene 
verplicht was den arm tot aan den elleboog 
te steken in een ketel kokend water. Het 
spreekt vanzelf dat zulk een proef met de 
weegschaal altjjd goed afliep voor den onge- 
lukkige, die van tooverij werd beticht; zoo 
men althans eerlijk te werk ging. En dit 
schijnt te Oudewater altijd het geval ge- 
weest te zijn. Omtrent het wegen van hek- 
sen, dat nog tot in de vorige eeuw plaats 
had, willen wy eenige bijzonderheden mede- 
deelen uit een zeldzaam boekje. Het behoort 
tot eene categorie van boeken, die in de 
I7 dc eeuw in het licht verschenen zjjn , om 
aan de gruwelen van de heksen-processen 
een einde te maken. De schryver was een 
roomsch godgeleerde. Men zeide dat hij de 
biechtvader was geweest van een groot vorst. 
In elk geval had hjj als priester gelegenheid 
gehad om met velen te spreken, die als 
toovenaars en toovenaressen gevangen zaten. 
Hjj was, met alle verstandige menschen- 
vrienden van zyn tijd, overtuigd, dat ereen 
eind moest komen aan die onmenschelijke 
behandeling van zulke ongelukkigen. Het 
gebeurde met eene van tooverij beschuldigde 
vrouw te Oudewater , drong den remonstrant- 
schen predikant Nic. Borremans 1 dit oorspron- 

1 Dc Wit. nucmt x ifh N. B. A. Dnt hicrdoor 



kelflk in het latjjn geschreven boekje in 1657 
in onze taal uit te geven onder den titel : 
Waer-borg om geen quaed hah-gerecht 
te doe*. Bat is : een boek , vertoonende hoe 
men tegen de toovenaers procedeert. In 
eene voorrede brengt deze opzettelijk het wegen 
van toovenaars te Oudewater ter sprake, 
waardoor wjj de volgende bijzonderheden dien- 
aangaande vernemen. 

Het zal nu ongeveer negen jaren geleden 
zjjn — zoo verhaalt hij ons — dat te Oude- 
water, "een stad die in vermaekelijkheydt 
binnen en buyten, en in goedtaerdigheydt 
van borgerye voor geen steden behoeffc te 
wijken," eene zekere vrouw zich aanmeldde 
om gewogen te worden , daar de jongens en 
ander lichtgeloovig volk het haar zoo bang 
maakten, dat zij haar leven niet zeker was. 
Gedurende de twee jaren, dat ik daar ge- 
woond heb, zijn er verschillende gewogen, 
om daardoor bevrjjd te worden van den 
laster van tooverij. Men had deze vrouw 
— zij heette Leentje Willems — reeds meer- 
malen erbarmelijk geslagen , om haar te 
dwingen een kind te zegenen , dat een vreemd 
accident had gekregen en, naar het zeggen, 
door haar betooverd was. Het eenig bewijs 
dat men hiervoor had was , dat zij , een paar 
jaren geleden , aan dit kind een stuk zoete- 
koek had gegeven. De magistraat achtte het 
onnoodig deze vrouw te wegen, aangezien 
zjj op dat trjdstip zoo dicht onder de stad 



Nic. Borremans wordt aangeduid kan men zien 
nit de titels, die ik in mijn Bib I. v. Remonstr. 
geschr. biz. 240 heb opgegeven. Dit blijkt ten 
overvloede nit de onderteckening van de voor- 
rede, die gedagteekend is "Macslandt den 18 Dec. 
1656;" want van 1650 tot 1679 was hy aldaar 
predikant Toen hij het boekje vertaalde, onge- 
veer 9 jaren v66r de uitgave, stond hij te Nieuw- 
koop. Terwijl hij predikant was bij deze gemeente 
schijnt bij, om eene of andere reden, twee jaren 
in Oudewater te hebben gewoond. 



Digitized by VjOOQIC 



340 



DE OUDE TIJD. 



woonde (als ik het wel onthouden heb woonde 
zij in de Lange Linschoten , ongeveer een 
half uur van Oudewater) , en er bovendien 
in Holland niemand om tooverij werd ver- 
brand. Maar de regeering zag zich eindelijk 
gedwongen om toe te geven , ten einde de 
arme vrouw te redden uit het gevaar dat 
haar dreigde. Men zeide mij dat zij katho- 
liek was. 

Het rechterlgk onderzoek had werkelijk 
plaats, en Borreraans deelt ons bij deze ge- 
legenheid het volgende merkwaardige certi- 
ficaat mede, dat in de Registers van de 
judiciele en dagelijksche acten der stede 
Oudewater werd opgeteekend, en driejaren 
vroeger "in originali" aan eene and ere vrouw 
was uitgereikt. 

"Wy Burgemeesteren , Schepenen en Raden 
der stede Oudewater in Hollandt , doen kont 
en certificeeren eenen yegelyken mits dezen, 
ten versoeke van Maria Konings, oudt, zoo 
sy seydt , omtrent zes-en-twintig jaren , doch- 
ter van Geeraerdt Hesseling, anders mede 
genaemt Geeraerdt Konings , en Anneken ter 
Brugge, wonende by Barent Konings haren 
broeder, te Koninkx in Sunk in den Kaspel 
van Boekholdt, in den Gestichte van Muns- 
ter, op een Hofsteede toebehoorende zyn 
Hoogheydt , den Heere Prince van Orangien , 
weesende van deylbaren stature , met een 
vrattjen aen de reenter zijde van hare kinne , 
om voorgestelt by Johan Duyst , Burgemeester 
der voorschrevc stadt Boekholdt, volgens 
sijne acte van certificatie van Burgemees- 
teren en Schepenen van Boekholdt , ons ver- 
toont en gebleken; dat op huyden voor ons 
compareerden de E. Willem Pietersz. Trom- 
per en Johan van Rodenburg, beyde Oudt- 
Burgemeesteren en jegenwoordig Schepenen 
in dienste, mitsgaders Cornelis Gijsbertsz. 
Bodegrave, gezworen bedienaer van dezer 
stads wage, dewelke ter instantie en ver- 
zoeke van de voorschreven Maria Konings 
verklacrden, hoe waer is, dat de voornoemde 
Cornelis Gjjsbertsz. Bodegrave de voorschre- 
ven Maria Konings ten haren ernstigen ver- 
zoeke en requisitie , in tegenwoordigheydt van 
hun Comparanten en meer andere persoonen , 
nae dat sy by Jannetjen Barents, ordinaris 



Vroedt-vrouwe dezer stede, met voorgaende 
onderzoek, verklaert was, dat de gemelte 
Maria Konings tot hare onder-kleederen ont- 
kleedt, en de schoenen uyt»-getogen , niet 
van eenige zwaerte of gewichte by haer was 
hebbende, met de balance in de ordina- 
ris wage dezer stede Oudewater gewogen, 
en dat hun Comparanten en alien eviden- 
telyken gebleken is, dat de voornoemde 
Maria Konings alleenlyk gekleedt en onder- 
zocht zijnde als voren, was wegende hon- 
dert vier-en-dertig ponden zoodanige op- 
rechte Troysche wichte, als men ordinaris 
in de voorschreven wage is gebruykende. ' 
Zulkx dat wy mede by dezen certificeren , 
dat dezelve wichte met de naturelijke pro- 
portie hares lichaems wel is accorderende. 
En alzoo de voorschreven Maria Konings 
aen ons verzocht ouze opene brieven van cer- 
tificatie van de voorgenoemde verklaringe, 
om haer daermede te dienen in tijdt en 
wijlen, daer en wanneer haer zulx noodig 
en te raden wezen zal, en men gehouden is 
de waerheydt te getuygen, inzonderheydt 
daertoc verzocht zijnde : zoo hebben wy haer 
't zelve verzoek niet kunnen noch willen 
weygeren. Zonder bedrog des 't oirconde 
hebben wy dezer stede zegel hier onder aen- 
gehangen , en by onzen secrctaris doen onder- 
teykenen. In den jare onzes Heeren en Zalig- 
makers Duyzcnt zes hondert vier en veertig 
op den XXIIII February. Onderstondt , ter or- 
dinance van de Heeren voornoemt geteekent" 

H. DE HOY. 

Van dit certificaat had de Hoy aan Borre- 
mans op zijn verzoek een afschrift gegeven , 
waaraan hij nog het volgende toevoegde: 

t4, t Voorschreven ge-extraheerde by my on- 
der geschreven , Secretaris der Stede Oudewa- 
ter , accorderende bevonden met de vordere ver- 
klaringe: dat in mijnen voorschreven dienste 
veele persoonen in-voegen voorzeydt in de 
wage alhier zijn gewogen, met gelijke ver- 



1 Het Troysche of Trojaanschc gewieht was dat 
van Doornik (Troijes) , dat vijf ten honderd xwiar- 
der woog dan het gewone gewieht. Het was later 
mcer bckend onder den naam van: het Amstcr- 
damsfhc gewieht. 



Digitized by VjOOQIC 



HET HEKSEN-WEGEN TE OUDEWATER. 



341 



klaringe mutatis mutandis als vooren, en 
specialjjken noch in den lest voor-leden jare 
1647 drie verscheyden persoonen, onder 
anderen eene Leentjen Willems , Huys-vrouwe 
van Jan Aertsz. , woonende in de Lange- 
linschoten onder de Parochie van Oudewater. 
'tOirkonde geteekent dezen VII January 1648" 

H. DE HOY. 

Dat er ook nog later te Oudewater van 
tijd tot trjd vrouwen werden gewogen, die 
van tooverij waren beschuldigd, blijkt ons 
uit de naamlflst, die Kinschot in zijne Be- 
schrijving der 8 tad Oudewater heeft opge- 
nomen. Zoo werden gewogen 2 Mei 1677 
Jacobye Paulus, eene gehuwde vrouw uit 
Gelderland; 13 Jan. J 681 Marritje Cornells , 
eene gehuwde vrouw uit Langerak a/d Lek; 
23 Mei 1694 Sybilla Essers, eene jonge 
dochter uit het dorpje Kleinenbroek bij Zut- 
phen; 25 Sept. 1694 Aaltje Brouwers uit 
Borculo en 17 Sept. 1710 Maesje Faessen 
uit t' Waal brj Vianen, beide gehuwd; 23 
Maart 1711 Geertruyd Hendriksz. van Beek 
uit Utrecht, en 15 Mei 1713 Lysbet Jans 
van Wout uit Montfoort, beide weduwen; 
31 Mei 1728 Neeltje Paulus Pols van Hon- 
kop, en 21 Juni 1729 Klaas Ariensz. van 
den Dool en zijne vrouw Neeltje Ariensz. 
Kersbergen, wonende onder Meerkerk. Dit 
laatste is het eenige voorbeeld van dien aard. 
Het schijnt weinig te zyn voorgekomen, dat 
er mannen op de weegachaal kwamen. Bor- 
remans verhaalt nog van een jongman uit 
Paderborn , die zoo bleek werd als een doek , 
toen het beslissend oogenblik was gekomen. 
Hij kwam er, geljjk van zelf sprak, goed 
af. Toen hij merkte dat hij zwaar genoeg 
was, had hij vol blgdschap uitgeroepen: 
"dat is lijf en goet gewinnen! ,, Deze van 
den Dool werd, blijkens het certificaat dat 
Kinschot mededeelt, door den gerechtebode 
van de stad tot op zjjn hemd ontkleed. 
Zijne vrouw werd, als naar gewoonte, door 
de stadsvroedvrouw bijgestaan. Nadat zij 
door deze "was ontkleedt , schoenen en kou- 
sen uitgetoogen, en zulks alleen bedekt met 
haar hembd en zwarte falie over haar bloote 
lichaam , hangende het hair los by het hoofd", 
werd zy bevonden honderd-en-tien pond te 



wegen , hetgeen overeenkwam "met de natuur- 
lyke proportie des lichaams". 

Toen Borremans gereed stoncf om zijn boek 
in het licht te geven, verlangde hjj iets meer 
te weten omtrent dat heksen-wegen te Oude- 
water. Hij schreef daarom aan Willera Trom- 
per, "een man van zonderlinge beleeftheydt , 
die het burgemeester- en het schepen-ampt te 
Oudewater verscheyden-malen loffelijken heeft 
bekleedt," of hij hem dienaangaande nader zou 
willen inlichten. Meer bepaald verlangde hij 
te vernemen : 1 \ om welke reden Maria Ko- 
nings en zoovele andere gewogen waren, 
2 . of er ook een bepaald gewicht werd ver- 
eischt , en 3°. wat de oorsprong was van dit 
wegen. 

Tromper antwoordde op het eerste punt, 
dat er nooit iemand gekomen was uit de 
kwartieren van Keulen , Munster , Paderborn 
en andere plaatsen, of zij hadden eenstemmig 
geklaagd, dat zy in hun land ten onrechte 
beschuldigd werden van tooverij. Wanneer 
zij geen certificaat konden toonen dat zij op 
de stadswaag van Oudewater gewogen wa- 
ren , en dat hun gewicht accordeerde met 
de proportie van hun lichaam, liepen zij 
gevaar in hun land lijf en goed te verliezen. 
Zij vertelden dat die in gindsche streken ge- 
zegd werden werkelgk te kunnen tooveren, 
altyd maar een zeer gering gewicht hadden. 
Doch Tromper was een te verstandig Hol- 
lander, een te goed protestant om aan zulke 
zottigheid te gelooven. De weegschaal van 
Oudewater had dus in de 17 de eeuw een 
groot crediet, en heeft menigeen, die door 
de domme menigte voor een toovenaar of 
heks werd gehouden, een groote weldaad 
bewezen. Wij kunnen gerust aannemen , dat 
die heeren van den gerechte in Oudewater 
in den regel geen oogenblik getwyfeld heb- 
ben aan den uitslag van deze weegproef, 
maar dat zy voldaan hebben aan het ver- 
langen van de beklaagden, om hen van 
allerlei kwellingen te verlossen. 

De overleden secretaris de Hoy — dus 
schrgft Tromper verder aan Borremans — 
heeft mg verhaald, dat er gedurende zgn 
secretariaat het volgende is voorgevallen. 
Zeker iemand, in bovengenoemde kwartieren 
woonachtig, was door een ander, met wien 



Digitized by VjOOQIC 



342 



DE OUDE TIJD. 



hij twist had, overal voor een toovenaar 
uitgemaakt. Om zich van dezen blaam te 
zuiveren gaf men hem den raad, dat hij 
naar Oudewater zou reizen ten einde zich te 
laten wegen. Hy kwam hier aan , maar hetzij 
nit domheid, of nit vrees, of dat men hem 
verkeerd had onderricht, l — hij vertrok 
zonder gewogen te zijn. In zijn vaderland 
temggekeerd verbreidde zich al spoedig het 
gerucht, dat hy het certificaat niet too- 
nen kon, dat hij zeker gewogen was en 
te licht bevonden. Nauwelijks was dit den 
rechter van die plaats ter oore gekomen. 
of deze stelde onmiddeljjk pogingen in het 
werk om den toovenaar gevangen te nemen. 
Hij wist echter het gevaar te ontvluchten 
en kwam gelukkig bij iemand, die vroeger 
in hetzelfde geval had verkeerd. Deze wist 
hem te bewegen om nog eens naar Oude- 
water te gaan. Thans liet hij zich werkelijk 
wegen en verkreeg hij het certificaat. Hier- 
mede naar zijn vaderland teruggekeerd , ver- 
toonde hy dit aan den rechter, die zyne 
goederen reeds in beslag had genomen, 
waarop hij in zijne eer en in zyn eigendom 
hersteld werd. Hij eindigt dit verhaal met 
den uitroep: "0 arme blinde menschen!" 

Op de tweede vraag van Borremans kon 
Tromper volstaan met eenvoudig naar de 
certificaten te verwyzen. Er bestond bij de 
waag volstrekt geene bepaling van eenig 
gewicht; men beoordeelde alleen de zwaarte 
van elk gewogene naar de grootte van het 
lichaam. 

Op de derde vraag kon hij geen voldoend 
antwoord geven. Borremans had reeds vroe- 
ger onderzoek gedaan naar den oorsprong 
van deze gewoonte. Volgens zekeren Mr. Jan , 
die barbier en stadsbode van Oudewater was , 



1 Om de grootc kosten bchocfde hy *t niet te 
laten. Kinschot geeft op, dat do Leges te beta- 
len by die geene, die in der Stede Waach, uit 
beschuldiging van tooverij gewoogen warden , de 
volgeade waren: 

Schepenen j\ — 16 

Secrctaris » 2 — 18 

Bode u — 12 

Waachmccster « — 12 

Vroedvronw u — 12 

/6-10 



en in deze qualiteit assisteerde by het wegen 
van mannen, bestonden er twee berichten, 
die daarin overeen kwamen, dat Karel V 
dit privilegie aan de stad zou hebben ge- 
schonken. Volgens het e'e'ne bericht zou Karel 
dit privilegie verleend hebben, toen hy eens 
in den omtrek van Oudewater was, en by 
deze gelegenheid vernam, dat in deze stad 
nooit iemand om toovery was verbrand, en 
dat er tot dusverre ook niemand uit Oude- 
water geboortig voor zulk een misdryf elders 
was te recht gesteld. Het andere bericht 
luidde aldus: De keizer kwam eens in het 
dorpje Polsbroek by Oudewater, juist toen 
men aanstalte maakte om een persoon we- 
gens tooverij te verbranden. Deze was daar 
reeds gewogen maar te licht bevonden. Doch 
men besloot, "om de Majesteyt die eere te 
doen," het proces nog eens over te doen. 
Ongelukkig bemerkte zyne Majesteit, dat 
hier bedrog achter school , en dat de schout 
en de pastoor in geheime verstandhouding 
met elkander stonden. En wel in dezer voege : 
als de schout iemand op de schaal had ge- 
bracht om gewogen te worden, kwam de 
pastoor kwansuis eens zien of alles wel te 
goeder trouw geschiedde. Dan wist hy de 
schaal of het touw zoo aan te vatten, dat 
er een pennetje voor den evenaar schoot, 
waardoor de schaal niet over kon slaan. 
't Zij nu dat die pastoor buiten zijn weten 
een werktuig was van dien officier, 't zij 
dat hy voor de bewezen hulp zijn aandeel 
kreeg van de verbeurde goederen , — genoeg , 
Karel merkte wat er gaande was. De keizer, 
"van wien men verhaelt, dat hy voor een 
spreekwoordt hadde, dat hy liever in het 
open veldt tegen een wel-gewapent leger 
van sijne vyanden wilde aengaen, als tegen 
eenen gekapte monnik" , — gaf terstond be- 
vel, dat de van toovery aangeklaagden van 
nu aan niet meer daar, maar te Oudewater 
gewogen moesten worden, waar men het 
Troisch gewicht gebruikte." 

tt Waer dit recht van daen gekomen is," 
— schreef Tromper terug — "is my onbekent. 
Dat onze Stadts-wage , zoo verre buyten Pro- 
vincien , zoodanigen authoriteyt heeft , biykt : 
want het verscheyden-malen gebeurt is, dat 
die persoonen, die verzochten gewogen te 



Digitized by VjOOQIC 



HET HEKSEN-WEGEN TE OUDEWATER. 



343 



worden, quamen met speciaal verzoek en 
voorschryven van hare stadt of plaetze. Van 
gelijke wete ick ook den zekeren oorspronk 
niet. Dat U. E. schrijft van den Keyser 
Carolus Quintus, en van die historie in 
Polsbroek geschiedt, kan wel waar wezen, 
en dat het wegen uyt die offce eenige by- 
zondere oorzake sijn oorspronk genoraen heeft. 
Gelijk ik het ook daer voor houde, alzoo 
die maniere van weginge geschiedt ten over- 
staen van Schepenen en onder Stadts-zegel 
geattesteert word, 't welk in geenderley 



maniere van weginge alhier geschiedt. Ook 
is dat gebrnyk al out want wy van oude 
luyden bericht zyn, dat al voor de troubles 
die maniere van wegen der beschuldigde 
tovenaers hier in gebruyk is geweest. Dan 
of, zoo U. E. schrijft, de Keyser Carolus 
Quintus deze Stadt by Privilegie daer toe 
zoude hebben geauthoriseert , kan ik niet 
weten, alzoo alle des Stadts PrivilegiCn en 
Schriften in den jare 1575, doen do stadt 
by de Spanjaerts wierd ingenomen, benef- 
fens de gehele stadt verbrandt zyn." 



HET KASTEEL VAN GORICHEM. 



De hierbij gaande afbeelding is die van 
*t kasteel van Gorinchem, een kasteel, be- 
roemd om zyne grootte en niet alledaagsch 
uiterlyk. Tot onze spijt ontbrak ons de 
ruimte, om het in zijn geheel te kunnen 
geven, anders hadden we gaarne de geheele 
vrij zeldzame afbeelding, door de geestige 
etsnaald van van der Ulft uitgevoerd, in 
haar geheel overgenomen. 

Als bgna alle burgen en kasteelen , die 
in de onmiddelijke nabijheid van steden ge- 
legen waren, is ook die van Gorkum reeds 
voorlang geheel verdwenen. 

Oorspronkelijk aangeleid en opgebouwd 
om de steden en de burgers te beschermen, 
werden die sterkten later en vooral in de 
Spaansche onlusten en oorlogen voor den 
vyand zeer geschikte plaatsen, om zich in 
te nestelen, van daaruit de steden in be- 
dwang te houden en die zoo noodig te be- 
schieten en te verbranden. Geen wonder dus 
dat de poorters, zoodra zich de gelegenheid 
daartoe voordeed , zich met hart en ziel be- 
flverden, die lastige naburen uit den weg 
te ruimen. 

Zoo viel ook het "hoogberoemd" kasteel 
in 't jaar 1578 met al zijn "voortreffelyke 
Toorens, Poorten, Muyren, Cingelen, en 
ander heerlpe gebouwen." 't Schijnt echter, 
dat men het niet verder sloopte dan noodig 
was, om het voor den vyand onbruikbaar 
te maken, want eerst in 1600, zoo lezen 



we, werd het tot den grond toe geslecht. 

Men wil, dat het kasteel in 1412 ge- 
sticht zou zyn door graaf Willem den Zesde , 
toen by den gesloten vrede Hertog Reinout 
van Gelder aan Willem afstand deed van 
zyne rechten op Gorkum en 't land van 
Arkel, voor een som van honderd duizend 
fransche kroonen. 

Waarschynlflk echter moet door dit stichten 
meer het vergrooten en 't versterken van het 
slot verstaan worden , want dat er reeds vroe- 
ger te Gorkum een burg bestond, vinden 
wij meermalen gemeld; b.v. we lezen, hoe 
eenige jaren te voren de Hollanders, door 
de Gelderschen uit de stad verdreven, op 
den burg weken en dien in bezit hielden. 

Hoe het zy, de gedaante, die 't kasteel 
op ouze afbeelding heeft, is niet die, door 
graaf Willem er aan gegeven ; 't was Earcl 
de stoute , toen nog slechts graaf van Cha- 
rolois, die door zyn vader Philips den goe- 
de met Gorkum en 't land van Arkel be- 
leend zijnde, zich te Gorkum vestigend, in 
1461 tot die verbouwing en vergrooting 
overging. Tot de voltooijing van z(jn plan 
in zjjn geheel kwam het echter nooit. Wel 
verrezen twee zware torens door een lange 
zaal verbonden, de derde echter is nooit 
tot stand gekomen. 

Karel, hoe zeer hy ook met zijn kasteel 
dweepte, z66 zelfs dat hy op een zyner 
schitterende feesten, waaraan hfl zooveel 



Digitized by VjOOQIC 



344 



DE OUDE TIJD. 



schatten verspilde, zijn Gorkunischen burg 
in 't klein als een iniddenstuk op tafel 
bracht en zynen gasten vertoonde , moest toch , 
toen bij in 1467 na den dood zijns vaders 
zelf aan de regeering kwara en zijn uitge- 
strekt rijk hem handen vol werks verschafte , 
zijne zorgen aan raeer belangrijke zaken 
wyden , en daaraan kan men het toeschrijven 
dat de burg onvoltooid blcef. 

Wei had hy redenen eenigszins trotsch te 
zyn op zijn kasteel , want onder de burgen 
was de zyne een der uitgestrekste en fraaiste. 



door stallingen voor koeyen en paarden , 
door de flinke woning van den bouwman, 
door die voor mindere bedienden en door 
bergplaatsen voor den wintervoorraad enz. 
't Is warm op dit plein , nu de zonne- 
stralen er zoo fel branden , en welkom is ons 
de schaduw van den welgevulden hooiberg. 
Nog heerlijker is 't onder dien schoonen 
lindeboom, die zijne zware takken zoo ver 
naar alle kanten uitslaat, zoodat men ze 
reeds door stevige palen heeft moeten on- 
dersteunen. Daaronder zal wel menig uiltje 



Rusted van Gorincliem. 



Verplaatsen we ons een oogenblik in zijn 
tijd en brengen wij een kort bezoek aan 
zyn verblijf. 

Zijn we van de stadszijde langs de Mo- 
lenstraat over de slotbrug en door de door 
twee torens verdedigde poort op het be- 
neden- of buitenhof gekomen , zoo voert een 
mime breede weg tusschen een muur en 
een houten staketsel ons naar het boven- 
of binnenhof. De muur aan de linkerhand 
heeft gclukkig een opening, en we betreden 
een ruim plein, aan drie zyden ingesloten 



geknapt en in den maneschyn menig herders- 
uurtje gesleten zyn. 

We zullcn maar niet den moestuin aan 
de andere zijde van den weg binnentreden ; 
het houten staketsel veroorlooft ons een 
voldoenden blik daarin te slaan. Gij ziet, er 
is ruimte genoeg, om toereikenden zomer- 
en wintervoorraad voor de slotbewoners op 
te leveren. 

Ofschoon het buitenhof voor overrompeling 
gevrijwaard is en niet zonder slag of stoot 
genomen kan worden, zou het tbch niet 



Digitized by VjOOQIC 



HET KASTEEL VAN GORICHEM. 



345 



lang een belegering kunnen uithouden. Dit 
heeft men begrepen, en daarom ook is het 
door een gracht van het binnenhof geschei- 
den, die door twee zware torens bestreken 
wordt. 

Het krioelt op het Binnenhof van groote 
Heeren; w\j zullen het dus maar niet wagen , 
wij , burgerlui , om ons onder hen te mengen. 
Daarenboven, op de brug toch kunnen wij 
reeds genoeg zien wat er te zien is. 

Rondom het plein scmjnt een pand te 
loopen , overwulfd , aan de binnenzijde open , 
en door kolommetjes gesteund. Dda> is de 
gewone wandelplaats der edele Heeren, die 
van de open lucht willen profiteeren zon- 
der door zon of regen geplaagd te worden. 
Op de hoeken van het nagenoeg vierkante 
plein zien we zware torens, Barbaryen ge- 
heeten , op (Sen na , alien rond. Deze laatste , 
door het volk de Brouwerij genoemd , springt 
zoowel aan de binnen als aan de buitenzyde 
van het pand een eind voor; de kanteelen 
zijn op acht plaatsen halfcirkelvormig uitge- 
bouwd. De kapel biedt van buiten gezien 
weinigs bijzonders. — Maar, 'k geloof dat 
wij wys zullen doen niet verder door te 
dringen; de ridders schgnen zich gcreed te 
raaken om uit te rijdcn , en dan is het raad- 
zaam , hen niet in den weg te loopen. Daarom , 
laat ons terug gaan en het voornaamste ge- 
deelte, wat waarschijnlijk de eigenlyke wo- 
ning , het heerenhuis , is, slechts van buiten be- 
kijken. 't Zou ons toch niet gelukken binnen 
te komen. 

Welk gevaarte, niet waar, die ronde toren — 
de blaauwe genaamd, zeker wij! de meeste 
kasteelen uit rooden steen , en dit uit graauwen 
arduinsteen is gebouwd. Hij is, zoo als ge 



ziet, geheel rond en heeft, ik denk door 
een trap, of door een gang, die door een 
verdedigbaren muur voor ons oog bedekt is , 
gemeenschap met het binnenhof, en aan de 
andere zgde door een brug met den dijk. 
De muren zijn, naar ik heb hooren zeg- 
gen, beneden 36 en boven 29 voeten dik; 
bezwaarlyk kon dus iemand , die beneden 
in een der gevangenissen zat, daaruit ont- 
snappen. Op eene zekere hoogte loopt om den 
geheelen cirkel een eenigzins vooruitspringende 
gang , die op korte afstenden verbreed wordt 
door uitgebouwde torentjes. Van uit dezen 
gang kon men zonder veel gevaar de belege- 
raais bestoken , en pijlen , brandende stoffen , 
steenen op hen werpen. 

Daarboven wordt de omtrek van den toren 
iets geringer en , naar ik meen te zien , twaalf- 
hoekig en een gelijk getal ruime vertrekken 
vormende , met zolders daarboven , door trap- 
geveltjes gesloten. De binnenplaats geeft licht 
aan de andere zijden der vertrekken, terwijl 
er nog plaats genoeg over is voor een aardig 
torentje , van waar wij , als 't ons geoorloofd 
geweest ware, een schoon overzicht over 
kasteel en onderhoorigheden , zoo wel als 
over de Merwede en den verderen omtrek zou- 
den hebben genoten. 

Dat gelukt ons echter thans niet. Wij 
moeten genoegen nemen met hetgeen we 
gezien hebben , al voelen we ons ook nog 
dikwjjls genoopt een blik achter ons te 
werpen op den blaauwen toren , die , hoe 
sterk en zwaar daar waar hij aan aanval 
blootstaat , daarboven toch vele goed verlichte , 
luchtige, naar alle kanten uitzicht gevende 
ruime woonkamers vereenigt en tevens zulk 
een sierlyk uiterlijk heeft. 



HOE DE TAFELS IN DE HOFHOUDING VAN PRINS MAURITS WAREN INGEDEELD. 

Medegedecld door P. A. LEUPE. 



Ordre ende Reglement by Synne V(orste- 

lijke) Gen(ade) goetgevonden ende gearres- 

teert den xxvj April xvj r vier en twintich, 

aengaende de personen die Syne V. Gen. 

Ib70. 



verstaet dat in 't huys ordinarie sullen eeten. 
Welcke ordre ende Beglement den Hoffmeester 
ende Onder Hoffm. in clck officio van Syne 
V. Genade Huyse sal insinueren. 

44 



Digitized by VjOOQIC 



346 



DE OUDE TIJD. 



Tafel van Syne V. Gen. 
Syne Vorstelycke Genade. 
Den Capitain van de Gaarde. 
Ende andere luyden van qualiteyt. 

Tafel van den Raedt. 
Hofmeester. 

Die van den Rade alsse begeeren te comen. 
Stalmeester. 

J r . Willem van Nassau. 
«P. Lodewyck van Nassau. 
De twee Secretarissen van Syne Ex f ' ie . 

Deze hebben een dael- 
Den Greffier van \ der 's daechs in absentie 



Syne V. G. J van S. V. G. tot cost- 
Le Saige. ^ gelt genoten, ende voor 

Wynants. J elck haer dienaer vyfftien 

( stuyvers. 
Alsser eenige personen van qualiteyt by 
S. V. Gen. extra ordinaris comen eeten die 
Edelluyden hebben , sullen deselve aen de 
tafel van Syne V: Gen. Edelluyden eeten; 
soo sy Pagien hebben, by S. V. Gen. Pa- 
gien ; ende soo sy Lacqueyen hebben , bg 
S. V. Gen Lacqueyen ; soo se jongens heb- 
ben by de Jonckeren jongens. Doch soo se 
dienaers hebben, sal haer de tafele van de 
dienaers aengewesen worden ; van gelycken 
alsser by den Raedt luyden van qualiteyt 
eeten, sullen de Clercquen aen de tafel van 
de Clercquen ende de dienaers aen de tafel 
van de dienaers eeten. Item alsser eenige 
Jonckers aen de Jonckeren tafel eeten, sul- 
len haer jongena aen de tafel van de jon- 
gens der Jonckeren eeten, mits dat sulcx 
niet ordinaris maer somtyts en geschiede. 

Edelluyden Tafel, daeraen sullen comen: 
De Edelluyden heb- 
in 't jaer 1618 als 
Syn V. Gen. uyt den 
Hage was, opt aff- 
setten van de Magi- 
straten , te weten die 
in den Hage bleven 
tot costgelt genoten 
een daelder 'sdaechs, 
doch syn daer naer 
noyt niet meer in 
possessie geweest. 
Den Lieutenant van de Guarde. 



J r . Beauchastel. 


r 


J r . Ninnitz. 


* 


J r . de Bie. 




J 1 ". Andelo. 


1 CO 

) § 

1 ** 


J 1 ". Mansard. 


Jr. Du Tel. 


1 c 


J". Lier. 


1* 


J r . Calvart. 






\ 13 
1 W 



Den Vendrich van de Guarde. 
Focx, Onder Stalmeester. 
Pieter Pels , Substituyt- 

Thresorier. 
Matheus du Corps. 
David Coller. 
Mr. Hendrick, Chirurgyn. 
Pieter Coenen , Clercq ter 
Secretarye van SynV. Gen. 
Noeil du Brueil, Speelman. 

T' Samen 27 personen. 

Den Taux van dese tafel is thien kannen 
wijns des roiddaechs op het noenmael, ende 
thien kannen wyn op het avontmael. 



Dese aengetroc- 
kene officieren 
hebben altyts een 
gulden 's daechs 
tot costgelt ge- 
noten. 



Aen de Pagien Tafel sullen comen: 

Fims. De Pagien plachten hare 

La Vacquerye. I costen daerse gelogeert waren 
Marlot. / tegen een daelder 's daechs 

Eversum. I betaelt te worden ofte selffs 

Du Tel. / een daelder te genieten. Doch 

Broechem. I op den 21 Decemberl 624 heeft 
Kilgere. 1 Syne V. Gen. geresolveert, dat 

(Killegrew ?) ] se maer een gulden 's daechs 
Hacquet. voortaen sullen hebben. 

T' Samen 8 personen. 

Aen de Tafel van de Groote Officieren 
sullen comen: 

Guilliaume Fremin , Bottellier. \ 

Gerrit Langenhove, Bottellier. I 

Jan Houtmolen, Wijntapper. 

Hans Rasenburch,Wapenbewaarder. JDese offi- 

Aert Thomasz. fcierenheb- 

Jan Meeusz. I ben altijt 

Frits Rooth. \eengulden 

Joost Hinnekens , Trompetter. / 's daechs 

Barent Jansz. , Trompetter. I tot Cost- 

Wyngaerd Hendricx, Pasteybacker.' gelt geno- 

Hans Heyligen , Pasteybacker. |ten. 

Louys Oudran , Pasteybacker. 

Jean Flaraaing. 

Felix Jansz. , Cleermaecker. / 

Den Portier van 't HofF extra ordinaris 
ende tot wederroepens. 

T' Samen 15 personen. 

Den taux van dese tafel is drye kannen 
Franschen wijn 's middaechs op 't noenmael 
ende dry cannon wijn op *t avontmael. 



Digitized by VjOOQIC 



TAFELS IN DE HOFHOUDING VAN PRINS MAURITS. 



347 



Lacqueyen Tafel, daeraen sullen comen: 



c 
O 
> 

§ 

> 

a 



Deze Lacque- 
yen hebben altyt 
vyfftien stuyvers 

'sdaechs tot 
costgelt genoten. 



Sander Kervel. 

Pieter Denys. 

Heyndrick Elyard. 

Jacob Pieck. 

Jacob Henderson. 

Jan Singel. 

Jan' Eliard. 

Pieter Meeterom. 

Twee Lacqueyen van den Cap. ende dat by 

provisie ende tot naerder ordre. 
Twee van den Stalm r ende dat mede by 

provisie ende tot naerder ordre. 
Twee van J r . Willem van Nassau. 
Een van J r . Lodewyck van Nassau. 

T' Samen 15 personen. 

Aen de cleyne Officiers Tafel, daar aen 
sullen comen: 

Philips Doubleth , Hoevenier. 
Adriaen Lenaertsz. Onder- 

Valckenier. 
Dirck Hendricksz. Onder- 

Valckenier. I Dese cley- 

Abrabam Leenaertsz. Onder- I ne Officieren 

Picqueur. I hebben alt}i; 

Philips Focqx , Onder-Pi- I vyfftien stuy- 

queur. vers 's daechs 

Hendrik Hondejongen. genoten. 

Gillis Hondejongen. 

Hendrick Coster. \ On- 

Hanz Frederick. > der- / 

Andries Bartholomeus Cockx 

T' Samen 10 Personen. 

Jonckers Jongens Tafel, daeraen sullen comen : 

De Jongens 
van de Edel- 
luyden hebben 



De Jongen van J r . Beauchastel. 
„ „ J r . Ninnitz. 
„ „ J r . de Bie. 
„ „ J r . Andeloo. 
„ ,, J r . Mansard. 
„ „ J'.DuTel. 

„ „ J r . Lier. 

„ J r .Calvart. 



van gelycken 

int jaar 1618 

tot costgelt 

genoten J 5 

stuyvers 

's daechs, doch 

syn mede daer- 

naer noyt in 

po8sessie geco- 

men. 



De Jongens van den 
Lieut, en van den Ven- 
drich van de Guarde 
hebben noyt yet tot 
costgelt genoten. 

De Jongen van de Onderstalmeester. 

De Jongen van Ma- » Ad Idem de Jongens 
theeu du Corps,/ van de Camerlingen. 
Doch den Jongen van 
den Onderst m . heeftal- 
tjjts 15 st. *s daechs tot 
costgelt genoten. 



De Jongen van den j 

Lieutenant. 
De Jongen van den ( 

Vendrich. 



Camerling. 
De Jongen van Da- / 
vid Coller, Ca-| 
merling. 



T* Samen 13 personen. 
Op de Jonckers Sale sullen eeten: 



Nicolaes van Nieunaer , 

Biertapper. 
Wouter Jorissen , Sael- 

knecht. 
Heyndrich van Wassen- 

hove, Saelknecht. 
Thomas Heyndricxsz. , 

Saelknecht. 

T' Samen 4 Personen. 



Deze hebben me- 
Jdealtyt 15 st. tot 
[costgelt genoten; 

doch is weynich 
^gebeurt alsoo se 

geduyrich met S. 

V. Gen. te velde 
jwaren, ten ware 

by sieckte. 



Personen die aen de Tafelen die op de Ga- 
lerye gestelt syn sullen comen eeten. 

Clercquen Tafel. 
Jaques de Vries, Despencier. 
Dirck Junius \ Clercken. \ 
Anthonis de Haes. I van de Se 
Louys Couckel- f cretaris- 

berch. ) sen. 

Gysbert van Hoo- , \ Dese heb- 

genhouck. I Clercquienl ben altflts een 

Coernaedt van der \ van de I gulden 

Lee. I GriflSer. ? 's daechs tot 

Laurens Buysero. ' costgelt ge- 

Hendrick Emouts, Silverbe-1 noten. 

waerder. 
Casper Leenmans , Deurwaer- 

der van den Raedt. 
Isaac Everards, Clerq van de 

Garderoange*. 

T' Samen 10 Personen. 

Den taux van deze tafel sal syn, twee 
kannen Fransche wyn s' middaechs op 't 
noenmael, ende twee kannen Fransche wjjn 
op 't Avontmael. 



Digitized by VjOOQIC 



,*H8 



DE OUDE TIJD. 



Aen de Dienaers Tafel sullen comen: 

Pieter Willemsz, Gardemanger. 
Maerten Lambrechtsz, Tinbewaarder. 
Twee dienaers van den Hoffmeester. 
Twee dienaers van den Capitain. 
Een van den Stalmeester. 
Een van J r . Willem van Nassau. 
Een van J 1 '. Lodewyck van Nassau. 
Een Dienaer van Mr. Hendrick, Chirurgyn. 
T' Samen 10 Personen. 

Dese navolgende sullen in de keucken eeten 
sonder tafel te decken. 

Jan Theunisz, Torffdrager. 

Philips Schroot, Ketelschuurder. 

De dry keucken jongens. 

Ende de twee vrouwen die de schotelen 

wasschen. 

T' Samen 7 Personen. 

Den Poortier Claes Leramekens. 

Alsoo hy aen de Poorte moet blyven , sal 
men in syn houte huysken , staende aen 
de voorn. Poorte geven. Ende dat tot naer- 
dere last ende ordonnantie 

's middaechs een schotel spyse. 

ende t' savonts een schotel spyse. 

Een terwenbroot s' daechs. 

Twee Potten bier s' daechs. 
Desen taux sal nae gelegentheydt wel ver- 
mindert, maer niet vermeerdert worden. 

Taux van de Gardelinge, Waschmeysjens 
ende Concherge, die toegelaten syn uyt te 
draegen ende dat by provisie tot naerdere 
ordonnantie, ende tot dat geresolveert sal 
syn dat se in t' huys sullen eeten. 

De Gardelinge, ende ses waschmeysens 
sullen hebben: 

Ses teruwe brooden maeckende 2 dosyn. 
Twee schotelen spys s' middaechs. 
Twee schotelen spys t' savonts. 
Ende 26 Potten bier s' daechs. 
Daer en boven sal Maeyken de Villeers, 
Gardelinge, hebben 

Een schotel spfls s' middaechs. 
Een schotel spys s' avonts. 
Desen taux sal nae gelegentheyt wel ver- 
mindert maer niet vermeerdert worden. 



De Gardelinge heeffc tot costgelt geno- 
ten 1 Gl. s'daechs ende de waschm. 15 st. 

Concherge. 
De Concherge sal hebben s'daechs: 

Een teruwen broot en een wittebroot. 
Een schotel spys s' avonts. 
Een schotel spys s' middaeehs. 
Ende Acht potten bier s' daechs. 
Desen taux sal nae gelegentheyt wel ver- 
mindert maer niet vermeerdert werden. 

De Concherge heeffc tot costgelt geno- 
ten 1 Gl. s' daechs ende voor haermeytl5 
stuyvers. 

Hellebardiers. 

De Hellebaerdiers die s' nachts de wacht 
gehadt hebben , sullen s' morgens den ontbyt 
gegeven worden , tot naerdere ordonnantie 
van S. V. Genade. 

Backersse. 

Anneken Fprcy, Backersse , sal tot weder- 
roepens van S. V. Gen. genieten een scho- 
tel spys s' daechs met dry kannen Bier. 

Dese navolgende s}ti de Personen die by 
consent van S. V. Gen. in t' Huys extra 
ordinaris eeten. 

Don Emanuel Prince van Portugal aen 
de Tafel van Syn V. Genade. 

Don Guillaurae Prince van Portugael aen 
de Tafel van Syn V. Genade. 

Ende daeren boven sal extraordinaris te 
Hove eeten , Een Camerling , Een Pagie ende 
twee Lacqueyen van Don Emanuel , ende 
dat elcx aen syn geordonneerde Tafel. 

Item Een Camerling ende twee Jongens 
van Don Guillaume, elcx aen syn geordon- 
neerde Tafel. 

j Dese sullen eeten aen de Ta- 
J'. Bramske. / fel yan gyn y Genftde ^^ 

J plaets is , ende geen plaets syn- 
J'. Du Pon. J de ^ aen de Tafd yan den Hoff _ 

Jr.Aerssen. ^^ 

Ende daerenboven een Dienaer ende Jon- 
gen, die aen haer geordonneerde Tafel 
sullen eeten. 



Digitized by VjOOQIC 



TAFELTJE UIT HET LAATST DER i7 e EEUW. 



349 



Gedaen in 's Gravenhage den xrvj April 
xvj<* xxiijj C: ende was ondertcekent) 

MAURICE DE NASSAU. 

Lager stondt: Ter ordonnantie van Syn 
V. Genade (ende was onderteeckent) 

P. DE JONGE. 

Hadde in Margine een 
opgedruckten segel in 
rooden Wassche met een 
pampieren rnyte over- 
deckt. 



PATERS EN NONNEN IN tlH KLOOSTER. 

Uit een groot getal kloosterrekeningen 
blijkt , dat in "Vlaanderen , gedarende de mid- 
deleeuwen , in vele vrouwenkloosters ook Broe- 
ders waren , bestuurd door eenen Prior , en 
afzonderljjk levende. Aanvankelijk waren deze 
Broeders in gemelde gestichten geplaatst ter 
verzorging van den landbouw en ter verdedi- 
ging der nonnen tegen vreemde indringers. — 
Weet iemand bet tijdstip te bepalen , waarop de 
Broeders de vrouwenkloosters verlieten , en ten 
gevolge van welke verordeningzulksgeschiedde ? 



TAFELTJE UIT HET LAATST DER 17° EEUW. 



Onze tijd is een tijd van afbreken. Niet 
alleen worden onze bistorische raonumenten 
aan de sloopers prjjs gegeven, maar zelfs 
van zoovele voorwerpen, die als afkomstig 
van beroemde voorouders vereerd werden , 
zooveel als het karakter van onze natie zulk 
een vereering toelaat, wordt thans de booge 
af komst betwijfeld. Het wambuis van Willera I, 
de pistolen van Balthazar Gerards en hon- 
derd dergelijke zaken worden van hare repn- 



tatie beroofd en tot de klasse van gewone 
voorwerpen teniggebracht. Ja zelfs Coster, 
die altijd door ons als de uitvinder van de 
boekdrukknnst werd beschouwd en waarvan 
we zooveel wisten te vertellen , behalve welke 
broodwinning hij had, daar de een volhield 
bij moest edelman of kaarsenmaker , de ander 
weer koster of magistraatpersoon geweest 
zjjn, dienzelfden Coster wil D r . van der 
Linde van zijn voetstuk laten stappen en 



Digitized by VjOOQIC 



350 



DE OUDE T1JD. 



naast "de spiegel onzer behoudenis'' en an- 
dere documenten plaats doen nemen in het 
Haarlemsche Museum als een herinnering 
aan wat hij noemt de Costerlegende. 

Dat de waarheid aan 't licht komt en 
de dingen bij hunne ware namen genoemd 
worden, is zeer wenschelijk; maar dat onze 
monumenten, die, al zijn er ook geene his- 
torische herinneringen aan verbonden, als 
lciddraden voor de geschiedenis van de ont- 
wikkeling en de beschaving van ons volk 
van zooveel nut zijn — dat deze dikwijls zon- 
der eenige oorzaak moedwillig vernietigd 
worden , dat pleit noch voor de liefde van 
onze natie voor hare voorouders, noch voor 
die voor wetenschap en kunst. 

Een der voorwerpen, waaraan ook al een 
historische titel verbonden was , ishettafeltje, 
waarvan we hier een afbeelding geven en 
dat elk, die de stad Utrecht bezoekt, in 
het Museum van Oudheden op het Raadhuis 
aldaar kan gaan zien. 

Het stond vroeger bekend als "het tafel- 
tje, waarop in 1713 de vrede van Utrecht 
geteekend was". Sinds het later Week 
dat het tafeltje uit een ander gebouw ge- 
komen is als uit dat waarin de vrede van 
Utrecht geteekend werd , kwam men daarvan 
terug, en sinds beschreef de catalogus van 
dat Museum het onder No. 46 als "Ovale 



tafel, waarop in 1713 te Utrecht de vol- 
magten tot on lerhandeling over den vre- 
de van Utrecht werden overgegeven (neer- 
gelegd)". Dit laatste is mogelijk , maar zeker 
nog zeer moeielijk te bewijzen. 

Wat nu daarvan waar mag wezen , is ons ta- 
melijk onverschillig. We willen het meubeltje 
liever beschouwen en bewonderen als werk- of, 
moest ik niet zeggen, kunststuk? 't Is zoo 
moeielijk den grens te bepaleu, waar het 
ambacht ophoudt en de kunst aanvangt. 

Het tafeltje is uit notenhout gesneden en 
zal in het laatst der 17 c eeuw vervaardigd 
zjjn. Door wien? Op die vraag moet ik het 
antwoord schuldig blijven; de maker was 
niet jjdel genoeg , er zijn naam op te zetten. 

Het is in zijn geheel 89 N. d. hoog. De 
voet bcstaat uit drie wel wat al te zware 
pooten, waartegenop hagedissen kruipen en 
waarvan elk een naakt kindje draagt. Uit 
den voet rijzen rietvormige, met bloemen- 
guirlanden versierde bladeren op, die, zich 
van boven uitopreidende , het ovaalvormige 
tafelblad dragen. 

Mocht het onmogelijke mogelijk en de her- 
senschimmen van de het goed raeenende vrede- 
bond-genooten ooit verwezenlijkt worden, gewis 
zou het tafeltje fraai en waardig genoeg zijn , 
om daarop den zoogewenschten eeuwigen vrede 
te teekenen. 



VAN "OVER HET IJ." 

DOOt 

J. HONIG Jz. Jr. 
(Vervolg van biz. 220.) 



III. 

Zoo was dan de eerste der blijde feesten 
voorbijgegaan en de daarop volgende dag 
billijkerwijs aan de rust gewjjd , althans voor 
mij, die, zoo als mijn gastheer boertende 
zeide, "de netjes kon droogen". Maar voor 
hem en zqn zoon mogt de "stadreis" er 
niet by inschieten. "Een man bij nacht een 



man bij dag" : het werk mag niet om de 
pret lijden. Daar moet het toch van komen. — 
De bruigom alleen heeft voor de marktda- 
gen een vrjjbricf — maar: 

"Als de bruid is in de scbuit 
Heeft het luie leven nit. — " 

Onze bruigom nam dan ook wat er van 
zijnen "hoogtijd ," te genieten viel. Hij kwam 



Digitized by VjOOQIC 



VAN "OVER HET IJ." 



351 



den volgenden ochtend al vroeg "koffij 
drinken", en tevens om my wat gezelschap 
te houden. Ik was er hem dankbaar voor, 
al genoot ik natuurlyk het kleinste deel ; maar 
nog prettiger vond ik het aanbod om 's mid- 
dags eens te zeilen: dan zou de braid 
hare speelnootjes vragen — wy hadden een 
aangenaam dagje. Kort na den middag schoot 
dan ook de boeijer aan wal. Het vaartuig 
zag er nog eens zoo netjes ait als anders 
en was met vlag en wimpel versierd. — 
Die ylaggepraal ter eere van het bruidspaar 
scheen een algemeen gebruik. Zoowel van het 
aan wal liggend tentjagtje wapperde een vlag , 
als van de vaartuigen, wier schippers voor 
de kantoren mijner vrienden vracht voeren; 
ja de dorpsveerschuiten bleven niet achter: 
eene "hulde" — die den knechts in den regel 
een goede fooi opbragt. Even als van die 
vaartnigen wapperden van de molens myner 
vrienden en der ooms van het bruidspaar 
een vlag. 

"Gy hebt gister zeker geen gelegenheid 
gehad om het te zien", zeide de bruSgom, 
toen wy een dezer molens voorby voeren , 
"hoe mooi die molen stond?" 

Ik moest die vraag ontkennend beantwoor- 
den en merkte daarbij op, dat ik de uit- 
drnkking niet begreep. 

Hy glimlachte en zeide : u 't Is dan ook 
alleen in deze streek de gewoonte. — Onze 
knechts verstaan zich op dat werk, en met 
zeer eenvoudige hulpmiddelen. Zie, men zet 
den molen in het kruis, en langs en door 
de hekken der roeden worden de zeilen heen- 
geslingerd, om aan de "enden" in een 
en een hart , 't zy van hont of van de zeilen 
gemaakt, uit te loopen. Van de bovenein- 
den der roeden hangen lange touwen neder , 
met kransen en kroonen , van groen en ge- 
klenrd papier gemaakt, waartusschen klater- 
gond gestoken is, dat in den zonneschyn 
verblindend schittert. Zoo is het doorgaans 
op den eersten Zondag; maar den tweeden 
wordt het nog mooijer. Dan spant men tus- 
schen de boveneinden der roeden lynen , die 
mede met groen omvlochten zijn , en op de 
toppen worden vlaggen gezet , of wel engelen- 
beelden met bazninen. 

Maar de derde Zondag is de pronkdag 



bij nitnemendheid. Dan knnt ge tusschen die 
lynen en hare slingers de naamletters van 
braid en braidegom lezen en is het geheele 
kruis letterlyk met allerlei sieraad opgepronkt, 
't z\j altaren , tempels , harten , cupido's , en 
wat maar in het brein der knechts opkomt. ' 
't Spreekt van zelf, dat al die moeite eenige 
belooning eischt , en het volk krygt dan ook 
een "best vat." By die pret zyn wy meestal 
eenigen tyd tegenwoordig , en ik denk wel 
dat gy lust zult hebben met ons mee te 
gaan." 

Van myne toestemming kon hy zeker zyn ; 
zyne beschryving prikkelde myne nieuwsgie- 
righeid. 

Wy zeilden genoegelyk koutend de Zaan 
langs tot aan Knollendam, en kwamen nog 
tydig genoeg terag om onze marktgangers 
welkom te kunnen heeten en het nieuws te 
hooren, dat zij medebragten. 

Was deze dag nog al rastig voor my 
afgeloopen , van nu aan begon er een ancle- 
re tyd. — De kopjes of koffij- en theepar- 
tijtjes , waarvan mijne buurjuffer my gespro- 
ken had , waren schier dagelyks aan de orde 
en by beurten aan de huizen van braid of 
braigom. Dan werd het huis my wel eens 
te benaauwd en zocht ik mijn toevlugt in 
het wandelen of het afleggen van bezoeken. 

Wat ik echter niet ontkomen kon, dat 
waren de partyen door leden der familie 
gegeven, 't zy dat we ter maaltyd genoo- 
digd werlen , of om den avond dour te bren- 
gen. Ofschoon het meestal met dezelfde per- 
sonen was en hetzelfde ceremonieel heerschte , 
was ik er toch met genoegen, daar men 
steeds met gulheid ontvangen werd en er 
zich vrij bewoog. Het gevolg was, dat ik 
in het eind de drinkliedjes even goed kende 



1 Vreeuid h het, dat men nooit op het denk- 
beeld gekomen is ecne afbeelding van znlk een 
mooi gemaakten molen te nemen. — Zoo toch ieta 
tot de eigenaardigheden van deze streek behoort, 
is het dit. Wij achten ons gelukkig dat een onzer 
vrienden er ons mede verraste en wij daardoor 
een schets voor de afbeelding bij dit artikel 
kregen. Dit zoolanggevolgd gebruik wordt toch al 
zeldzamcr en zal weldra wel gehcel ophouden, 
daar men voor reden geeft dat het den molen te 
veel benadeelt. 



Digitized by VjOOQIC 



352 



DE OUDE TIJD. 



als ieder ander, en het er zonder font of 
boete wist af te brengen , ja mij ook niet 
meer bezondigde tegen het bruidspaar, dat 
zeer ten voordeele myner beurs uitkwam. 
't Was toch de gewoonte, dat al wie bruid 
en bruigom niet met dien titel, maar met 
hunne namen noemde, een duit in het var- 
ken moest storten, welke schatkamer onder 
bewaring van den voorspeelnoot was en steeds 
door hem aan diengene der gasten werd aan- 
geboden, wien het noodlottige woord maar even 
over de lippen kwam. — Ik verzeker u , dat 
door die gedurige offers het steenen voorwerp 
duchtig gespekt raakte en het gleufje in 
den rug menig duitje verdwijnen zag. — 
Mijn buurjuffer vertelde mij , dat dit potten- 
en pannengeld voor het bruidje was, en dat 
het beestje op den avond na de brniloft 
geslacht zou worden. Soms gebeurde het 
wel dat den dezer diertjes niet genoeg was, 
om al het zondegeld te bewaren. Dit oude 
gebruik begon echter in hunne kringen al 
„wat te verflaauwen , maar werd door de 
mmderen trouw volgehouden ; dezen toch moest 
elke bijdrage voor hun huishouden welkom 
zyn. 

Ik behoef den volgenden zondag en die dagen 
waarop er door de ooms , peten en de grootou- 
ders "getrakteerd" werd , niet te beschrijven ; 
die feesten toch warcn te veel aan het be- 
schrevene gelijk. En om te vertellen hoe 
lekker, en wat men at en dronk , moge voor 
hem die het genoten heeft eene genoeglijke 
herinnering zyn, 't is voor degenen die het 
niet ten deel viel zeker het tegenovergestclde. 
En deze zal my liever volgen naar het "best 
vat", dat aan de knechts was gegeven. 

Wy vinden in een der pakhuizen al de- 
genen , die op de molens werkten of de ouders 
van het jonge paar in hun bedrijf behulp- 
zaam waren , jong en oud , met hunne vrouwen 
of meisjes bjjeen. Een luid gcjuich komt 
ons te gemoet, en een lied ter eere van 
bruid en bruigom wordt luidkeels aangehe- 
ven; een lof, dien we mede hebben kunnen 
lezen in een vers, dat op een groot papier 
geschreven stond prykende in het midden 
van een eereboog voor de deur, wclke wy 
inkwamen. Zoodra zwegen de krachtige stem- 
men niet, of de oudste der knechts trad 



uit den kring en droeg een "dicht" voor, 
dat natuurlyk overvloeide van heil- en ge- 
lukwenschen, niet alleen voor het jonge 
paar, maar ook voor de ouders, die hun 
alien werk en brood gaven. Het vers ein- 
digde met den wensch , dat deze ook hunne 
kleinkinderen eens zoo gelukkig mogten zien 
en dat het steeds wel met de molens en 
den arbeid gaan mogt. Een luid gejuich 
steeg nu weer op, dat niet minder werd, 
toen er eensklaps een regen van lovers 
en groen op het jonge paar nederdaalde — 
en zulks niet uit een hoorn van overvloed, 
maar uit een voorwerp , dat , voor zooveel 
we uit het vlaggedoek en groen ontdekken 
konden, vecl gelijkenis met een "schommeF' 
had. 

Met het blozende bruidje aan den arm , 
stapt nu de bruigom vooruit en dankt met 
een wakkeren handdruk den spreker voor zijn 
wensch en zegt: dat het hun goed doet 
hunne vreugde te zien , dat ieder arbeider 
zijn loon waardig moge wezen, en hoe er 
een band moet bestaan tusschen baas en 
knechts , wil de arbeid voor beide voordeelig 
worden — ; hij hoopt daarom , dat wat tot 
hcden bestaan heeft, zoo mag voortduren. 

Wederom gejuich en gezang , en toen trad 
de spreker van daareven wcder uit den kring , 
docli thans droeg zyn hand een blad met 
ettelijke glazen bier, waarvan er ons ieder 
een aangeboden werd. Ik nam ook een teug , 
doch moest bekennen dat dit brouwsel mij 
te krachtig zou wezen. 

"Dat wil ik g'loven", zeide myn gastheer 
lagchend. "Dit biertje wordt voor zulke ge- 
legenheden door onze bierstekers toebereid. 
't Is oud bier met suiker en ligt een scheutje 
brandewijn. 't Zal ons te schielijk naar het 
hoofd vliegen. Maar ons volkje schijnt daar 
tegen te kunnen ; zie maar eens in dien 
hoek, waar de boeijerknecht voor bottelier 
speelt: hy zal nog lang niet aan het laatste 
vaatje zijn. — Zoo'n mengsel noemt men 
een best- , een extra vaatje , even als wij een 
wijntje uit patersvaatje het neusje van 
den zalm zouden noemen. — Zoo'n best vaatje 
wordt ook aan de knechts en de timmerlui 
gegeven , wanneer er verroed of verard is , of 
eenige andere zware karrewei heeft plaats ge- 



Digitized by VjOOQIC 



VAN "OVER HET IJ." 



353 



had ; even als dit aan do scheepstimmerwerven 
het gebruik is, als er een schip van stapel 
loopt. Om echter de hoofden niet te schie- 
lijk te doen duizelen, door de maag by 
yoortduring van enkel nat te voorzien, krjj- 
gen ze straks nog eene versnapering , tul- 
band, brood met kaas of koek. — Dat 
sterkt wat ; — 't kan en zal er , als wij 
weg zijn , lustig genoeg toe gaan ; maar 
mjjn oude Dirk is een bedaard man , en 
die mag nog al een woordje zeggen; dies 



braid ten dans, en toen deze, het gebruik 
volgende , daaraan gehoor gaf , kwam de 
bruigom reeds den schroom der vrouwtjes te 
gemoet door er eene de hand te reiken , en 
welhaast sprongen zij en de andere jongelui 
nit ons gezelschap lustig in het rond. 

Toen de dans gefiindigd was, werd er 
nog een paar maal gezongen , eens rondge- 
diend van het krachtige brouwsel , en onder 
een luid gejuich werd ons een schrede of 
Wat uitgeleide gedaan. 



Vcraimlc molen aan df /nan. 



ben ik nog al gerust. t Is ook daarom 
dat ik de vrouwtjes er bij heb genoodigd. 
Dit gebeurt niet altijd , maar ik vind dat 
de vreugd er by winnen moet, terwijl ook 
de pret niet zoo ligt in baldadigheid ont- 
aarden zal. Zie , nu begint reeds een dansje. 
Let op, ze zullen onze jongelui niet onge- 
moeid la ten." 

't Was zoo als mijn vriend gezegd had. 
Een der mannen trad voor, en verzocht de 

1870. 



Ik hoorde den volgenden dag dat de pret 
in het pakhuis tot diep in den nacht ge- 
duurd had , en men kon gerust wezen dat 
er niets ergerlijks gebeurd was , daar de 
nachtwachts by hunne gewone ronde tel- 
kens eens waren komen zien , hoe men het 
maakte ; welke beleefdheid de oude Dirk , 
die wist hoe het hoorde , niet naliet met 
een glas bier te beloonen. 

Een ander feest was de "bruidstranen" 

45 



Digitized by VjOOQIC 



354 



DE OUDE TIJD. 



— weemoedig in naam, maar vrolgk in 
der daad. — Het bruidje, weenende dat 
zij den vrijsterstand vaarwel zal zeggen , 
gelroost door alle hare vriendinnen over 
de . lotsverandering die haar te wachten 
staat — hoe zou dit troosten beterkunnen 
geschieden, dan dat ook des bruigoms vrien- 
den, ja al de ongehuwden uit de buurt 
dien troostenden stoet vergrooten? — Men 
kan dus begrypen dat dit "afscheidsmaal" 
door vele personen bezocht werd. Neven, 
nichten , vrienden , vriendinnen , buren , niet . 
enkel dorpsgenooten, maar ook andere kennis 
sen werden uitgenoodigd , en de herberg 
was ter naauwernood ruim genoeg om de 
gasten te bevatten. Was voor het bruidspaar 
dit feest zeker niet het minst genoegelijke, 
voor onze speelnooten was de taak om aan 
den avonddisch voor ieder knaap en raeisje, 
die nog geen vrijer of vrijster had , degene 
te kiezen met welke zij "aanzitten" zouden , 
niet gemakkelijk. 

Ik was getuige van het opmaken dier 
lyst , en ras kon ik opmerken , wie van de 
vrienden of vriendinnen waren, ja dat er 
al vertrouwelijke mededeelingen hadden plaats 
gehad, die niet zonder invloed op het u aan- 
zitten" zouden wezen. Wordt er van een bonte 
rij aan tafel gesproken, hier kon men dit 
met het volste regt doen , en het aardigst 
was, dat slechts zeer weinigen wisten, wie ze tot 
gezelschap zouden krygen , tot , toen het tijd 
was om aan tafel te gaan , de speelnoot ieder 
paar van zijne lijst alias. Dat niet ieder kreeg 
wat hij wel zou verlangd hebben , kon niet uit- 
blijvcn ; maar onze speelnoot was te nobel, om — 
zooals het wel eens gebeurde , — zonderlinge 
combinaties te maken ; en mogt daardoor soms 
lach en spot opgewekt worden, zeker dat 
hy door zyne wijze van handelen meer het 
algemeen genoegen getracht had te bevor- 
deren. 

Wy, ouden van dagen, namen nog eens 
een kijkje, en het was een lust om z66 de 
jeugd en de schoonheid in hare opgewekt- 
heid des harten gade te si aan. En dat het 
de gasten zclven naar genoegen was , bewees 
het late uur van scheiden. Ik zat toch reeds 
aan het ontbyt , toen de bruSgom het bruidje 
naar huis bragt. 



IV. 

"Hoe houdt men het uit!"dachtik meer 
dan eens; en hoewel het niet in woorden 
gebragt werd , toch scheen ook bij het jonge 
paar en myne vrienden een s til verlangen 
te komen naar den laatsten Zondag. Die 
gewigtige dag naderde meer en meer, en 
men begon te 

overwegen 
Hoe dat het met het feest en gasten is gelegen. 
En hoe men nooden moet en wie en wat gctal, 
En hoe men mctter ecr de bruiloft houden zal , 
Dc zake dient bedacht. 

Ja, vader Cats mag verder zeggen: 

Dc beste brniloftsfeest die iemand houden mag 
Bestaat in zedig volk en in een klein beslag, 

toch had ik het reeds gezien , dat men aan de 
Zaan dehuwelijksfeesten in voile vreugde vierde 
en dat , hoe eenvoudig men overigens leefde. er 
alsdan niet op de penning gezien werd en dat 
van alles in overvloed en er nergens "krimp" 
was. Toen ook voor de bruiloft de lijst der 
genoodigden werd opgemaakt, merkte ik 
mede op. dat men schroomde om iemand 
te vergeten , die door familie- of andere be- 
trekking aan het bruidspaar of de ouders 
verbonden was. De predikant en de school- 
me ester werden evenmin als de schout 
vergeten. 't Was ook al niet als Cats zingt : 

't Is vrij niet om den wijn, niet om de voile glazcn , 
Niet om een los gcwocl, niet om het dolle razen; 
't Is om het naaste bloed te wijzen overhand 
Wat maagschap dat er rijst uytdezen nieuwen band, 
't Is opdat ieder wist , indien hij kwam te sterven , 
Wie zyn verspaarden goed eens zoudc mogen erven, 
En wie te zijner tijdt en na een droeven val 
Het huijs wanncer het wijkt eens onderstattcn zal. 

Toch, lag er eene erkenning der familie in 
en een zucht om het jonge paar by die 
familie als in te lijven, zoo egoistisch 
was dat jeugdig gemoed in de volheid van 
zyn geluk niet , noch dachten de ouders er aan , 
om aan die uitnoodiging de eene of andere 
mogelijke erfenis te verbinden. Daarvan 
toch , hoewel er menig erfoom of moei onder 
de genoodigden voorkwam, ontdekte ik geen 
spoor, en ik kende ook mijne vrienden te goed , 



Digitized by VjOOQIC 



VAN "OVER HET IJ.' 



355 



om te weten dat zulk eene speculatie niet 
in hunne eere lag. Verre van daar. 

Mij was yerhaald , en ik zag het hier be- 
waarheid , dat , aan de Zaan , in dezelfde 
familie veel onderscheid in fortuin bestond, 
en de koopman van naam soms minder ge- 
zegenden onder zyne bloedverwanten telde. En 
toch , geen van dezen vverd immer bij plegtige 
familiefeesten over het hoofd gezien. 

Toen die lijsten eindelyk in orde waren, 
werden ze in het net overgeschreven , van 
een goud papieren omslag voorzien en den 
boodbrenger ter hand gesteld, die er mede 
rond ging en in den gebruikelyken term "nit 
naam van bruidegom en braid" de uitnoodi- 
ging deed. Toen dit gewigtige werk naar 
genoegen verrigt was , werd de kastelein ont- 
boden en werd in overleg met dezen alles voor 
de bruiloft geregeld. De man had een dik 
boek bij zich, waarin hy alle broiloften in 
zijn huis tot in de kleinste bijzonderheden 
had opgeschreven , en dns als van zelve een 
tarief, waarnit men kiezen kon. 

Des Vrijdags avonds vd6r den gewigtigen 
Zondag kwamen de ouders, speelnooten. strooi- 
jers en myn vriendelijke buurjuffer — "daar 
ik anders zoo allien zat", als de vrolijke 
speelnoot zeide — met den bruidegom ten 
huize der braid om "mooi te maken". — 
Manden met palm werden nevens ons ge- 
zet; boekjes met goud en zilverblad op de 
tafel uitgespreid; trommels met gesnikerde 
amandelen , erwten en kapittelstokken stonden 
naast twee met bloemen versierde zilveren 
mandjes. Moest er nn palm geknoopt wor- 
den zoo als elders geschiedde? 

"Ik zal u weer op den weg helpen" , zeide 
myn buurjuffer en spreidde een arm vol 
palm voor mij uit. "Als gij er niet tegen 
hebt," vervolgde zij, ziende dat ik ietwat 
verlegen dien groenen berg aanzag, "dan 
znllen wij zamen werken. Ziet, als gij nu 
de palm van de takjes knipt en de blaadjes 
hier voor my nederlegt, dan zal ik op 
ieder een strookje zilver of goud plakken, 
en dan djnk ik dat we het der jeugd wel 
afwinnen en ons mandje het eerst vol zullen 
hebben." 

Zoo gezegd zoo gedaan. Als Hercules 
aan de voeten van Omphale hanteerde ik 



het fijne schaartje; de blaadjes vielen in 
milden overvloed neder, en ik lag ze als in 
slagorde gestelde krygslieden voor mijne 
schoone neder, die ieder met het edel me- 
taal kroonde , zilver of goud , naar het haar 
inviel. 

Zoo werkende / zingende en koutende als 
de overigen , hadden we toch zeker meer aan- 
dacht voor onzen arbeid gehad dan de meeston 
in het gezelschap; althans mijn juffer had 
het genoegen om het eerst haar boordevol 
mandje in de zilveren mand te mogen ledi- 
gen. 

"Nuiets anders , en dan wil ik u ontslaan !" 
zeide zij toen ik de pijp opnam, die ik bij 
den arbeid nedergelegd had. "Gemoetnubij 
ondervinding weten wat mooi maken is. 
Zie , houd nu eens twee of drie , na het uit- 
komt, van de kapittelstokken bij een, en 
dan zal ik er dit roode bandje om binden." — 
"Neen, z<5<5!" vervolgde ze lagchend , toen ik 
de aanwijzing niet begreep ; "dat zou te veel 
band kosten en , als gij altijd zulk een getal 
naamt , zou de voorraad te ras op zijn ; ik zal 
nu straks maar wat eenlingen meer nemen. 
Z66 ; nu is 't goed , en daar ge 't gevat 
hebt en ik u niet langer van meer manne- 
lijke bezigheden afhouden wil, zal ik een 
der kleintjes vragen om my te helpen." 

De vrolijkheid werd ras algemeen ; scherts 
en zang wisselden elkander af , en menig proef 
werd er genomen of het suikergoed wel be- 
antwoordde aan den roep die van den bak- 
ker uitging. Ja, toen de voorraad goud en 
zilver opgeplakt was , daalde het overbly vende 
palm als voorproef over de hoofden van het 
bruidspaar niet alleen , maar op menig der 
jongeren in ons midden, 't Was een "kettig" 
avondje ! Ik had dit my eerst vreemde woord 
dezer dagen al zoo dikwyls gehoord , dat het 
raijzelven reeds uit den mond viel. Ket, 
kettig — wat was 't anders als ons pret, 
prettig. En dit woord werd niet alleen , als 
sommigen den goedgeloovigen willen wijsma- 
ken, voor brailoftspretjes by voorkeur gebezigd , 
maar was van algemeene beteekenis. 

V. 

Eindelyk was de derde of laatste zondag 
daar. De geboden waren gegaan , niemand 



Digitized by VjOOQIC 



356 



DE OUDE TLFD. 



had ze gestuit , en het consent van den schout 
was tegen de gestelde betaling van de 
klasse, waarin de familie gerekend werd te 
behooren, ontvangen. Niets was er das wat 
belette om den trouwknoop te leggen. 

Er heerschte dien ochtend in het geheele 
huis een bijzondere stemming, 't Was een 
gevoel van vreugde en gelnk , ja — maar toch 
er lag eenige weemoed onder. Zij toch, 
die de lust van het huis, de lieveling van 
alien was, zou den engen kring verlaten. 
Men gevoelde dat er na dezen dag iets ledigs 
zou overblyven. Ik zag tranen'in de oogen der 
ouders niet alleen , maar ookin die van de oude 
getrouwe in den kombof. Ook de oogen 
van het bruidje waren vochtig, toen zij met 
hare speelnooten, die haar hadden helpen 
kleeden, de kamer binnentrad, en de vloed 
barstte los toen zij hare moeder om den hals 
viel en dankte voor het goede dat zij in het 
ouderlijke huis ondervonden had. 

De komst van den bruidegom met zijne 
speelnoots deed weldra een anderen toon aan- 
slaan , en ik maakte van die gelegenheid 
gebruik om my door den knecht naar de overzij 
te laten roeijen, waar ik een der mooi ge- 
maakte molens kon zien. Ik vond dit over- 
eenkomstig de mij gedane beschrijving en 
had er niets meer bij te voegen, dan eene 
erkenning van het geduld voor eene vcrsie- 
ring die hoogstens een paar dagen genot 
kon geven. En toch was, naar ik hoorde, 
ook in dezen de wedijver van de knechts, 
welke molen de mooiste was, soms verregaande. 
Toen ik terug kwam , voni ik reeds alle 
degenen bijeen , wier tegenwoordigheid bij 
de trouwplegtigheid vereischt werd. 

't Was twaalf ure , en de schout verscheen 
om den echt te sluiten, met een ceremoni- 
eel , dat koud zou gelaten hebben , wanneer 
het eigen gevoel dergenen, wien dit uur 
voor het leven besliste , niet mede sprak. — 
En toen het u ja" van hunne lippen klonk, 
mogt ik met Cats denken: 
"I)aar is in langen tijd gcen roan en wijf gepaard 
Van zoo gelijken slag en zoo gelijken aardl" 

En als dit de voorwaarden van een ge- 
lukkig huwelijk zijn, dan voorzeker zouden 
deze twee het heil deelachtig worden, dat 
ik hun toebad, toen aan mij de beurt kwam 



om de jeugdige echtelingen geluk te wen- 
schen. 

In statigen optogt ging men nu naar de 
vermaning, om daar den zegen Gods over 
het pas gesloten huwelijk af te smeeken. 
De deur — als we weten alleen by plegtige 
gelegenheden geopend — de heilige deur werd 
ontsloten , en langs een pad van palm , door 
de voorstrooyers uit de zilveren mand voor 
hunne voeten gespreid, schreed het jonge 
paar, door ons alien naar rang en betrek- 
king paarsgewijze gevolgd. Inmiddels was 
de jeugd , hier even noodig als elders , bezig 
gehouden met het suikerwerk dat hun te 
grabbel gegooid werd; een geschenk dat 
niet alleen hunne snoeplust voldeed , maar te- 
vens den weg voor den stoet wat vrijer maakte , 
wijl zy eene andere rigting dan deze nemen 
moesten om den buit meester te worden. 

*t Was een kort, maar harteiyk woord, 
dat door den eerwaardigen grijsaard gespro- 
ken werd. En dat die rede van den ouden 
vriend des huizes, die beiden had zien ge- 
boren worden, beiden door den doop tot 
de gemeente gebragt had , en nu hunnen echt 
mogt bevestigen, indruk maakte op alien 
die hem hoorden, kon een stil opmerker 
aan het gelaat der aanwezigen bevestigd 
zien. — Van hier ging men met dezelfde sta- 
tigheid , terwijl de weg als bezet was door 
nieuwsgierigen om den stoet te zien, naar 
het huis van des brufgoms vader, waar het 
jonge paar zou "ingehaald" worden. Waren 
zij taVgestrooid uit het huis der bruid, hier 
werden zij door de achterstrooyers twgestrooid. 
Wij hadden alien het genoegen om weder 
over een loverpad te gaan , evenals ook weder 
de jeugd door handen vol suikerwerk bezig ge- 
houden werd ; doch dit scheen niet zeer rustig 
te eindigen, wijl ik den dienaar van den schout, 
die steeds aan het hoofd van den optogt 
gefigureerd had, met zijn stok eenige ver- 
maningen zag uitdeelen. 

Bij het binnenkomen van het huis werden 
wij door de ouders van den bruidegom, die 
met die van de braid ons voorafgegaan 
waren, ontvangen. De vader sprak eenige 
hartelijke woorden tot het jonge paar, en 
bragt hun daarop een dronk uit een bokaal 
met rijnwijn en suiker gevuld, waarin een 



Digitized by VjOOQIC 



VAN "OVER HET IJ." 



357 



doorgesneden citroen om een versierden ka- 
neelstok prjjkte. Hierop ging die bokaal rond , 
en zoo alle de wenschen vervuld werden , die 
toen onder handdruk en kus den jongelui ge- 
bragt werden , voorzeker mogt dan hun 
huweiyk onder de gelukkigsten gerekend wor- 
den! En inderdaad, toen die drukte van 
dat algemeene wenschen en kussen voorbij 
was en ieder zich weer om de tafel ge- 
schaard had , waarop koffij en lekkers gereed 
stond, en ik het paar zoo eens aanzag, 
moest ik bekennen zelden schooner gezien 
te hebben : hjj , de rustige jonge man , met 
den arm om de slanke gestalte zjjner uit- 
verkorene heen geslagen en haar in het van 
geluk stralend gelaat ziende — ik moest het 
Hnijgens nazeggen: 

Want al is cen raiulijck ooghjen, 
Nog zoo gaanw, zoo glad van looghjen, 
Het en heeft geen vollen aard 
Voor het wel en is gepaart. 

Om denzelfden tyd als te voren begaven 
we ons , in dezelfde orde als toen , naar de 
herberg, waar ook weldra de overige ge- 
noodigden verschenen , die mede een ganschen 
stoet uitmaakten, daar het eene gewoonte 
scheen, dat zij die van denzelfden kant af- 
kwamen , elkander "af haalden" en gezament- 
lflk naar het feest opgingen, eene gewoonte 
die men "aanspreken" noemden. 

Terwyl het gezelschap op koffij , morgen- 
drank en lekkers onthaald werd , onder welk 
laatste de zoogenaamde bitterkoekjes , als 
het sjmbool des huwelijks (bitter en zoet) 
ook nu weder niet ontbraken, wenkte mij 
de speelnoot en vroeg hfl of ik de bruilofts- 
tafel eens wilde zien, waar htf dan met een 
de plaatsing der gasten wilde regelen, en 
ik zoo te geLykertijd de naamkaartjes en 
vooral die van braid en bruidegom eensbe- 
kyken kon. Ik gaf hieraan gaarne gehoor, 
en moest ik ze pryzen , niet minder had ik 
een woord van lof over de versiering der 
tafel zelve. Ik vernam dan ook dat het 
eene gewoonte was, om die tafel te laten 
zien , en dat zeer vele dorpelingen van die 
vergunning in den loop van den ochtend 
gebruik gemaakt hadden. — 't Was inder- 
daad een aangename en vrolijke aanblik. 



Over het helder witte tafellaken liepen om 
en tusschen de borden , waarop de servetten 
kunstig gevouwen lagen, en in het midden 
der tafel , groene slingers van palm , met 
bloemen geschakeerd, kunstig dooreen. Op 
de plaats der jonggetrouwden lag een prach- 
tige ruiker, en hnnne wjjnglazen waren ver- 
sierd. Een zoogenaamd "middenstuk" prijkte 
in het midden van den disch. Ik weet niet meer 
van welke bouworde die kolossale tempel 
was, maar wel dat er geen altaren, bran- 
dende harten en inscription aan ontbraken. 
Ook aan de einden der tafel prykten een 
paar voorwerpen van pyramidalen vorm, 
welke met de attributen van handel en 
nijverheid voorzien waren. 

Wij begaven ons aan tafel, waar dezelfde 
orde en gewoonte als bij de vorige feesten 
in acht genomen werd. Spijs en wjjn was 
even overvloedig, maar nog iets fijner dan 
vroeger, terw^jl ook de speelnooten het er op 
schenen gezet te hebben , op dit laatste 
der groote feesten met alien zwier hunne 
betrekking te vervullen. 

Tusschen den raaaltijd en het nageregt 
werd er een groot paket binnengebragt en 
aan den vader van den bruidegom overhan- 
digd. Deze gaf het den voorspeelnoot , en 
ofschoon onze liedboekjes overvloedig stof 
opleverden , zag ik , toen onder eene alge- 
meene stilte en verwachting het paket ge- 
opend werd, een massa papier verguld op 
snee zich aan onze blikken vertoonen. Ik 
fluisterde mijne buurjuffer toe : "Wat nieuws 
op eene aangename vois?" 

u Niet geheel zoo als gij denkt", ant- 
woordde zij. En inderdaad , toen ook ik mijn 
aandeel kreeg , en het sierlyk gedrukte kwarto 
boekske van 8 of 10 paginas groot, met 
zijn gevlamden omslag , opensloeg en het lieve 
in koper gegraveerd vignet zag en las : "Ter 

bruilofte van den eerzamen en de 

deugdrijke getrouwd op Westsardam 

den .... van .... maand . . . ." vond ik 
mij aangenaam verrast, te meer daar ik 
aan het einde den naam van een mij wel- 
bekenden dichter vond. 

"Welnu", sprak zij , "is dat wel een lied- 
jen als gij dacht? Vindt ge het geen aar- 
dige herinnering? Ik moet zeggen dat mijn 



Digitized by VjOOQIC 



358 



DE OUDE TIJD. 



bro6r het niet zuinigjcs aangeleid heeft ook ; 
al kan dit dicht ook niet halen bij die , welke 
ik van de familie Calif bezit! Gewoonlijk 
doet men het met e'e'n vel in folio in twee 
of drie kolommen af. Ik heb een heele ver- 
zameling van dit soort van verzen, en als 
gy lust hebt, moogt ge er wel eens in 
bladeren. Er zyn er by , die door onze ver- 
manere of de dominees gemaakt zijn; maar 
ze worden veelal door bemiddeling der boek- 
verkoopers in stad bezorgd, en menig man 
van naam leent er dan zyn pen toe." 

"Als ik dit en de uitvoering in aanmer- 
king neera , dan moet zulk een bruiloftsdicht 
soms nog al iets kosten?" 

"Dat zegt ge wel. Dit nu is een een- 
voudig vignet, dat wel meer gediend zal 
hebben; maar by die van Calif, waarover 
ik u sprak , zyn de titels heele prenten ; en 
daarvan heb ik ook prachtig gekleurde ge- 
zien. En toch is dit nog goedkooper dan 
de gewoonte om trouwpenningen uit te dee- 
len, die hier dan ook weinig navolging ge- 
vonden heeft , ofschoon by zilveren bruiloften 
wel eens een penning gegeven wordt. Ook 
hiervan heb ik er eenige, die ge te gelijk 
met de verzen kunt komen zien." 

Dat ik het heusche aanbod dankbaar aan- 
nam, zal wel geene vermelding behoeven. ! 

De voorspeelnoot las het gedicht voor, en 
het liedje dat het slot uitmaakte werd door 
de gasten gezongen. 



1 Eene verzamcling bruiloftsverzen, aU hier 
bcdocld wordt, meest op groot piano papier ge- 
drukt, in mija bezit, getuigt niet alleen dat men 
uit ruime beurs bij die gclegenhcden handclde, 
maar tcvens dat aan die vreugdc toch nog ecu 
ander genot gepaard werd, en men smaak en 
gevocl voor het schoonc had. De bruiloftsdich- 
ten van Claas Cornelia Calff en Aafje Picters, 
1702 , en Cornelis Comelisz. Calff en Grietje Klaa9 
Bloem, 1707, prijken beide met eene prachtige 
gravure van J. Mulder, naar eene teekeniug van 
J. Goeree; ze zijn nitgekomen bij Johannes van 
Oostcnrijk te Amsterdam, welke gelettcrde boek- 
verkooper ook de maker van de gedichten is. — 
Die bruiloftsgcdichten hebben ook nog eene andcrc 
waarde: ze doen ou9 een blik in veler geslachts- 
boom slaan, en leveren voor de nijverheid en 
den handel aan de Zaan menig aardige bijdrage. 
Door de dichtcre werd niet verzuimd dc Stroomna- 
jadi n daarovcr den lof te doen uitgalmcn. 



Inmiddels was het nageregt opgebragt , en 
toen men tot het gebruik er van overging, 
klonk de schel van den speelnoot. Toen op 
dit teeken eene algemeene stilte volgde , 
stond hij op, vulde een voor hem nederge- 
zette bokaal , en zeide , dat hij hiermede het 
voorbeeld geven wilde om bij het rondgaan 
van dien beker nogmaals het jonge paar 
geluk te wenschen. Hierop ontrolde hij een 
papier, door het rood zijden lint, dat erom 
heen gewonden was , los te trekken , en las 
een dichtstuk voor, dat, feoe geestig ge- 
rijind het ook mogt zijn, in zijne toespe- 
lingen toch de perken niet te buiten ging, 
waarvan zoo menig ander bruiloftsvers dier 
dagen niet vrij was , al klonk het ook van 
de luite onzer beste dichters. 

Hij overhandigde de bokaal aan den ach- 
terspeelnoot ; van dezen ging ze op de strooi- 
jers, ouders en bruid- en bruigoms-ooms , en 
zoo in afdalende linie de gastenrij langs, 
om met de vrienden te besluiten. Het stond 
ieder vrij de bokaal zoo vol te schenken 
als hy verkoos, maar een vers of een wensch 
mocst er zyn en was er dan ook, alleson- 
tegenzeggelijk hartelijk en welgemeend , maar, 
wat by dien overvloed wel geene verwonde- 
ring wekkfcn zal, alles niet even dichter- 
lijk en welsprekend; eene opmerking trou- 
wens , die ik niet hier alleen te onderschrij- 
ven had. 

De beker had zijn rondgang gedaan en 
kwam weder bij den voorspeelnoot terug , die 
hem aan den bruidegom overhandigde. Hij en 
zijne bruid stonden op , en nu volgde er een 
hartelijk woord aan de gasten voor hunne 
wenschen , maar inzonderheid een woord van 
liefde en dank aan hen , die hun hunne dichten 
geschonken hadden , eene herinnering aan het 
huis dat beiden verlaten, maajr niet verge- 
ten zouden. Mogten zy blijven deelen in 
aller genegenheid en de familiebanden door 
dezen echt geknoopt tot genoegen en ze- 
gen zijn! 

Het nageregt was gedurende het rond- 
gaan van de bokaal voor een goed ded 
gebruikt, en hoe vele gczondheden we ook 
gehoord en trouw medegedronken hadden, 
we waren nog niet ten einde. Altijd waren 
er , de speclnooten niet het minste , die nog 



Digitized by VjOOQIC 



VAN "OVER HET IJ." 



359 



iets te zeggen hadden, en de opgewekte 
stemming deed voorzien, dat er nog zoo 
schieljjk geen einde aan zou komen. Dit einde 
kwam echter eerder dan ik verwachtte , en 
even als de vorige malen , gaf het liedje 
aan de Vriendschap het sein er toe. 

Toen wij van tafel waren opgerezen , zag 
ik dat de meeste gasten , de vrouwelyke 
vooral, aanstalten tot vextrekken maakten. 
Ik wilde mijne schoone mijne dienst aan- 
bieden , maar ze voorkwam mij door te zeggen : 
'"t is nog* geen scheidenstijd , we gaan ons 
slechts "ver^edon.'' Of denkt ge," vervolgde 
ze glimlagchend , u dat we met ons beste 
pak den geheelen nacht hier durven blijven? 
Doe geene moeite, ik zal myn weg alleen 
wel vinden, die trouwens Diet verder dan 
dit hois is; slechts enkele in de buurt 
wonenden gaan naar hun eigen." 

Ik begaf mij nu naar een groepje man- 
nen , die nog lustig onder hun flesch zaten , 
en was weldra in een druk gesprek gewik- 
keld, dat als van zelve over de bruilofts- 
feesten kwam. De schout van het dorp 
wist me te verhalen, dat de oude eenvou- 
digheid allengs afnam en er ook by deze fees- 
ten gedurig meer weelde kwam , even als 
in kleeding en leefwijze. In zijne jeugd had 
hjj dit anders gekend. En toch, zeide hij, 
daartegenover staat weder, dat men b\j het vie- 
ren van bruiloften minder hoort van ongeregeld- 
heden , die de tusschenkomst der regering nood- 
zakelijk maken , dan vroeger. Vooral was dit 
voorheen noodig bij de zoogenaamde troost- 
malen of bruidstranen. Toen kwamen op den 
maaltijd dikwijls ongenoodigden en pleegden 
er moedwil. Zoo ging het ook met het schut- 
ten of schatten der bruid, dat nu mede al 
afgeschaft is. Ge weet niet, wat dat is? 
Ge weet toch wel tot welke grappen het 
soms aanleiding gaf, wanneer , gelijk we straks 
zien zullen, de jonggetrouwden het gezel- 
schap ongemerkt trachten te verlaten. Wat 
al listen van weerskanten aangewend worden 
om te ontsnappen en dat te beletten, ja 
hoe men het bruidje aan den bruigom ont- 
houdt, tot dat eindelijk partyen overeen 
komen om de jonge vrouw tegen zekere 
schatting aan haren echtgenoot af te staan. 
Die schatting nu heeft zoo goed als opge- 



houden, want de bruigom lost het bruidje 
door de bruidstranen zoo goed als in. Een 
ander dergelijk gebruik is 't , wanneer iemand 
een meisje uit een ander dorp trouwt, dat 
de knapen uit de buurt daarvoor een losgeld 
eischen , dat veelal door den bruigom bij wijze 
van drinkgeld vereffend wordt. Dit gebruik 
is echter meest onder de arbeidersklasse 
in zwang geweest. Vraag uw vriend maar 
eens om de privilegiSn van Kennemerland ; 
daar zult ge een en ander in 't breede lezen. * 



1 In Lam's Handvesten en privelegien lezen 
wij dan ook. p 727: Alsoo bevonden worden, 
datter veel misbruycken werdeu gedacn, soo in 
't t roost en van Bruyt en Bruydegoms, die daer 
ongenoodrijkt komen endc veel overdaet bedrij- 
ving, alsmedevan ecnigc Bruyts te schatten , ende 
den Bruydigora alsoo gelt af te dringen ende 
knevclen, met groote ongeregeltheden : en op 
Bruyloften ongenoot komen ; 't welck niet en be- 
hoort, ende omsulks te voorkomen sooveelmoge- 
lycken is, soo hebben schoot endc schepenen dicns- 
volgens, gcordonneert ende gekeurt, ordonneeren 
en keuren mits dezen. Dat van nu voortacn 
hem niemant sal veroorloven op eenige Bruyts 
troostingen of troostmalen ongenoot tc komen op 
poene van de hooghste boeteu. 

Item, noch op geene Bruyloften ongenoot te 
komen of te comparercn, mode op poene van de 
hooghste boetcn. 

Item, Dat hem niemant sal veroorloven eenige 
bruyts tc schatten ofte de Bruydegoms daarvan 
lastigh te vallcn ofte te molesteren, op poene van 
de hooghste boeten — waarvan de officicr binucn 
's jaars kennisc krijgende van dengene die hem 
in 't gunt voorsz. stact, te buytcn gcgaeu heeft, 
hem deselve boeten toegewesen sullen worden, 
ende alle ende een iegelycken die den schout 
sulcks bekent raaeckt, hem in 't voorsz. tc buy- 
ten gegaen heeft, de halve boeten daar vooren 
sal genieten. 31 dec. 1617. 

Den 3en Maart 1620 werd nog gcpnbliceerd : — 
Alsoo veel ende verscheyde malen klachten voor 
zijn gekomen van eenige jonge luydcn , te wctcn , 
als daar eenige jonge Bruydegoms zijn, datter 
dan dickmaels Roosehoeden en kroonen wcrden 
geinaeckt, daerbij groote ontucht ' ende moetwille 
wert gepleeght, te wctcn, dat zij luiden alsdan 
bij nachte ende anderzints loopen berooven ende 
benemen de luydcn haer bloemen ende kruyden 
uyt haer Hoven ende Twijncn , dat ze dickmaels 
niet ofte weynigte daerin laten blijven, tot leet- 
wesen van de eigenaars, 't welck een kwaad 

1 Ongeregcldheid. 



Digitized by VjOOQIC 



360 



DE OUDE TIJD. 



Gedurende dit gesprek waren langzamer- 
hand de gasten weder binnengekomen , in het 
"verkleeders pak" gedost, dat het midden 
hield tusschen het beste en allerbeste, of 
liever dat het gewone Zondagskleed was. 
De muzikanten , die reeds aan den disch zich 
hadden laten hooren , steraden , toen de 
thee en confituren gebruikt waren , op nieuw 
hunne speeltuigen. Op die toonen waren de 
jongelieden ras in beweging, en de jongge- 
huwden gaven een goed voorbeeld tot den 
dans. Deze was weldra algeraeen , en in dat 
gewoel wisten de jongelui de zaal te ver- 
laten door de bezorgde moeder gevolgd. 
Niemand scheen hunne verwijdering opge- 
merkt te hebben , en ik zag aan het knikje , 
dat de goede vrouw bij hare terugkomst 
aan haren echtgenoot gaf, dat het jonge paar 
behouden naar hunne woning vertrokken was. 

Al waren nu de hoofdpersonen uit ons 
midden , en al mogt er soms een schertsend 
woordje over dat "gniepige" vertrek vallen , 
de vreugde bleef er niet te minder om , en 
de morgen lichtte reeds aan , toen het uur 
van scheiden sloeg. 

VI. 

Ik had na zulk een bnriloftspartij , en wie 
zal mij dat kwalrjk nemen , een gat in 
den dag geslapen en oordeelde het dus te 
laat om nog een bezoek by de jonggehuw- 
den af te leggen , en daarna aan mijn plan ge- 
volg te geven om met de sebuit te ver- 



dingh is cndc niet bclcden behoort te worden, 
soo hebben wy schout ende schepenen deshalven 
geordennecrt, gekeurt en gestatueert, ordennec- 
ren, keuren ende statucren mids dezen : Dat hem 
nietnant van nu voortaen en raach vervordercn 
cenighe Bruygoms Rooscnhoct ofte kroon te ma- 
ken, op te boeten van 42 kennemerschellingen 
te vcrbenren, wie dacr handdadigh bevonden 
ofte binncn een jaartijts betnyght worden sulcks 
gedaen ofte geholpen te hebben, midisgaders den 
Eygcnaer, daer alsulcke Roosen-hoeden in de 
Huyscn boven de voordcur te hangen , ofte buy^en 
acn hare hnyscu, mede sullen vcrbcurcn gclycke 
boeten als voren, cens in 't etmael te mogen 
bekearcn. — 

Desc laatste pnblicatie of keur heldcrt het op, 
waarom zoo weinig uiterlijk sieraad in de bruids- 
dagen op te merken viel. * 



trekken. Maar daartoe had ik toch niet 
kunnen komen, want ik hoorde alras dat 
het gebruik medebragt, om de jongelui 
in hunne nieuwe woning gelak te wenschen , 
en te gaan hooren "hoe zy geslapen had- 
den", om dan meteen eens te zien welke 
"boelgaven" er alreeds gekomen waren. Vroe- 
ger, en ook nu nog wdL was het de ge- 
woonte , dat de jongelui de eerste veertien 
dagen van hun huwelijk by de ouders van 
de braid en de tweede by die van den 
bruigom logeerden , of, zoo als men dat hier 
noemde, "te Warschip" waren. Maar myne 
gastvrouw verzekerde my , dat dit haar zin 
niet geweest was en zij het beter oordeelde 
dat de jongelui dadelyk op hun "zelve" 
waren. — u Ieder zyn vryheid", zeide de 
goede vrouw , en ik geloof dat zy een waar 
woordje zci. 

't Zag er maar keurig netjes uit in het 
nieuwe huis , met zijn fonkelnieuwe meubelen , 
en het jonge vrouwtje toonde al dadelyk 
door hare ontvangst, dat zy de eer van 
hare woning wist op te houden. Trouwens, 
zy had een goed voorbeeld gehad, en moe- 
ders oogen blonken van goedkeuring, ja 
men kon het haar en haar echtvriend aan- 
zien, hoe gelukkig zy waren op dien dag! 

Het gezelschap werd allengs talryker, en 
de minsten kwamen met ledige handen, en 
die het waren , hadden in den loop van den 
dag of in de vorige week hunne offers reeds 
doen brengen. Menig meubelstuk of voor- 
werp van huisselijk gebruik werd ons dan 
ook getoond en , zoo als van zelve sprak , 
ook door ons bewonderd. Het moet van al 
die geschenken gezegd worden, dat men 
steeds een oog voor het nuttige gehad had. 
Eigenaardig onder al die giften was daaren- 
boven nog een geschenk van bruSgomsvader, 
dat reeds zyne plaats op het hoogje van 
den schoorsteen ingenomen had : "een bybel !" 
"Dat is een oud gebruik by ons ," fluisterde 
mijn buurjuffer ; en ik zag hoe zy verlangde , 
dat ik er mijne goedkeuring aan hechten 
zou. Volgaarne kon ik dien wensch voldoen , 
veel beter dan ik hare vraag kon beant- 
woorden: "waar nu mijne boelgaaf bleef?" 
In ernst , ik had er niet voor op dit oogen- 
blik aan gedacht , en men moest mij dus maar 



Digitized by VjOOQIC 



VAN "OVER HET IJ." 



361 



op myn woord gelooven , dat die niet achter- 
bljjven zou. 

"0, gy mannen!" schertste zy. "Dat be- 
roemt zich nog al de oud-hollandsche ge- 
bruiken te kennen en vergeet wat reeds 
voor eeuwen her de eerste pligt van een 
bruiloftsgast was!" 

"Ware ik in Amsterdam geweest — maar 
wie weet of onze jongelui ten slotte van 
myn verzuim niet nog voordeel zullen trekken ? 
Een vronwenoog ziet beter in deze dingen , dan 
dat des mans met den besten wil zulks kan. Doe 
me het genoegen en geefmy raad , wat hier het 
aangenaamste zyn zou, en, om u het ge- 
makkelijk te maken, dit moogt gy beste- 
den," en ik fluisterde baar in wat ik het 
brnidje had toegedacht. 

"Kostelijk gesproken. Amsterdams royaal , 
zoo al8 we zeggen ," voegde zij er glimlachend 
by , en ik zag aan haar blosje dat ze 't meende. 
"Ik hoop met eere aan 't in mij gestelde ver- 
trouwen te beantwoorden." 

Dit was dan geschikt , en het lieve vrouwtje 
maakte zich er een genoegen van om het 
gezelschap mede te deelen, welk eene procu- 
ratie zij had. Gelukkig dat mijn vriend er 
niet was , anders had ik wat moeten hooren ! 

Op het eind van den avond werd het 
steenen varkentje geslagt en met laid ge- 
jaich de inhoud in den schoot der jonge 
vrouw gcstort. Vrolijk waren wij bijeen, en 
het rjjmpje mogt klinken: 



A Is de bruid is in de schuit 
Dan is het blijc levea uit, 

met onophoudelijke variation in het bijv. 
naamwoord. — 

*t Was een waar woord , wat grootmoeder 
nit haren Cats een paar niaal hooren liet: 

De liefde, jonge vrouw, de liefde regt het al, 
en 

Weest aan uwen Man een regtc zonneblom. 

Ik moest by mijn vertrek den jongelui be- 
loven hen eens schielijk met mijn vriend te 
komen bezoeken , wat ik gaarne deed. Den 
volgenden dag had ik moeite genoeg om weg 
te komen. Er waren nog zoovele feesten in 
het verschiet, waarby ook voor mij eene 
uitnoodiging volgen zou. Zoo vele bloed- 
verwanten toch hadden niet in de gelegen- 
heid kunnen komen om het bruidspaar op 
te wachten. — "Ja, ja" , zei myn vriend, 
"de speelman zit nog op het dak en zal er in 
de eerste veertien dagen nog niet af komen." 

Ik wilde het wel gelooven — maar toch 
myn besluit stond vast. Ik vertrok met de 
aangenaamste herinneringen en was daardoor 
best in staat om de plagerijen v«*n mijn 
vriend over mijn "bruilofts zwieren" en dat 
"van trouwen trouwen korat" het hoofd te 
bieden. 

(Vervolg en tlot in de volgende 
aflevering.) 



DE GENEESHEER IN DE 18de EEUW. 



Tot een bewijs, dat nog zelfs in de 18 de ecuw 
de geneesheer in zijne betrekking zeer weinig 
geacht werd , en dat hem voor de diensten door 
hem aan kranken bewezen eene geringe be- 
looning werd toegekend, kan het navolgend be- 
sluit strekken, hetwelk de kerkeraad der 
Hervormde gemeente te Zwartsluis den i 5 den 
April 1725 genomen heeffc. 

"Ter oorsake, dat Eusebius Keunink M r . 
Chirurgijn den Kerkeraad bedankt hadde 
wegens de bedieninge van de diaconiearmen 

1870. 



van Zwartsluys, en alsoo die plaats weder- 
om met een bequaam Chirurgijn moeste ver- 
vult worden : zoo ist , dat de kerkeraad met 
eenparige stemmen hebben verkoren Wopke 
Keiskes M r . Chirurgijn ad vitam ; dat hij 
zal bedienen de diaconiearmen, die geheel 
van de diaconie gealimenteert worden, dog 
arm- en beenbreuken met de ganchraena 
(kanker) zullen uitgesondert zijn , en zal 
voor zijn dienst des jaars genieten ses du- 
catons , en de arm- en beenbreuken , nevens 



Digitized by VjOOQIC 



362 



DE OUDE TIJD. 



de ganchraena, en die niet geheel van de 
diaconie gealimenteert worden , zullen naa 
billijkheid van de diaconie betaalt worden. 
Hierbjj komt nog, dat de gemelde Chirur- 
gjjn voor het bestemde geld zal moeten 
scheeren alle de manluiden , die van de di- 
aconie gealimenteert worden." 

Hoe karig deze bezoldiging was , blijkt 
eenigermate, indien men weet, dat de in- 
komsten en uitgaven der Herv. diaconie te 
Zwartsluis in die dagen jaarlijks de somma 
van /3000 a /4000 beliepen. En toch was 
genoemd contract reeds voordeeliger voor 
den geneesheer dan het contract in 1703 
door den kerkeraad aangegaan. Want in dit 
jaar werd beslotcn, "dat Meester Gerrit 
Luiceveld alle de kinderen en oude persoo- 
nen , die van de diaconie alhier in 't geheel 
gealimenteert worden, zal genesen van hare 
qualen , gebreken en ongemakken , die haar 
moghten toekomen, hoedanigh die ook sou- 
den mogen wesen, geene uitgesondert , en 
daar toe leveren alle medicamenten en kraidcn 
tot de genesinge dienende; voor welken ar- 
bcid sijn E. dan jaarlijks sal genieten de 
somma van 18 Carol, gld 18 st. , waarmede 
hem vergenoegd sal houden , sonder iets meer 
te mogen den diakonen in rekeninge te 
brengen." 

G. A. PlJNVANDRAAT. 



VERZORGERS VAN PESTZIEKEN. 

In 1564 woedde te Knesselare, een dorp 
in Oost-Vlaanderen , by de grens van Zee- 
land , de pest , en verscheidene personen kwa- 
men uit Brugge , om de zieken op te passen. 
Deze ziekendieners , reeuwers en reenwegen 
geheeten, vonden bij hunnen terugkeer in 
die stad een zonderling onthaal. De wethou- 
ders, vreezende dat zy de besmetting aan 
de overige bewoners van Brugge zouden mede- 
gedeeld hebben, bevalen hun, met hunne 
huisgenooten op den Halletoren te klimmen , 
en er niet minder dan zes weken te blyven , 



alvorens naar hunne woning terug te keeren. ! 
Zonderling genoeg, zal men wellicht zeg- 
gen. En nogtans staat deze maatregel met 
de destijds heerschende begrippen, in zake 
van volksepidemie , in verband. Inderdaad, 
de kens der plaats, voor 't houden der 
quarantaine, was het gevolg der overtui- 
ging , die toen reeds door de geneeskundigen 
gedeeld werd , dat de besmetting altijd klimt , 
en nooit daalt, en men meende er op die 
wijze aan te ontsnappen , door de personen , 
die verdacht waren er van aangedaan te 
zjjn , eene plaats aan te wjjzen op den toren. 
Frans de Potter. 



HET SLEEPEN DER JAPONNEN 

was reeds in de 1 7 e eeuw hier te lande zeer 
algemeen, doch even als de lange haren 
sterk gegispt. Hieronymus Vogellius, predi- 
kant te Enkhuizen , zong in zijn Geeslelyke 
Scheyre (Enckh. 1644.) 

Ogh! ghy o vrouw' volk, u te cieren 
Niet meer gaet met uw' hayr soo swieren , 
Uw halsen hoogh, soo niet uytrekt, 
End' armen totten elle-boogh , 
Als of men op (met H . . ren) toogh ! 
Veeght niet de straet met sleepend' kleetlen, 
Wilt sleghs uw' leeden daer met kleeden , 
Soo ongedekt by straet niet draeft, 
Oft g' u in uyt-koop elk een gaeft. 
Siet dat u God niet en ontbloot, 
Van sigh , van d' eerbaer man verstoot'. 

Schotel. 

1 "Actum 21 Meye 1564". 

"Ead. die was ooc gheresolveert tc lastcnc 
alle reeuwers cnde rceuwcghe die hemlicden 
Knllen willen moycn ende pheracen met tc Kn es- 
se lac re of elders buuten der stede te besta» i ne 
en tc rccuwene, dat die heurlicden vertrekken 
met huerlieder hnus up de torre der stede, son- 
der in huerlieder hnuscn weder te keeren, voor 
andstont zij thende van huerlieder dienstc sullen 
in dczelve torre ghcblcven hebben den tijt van 

zes weken. 

{Secrete Resolutiebouck 1557-1565. 
Stads-archief van Brugge). 



Digitized by VjOOQIC 



DE SCHOOLMEESTER IN DEN AANVANG DER 17 e EEUW. 



363 



DE SCHOOLMEESTER IN DEN AANVANG DER 17° EEUW. 



Alweer een praatje over den schoolmees- 
ter, zal ■ men zeggen : wij hebben er in dit 
tijdschrift reeds meer dan genoeg over gelezen. 
Ik bcgrijp , dat alles wat de school betreft u 
moet gaan vervelen , want men hoort , behalve 
over den oorlog , bijna over niets anders. Neem 
tegeuwoordig een courant op , en 'k ben ver- 
zekerd dat gij een groot deel er van ge- 
vuld zult vinden met berichten over 't stichten 
van afdeelingen van 't schoolverbond, een 
schoolverbond hier , een schoolverbond daar, 
over 't aankoopen van lokalen of terrein 
voor 't bouwen van scholen, over 't benoe- 
men van onderwijzers , over examens enz. enz. 

Wie bij dat alles hot beste staan , 't zijn 
de schoolleeraars en de schoolleeraressen (is 
dit niet de voorgestelde titel ? ), die prachtige 
woningen en goede traktementen bekomen ; 
ten minste zij, die eene stad of rijksschool 
verkrijgen; — voor hen die hnn eigen za- 
ken doen , die eene byzondere school honden , 
wordt het er niet beter op met al die nieuwighe- 
den. We willen den gelukkigen schoolmonarchen 
hun welvaart niet misgunnen, wantwaarlijk 
zij verdienen hun salaris zuur genoeg; de 
kwade jongens onder de goeden kunnen het 
hun z66 benauwd maken, dat er een enge- 
lengeduld vereischt wordt, om de handen 
thuis te houden en hun geen lichamelijke 
tnchtiging te doen ondergaan, iets, wat 
helaas verboden is. 

Neen , in dat opzicht hadden de mcesters 
van vroeger wat voor! Koningen waren zij 
in hun school, rechters en scherprechters 
tevens. Hun stoel was een troon, de plak 
en de roede waren schepter en folteringstuig. 

't Was dus geen wonder, dat die heeren 
ook buiten de school iets heerschends, iets 
pedants medebrachten. In school waren zij 
heer en meester en hadden het woord alleen ; 
dat ze het dus daar buiten ook alleen wil- 
den houden , is immers zeer natuurlijk. Maar 
uit is dat alles; thans mogen de jongens 
ook een woordje medepraten, hunne opmer- 
kingen en tegenwerpingen maken en ophel- 
deringen vragen. 



Door een en ander wordt de tegenwoor- 
dige schoolleeraar een geheel ander wezen 
als de schoolmeester van voorheen. 

Om dat goed te begrijpen zullen we eens 
nagaan, wat de schoolmeester in het laatst 
der 16 e en in de 17 e eeuw was, en wat 
hij moest zijn. 

Van y66t dien tijd weten we betrekkelyk 
weinig over het school wezen. Dat in de 
middeleeuwen het onderwijs grootendeels door 
de geestelijke broeders en zusters werd ge- 
geven, dat aan vele kerken scholen ver- 
bonden waren, dat weten we. Daar deze 
scholen waarschynlijk voornameljjk waren op- 
gericht met het oog op de opleiding van toekom- 
stige geestelijken , en er dus vermoedelyk door 
den geest, die in dat onderwijs heerschtc, 
naar den zin der ouders en der overheid te 
veel jongelieden opgewekt of overgehaald 
werden zich aan den geestelijken stand te 
wyden, werden er al spoedig naast de kerk- 
scholen ook stedelrjke scholen opgericht. Reeds 
in de 13 e eeuw bestond er hier en daar 
zulk een stadsschool, die dan uitsluitend de 
"groote schole" werd genaamd, om ze te 
onderscheiden van de kerkschjlen. 

Dikwijls stonden zoowel "der stede schole" 
als die der kerken onder het patronaatvan 
's lands Heer , die er soms zeer willekeurig 
over kon beschikken , zooals het bv. te Haar- 
lem in 1404 gebeurde. Immers Willem VI 
gaf de school van Haarlem aan twee zip 
ner hovelingen ten geschenke, om die 
als belooning voor betoonde diensten tot 
hun voordeel op zen voordeeligst te ver- 
pachten ; zeker niet de beste weg , om daaraan 
de knapste rectoren of schoolmeesters te 
verbinden. 

Op de groote school werd waarschjjniyk 
naast de landtaal ook het Latijn, misschien 
ook hier en daar het Grieksch geleerd ; want hy 
immers , die toen der tyd in de wereld voor- 
uit wilde komen , diende de Latynsche taal te 
kennen. Wat het Fransch betreft , 't geen ook 
zeer veel gebruikt werd, of men dat ook 
al op de "groote schole" onderwees of wel 



Digitized by VjOOQIC 



304 



DE OUDE TIJD. 



daarvoor bijzondere scholen bestonden, dat 
is moeielijk te beslissen. 

Ofschoon we uit sommige stedelyke keu- 
ren zouden opmaken, dat er naast de ge- 
noemde scholen geene bijzondere mochten 
bestaan, blijkt het toch nit de zorg, door 
de overheden genomen, om bare school te 
doen blocien, dat er wel degelijk byzondere 
bestonden. Immers Delft en Haarlem stelden 
in de 14 e en 15e eeuw 3 pondcn boete 
voor hem die zijne kinderen "ter scolen doet 
gaen, elwaert dan in die stede Scole, ten 
wair bij goetdnncken van der stede Scoel- 
raeesteren" ; waarbij Haarlem nog voegde "dat 



beweren , om de rykere met de mindere bur- 
gerkinderen op ££ne school te doen gaan ! — Vet 
smet. — Maar voor den rektor was het het 
slimste ; het schoolgeld was toch al niet veel , 
een stuiver of 5 in 't vierdeljaars , ofschoon het 
voor vele onders nogte bezwarend was , zoodat 
soms door aalmoezen het schoolgeld aange- 
vuld moest worden voor die kinderen u daer 
somtijds de beste verstanden onder zijn." 

Aan elk stond het vrij een meester aan 
huis te nemen; anderen dan hnisgenooten 
echter mochten aan dat onderwijs geen deel 
nemen. 

In het laatst der 16 e eeuw schijnt het 



School vertrek nit de 17c eeuw. 



niemant scole honden en moet binnen hairlem." 
In de 16 e eeuw kreeg men hier en daar 
wel verlof , om zijn kinderen te zenden waar 
men wilde, mits te betalen aan den rector 
een zekere vergoeding ; b.v. in 's Hage was 
dit twee carolus gulden 's jaars , in Alkmaar 
was het een voile stooter ! ! Zulke bepa- 
lingen waren wel noodig , want op somraige 
plaatsen verliepen de groote scholen gehcel, 
de rijken zonden hunne kinderen naar de 
bijzondere. Het paste immers niet, evenmin als 
tegenwoordig , zooals men onlangs zelfs eens in 
een vergadering van een gemeenteraad hoorde 



met het lager onderwijs hier niet vooruit- 
gegaan te zijn. Men beklaagde zich over de 
plompheid en ongeleerdheid van de Hol- 
landsche, Friesche en Zeeuwsche school- 
meesters. In de steden moge het nog iets ge- 
weest zijn, maar op de dorpen zag het er 
zeer slim uit ; en meer zag men er op , welke 
diensten de meester, behalve zijne lessen, verder 
ten voordeele van 't dorp zou kunnen verrichten. 
Hoe ongelukkig het hier en daar met 
het onderwijs gesteld was , kan blijken nit het 
navolgende , ons door den heer Van der Baan 
medegedeeld : 



Digitized by VjOOQIC 



DE SCHOOLMEESTER IN DEN AANVANG DER 17 e EEUW. 



365 



In den jare 1620 was door Schout en 
Schepenen, benevens den Kerkeraad van de 
Hervormde gemeente te Schore en Vlake , tot 
schoolmeester, voorzanger en koster aldaar 
benoemd de persoon van Samuel de Laval, 
op welke benoeming de classis van Zuid- 
Beveland , na den beroepene geexamineerd en 
bekwaam te hebben bevonden, hare appro- 
batde had verleend. 

Na verloop van eenige jaren schijnt er 
intusschen in de gemeente groote ontevreden- 
heid over dien persoon te zijn ontstaan. Al- 
thans het Bestuur beklaagt zich heftiglijk 
over hem in een verzoekschrift deswege bij 



syn met desen, en den predicant, ouderlin- 
gen ende Dyakenen hebben hem afgevraecht 
ofte hy gheen schoole wilden houden, heeft 
voor andtwoort gegheven u Neen." Soodat sy 
genootsaeckt syn geweest een anderen school- 
meester tot prochielasten te stellen, die de 
kinderen voorloopigh leert. Daarom syn wy 
voorss supplianten ootmoedich biddende, dat 
UEMog. ghelyve hierin te versien , om reeden 
dat in onse prochiSn maar drye ofte vyer 
ghelebterde menschen en syn , die leesen ende 
sehryffen conde ; quamen die te sterffen , 
daer en is nyemant de prochie regheeren 
soude connen." — 



Iks school mccstcrs troon. 



heeren Gecommiteerde Raden van Zeeland 
ingediend , wat in hoofdzaak inhield het 
volgende 

"Versouck van Schout ende Schepenen der 
parochie ende heerlyckheyt van Schore en 
Vlake in Zuyt-Bevelandt , om te mogen heb- 
ben een anderen schoolmeester, alshebbende 
er nu een , die reeds meer dan tyen jaeren 
sonder vrught voor de jeught is werksaem 
geweest, door d'onbequaemheyt dat hy niet 
veel geschrifs lesen en can , noch oock reec- 
kenen met penninghen noch syfferen en 
can , soodat de prochien niet gedient en 



Dus slechts vier of vijf menschen in zoo'n 
heele buurt konden lezen en schrijven! En 
de schoolmeester kon het ook maar zoo zoo. 



1 Wil men den afloop dezer kwestie kenncn ? 

Dit request word den 12 Dec. 1630 door 
Gecorabineerde Raden van Zeeland gesteld in han- 
den van den Rentmec9ter Jeronymus van der 
Straatcn, ora advis. Op dit advis naroen de Ge- 
combinccrde Raden den 5 Jnnij 1631 cene reso- 
lutie, waarbij den supplianten wcrt loegestaen 
de vcrkiesinghe te doen van een anderen school- 
meester , laetende den tcghenwoordighen het 
bedienen van 't voorlee8en eudc voorsinghen, mits 



Digitized by VjOOQIC 



366 



DE OUDE TIJD. 



Een der meesteren, maar 't was een 
uitmuntende , Valcooch genaamd, trachtte 
• in die onbekwaamheid eenige verbetering 
te brengen. Hij begreep welk gewichtig per- 
soon de schoolmeester is, in wiens handen 
toch voor een groot deel de toekomst van 
een volgend geslacht berust; daarom moet 
hij , zegt Valcooch , ter goeder naam en faani 
bekend staan, volkomen verstand hebben, 
om zijne officietm te bedienen, en op zijn 
zedelijk gedrag moet niets te zeggen vallen. 
Wat er verder van den schoolmeester ge- 
eischt mag worden, leert Valcooch hem in 
de volgende regelen: 

Ten cersten moet ghij met geen hooverdy zija 

(beclat, 
Manierich, en simpel gaen in u habyt en clceden; 
Met alle borgheren dca plecka houdende vredcn ; 
Geen dronckcnschap beminnen, noch overvloe- 

(dich brassen ; 
Stadich in school te zitten op de kindercn te passen ; 
Met gheen lichtveerdich volck bandel noch wan- 

(del bedryven; 
Wei geachickt te zijn in lesen en schryven; 

dat de gagie van L 16: 13: 4 of 100 gld. by 
den voorechrcvcn te kiezen schoolmeester eude 
den voorleeser halff ende halff, soo langhc de 
voorschr. voorleeser het voorss. ambt sal bedingen." 
Dc Classis van Zuid-Beveland vocldc zich daar- 
door beleedigd. Zij toch had den man geexami- 
neerd (misschien was dit cxamen alleen geweest 
een onderzoek naar zijne rechtzinnigheid in de 
leer) en bekwaam bevonden, en nu was in die 
zaak niet eens haar advies gevraagd. Ze stelde 
zich dus voor de Laval in de bres, en betoogde 
aan Heercn Gecommitteerde Raden van Zeeland, 
dat hij valschelijk van onbekwaamheid beticht 
werd. Zij had, van de kwestie gehoord ! bben- 
de, de Magistraat en de Laval voor de ordin. 
Class, vergadering, die dat jaar te Vlake werd 
gehouden , doen komen en dc eerstc aangemaand , 
om aan de Laval de school weder in te ruimen 
en den nienwen schoolmeester te ontslaan, ter- 
wijl Laval had moeten bclooven naerstigh te syn 
in syne bedieninghe. De Classis mccnt verder, 
dat met zulk een geringe bczoldiging een bekwaam 
meester moeielijk te krijgen was, en vooral nu 
die gagie nog vcrdeeld werd. Laval was eens 
bekwaam bevonden, en was »alsnogh sedert dien 
tyt in het lcesen ende schryffen toegenomen. ,, 
Het schijut dan ook ten zijnen voordeelc beslist 
te zijn ; ten minste tusschen hem en zijn opvol- 
ger in 1678 wordt in de Classis-acta geen ander 
meester genoemd en komt hij, die met hem zijn 
traktement zou deelen, niet voor. 



Weten te solfaoeren, op noten de Psalmen te 

(singe* , 
De Cloc te stellen, datse de uren op haer tyt 

(voortbringen ; 
Die Kerch reyn en snyver van linnen houicen. 
Secretelick syn gemeent te dienen met trouwen; 
Instrufnenten , brieven , request en doen dichten ; 
Schrifiure doorgronden , ora de menschen te 

(stiehten. 
hij moet 

«Zijn schrijftuych op y t lijf hebbende, als hij 
(gact bij der stratcn ; 
Met sija Predicant dickwils con verser ende ; 
Veel goede exemph-n zijn scholieren lecrende: 
Acht hebbende opder Kcrckcn goeden (goederen). 

Wat wordt er al niet van zulk een man 
gefiischt! Behalve zijn hoofdzaak, het on- 
derwijs, wat komt er in de kerk alleen 
al niet voor hem kijken! 

Hij moet de klok luiden — de kerk slui- 
ten en ontsluiten — de kerk en het kerk- 
hof schoonhouden — voor en na de preek 
de psalmen zingen — de profecien lezen — 
't water voor den doop , den wijn en 't brood 
voor 't Nachtmaal aandragen , benevens ta- 
fels , stoelen , kroesen en wat daar verder 
by noodig is — den predikant roepen , als 
die wat lang wegblijft, en hem binnenleiden — 
het armenzakje bewaren en aangeven — 
schrijven wat de diakenen hem bevelen , en 
dit geschrijf geheim houden — de klok op- 
winden en gelijk zetten — de ladders op- 
hangen — de banken wegbergen — voor 
het doopboek zorg dragen — honden en 
boeven uit de kerk jagen — duiven en 
katuilen vangen , en by dit alles aan domine 
en kerkeraad gehoorzaam zijn — och, och 
die arme schoolmeester! 

't Is veel, niet waar ? Thans wordt zulks niet 
eensgee'ischt van hem die den eersten rang heeft 
gehaald. En dan, die arme kinderen, wat ztdlen 
die het somtijds erg te bezuren gehad heb- 
ben, wanneer meester van domine* of ker- 
keraad een terechtwijzing had bekomen ! 
Over de kleinen had hij nog al wat macht, en zij 
moesten hem met alien eerbied behandelen , 
want "nieraant 's morgens of 's middaeghs 
in der Schole sal mogen komen sonder be- 
hoorlycke reverentie te doen." Eens in de 
school, dan mochten de jongelui hun hoed 
weer op zetten , doch "alsser eenighe Lieden 
met eeren ter Schole komen, zoo sullen alle 



Digitized by VjOOQIC 



OUDWIJKS ABTDYE. 



367 



de scholieren wel revelentelycken den boedt 
lichten." Zoo ook hadden de jongens, als 
ze naar of van de school gingen, wel 
toe te zien , of zij ook iemand van de Ma- 



gistraat of eenig ander "eerbaar" pcrsoon 
tegenkwamen , om die "wel reverentelijck te 
eeren ende te respecteren, na behooren." 
(Wordt verzolgd.) 



OUDWIJK'S ABTDYE 

DOOR 

D. BUDDINGH. 



Wij keeren nit de Abtstede, zooals die 
tbans is, tot de voormalige Abtdy , die er 
het eerst dezen naam aan gaf, en het Oud- 
wijker veld in vruchtbare akkers herschiep, 
terug. Be 453jarige geschiedenis dier Abtdy , 
is gelijk alle raenschelijke , wereldlijke en 
kerkelijke instellingen , gekenmerkt door voor- 
en tegenspoed, door opkomst, bloei, verval 
en eindelijke slooping. Onder de regering van 
bisschop Rudolph van Diepholt (1423 — '55) 
bereikte zij het toppunt van haren luister : toen 
voerde de Abtdis Lysbeth van Everdinghen 
een eigen Abtdy-zegel met den titel: "Wy 
vronwe Lysbeth van Everdinghen, by de 
genade Gods, Abtdis tot Oudwyck" , cnz. On- 
der het bestuur daarentegen van David van 
Bourgondie" (1456), toen de fakkel des oor- 
logs in het Sticht brandde, ondervond de 
Abtdy al het schadelijke eener burgerlijke 
verdeeldheid. Toen Maximiliaan in 1483 met 
een leger van 16,000 man aan deBiltkwam 
en het beleg voor de stad sloeg, nam hy 
zelf zijn intrek in de Abtdy, en dikwyls 
moesten de adellijke dames het kloosterrui- 
men voor de inlegcring der troepen. Ook 
onder de regering van Lodewijk van Baden 
(1496), werd het door den Heer van Yssel- 
stein by afwisseling geteisterd, en strekte 
zelfs ten verblijfplaats eener bende Gelder- 
sche ruiters , toen de Hertog Karel van Gel- 
der was komen opdagen, om de Utrechte- 
naren den verlangden bijstand tegen hun 
bisschop Hendrik van Beijeren te schenken. 
Deze bende ruiters "hidden daar zoo onbe- 
zonnen huis , dat de Abtdis , voor het leven 
en de eer harer jufvrouwen beducht, het 
convent moest ruimen en in allerijl naar 



Utrecht vlugten". Later togen zij naar de 
ridderhofstad Nyenrode, en van daar naar 
Leiden , waar het bagijnhof den vlugtelingen 
eene veilige schuilplaats verleende ! . 

Toen in 1528 de Geldersche krygsoverstc 
Marten van Rossem zijne wel gedisciplineerde 
troepen op het Oudwijker veld verzamelde 
en zijn strooptogt tegen Holland aankon- 
digde , leed het convent geenerlei last . doch 
toen weldra daarna de Hollanders onder 
den veldheer Jan van Belzerum het Sticht 
afliepen , en deze , gelyk vroeger Maximili- 
aan , zijn intrek in dit vrouwenklooster nam , 
was de ongebondenheid der troepen zooda- 
nig, dat zij, ondanks hun opperhoofd, on- 
derscheidene gebouwen in den brand staken , 
alios uitplunderden , met zich voerden of ver- 
nielden, en klooster en kerk in den asch 
zouden gelegd hebben, zoo niet de tegen- 
woordigheid van geest der gevluchte en ver- 
scholen jonkvrouwen den voortgang van 
den brand gestuit had. 

Toen in den voortgezetten krijg reeds de 
Gelderschen , die de stad bezet hidden , het 
besluit genomen hadden alle gebouwen bin- 
nen een halve myl buiten de stad af te 
breken, ontkwam Ondwijk dit gevaar nog 
tijdig door een oploop iu de stad , waardoor 
ditmaal het besluit werd ingetrokken; doch 
in den spaanschcn krijg , na de slooping van 
het slot Vredenburg, waardoor Spanje's laatste 
gezag in dit gewest verdween , kon de Abtdy 
Oudwijk het vroeger gedreigde lot niet 
ontgaan. 

Uit vrees voor de terugkomst der Span- 



1 V. d. Monde, Tfldschr. VI* dl. 1840, bl. 27 



Digitized by VjOOQIC 



368 



DE OUDE TIJD. 



jaarden , werden onder Oranje in allerijl bol- 
werken en torens voor de stad aangelegd, 
en den 9 January 1584 een verzoekschrift 
tot slooping van het klooster , opdat de vijand 

' er zich met in zou kunnen nestelen , aan 
den Raad der stad ingediend. Eene poging 
tot uitstel was zonder vrucht; reeds den 
volgenden dag zag de Raad zich tot dit be- 
sloit genoopt : "Alsoo die gemeente seer be- 
geert het afbreken van Oudtoyck , dreygende 
tselve in brand te willen steken r soo is ge- 

• resolveert , dat men om alle confusie te ver- 
hoeden, van gemeente uytschryvinge doen 
sail, dat men de materialen vant Convent 
van Oudwyck op Dynsdag naist comen ver- 
copen sail , om voirts afgebroken te worden , 
en dat in 't geheel of in deel en op al sulcken 
condition, als men voir den vercopinge op- 
lesen sal". Zoo was het lot beslist; doch 
onder dit Raadsbesluit leest men in het 
dagelijksch Notulenboek deze aanteekening : 

"Dit geresolveerd zynde, is de tydinghe 
gecomen , dat Onlwyck van enige Burger en 
in brant ges token was." 

Zie daar het einde eener zedelijke instel- 
ling , zooals Utrecht , stad en sticht er in 
den middeleeuwschen kloostertijd velen bezat 
van onderscheiden regel en orde. In adellijk 
aanzien wedijverde zij misschien alleen met 
het adellijke kloosterverblijf van Rijnsburg 
in Holland, en bezat ook nog eene Stich- 
ting in de stad Utrecht zelf, een Oudwijk 
in het klein aan de nieuwe gracht, en St. 
Janskerkhof, met stalling en bergplaatsen , 
die niet zelden in troebele jaren den nonnen 
tot toevluchtsoord verstrekte. Hoewel wij 
den algemeenen zedelijken invloed van kloos- 
ters en Abtdijen op godsdienst en bescha- 
ving niet mogen ontkennen , zoo is het toch 
niet wel mogelijk te bepalen , welken invloed 
deze adellijke jonkvrouwen in beide opzigten in 
haar tijd hebben nitgeoefend ; evenmin alsof 
zij zich , buiten eigen medidatign , zooals de 
Benedictijner Orde voorschreef, veel met 
onderwijs hebben bezig gehouden ; doch land- 
ontginning, waarmede de Benedictijner mon- 
nikken zich bezig hielden , en het vrucht- 
baar maken van woeste gronden werd ook 



door de klooster- Abtdis , zoo het schijnt, in 
het Oudwijker-veld en elders , waar de Abtdy- 
bezittingen zich uitstrekten, met ijver gedre- 
ven. Van daar dat het grootste vermogen en 
de rijkdom der Abtdy bestonden in landerijen , 
veenen, velden, boomgaarden, bosschen enz. 
meest in haren omtrek gelegen. Zoo bezat 
de Abtdy onder het bestuur der Abtdis An- 
tonia van Drakenbosch bijna twee duizend 
morgen lands, waaronder gerekend aanzien- 
lijke hofsteden , als Compostel aan de 
Biltsche Steenstraat , Scoutenhove en ande- 
ren , vele boomgaarden , bosschen , weivelden , 
veenderijen enz. Uit de huur- of pachtpen- 
ningen, meestal door een rentmeester gelnt, 
benevens de heergewaden (dat zijn opbreng- 
sten van allerlei aard daarenboven — meest 
levensvoorraad) bestonden de groote inkom- 
sten der Abtdy. Daarenboven was Oudwijk 
in zijn bloeitijd eene kleine wereld op zich 
zelf, die de meeste levensbehoeften op eigen 
bodem verwerkte en binnen hare muren 
toebereidde. 

Wat boerderij of bouw- en brouwhuis , 
bakhuis en stallen benevens duiventil niet voor 
keuken en tafel opleverden, dat werd door 
de huurders van boerderyen en pachthoeven 
aangevoerd ; en die behoefte was groot , want 
ook het personeel, dat deze Abtdy bewoon- 
de , als geestelyke zusters en wereldiyk of 
dienstdoend personeel, was talrijk. In de 
bloeijendste jaren telde zy 56 vrouwen : de 
Abtdis, Priorin, adellijke jonkvrouwen met den 
sluijer, en die nog in den proeftyd waren , kos- 
terin, kapellaanster , kelderbewaarster , ka- 
merjuffers, dienstjuffers , opper- en onder- 
keukenmeid , bouwmoeder , melkraoeder , 
marktmoeder, marktraeid, de bouwsters of 
bouwmeiden, en wat meer zij; — voorts 
14 mannen , waaronder 7 maaijers, en de- 
zulken. die met de paardenfokkerij , de vee- 
teelt en boerdery belast waren. 

Voor de consumptie van dat 70tal, vrou- 
wen en mannen, kan men nagaan dat wer- 
den aangevoerd 23 ossen, 3 koeijen, 8 
veerbeesten, benevens 26 schapen, 4 vette 
hamels , twee lammeren , behalve de kalveren 
en varkens, waarvan veel werd gebruik ge- 
maakt. Voeg daarbij 580 pond stokvisch , 
een vat gezouten en een vat gedroogden zalm , 



Digitized by VjOOQIC 



OUPWIJKS ABTDYE. 



369 



gedroogde schol, wijting, 3 ton abberdaan, 
2 halve vaten gezouten paling, 8 vaten 
haring, 2 halve stroy tybuckens (IJ-bokkings), 
een zeehond 1 , terwijl 575 jonge karpers in 
de vijvers werden geplant; voorts het ge- 
vogelte: ganzen en 156 capoenen, 34 hoen- 
deren , alsmede eenAvogels , duiven en ander 
pluimgedierte. Uit de landerijen te Kamerijk 
vloeide der Abtdy niet minder dan 4000 
ft*, boter, 8 a 10 kazentoe, die, hoe zwaar 
ook , niet toereikend waren voor het genoemde 
personeel. 

Van het nageregt , dat des zomers uit 
appelen , peren , druiven , besi£n (waaronder 



den. Immer8 ook hare bezigheden waren niet 
bezwarend; wij willen er eene schets vangeven. 
De geestelijke oefeningen, den klooster- 
zusters opgelegd, schijnen des voormiddags 
afgeloopen te zijn. Dan zette een icder zich 
aan het spinnewiel, waarvoor de Abtdis het 
vlas en de wol leverde; gesponnen zijnde 
werd alles naar den wever gezonden om 
gerijd, geweven, gevold, en gebleekt ofge- 
verwd te worden. Zoo voorzag men in eigen 
behoeften van linnen en laken stoffen. Ver- 
dere bezigheden bestonden in borduren en 
stikken voor het altaar en de kerk, mis- 
schien ook voor eigen wereldsche kleeding 



Omlvvijk. 



"may besieV), des winters uit vijgen , rozij- 
nen , gember enz. bestond , kunnen wij geene 
hoeveclheden bepalen : vijgen en rozijuen wer- 
den bij de korf ingeslagen. 

Uit dat alles zal men erkennen , dat die 
adellijke jonkvrouwen , tot wereldsch loon voor 
hare afzondering en toewijding aan den 
Hernel, hier reeds een aardsch paradijs van 
overvloed, een waar lui-lekkerland bewoon- 



1 Zeehonden-spek was tijdcns de Holl. Graven 
zelfs eenc lekkernij op de vorstelijke tafel, blij- 
kens Van Wijn, Hist. Avondstonden , euz. 

1870. 



die des namiddags vcrwisseld werd voor 
het gcestelijk gewaad. u Tegen het middag- 
uur/' zoo lezen wij verder, "verzamelden 
de jufvrouwen zich in de eetzaal oireventer 
] om er het middagmaal te gebruiken. Spaan- 
sche stoelen met zwart-lederen zittingen 
waren om de zware eiken tafels geplaatst, 
welke behoorlijk gedekt waren, met geblokt 
tafelgoed, a cruisbeelt" genaamt, hetwelk de 
Abtdis daarvoor liet woven ; de aanzittenden 
waren van dwah of servetten van eene min- 
dere soort dezer stof voorzien. Het eten werd 
in gewone tijden opgedischt in linnen scho- 

47 



Digitized by VjOOQIC 



370 



DE OUDE TIJD. 



telen; terwyl de borden uit hetzelfde metaal 
bestonden ; "de drinkvaten echter waren van 
glas, terwijl die der dienstboden uit tin 
waren vervaardigd." — 

Wij hebben boven gezien hoeveel er jaar- 
lijks geconsumeerd werd. De gewone drank 
bestond uit dun of dik bier, d. i. dubbel 
bier, in eigen brouwhuis gebrouwen, waar- 
toe, even als voor hct brood, de huurders 
of pachters van bouwhoeven de noodige 
garst, tarwe en rogge te leveren hadden. 
Op hooge feestdagen evenwel had er uitdee- 
ling van wijn plaats, waarop wij terugko- 
men, als wij over uitspanning en het wijn- 
gebruik gewagen. 

De achtermiddag en avond werden besteed 
met wandclen in den ruimen kloostertuin , 
tot het afleggen van bezoeken , en tot het 
ontvangen van gasten in de Abtdy, of wel 
in het huis der Abtdis binnen de stad. 

Eenmaal in het jaar deed de Abtdis , on- 
der meer kleine uitstapjes met het Convent , 
een vrolijk togtje met de adellijke juffer- 
schap naar de boeren-hofstede Mer-loch 
(Meerloge) onder Kamerijk , in het land van 
Woerden gelegen, waar dan de Steenen- 
kamer voor hare ontvangst was ingerigt. 

Dat was dan een ware feestdag voor de 
kloosterlingen , zoo velen er decl aan namen ; 
want eenige zusters bleven te huis, waar- 
voor wij geene bepaalde reden hebben kun- 
nen vinden. Dan genoten de deelgenooten aan 
den togt alle geoorloofde vrijheid en uit- 
spanning, zooals zij om der welvoegelijkheid 
wille in de Abtdy niet genieten mogten. 

Dan ook werd voor een vrolijk makenden 
drank behoorlijk zorg gedragen; wat de 
Steenen-kainer zelf niet opleverde werd mede 
genomen : een half aam en 2 taken wijn ; 
doch die bleken niet toereikende te zyn om 
van Merloch naar Woerden terug te reizen ; 
want er werden nog zes kwarters bijge- 
kocht en gcdronken. Te Woerden tafelden 
de zusters bij den Secretaris, terwijl een 
speelman de dischgenooten met zijn liefelijk 
snarenspel verlustigde. 

Te Merloch , waar mijn Vrouw sliep , werd 
almede "belle cier" (belle chere) gemaakt, en 
gelijk in Woerden aan Secretaris en speelman, 
zoo werd hier den bode cene geldelijke gift 



of fooi geschonken. Ook het achtergeblevene 
gedeelte der JufVrouwen hield onder opzigt 
der Priorin mede goede sier (belle cier), 
en werd vooral bij de terugkomst van het 
rijgezelschap vervrolykt, waartoe de Abtdis 
muzikanten of "speelluyde voor die jonge 
Jufferen" had mcdegebrajgt. Denzelfden avond 
onthaalde de Abtdis het geheele convent 
op wijn; er werden nog 30 quarten ge- 
dronken. 

Dit overmatig wijn-gebruik zal oniretwijfeld 
bevreemden , doch men moet daarbij in aan- 
merking nemen , dat de adellijke vrouwen , 
behalve hare dagelijksche hop en bier, op 
hooge feestdagen uitdeelingen van wijn ont- 
vingen, die ten bewijze strekten, dat de 
wijnkelder der Abtdis steeds rijkelijk voor- 
zien was en de dames schoone gelegenheid 
hadden zich in het gebruik daarvan te oefe- 
nen : koffij en thee waren nog niet in gebruik. 
Die feest- of wijn-dagcn waren de feest- 
dag van den patroon der Abtdij S. Steven ; 
dan schonk de Abtdis acht kannen wijn 
aan het klooster , vier aan de priesters , en 
een aan den predicator; op kersavond 5 
kannen, doch op den kersdag zelven wer- 
den niet minder dan 16 kannen gegeven ; 
terwijl een kan basterd en Cen kan romeny 
den kloosterlingen het belangrijke van het 
hooge feest moesten doen gedenken. Deze 
waren extra wijnsoorten; de romeny (van 
romania) was eene roode spaansche wijn 
(vinutn hispaniense) , ook wijn seek ge 
hecten , overeenkomende met onze Malaga. 
De bastaertwijn (tritium pas sum) werd om 
zijn hoogen prijs ook wel edele wijn ge- 
hceten. Op nieuwe jaar werd wederom 7| 
kan uitgedeeld, en zoo ook op S. Martijns- 
avond , S. Agniet , S. Sacrementsdag , S. Ca- 
thrine-avond en Vrouwendag. Daarenboven 
werden in 1368 onder Anna van Costrum 
nog ruim 80 maal meer of minder groote 
hoeveelheden wijn uitgedeeld , waaronder ge- 
rekend in de vasten voor icdere jufvrouw en 
priester drie quarten. 

Die wijnschenkingen hebben nog tot in 

1594 voortgeduurd , doch toen werd daar- 

voor aan iedere jufvrouw 10 gl. uitgedeeld. 

Ten einde de wijnkelder steeds wel voor- 

zieu te houden, werd by sommige pachters 



Digitized by VjOOQIC 



OUDWIJKS ABTDYE. 



371 



bedongen , boven de bepaalde pachtsom , ook 
nog zekere hoeveelheid rynschen wijn te 
leveren. 

Even zoo als het met de uitdeeling van 
de hoeveelheid wijn gesteld was, zoo ook 
op hooge feesttijden met de toekenning van 
zak- of speldegeld , proven genoemd , waar- 
van de hoegrootheid van het meer of min- 
der voordeelig jaarlijksch inkomen van het 
convent afhing. De gewone prove bedreeg 
32 stuivers. Sommige waren van 3 gulden, 
en daarenboven ook nog "8 stuivers voor 
der JufFeren spelden." De Abtdis ontving 
gewoonlijk eene dubbele , de Priorin , welke 
de Abtdis in waardigheid volgde , 1 \ prove ; 
terwijl de "kinder", d. z. de Jufvrouwen, 
die den proeftijd nog niet hadden volbragt, 
slechts de helft der gewone bedeeling ont- 
vingen en zoo ook met de uitdeeling van wijn. 

Wij zouden nog langer, ook by de Iiuis- 
houdelijke inrigting van kloostcr en keuken 
kunnen vertoeven , doch het voorafgaande 
zal ongetwyfeld voldocnde zijn, zich eenige 
denkbeelden over het kloosterleven in den 
ouden tijd te vormen. De oude tijd , en 
daarmede de oude wijk en oude Abtdij 
en hare adellijke bewoners zijn voorbij ge- 
gaan ; alles is ook /tier nieuw geworden , 



en de voormalige Abtdy , zoo verre zij nit 
den brand van 1584 en door den tand des 
tijds was gespaard gebleven, is door een 
voormalig bewoner Cazius in 1 820 verbouwd 
en in een buitenverblijf herschapen , twelk 
nog aanwezig is om te getuigen , dat de 
rusteloos voortgaande tijd alles en alien 
verandert en den meer of min ontwikkelden 
geest uitdrukt , welke die verandering in het 
leven riep. 

Ginds sombere kloostermuren , waarachter 
eene aanzienlijke jufFer-schaar zich aan hare 
natuurlyke bestemming , als hulpe des mans , 
onttrok en zich aan bespiegelende levens- 
beschouwingen overgaf; — hier lagchende 
villas , waarop natuur, wetenschap en kunst 
in verband tredcn om het levensgenot van 
den vrijen bewoner te verhoogen en door de 
vrouw te veredclen. 

Teregt acht men dit thans de roeping 
van het schoone gcslacht ! En wij mogcn ons 
alzoo verblijden , dat meer en meer de over- 
tuiging algemeen wordt, dat aan de oplei- 
ding en vorming onzer jonge dochters , zullen 
zij hare echtgenooten eenmaal waardiglijk ter 
zijde staan en hare schoone en edele roeping 
vervullen , geene kosten of geldelyke opoffe- 
ringen en moeiten mogen gespaard worden. 



DE JAARMARKT TE BRIELLE IN 144 5. 

DOOR 

Mr. J. SOUTENDAM. 



Ik wil volstrekt niet on der de voorstan- 
ders van de afschaffing der kermissen ge- 
teld worden , al staat het vast dat zij haar 
tyd gehad en , gelijk mij iemand verzekerde , 
den raad Gods uitgediend hebben. Alleen 
ben ik van meening, dat zij haar doel, 
waarover ik niet zal uitweiden , reeds sedert 
lang hebben voorbijgestrecfd en in plaats 
van j aar mark ten , in den eigenlyken zin 
van dat woord , langzamerhand in periodiek 
terugketrende gelegetilieden om pret te maken 
zyn ontaard. De byzaak werd hoofdzaak, 
zoo als met meer dingen geschiedde. Wie 
toch zou thans durven ontkennen — men 



vergunne mij deze vergelyking — dat de 
prefck het voornaamste deel van de openbare 
godsdienstoefening der Onroomschen uitmaakt ? 
En toch was zy dat oorpronkelijk niet, en 
hetgeen nu als bijkomend wordt beschouwd, 
was vroeger het voornaamste bij het houden 
van den godsdienst. — "Als het tij ver- 
loopt, verzet men de bakens" was een sprcek- 
woord onzer practische voorvaderen , dat zij 
met zoo vele andere kernachtige gezegden 
aan hun hoofdbedrijf hadden ontleend : en 
het ware te wenschen, dat men die spreuk, 
onder meer zaken , ook toepastte op de ker- 
missen , wier getij reeds lang verloopen is. 



Digitized by VjOOQIC 



372 



DE OUDE TIJD. 



Men scfiijnt er echter nog niets op gevonden 
te hebben , dat ze geschikt zou kunnen ver- 
vangen; men sukkelt voort, schaft af, geeft 
volksvermakelijkheden , die het door de bank 
niet zijn, en de kermissen sleepen haar be- 
staan voort en zullen het blijven rekken, 
tot dat zij ten langen leste van u it putting 
den geest geven. Le combat finira , /ante 
de combattants. l 

Dat wijsgeerige beschouwingen , die mij op 
het gebied der staathuishoudkunde in ver- 
band met volksontwikkeling , zedelijkheid en 
godsdienst , en wat niet al meer , zouden doen 
verdwalen, hier niet thuis hooren, begrijpt 
niemand beter dan ik; en wanneer men 
zich in den geest ettelijke eeuwen vroeger 
verplaatst en het gewigt der voorraalige 
jaarmarkten eenigermate beseffc, dan vooral 
komen dergelijke bespicgelingen volstrekt 
niet te pas. Trouwens is het atreven van 
de Oude Tijd voornamelijk er op gerigt , om 
het leven en het bedrgf van het voor- 
geslacht op bevattelyke en naauwkeurige wijze 
zijn lezers voor oogen te stellen , zonder hen 
met philosophische uitweidingen te vermoei- 
jen en van het ingeslagen pad der vader- 
landsche geschiedenis en oudheden af te 
leiden. — Dus ter zake. 

De stad Brielle was in de 14** en 15 c 
eeuw een der bloeijendste koopsteden van 
ons vaderland. De haringvaart en die op 
kabeljaauw , zoowel als de handel in meekrap , 
in zout , koorn , enz. verschaften aan velen 
werk en brood , terwijl het kuipersbedrijf en 
in 't algemeen de neringen, die in het 
naauwste verband stonden met haringteelt 
en visscherjj, groote bedrijvigheid onder de 
Briellenaars verwekten. De Voirboden of 
Keuren van den Briel leveren daarvan menig 
bewijs op , en voorzeker zou het geen onver- 
dienstelijk werk zijn de verzameling dier 
onuitgegeven keuren , waarvan alleen de korte 
inhoud door Alkemade en van der Schelling 
in hunne Beschrijving van den Briel , I, 



1 Wie mecr over de jaarmarkten en kermissen 
wenachen te lezen, verwijs ik naar het geschrift 
van Mr. J. J. Brasser, getiteld: Oeschied- en 
rechtskundige verhand. v. d. week- en jaar- 
markten, mi/sgaders v. d. zoogen. kermissen, 
bijzonder in Zeeland. Leijden „ 1792. 8°. 



bl. 159 v., wordt vermeld, het licht te 
doen zien. — De 26 e voirbode of keur han- 
delt over de jaarmarkt , onder het opschrift : 
"Pander J air mar ct ten brielle" en doet 
ons zien , wat er in het midden der 15 e eeuw 
bij die gelegenheid alzoo door "mi- ende 
wtlemse luden" d. i. door poorters en 
vreemdelingen , aangebragt en te koop ge- 
steld werd. Het cerste art. bepaalt, dat de 
jaarmarkt zal ingaan des Zaterdags voor 
Ste Katherina-dag l en acht dagen daarna 
mag duren, terwijl er nog het volgende bij 
werd gekeurd: u Ende deze marct sal heb- 
ben vier wercke toech daghen , die wesen 
sullen ende volghen den Saterdaghe voirsz." 
Dit beduidt, dat van gpzegde acht dagen 
er vier icerkd&gen zouden zijn, waarop 
tevens getoogd of getoond , d. i. uitstalling 
der verschillende koopwaren mogt plaats 
hebben. Eigenlijk waren er slechts drie rust- 
of viKRdagen, want die aan Ste Katherina 
gewijd, een heilige dag, viel er van zelf 
af. In het volgende art. wordt de jaarmarkt 
van den Briel tot een vrije verklaard en 
gezegd, dat u een yghelic mensche vri wesen 
sal desen marct, varende ende kerende, m. 
a. w. dat elkeen vrij en ongestraft de jaar- 
markt mogt bezoeken en ongehinderd zou we- 
zen in zijn komen en gaan , zonder voor geringe 
schulden te mogen worden aangesproken. 
Bleyswijck , Beschr. v. Delft , spreekt daar- 
van bl. 660 en verhaalt dmtrent de ver- 
schillende jaarmarkten te Delft , dat de meeste 
er van "met sodanige vrydommen begiftigt 
(waren), dat op de selfde niemand om 
eenige civile schulden bekommert of gear- 
resteert (mogt) werden ; als wanneer men 
gewoon is een hout Cruysje aen Stads-poorten 
of Valbruggen te slaen, zijude een oud 
overblijfsel en traditie, alluder ende (zinspalen- 
de) misschien op de vrijmakinge Chris ti (/ ?). 
Zij die zich aan de wetten van den lands- 
heer vergrepen hadden, wegens "quade fag- 
ten" (misdaden) vervolgd werden, waren 
van dien vrgdom uitgesloten , terwijl men 
eindelijk ook aansprakelijk was voor schulden 
"in die marct" (staande de jaarmarkt) ge- 
maakt. — 

1 S/e katiiju vait in op tleu 25«=n N : uv«mbtr, 



Digitized by VjOOQIC 



BE JAARMARKT TE BRIELLE IN 1445. 



373 



Dat de draperie of lakennering ook te 
Brielle werd . gedreven blijkt , behalve uit 
andere bepalingen der voirboden , uit het 3 e 
art. dezer keur, dat over de wantsnijders 
(lakenkoopers) handelt , die tevens poorters 
waren, in tegenoverstelling der vreemde 
wantsngders , die hunne waar ter jaarmarkt 
bragten. — Want is laken , dat in linnen , 
toollen en zijden want werd onderscheiden , 
en onder meer verbodsbepalingen op het 
punt der draperie behoort ook deze : dat 
geen poorter of poorteresse, of ingezeten 
van den Briel "enich laken sal doen weven , 
tsy wollen of lynnen laken" dan binnen 
de stad en buiten bet werkzusterhuis aldaar, 
enz. Evenmin was het geoorloofd "enygc 
laken te doen vertoen" elders, dan binnen 
de vrjjheid van den Briel, en voor den 
zelfden prijs even goed geverwd, "als men 
te ley den of in den hage of te delft doet ," 
enz. — Voorts werd de jaarmarkt bezocht 
— men zeide toen ook: de markt twzoe- 
ken — door hen, die "mailrie" verkoch- 
ten. Wat mailrie is wordt in het 5.- art. 
verklaard. "Item alle die ghene die mailrie 
te copen hebben , dats te verstaen : scar en 
(scharen) sloten ende dier gheliken" enz. 
Wij noemen het fijn ijzerwerk , en nog heden 
ten dage heet een koopman in ijzerwaren, 
te Goes en misschien ook in andere Zeeuwsche 
steden , een maljenier. Of het woord afge- 
geleid moet worden van malie , fr. maille , 
waarvan malienkolder , een pantser van ijzeren 
ringen, die in elkaer gevlochten waren of 
uit zaamgevoegde ijzeren kettingjes vervaar- 
digd, komt mij waarschijnljjk voor. Het 
maken van malign , scharen , sloten enz. 
behoorde tot het ambacht van den smid- 
kunstenaar, en niet onder de werkstukken 
van den grofsmid. — Naast de maljeniers 
- stonden de s la lien of kramen van hen, die 
"tynnenwerck" (voorwerpen van tin) te koop 
hadden ; vervolgens die in metaal- en koper- 
werk , en eindelyk die in "yzertcerck" han- 
del dreven, d. i. die zwaarder en grover 
ijzerfabricaat uitstalden , dat door den grof- 
smid was vervaardigd , die , gelijk Kiliaen het 
inzijn Woordenboek of Dictionarium Teutoni- 
co-Latinum verklaart , meer massive stukken 
yzer smeedt en zich niet van de vijl bedient. — 



Schoenekramen , in onze keur u xro/ool*rn" 
d. i. scoe- of sckoenloo&sen genoemd — van 
scoe , het enkelv. van het meerv. schoen ' — 
ontbraken niet, en "vreemde luden", die pla- 
tynen hadden aangebragt, vond men in de- 
zelfde rei en "elx teghens malcander over." 
Wat een peatyn is , leeren ons de oude woor- 
denboeken , die dit schoeisel door hoUch , 
tryp , slilleganck verklaren. De Franschen 
noemen het patin of galocke z=l des semelles 
de bois et le dessus de cuir. Omdat ze, 
even als de muilen der Scheveningsche visch- 
vrouwen, bij het gebruik zoo'n klapperend 
geluid maakten, gaven- onze voorouders 
schertsend hun den naam van stillegangers ; 
per antiphrasin, geljjk de geleerden dat 
noemen, omdat het woord juist het tegen- 
overgestelde aanduidt van het begrip, dat 
aan zjjn natuurl\jke beteekenis is verbonden. 
Zoo spreekt men thans van u een vrolijke 
mosch" of "een pretmaker-majoor" ', terwgl 
daarmee juist het contrarie, nl. een saaije 
broeder wordt bedoeld; en wie heefb niet 
dikwijls een gemeenen kerel den titel van 
"een fijn heer" hooren geven? — In het 
6 e art is sprake van hen, "die Jaircoec 
te coep hebben," waarmee de koekkramers 
worden aangeduid. Wat jaarkoek is, weet 
ik niet beter te verklaren , dan door het 
thans gebruikeljjke kermi&koek. Vennoedeiyk 
werd hg telken jare bij gelegenheid der jaar- 
markt gebakken , en zeker muntte hij door 
zgn gehalte zoowel als zijn uiterlp voor- 
komen boven de gewone en dageljjksche 
koeksoorten uit. Onze wakkere voorvaderen 
hielden veel van koek, raaar hij moest ge- 
kruid zijn , en Vader Cats was van 't zelfde 
gevoelen, toen hij deze les verkondigde: 

"Geefl kinders zoete koek en vrouwcn klareninost, 
" Wat op de tonge bijt is echtc mannekost " 

Want stellig dacht hij daarbij aan cruil- 
koek , peperkoek , en wat dies meer zij. In 
oude rekeningen uit de 14 e eeuw wordt reeds 
gewag gemaakt van peperkoek en koeken- 
deeg , waartoe peper, g ember, kaneel , foelie 

1 Zoo zijn lee en pee het enkelv. van te&n en 
j>eH, meerv. In Zee land wordt dit vcrschil nog 
in aeht genoincu. 



Digitized by VjOOQIC 



374 



DE OUDE TIJD. 



en nagelen werden gebruikt , en by van Has- 
selt, Geldersche maaltijden, wordt van 
koeken van Nuys en van Venlosche gesproken. 
In de Histor. en Letterk. Avondstonden 
van van Wijn komen o. a. voor: Lovensche 
(Leuvensche; koeken, Cruitkoeken en ver- 
gulde koeken; laatstgenoemde werden met 
Nieuicejaar nit Henegouwen aan "miinre 
lieuer Vrouwen", d. i. aan de gravin , ten 
geschenke gezonden. Evenzoo werden toicken 
of garstekoeken , die door geheel Duitschland 
bekend waren, omstreeks kersmis aan de 
vrienden rondgezonden , en ik geloof niet 
zonder grond te mogen vaststellen, dat de 
Brielsche "jaircoec" op dezelfde wijze als 
kermie- of jaarmarkts-cadeau aan vrienden 
en kennissen werd vereerd. In een rekening 
van 1516 wordt Knapkoek venneld, en of- 
schoon daarmee ook een muntsoort aange- 
duid wordt, kan ik nit een Delfsche The- 
sauriers-rekening van 1570 een voorbeeld 
bybrengcn , waarin stellig en zeker van 
koek sprake is. u Den iiij maert o. a. XV^LXIX 
stilo delphico (1570) betaelt Cornelis Jansz. , 
boode , van zeekere kuapkoucken tot Bruys- 
selsLcnden President gebracht thebben : X sc." 
Die "president" was Viglius , en behalve den 
knapkoek — vermoedelijk naauw verwant aan 
de thans zoogen. "Delfsche jaapmaatjes" — 
krceg hij nog 2 halve vaten Dclflandsche 
boter van Burgemeesteren ten geschenke, 
alles met het doel om hem te "versoeten" 
en , zooals de Franschen zeggen , "lui graisser 
la patte." Maar genoeg over koek, die op 
de tegenwoordigc jaarmarkten , zoowel in de 
stad als ten platten lande, de voomaamste 
rol speelt. — Op het einde van de rei, 
door de koekkramers bezet , stonden zij , die 
"mar eery e" te koop hadden. Het fr. mer eerie 
geeft de verklaring aan de hand, nl. mer- 
chandises de merrier, des petites etoffes , 
du fie , de la sole , etc. , kortom , alles 
wat een marskramer gewoonlijk vent. — 
Even als nog in mijn jeugd te Delft ge- 
schiedde , mogten in de 1 5 e eeuw te Brielle , 
"bij consente vanden burghemeesters" , alle 
"comans, die gout, sulver of dockeng he- 
like Jutoelen" te koop hadden, staan u In 
der stede buys" , waar zij met hunne kost- 
baarheden tegen diefstal beter be veil igd waren. 



Het znw. dock beteekent pop , en een docken- 
kraemer is volgens het woordenboek van Plan- 
tijn =. nn quinqualier , merrier (Taffiguets 
d'enfans de pen de valeur , hetgeen wij een 
galanterie- of snuistertj-kramer zonden noe- 
men. u Dockenghelike Jnwelen'* zou men , mrjns 
inziens, kunnen verklaren door gouden en 
zilveren kinder speelg oed , dat ook in later 
tijd , vooral in de vorige eeuw , zeer in zwang 
was, getuige o. a. de tentoonstelling van 
oud- en merkwaardigheden in 1863 te Delft 
gehouden, waar een ontelbare menigte van 
dergelijke "docken" van allerlei vorm , be- 
werking en waarde was uitgestald. — Een 
afzonderlijke plaats was bestemd voor de 
kooplui in verschillende soorten van leder. 
Vooraan stonden de kramers in zeem- of 
zemenleder , d. i. : van zulk leSr . dat door 
middel van stampen met traan is doordron- 
gen geworden ; verderop die in tasschen 
riemen. , enz. In de voorboden wordt een 
afzonderlijke keur u van scoemakera" gevon- 
den, waarin bepalingen voorkomen op het 
maken van "koyen-, calveret/- ende scapen 
*cotn*\ Zij doelt op het vcrvaardigen van 
schoenen van koeijenleer, enz. Behalve de 
genoemde le£rsoorten maakt de keur ook 
melding van "cordewaen" of kordetcaen&ch 
leder, dat door Kiliaen verklaard wordt: 
corium Hispanicum (Spaansch leer), dat van 
Oordua of Cordova, een stad in Spanje, 
afkomstig was. In verband met het gilde- 
wezen van die dagen wordt aan elken schoen- 
maker uitdrukkelijk verboden meer dan e'e'ne 
soort van leer te bewerken , zoodat hij , die 
"koyen scoen" verkocht, geen "calveren 
scoen" te koop mogt stellen , en omgekeerd : 
elke soort moest op zichzelve blijven. De rei 
van leer- en schoenekramen werd gesloten 
door hen, die u lynnen laken" of lijnwaad, 
wel te onderscheiden van wollen laken , te 
koop boden. — In het volg. art. word en de 
tchrijmcerkers en die "houlwerck" ter markt 
bragtcn vermeld en hun een bepnalde staan- 
plaats aangewezen. Zij handelden in "banckett, 
stoelen , selelen , spennen , schragen of dier 
ghelijc" ; ook "houten scutlelen" (schotels) 
en "lantaernen" behoorden tot dezelfde ca- 
thegorie. Spennen zijn spenden of ttpinden , 
kasten , waarin brood en andere eetwaren 



Digitized by VjOOQIC 



DE JAARMARKT TE BRIELLE IN 1445. 



375 



werden geborgcn en bewaard. — Ten slotte 
was er ook een plaats bewaard voor hen , die 
"peltrye ende bonlwerck" , waarvan in de 
niiddeleeuwen veel meer gebruik werd ge- 
maakt dan thans, voor do marktbezoekers 
ten toon stelden, in de hoop op een goed 
debiet en met het oog op den winter , die , 
volgens een oude rijmalnianak nit de 15 e eeuw, 
den dag na "Sente Kathelinen" reeds "een 
raagtig man" wordt. Ik lees daar op den 
26 en ^ 27 en en 28«« November: "Nu wert 
de winter een machtich man ; De liede doen 
meer cleeder an, Omdat hem beghint te 
nopenc tcoude" , m. a. w. : omdat de kou 
hen begint te nijpen , te prikken of te ste- 
ken. Daar rekenden de bontwerkers of "pel- 
tiers" natuurlijk op, en het is wel waar- 
schijnlijk, dat zij op de Delfsche jaarmarkt, 
die vroeger — reeds y66r 1246 — op 
St. Odnlphus, den 12 en Jnnij, inviel en in 
gezegden almanak "den lancxste dach vanden 
jaro" hcet, zoo'n goede kalandisie niet von- 
deu , als in den Briel , waar de jaarmarkt 
na het begin van den winter ' gehouden 
werd en menigeen zich nog van een pelsrok 
of sainaar met bont gevoederd — z66 schreef 
men vroeger — of dergelijk opperkleed wenschte 
te voorzien. — Nu ik den lezer zoo goed 
mogeiyk op de hoogte heb gebragt van het- 
geen er alzoo op de jaarmarkt ten Briclle 
te koop was, rest mij nog de vermelding 
van eenige bepalingen van politic op dat 
stuk. Vooreerst moesten de kramers by den 
baljuw en burgemeesters "cavelen" , welke 
plaats — de kenr noemt het "stede" — 
ieder in de hun aangewezen rei innemen 
of de hoeveelste elk in zijn rei wezen zou. 
Het ww. cavelen beteekent dobbelen , loten ; 
met den taerling (dobbelsteen) of door het 
trekken van een nummer , dat op een loodje 
of iets dergelijks geslagen of gedrukt is. 
"Ende wye anders dede van enyghen pun- 
ten, dan voirsz. (voorzeid) is" — zoo ein- 
digt het art. — "die verboerde (verbeurde) 



1 In ecu [Calender van nog ouder datum dan 
de bovenvermelde. — waarauhijnlijk uit het begin 
der 13 e eeuw — wordeu de jaargetijden aldus 
verdeeld: Lente, 22e Febr. ; Zomer , 24e Mci; 
Herfst, 23e Augs.; Winter, 23e Novr. — 



een boete van iiij ft* holl." Dat er ten alien 
tijde menschen zijn geweest , die van de om- 
standigheden protiteerden , zelfs ten koste van 
hun naaste, is een feit van algemeene be- 
kendheid. Het bljjkt, dat sommige lui in 
den Briel er geen been in zagen om huur 
(staangeld) te vorderen, ja zelfs te nemen 
van de "comans" , die hier en daar met 
hunne "stallen" op de straat voor de huizen 
een grootere of kleinere plaats besloegen. 
Een boete van iij »t" holl. was hierop gezet, 
en "wye anders stonde, dan voirsz. is, ende 
dan zijn cavel draecht" , d. i. : die in een 
andere rei en op een andere plaats of stede 
stond, dan bepaald en hem bij loting te 
benrt gevallen was , verviel in dezelfde boete , 
welke , naar de geldswaarde van dien tfld bere- 
kend , minstens op een bedrag van/30. — N. c. 
mag gesteld worden. Het art. drukt ten slotte 
alien nog eens op 't hart, "te cavelen ende 
te staen , als &y gheset syn , male teg hens 
den anderen (tegen malkander over) , sonder 
ttcy (zonder twist), op die solve boete". — 
V66r dat ik het in 't 12 c art. dezer kenr 
las, had ik nooit vermoed, dat het kermis- 
wenschen en de daarmee beoogde fooi reeds 
in het midden der 15 : eeuw zoo zeer 
gebruikelyk waren , dat het op zekcre straf- 
fen moest worden verboden. Zic hier de ge- 
heele bepaling. "Item alle g her ende luyden" 
— wij zouden zeggen : wenschende 1. , in 
de beteekenis van btgeeren , nJ. een kermis- 
fooi — "verbiet men totter luyden huyse 
te gaen om hair kercmisse of te eyschen , 
of den luden op die strate te manen (lastig 
te vallen) , op hair opperste cleet" — dit 
werd hun door de politie afgenomen — "ende 
op een Jair die stede" — verbanning uit de 
stad gedurende een jaar — "ten ware of se 
yemant mit hem noede (noode), diese mit 
hem hebben woude" , d. i. : tenzij iemand 
die "manende luyden" uit eigen beweging 
inviteerde om met hem kermis te gaan hou- 
den. — In het laatste art. maken de baljuw 
en het geregt bekend, dat van alles, wat 
in de voorgaande kcur geschrcven staat en 
te verb«teren valt, de verklaring aan hun 
collegie verblijft ; in deze bewoordingen : "Item 
alle voirsz. poynten (punten), die in deser 
ordinanci# vander Jairmarct ghescreven staen , 



Digitized by VjOOQIC 



376 



DE OUDE TIJD. 



Ende alle ander dinck, dat hier te vcrbe- 
teren is, dat houden die baliu ende tgbe- 
raene gherecbt tot boiren verclareu". — En 
hiermede stap ik van mijn onderwerp af. 
Moge deze bijdrage, geput uit een verzarae- 
ling van Keuren , die weinig of niet bekend 
zijn, den lezers van dit tijdschrift aange- 
naam wezen en moge zjj tevens de overtui- 
ging helpen vestigen , dat er eigenlijk niets 



nieuws onder de zon is. Wat wij daarvoor 
houden heeft zijn oorsprong in oude, lang 
vervlogen tijden, waarvan de studie een 
der krachtigste middeleu is tot opwekking 
en verlevendiging van den echt nationalen 
geest , opregtc vaderlandsliefde kweekende in 
de harten van alien , die de vrijheid be- 
minnen en waarderen. 



BODENSTAVfN. 



Hodenstaf van Anthem en Tiel. 



Herinnert gij 't u nog, bejaarde lezer, 
hoe in vroeger tijdeu , wanneer gij uwen 
burgemeester of schepenen op 't Raadhuis 
wenschtet te spreken, met hoeveel moeite 
dit steeds gepaard ging? Hoe er een barri- 
cade bestond, die u den toegaug tot die 
Heeren versperde, en het u niet als ten 
koste van uwe beurs gelukken kon , dat strui- 
kelblok uit den weg te ruimen? Dat strui- 
kelblok, die barricade, 't was de bode. 

Door den naam van stadhuis reeds in een 



I stemming gebracht , die u het hart eenigszins 
angstig deed slaau, werd het u als toege- 
nepen bij het betreden der groote vestibule 
en holle zalen. Daar staat de deftige .man 
(niet de burgemeester, maar de bode,) in 't 
voile besef van 't gewicht van zijn post. 
Streng is de uiMrukking op 't gelaat van 
dien trouwen wachter. Schoorvoetend nadert 
gij, den hoed in de hand, en byna zoudt 
ge meenen een flauwen sch^n van glimlach 
bij hem waar te neinen, dien hij moeielgk 



Digitized by VjOOQIC 



BODENSTAVEN. 



377 



kan onderdrukken bij de gedachte, hoe gij 
u als een weerlooze prooi aan hem overgeeft. 
Uw groet wordt ter nauwernood of in 't ge- 
heel niet beantwoord. 

"Zou" (hier schrikt gij voor uw eigen 
stem, die zoo ongepast laid klinkt in die 
nolle zaal, en gij stemt ze onwillekeurig 
wat lager) "zou er . . . ook . . . mogelijkheid 
zijn, Zyn Edelachtbare mijnheer den Burge- 
meester te spreken?" 

"Geen mogelijkheid op." 

u 't Spijt me, dan zal ik darned maar 
eens terug komen." 

u 't Zou moeite voor niet zijn , vriend ; de bur- 
gemeester is den ganschen dag niet te spreken." 

"Morgen dan, of overmorgen?" 

u, t Helpt je alleraaal niets, de burge- 
meester heeft het z66 druk de geheele week , 
dat ik je maar raden zou te wachten." 

"Wachten? dat kan ik niet. Zou er dan 
niets aan te doen zijn?" 

Hy heeft u aan zyn hengel, hy wordt 
fideeler en begint: "Zijn je zaken dan van 
ztfoveel belang? waarover is 't dan wel? 
misschien zou . . . (hij speelt met den dobber). 

"Van heel veel belang", zegt gij en zrjt 
meteen zoo dom , hem uwe zaken mede te dee- 
len , even als je 't den burgemeester zult doen. 

u Ja wel , nu begrijp ik , dat het je keel wat 
waard zou zijn. Ik zou je graag helpen, maar 

"Zou u wel willen gelooven, dat ik er 
graag een driegulden voor over had ? Als ik u 
niet beleedigde ..." En daar hij zijn hand 
ophoudt, laat ge het geldstuk daarin glyden. 

"Nu, ik zal 't probeeren, maar of 'tluk- 
ken zal ..." Hy gaat in 's Burgeraeesters 
kamer binnen , en een. oogenblik later hebt 
gy verlof, hem daar te volgen. 

Op die wijze was de betrekking van 
stadhuisbode vrij lucratief, maar tegenwoor- 
dig — *t is daarmede ook al uit — er 
valt ja , nog wel eens wat af, maar de room 
is van de melk. Ook-hadden die boden van 
vroeger dikwijls wat een invloed op de Heeren 
Burgemeesters. En waardoor? Vooreerst, bur- 
gemeesters en schepeuen traden van tyd tot 
tyd a/ y de bode bleef ; hij werd op den 
daur als een stadhuis-meubelstuk beschouwd , 
men zag van hem wat door de vingers, 't 
was een oud prater , hy kon aan Burgemees- 
lb70. 



ter nog vertellen, hoe Burgemeester A. za- 
liger deed met dit of dat, wat Burgemees- 
ter B. gewoon was te doen — in e'e'n woord — 
hy wist zich onmisbaar te maken. Daarbij , 
in den ouden tijd viel er voor Burgemeester 
ook nog wel eens een extratje af, wat hy 
juist zoo niet altijd weten wou ; dus de 
alwetende bode moest zwygen , en op zijn 
beurt mocht hy ook wedr eens wat doen. 

Herinnert gij 't u ook nog, hoe gij op 
uw trouwdag, in statigen optocht naar de 
trouwkamer tredend , voorafgegaan werd door 
den bode , die dan een Zondagsch gezicht 
zette in *t vooruitzicht van een goede fooi ? Hoe 
hy by 't verlaten van het stadhuis u een weg 
opende tusschen de gapende medeburgers en 
straatjongens ? Hoe elk met ontzag week voor 
het wapen , wat hy zoo statig hanteerde , den 
bodenstaf ? En hebt ge opgelet , hoe fraai be- 
werkt die stok was? Maar wat doe ik daar 
een malle vraag ; wie denkt er op zulk een oogen- 
blik aan , hoe de staf van den bode er uitziet ! 

Alzoo , ge hebt er niet opgelet, en daarom laat 
ik u in de hierbygaande afbeelding twee zulke 
staven zien. Gcwoonlijk zijn ze van zwart of 
bruin hout (Groningen heeft ze van balein), 
versierd met een zilveren top, met zilveren 
banden en ringen. 

De eerste is die van de stad Arnhem; 
van daar de dubbele arend, het wapen der 
stad, op den top; de tweede behoort aan 
de stad Tiel , zooals het wapen op het schild 
van den krijgsman op den top aanduidt, en 
heeft drie zilveren banden en een dergelijk 
Christusbeeldje , wat op een voetstukje te- 
gen den middelsten band aanstaat, tot 
verciering. Het handvatsel eindigt beneden 
in een bol , van een ring voorzien , waar- 
schijnlijk om den staf te kunnen ophangun. 
De stad Tiel bezit twee gelijkvormige sta- 
ven, waarvan de een het jaartal 1631, de 
andere dat van 1636 draagt. Zy hebben 
een lengte van 1,19 N. E. , terwijl die van 
Arnhem 1,08 N. E. lang is. 

Later zullen wy waarschijnlijk nog de afbeel- 
ding van een paar dergelyke staven geven , 
waaruit op nieuw zal blijken , hoeveel werks 
men vroeger van alles maakte, en hoe de 
goede Kinaak in alles voorzat. 

4b 



Digitized by VjOOQIC 



378 



DE OUDE TIJD. 



DE LOTERIJEfl. 

(Vcrvolg en slot Van biz. 227.) 



Tot nu toe hadden de loterijen voor een 
groot deel een min of mecr godsdienstige 
tint gehad; immers ze werden, zooals we 
gezien hebben, veelal met een menscblie- 
vend doel gehouden en gewoonlyk van een 
mis voorafgegaan , waarom dan. ook elk , 
meenende daarmede een Gode welbehagelijk 
werk te doen , gaarne er deel in nam. 

Toen door de hervorming de missen bij zulk 
een gelegenheid van zelfs vervielen en de predi- 
kanten, die, naarmate bun invloed grooter werd, 
zich met alles , ook met de loterijen bemoeien 
en sterk daartegen ijveren gingen, werd de 
liefhebberjj in de loterij merkelijk minder, 
zoodat in de tweede helft der 17 e eeuw er 
bijna geen gehouden zjjn. Op het laatst 
dier eeuw ecbter schgntmen er weder meer 
trek in gekregen te hebben; in 1695 en 
1696 toch hielden niet minder dan 24 ste- 
den hare loterijen , waaronder die van Arn- 
hem in het laatstgenoemde jaar gehouden 
belangrijk is, wijl de prijzen daarin uit- 
sluitend uit medailles bestonden. l 

't Was ook toen , dat de staten-generaal 
er ernstig over begonnen te denken, om de 
loterijen tot voordeel der schatkist te doen 
strekken. Er was al vroeger wel eens een 
balletje van opgegooid , maar 't werd steeds 
door het volk slecht ontvangen. Nu echter 
was ten gevolge van de langdurige oorlo- 
gen de schatkist erg uitgeput; dus de nood 
dwong om naar buitengewone middelen uit 
te zien. 

In 1709 had dan de eerste zoogenaamde 
Generaliteitsloterg plaats, die eigenljjk meer 
een loterij-leening was en die door een aan- 
tal dergelijke gevolgd werd. 

Op de 8000 loten waren 1300 prijzen, 
die recht gaven op lflfrenten van /3() tot 
/" 3000 of op obligation, al naar de keuze 
der trekkers , terwjjl zy , wien een der 6700 

* Zie dit tijdschrift, deel I, bladz. 158. 



nieten de beurt viel, van' de door hen ge- 
storte / 250 (de prijs van een lot) 6 pCt. 
'sjaars als interest ontving. Eindelrjk gaven 
de het eerst en het laatst uitgekomen num- 
mers een premie van / 1 50 ljjfrente. 

Die loterij vond zulk een aftrek , dat er 
liefhebbers te veel waren, zoodat er dade- 
lijk tot een tweede werd overgegaan , die , 
waarsehijnlijk door de wijzigingen in het 
plan gemaakt, minder goed van de hand 
ging, en daarom in tweefin gesplitst werd. 
Met de derde in 1710 liep het z66 slecht, 
dat men om aan te moedigen de renten van de 
nieten tot op 7 pCt. verhoogde. 

Het laat zich gemakkelijk begrjjpen, hoe 
bij het groot aantal dier loterijen , achter- 
eenvolgend gehouden (van Maart 1709 tot 
Mei 1710 alleen werden er vier getrokken) 
de schulden des lands en de uitkeeringen 
zich onbegrijpelijk snel vergrootten. Daaren- 
boven maakten de Staten der verschillende 
Provincie*n ook afzonderljjke provinciate loterij- 
leeningen, zoodat Holland van 1697 tot 
1794 zgne schuld, niettegenstaande er 41 
mill, werd afgelost, met ruim 208 mill, 
vermeerderen , en op ruim 422 mill, ge- 
bracht zag , terwijl de jaarlijksche rente bgna 
167 tonnen gouds bedroeg. 

Men zag spoedig zelf in, dat op dien 
voet niet kon voortgegaan worden, wilde 
men niet het land in een finantieelen af- 
grond storten. Aan den beroeraden financier 
Willem Kersseboom werd dan ook in 1726 
opgedragen een vyftigtal nieuwe plannen na te 
rekenen en te onderzoeken. 

Hij rapporteerde daarop, dat het onmo- 
gelgk was op nieuw lyfrenten te negocigeren 
en recommandeerde daarentegen een klassen- 
lotery, bestaande uit drie klassen, elk van 
40000 loten. Inleg en prgzen waren in de 
eerste klasse hooger dan in de volgende, 
terwyi elk nummer, in de eerste klasse 
getrokken , tevens ook diende voor de andere 



Digitized by VjOOQIC 



DE LOTERIJEN. 



379 



klassen ; trok b. v. N°. 5 den hoogsten prijs in 
de eerste klasse, dan trokken ook de N°. 5 
in de volgende klassen de hoogste prijzen 
daarmt. 

Dit plan werd door zekeren Huyskes uit- 
gedacht, die voor zyne uitvinding /500 
ontving, maar tevens van alle desknndigen 
moest hooren, dat zijn plan een prulleplan 
was en reeds vroeger veel betere door Troul- 
jaert bedacht en door de Staten van Zee- 
land in praktgk waren gebracht. 

Deze eerste generaliteits-klassenloterij 
kwaui dan ook niet vol, waaroin alleen de 
40000 loten der derde klasse getrokken 
zijn geworden. 

De tweede lotery in 1728 begint almeer 
op de tegenwoordige te gelijken. Vier klas- 
sen , trekkende met tusschenruimten van zes 
weken — opklimmende pryzen en meerdere 
duurte der loten by de latere klassen. — 
In de drie eerste klassen vryloten voor de 
vierde enz. 

Deze loterij leverde dan ook door de 
korting van 40 pCt. op de pryzen onder 
en van 12 pCt. op die boven de /1000 voor 
de schatkist de som op van / 183,410, 
dat was ruim 140 duizend gulden meer 
dan de vorige. 

Wy kunnen niet al de verdere plannen 
nagaan ; alleen willen we hierbij voegen , 
dat de 43 9tc lotery, 't was die 1761, en 
vervolgens al de verdere, alien 2 mill, en 
meer gulden bedroegen , — terwyl het aan- 
tal loten afwisselde van 26 tot 52 dui- 
zend. Evenzoo is de som van den hoogsten 
prijs niet te bepalen , — sinds 1760 tot 
op onzen tyd was het / 100000; alleen 
de jaren 1807 en 1808 leverden 3 loterijen 
op , waarvan de hoogste prys 200000 gulden 
bedroeg — lager dan / 50000 kwam men 
alleen twee malen, toen de hoogste prijzen 
slechts op '* 25000 tot lokaas gesteld waren. 
Het getal klassen liep van vier tot acht. 

Ofschoon in 1726 door de staten-generaal 
besloten werd, dat met deze generale-klas- 
senlotery alle andere provinciale en parti- 
kuliere loterijen zouden verboden worden, 
stemden niet alle provincie*n daarmede in; 
zelfe zy , die haar goedkeuring aan dat be- 



sluit hadden geschonken, hielden er zich 
niet aan , zoodat men voortdurend van pro- 
vinciale negotatien door middel van lote- 
rijen leest. 

Vooral voor die van Utrecht was het 
onmogelyk, hare toesteraming en medewer- 
king aan dat besluit te verleenen, daar ze 
aan de Utrechtsche Provinciale Compagnie 
van commercie en navigatie (ook al een 
dier compagnien , die als een uitvloeisel van 
de speelzucht dier dagen kunnen beschouwd 
worden) in een der conditien had toegestaan 
in de Provincie Utrecht zooveel en onver- 
schillig welk soort loterijen te houden, als 
commissarissen goed dacht. tegen betaling 
van jaarlyks 8000 gulden aan de Aalmoeze- 
nierskamer der stad. Door de compagnie 
werd van dat verlof dan ook een vry ge- 
bruik gemaakt, daar ze in de 30 jaar van 
haar bestaan minstens drie en dertig lote- 
rijen , waarvan een van niet minder dan 
zeven en een half millioen , heeft gehouden. 

Ook de Staten van Holland hielden zich 
evenmin aan het besluit, waarvan men een 
'bewijs vinden kan in de loterij van 1748, 
volgens een plan van de vroegere afwijkende. ' 

Later in 1760 kreeg een andere com- 
pagnie, de geoctrooijeerde Societeit, naast 
die der generaliteit , het monopolie der lote- 
ryen. In 1802 trok deze loterij voor 't 
laatst. 

Soms gelukte het den staten-generaal van 
tyd tot tyd een loterij tegen te houden ; 
het gaf veel haken en oogen, maar over 
't algemeen stoorde men zich niets aan al 
hunne betoogen. Zoo werd een beklagbrief 
daarover, in 1753 door hen aan de staten 
van Zeeland gericht, eenvoudig voorkennis- 
geving aangenomen. 

Intusschen ging de generaliteitsloterij , die 
allerwege ook buitenslands , waar ze veel 
aftrek had , in een goeden reuk stond , steeds 
voort , tusschenbeiden van titel veranderend. 
In 1798 heette ze u de Bataafsche" - — on- 
der Koning Lodewijk "koninklyke Hollandsche 
lotery" — onder Napoleon "la loterie de 
Hollande", en eindelijk "de koninklflke Ne- 
derlandsche lotery", welken laatsten naam 



1 Zie Oude Tijd, deel 1, bladz. 303. 



Digitized by VjOOQIC 



380 



DE OUDE TIJD. 



ze, hopen we, zal blijven dragen, totdat 
ze, wat we ook hopen, afgeschaft zal wor- 
den. We raoeten echter maar niet er op 
vertrouwen, dat die afschaffing spoedig ge- 
beuren zal; de liefhebberij schijnt hoe lan- 
ger hoe grooter te worden als men in aan- 
merking neemt de ontelbare loteryen , waar- 
mede we overstroomd worden : nu is het 
voor een yolkspaleis , dan voor de weer- 
baarheid, watersnood of 't roode kruis, 
societeiten en weeshuizen. onderwyzers- en 
knnstenaarsvereenigingen , alles krygt zijn 
beurt. — De spelers echter krijgen niet elk 
zijn beurt; een enkele arme mag zich eens 
ryk spelen. honderde rijken daarentegen 
spelen zich arm. Laten we ons dus raaar 
van 't spelen onthouden en tevreden zijn 
met ons lot. Op die wjjze gewonnen geld 
brengt ook niet altijd geluk aan , dat zien 
we aan dien schoenmaker te Haarlem , die 



in den Franschen tijd het geluk of ongelok 
had drie malen hooge prijzen te trekken. 
De man was een vlijtig oppassend huisva- 
der, die met hard werken zjjn huishouden 
kon onderhouden. Daar trekt hij een grooten 
prfls , en de bloed vcrandert als een blad op 
een boom ; van een knap man wordt hij 
een verkwistend dronkaard. Gelukkig is 't 
geld spoedig op, en hem is 't een steen 
van 't hart. Hij gaat weer werken , past 
op zooals 't hoort, tot hem weer een ge- 
lukje treft. Op nieuw vangt hetoudelevenaan, 
met hetzelfde gevolg , en toen ten derde male 
hem de tijding werd gebracht van zijn nooit 
gehoord geluk, om drie maal achtereen 
groote prijzen te trekken, riep de man 
wanhopend uit: "Och, lieve God! moet 
dan dat ongelnkkige leven weer begin- 
nen!" Hij scheen er niet toe geboren, om 
rijk te zijn. 



VAN "OVER HET IJ." 

IJOOR 

J. HONIG Jz. Jr. 

(Vcrvolg en slot vnn biz. 361.) 

Vierde gedeelte. 



I. 

In geen half jaar had ik mijne Sardam- 
sche vrienden bezocht, en wilde ik ze voor 
den winter nog zien , dan werd het meer 
dan tijd. November gaf nog schoone dagen, 
dus stapte ik op den, laatsten Zondag dier 
maand met mijnen vriend in de schuit en werd 
gelukkig overgebragt. Maar tot onze teleur- 
stelling vonden we de vrienden niet te huis , 
daar ze "by de kinderen te gast waren". 

Meteen voldoen kunnende aan de belofte 
der jonge vrouw na de bruiloft gedaan , 
trokken we de stoute schoenen aan , vonden 
de wederzijdsche familien bijeen en hoorden , 
"dat we met den neus in het vet waren geval- 
len , daar men op de "gebraden haast" uit was. 
De vader van den jongen man had -geslagt" 



en, naar gewoonte, was van die eigen ge- 
weide koeijen, niet alleen aan de knechts 
van de molens het hun bij het loon gecon- 
ditioneerde "voet" vleesch gegeven, maar 
had ook de zoon zyn deel daarvan bekomen. 
En daar deze nu juist "jarig" was , had men 
de gansche familie op het u beste stuk" 
genoodigd. 

Wij moesten blijven , en deden dit gaarne. 
u Ge moet," zeide het jonge vrouwtje , u het 
eenvoudige voor lief nemen ," en toen mijn 
vriend opmerkte , dat we al eens ondervonden 
hadden , in welken zin dit eenvoudige moest 
opgevat worden , antwoordde ze glimlachende : 
"Oh, dat was bij moeder thuis. Wfl jonge 
' lui kunnen het zoo breed niet laten hangen , 
want Claes heeft met my geen kapitaal be- 
trouwd." 



Digitized by VjOOQIC 



VAN "OVER HET IJ." 



381 



"Neen, neen ," sprak de vader ; "wij geven 
niet als in de stad een huwlijksgift mee!" 

"Neen !" viel de grootmoeder in, "Cats zegt 
teregt van den jongen man: 

Krijgt hij een geldig wijf, wat kan hij meer 

(bcgccren ? 

1 'Daarom niet alleen," zei onze vriend, "maar 
ook wat het huishouden kost , moet verdiend 
worden. Zoo leert men de tering naar de 
nering zetten en het zeil niet te hoog op- 
halen. ,, 



hoofdschotel gebraden vleesch met graauwe 
erwten , en een andere , met suiker en rozijnen 
toebereid, die een extraatje heeten mogt. Toen 
we aan het dessert waren , kon het niet anders 
of de gezondheid van den jarige moest ge- 
dronken worden, en toen later die zijner 
vrouw aan de beurt was, verwyderde zich 
de vader van onzen gastheer een oogenblik 
van tafel , om schielijk weder terug te komen 
met een bokaal in de hand, 't Was een 
vrij groote beker, en uit de zorg waarmede 
hij behandeld werd, Week het dat de man 



Sartlamschc rouw. 



u, t Is zoo," sprak op zjjn beurt de jonge man , 
u maar bovenal is er dan een spaarzaam 
vrouwtje noodig om de boel regt te houden." 

"Als ge wel zegt , Claes ! door den schoor- 
steen gaat zooveel verloren. Ik herinner me 
nog , dat ik , toen ik trouwde , met minder 
toe moest dan gjj — maar zuinigheid en 
vlijt — ge kent het spreekwoord wel — 
deed er ons toch komen." 

't Werd tfjd voor den maaltijd, die een- 
voudiger was dan ik er vroeger tyjwoonde. 
Toch was het een smakelyke disch met zyn 



er belang in stelde. H\j vulde het glas, 
waarin een schip op stapel gesneden was, 
en sprak: 

"Deze bokaal was het eigendom van den 
vader mjjner vrouw, en hij liet hem maken 
toen het eerste voor hem gebouwde schip 
van stapel liep, en het ."wel afloopen van 
het scheepje" als hier te lezen staat, is er 
na dien tQd nog dikwijls uit gedronken. 't Is 
alzoo een herinnering aan een der bronnen 
onzer welvaart; maar die wordt ook tevens 
op eene andere zaak overgebragt. Drinkt men 



Digitized by VjOOQIC 



382 



DE OUDE TIJD. 



uit dit glas op het wel afloopen en de goede 
vaart van het scheepje , waarvan men zoo 
veel hoopt voor zijn fortuin en zijn handel , 
men doet het ook , zooals ik thans wil drin- 
ken, lieve Aagje! op omstandigheden als 
de uwe. Mogt hetgeen gy hoopt en verwacht 
tot uwe en onze vreugde afloopen en Gods 
zegen daartoe met u zijn!" 

En rond ging de beker , en wensch volgde 
op wensch, bij kwinkslag en boert in het 
eind om de aandoening der vrouwen weer 
in vrolijker stemming op te lossen. Eigen- 
aardig aan het oord waar we ons bevonden 
kwam ons die dronk voor , en mogt men elders 
het Hansje in den Kelder, Maaiken in 't 
Schapraaiken , het Kinnetje in het Spinnetje , 
het Bolletje in 't Holletje drinken , en die 
bekers van zilver zijn , natiohaler vond ik het 
fijngeslepen glas mijner vrienden , dat uit het 
leven des tyds als het symbool er van ge- 
grepen was. 

Wel was 't een gewigtige gebeurtenis in 
hun leven, die de jonggehuwden te gemoet 
mogten zien , en schertsende mogt ik na den 
maaltrjd de vrouw van mijn vriend toevoe- 
gen: "Dat zal een drukte geven, grootmoeder!" 

"Dat zal het," zeide zy , glimlachende 
over een titel dien ik zag dat haar goeddeed. 
u Moeite — zorg te over — doch dat is 
niets, als het maar goed gaat. Maar ik 
merk al waar het u om te doen is. Met 
waar, ge zult gaarne willen weten, wat er 
hier aan die historie al zoo vast is?" 

Ik kon het niet ontkennen, en zij was 
wel zoo vriendelijk my z66 veel te vertellen , 
dat ik het niet kon onthouden en dus den lezer 
verwijs naar deel 2, bladz. 209 van dit tyd- 
schrift, waar hij dat alles lezen kan. 

Nog herinner ik mij , hoe zij my mede- 
deelde hoe druk werk de meid heeft om al 
de namen van hen, die naar kraamvrouw 
en kindje komen "vragen" op te schrijven, 
en hoe er een brief je voor de glazen gezet 
wordt , waarop ieder lezen kan , dat 'kraam- 
vrouw en kind welvarende zyn". Zoo ten 
minste willen we hopen dat hier het geval 
zal zijn. 

Op den tienden dag heeft het brierje de 
bflvoeging: "de vragers worden in huis ver- 
zocht." Dan komt de gehouden lyst te pas , 



want ieder opgeschrevene krijgt een glas 
gesuikerden wijn en een koekje , en daar dat 
getal vragers soms honderd en meer is , be- 
grypt ge dat de koekbakker al eens de han- 
den wrijft over de klandisie, en het den 
kraamheer vrij wat geld kost. Bovendien 
worden de kinderen uit de familie , van goede 
vrienden en uit de buurt dien dag onthaald 
op een boterham met suiker of muisjes ; 
jongens of meisjes; als 't kind een jongen 
is zijn ze gekarteld, doch is 't een meisje, 
glad. Dat noemen wy suikerdeboUen , gij, 
stedelingen, als ik 't wel heb, kinder- 
maanstik." 

Na dien tienden dag volgen de "kraam- 
kopjes" of de bezoeken van familie , vrien- 
den en buren , die dan plegtig genood worden 
op de kofifij of thee , naar het uitkomt. Op die 
kopjes ontbreken ook de suikerstukken en 
muisjes niet, en even als gij thans uit een 
bokaal het wel afloopen van het scheepje ge- 
dronken hebt , wordt er dan op het welzijn van 
kraamvrouw en kindje gedronken uit bekertjes 
waarop een heele kraamkamer is uitgesneden. 

Doopmalen als in de -steden worden hier 
niet gegeven. Bij ons doet de vrouw haar 
"kerkgang", en devermaner dankt voor hare 
gelukkige herstelling en bidt den zegen af 
over het kind. De gereformeerden hebben 
natuurlijk hun doop , en 6f de moeder of de 
grootmoeder of peet houdt het kind. Wel 
volgt er dan bij beiden een familie-bijeen- 
komst , maar dit gaat er steeds eenvoudig toe. 

"En hebt ge dan geen peter of meter ?" 

"Wat gij ten uwent al daaronder verstaat , 
neen , ofschoon zij of hij , naar wien het kind 
genoemd is, daarvoor aangemerkt wordt, 
en die eer dan ook met een pillegiftbetaalt." 

u Ik wil wedden dat er thans reeds uit- 
gezien wordt, trie de zilveren bel vereeren 
nioet?" zeide ik schertsend haar aanziende. 

Zij bloosde en zeide : "Gaarne zou ik hem 
geven , zooals gij meent , maar nog liever zag 
ik het kind naar vader vernoemd. Het eerste 
een jongen , dat is zoo de algemeene wensch." 

u Hoe het dan ook zy — laat het my 
spoedig hooren." 

"Dat beloof ik u, want even goed als er 
berigt van het huwelijk gedaan is , zullen ze 
ook van de bevalling wel een brief afzenden." 



Digitized by VjOOQIC 



VAN "OVER HET IJ." 



383 



Wy moesten ons haasten om de schait 
te halen. "Een glaasje nog op de valreep !" 
zeide onze gastheer, en we gaven hem 
gehoor, daar w\j dan meteen hem vriende- 
ljjk dank konden zeggeri voor zijn onthaal 
en tevens den wensch uiten, dat de familie 
gelukkig vermeerderen mogt. 

n. 

De rouw sitt veeltyts op de slippcn van de vrcugcft 

zegt Cats, en mrjne Sardamsche vrienden 
moesten het ondervinden, (Ook de vrienden 
van omen Sardamschen ttchrijver moesten dii 
helaas ondervinden! Zie de laatttte noot 
van dit stuk.) want er waren ter naau- 
wernood drie maanden verloopen, sinds 
Aagje gelnkkig "bevallen" was van een 
"jongen" zoon , of ik ontving een zwart- 
geranden brief, welke het doodsbericht van 
de moeder van mjjn vriend inhield. Een onge- 
steldheid verhinderde my om aan de uit- 
noodiging te voldoen, aan de overledene 
"de laatste eer" te bewQzen, maar ik 
achtte het toch mqn pligt, om zoo ras 
de doctor het mrj vergunde , mijn condolean- 
tiebrief door een persoonlflk bezoek te ach- 
tervolgen. Wei was er reeds een maand 
over de droevige gebeurtenis heengegaan , 
maar nog vond ik de luiken voor het huis 
ragns vriends aan de zijde der kerk ter hal- 
verwege gesloten, en ik vernam dat het de 
gewoontp was, aan het sterfhuis als by de 
naaste betrekkingen , om dit zes weken na 
de begrafenis vol te houden. Een sombere 
tint lag over het huisvertruk , dat ik het laatst 
in zulk een vrolijk licht gezien had. 

Ik vond mijn vrienden in rouwgewaad en 
met geen enkel sieraad aan hnnne kleedy. 
Toen ik mjjne deelneming in haar verlies be- 
tnigd had, kon het wel niet anders of ons 
gesprek moest zich tot de overledene bepalen. 

Diep in de zeventig, ofschoon men op 't 
gezigt het levenslustige oudje pas zestig ge- 
geven zou hebben , was zy geene uitzon- 
dering op den regel, dat men hier meer 
oude vrouwen dan mannen ziet. Haar opge- 
rnimd gestel deed nog niet aan haar verschei- 
den denken. En bovendien, men had de 
goede brave vrouw nog zoo gaarne willen 
behouden, en het was zooals mjjn vriend zeide : 



u of h\j door haren dood zoo op eens tien 
jaren ouder scheen geworden." 

Van de lieve doode kwam ons gesprek 
als van zelve op de gebruiken , aan de Zaan 
■by het sterven en begraven in zwang, en 
nit de mededeelingen van mijn vriend zamelde 
ik het volgende op. 

Zoodra iemand gestorven is wordt de dorps- 
klok geluid. Meest geschiedt dit des mor- 
gens ten 8 nre , doch voor aanzienlgken 
ten 11. Aan den duur van dat luiden kan 
men hooren of er een kind of een volwassene 
overleden is. Voor langer luiden dan de 
gewoonte medebrengt, wordt ook iets meer 
betaald. De familie, in het sterfhuis veree- 
nigd, maakt de listen op, welke, met een 
zwart omslag voorzien , aan de boodbrengers 
ter hand gesteld worden, om in het dorp 
"huis af huis aan" en verder zooals de 
lijst aangeeft, berigt van het overlijden te 
doen. Wanneer de ljjder den laatsten adem 
hee't uitgeblazen en er geen twflfel meer 
overgebleven is aan den dood, worden de 
buren gevraagd om het lijk "uit te strekken" , 
dat is het af te leggen en in het laatste 
kleed te hullen. Dat gewaad van fijn linnen 
met zwarte randen krijgt elk kind, dat het 
ouderlijk huis verlaat, bij zijn uitzet mede: 
eene stille herinnering voor wat zeker komen 
zal ! Zoo wordt het lijk in de bedstede , soms 
op stroo , nedergelegd , en aan de buren 
wordt koffij en brood gegeven. 

Nu volgen de condoleantie-bezoeken. Als 
men dat komen en gaan van familie , vrien- 
den en bekenden opmerkt, die tafel met 
koffij en koekjes, geestrijke dranken, tabak 
en pijpen zag, dan zou men, zoo de luiken 
van dat huis niet gesloten en de bewoners 
van dat huis niet in rouw gekleed waren , 
wanen een verblyf der vreugde binnen te 
treden. "Ik condoleer u met uw verlies en 
hoop dat gij het op een volmaakte plaats 
raoogt wedervinden", is de formule, die ge 
door de bezoekers tot in het oneindige hoort 
herhalen , al mogen er onder zyn die het wagen 
dien vorm te verbreken, door harteiyke uit 
den grond des gemoeds opwellende woorden. 
Al die bezoekers nemen plaats, alien ge- 
bruiken iets naar het uur van den dag, en 
menig rookt zijne pijp alsof Ky genoodigd 



Digitized by VjOOQIC 



384 



DE OUDE TIJD. 



ware. Allen informeeren zich naar de ziekte en 
de laatste oogenblikken des overledenen, 
waarop ook steeds door de treurenden een 
Yerhaal moet gegeven worden, dat dikwerf 
de wonden weder optnscheurt, al is 't ook 
dat die telken3 weSromkeerende verhalen 
het wee als verstompen. Zoo gaat het af 
en toe, en men wil die gewoonte niet bre- 
ken , wetende dat het elders niet beter 
is en overtuigd, dat verre de meesten dit 
bezoek uit waarachtige deelneming afleggen , 
en gelooven dat het den bedroefden goed moet 
doen , menschen te zien en troost te vernemen. 

Een dag vijf, zes, eene week soms staat 
het lijk "boven aarde". Z661ang worden 
dan ook de visites gemaakt ; alleen als de ziekte 
besmettelijk is gaat men eerder tot begraven 
over. Den dag voor die begraving eerst wordt 
het lijk gekist, het lijk dat ieder der be- 
zoekers bij hun vertrek steeds getoond is 
geworden bij toestemming der vraag: "Wilt 
ge den overledene nogeens zien?" Weinigen 
weigeren dit, en hoogst kwalijk zou men 
het nemen, als het niet gevraagd werd. Waar 
dikwerf den levende geen belangstelling ge- 
toond is, wordt er thans eene stille aan- 
dacht aan den doode gewijd. 

Des avonds biengcn de timmerlui de "laat- 
ste woning". Die doodkist is ineestal van 
het zwaarste en beste eikenhout. Vele hout- 
koopers hebben dit steeds voor dit doel in 
yoorraad. Sommige handelaren in hout zoe- 
kon by hun leven reeds de planken uit die 
voor hunne kist moeten dienen , en bewaren 
ze met zorg, welk voorbeeld bij rjjke lieden 
wordt nagevolgd. Het kisten van het lijk 
geschiedt mede door de buren , waarna er 
door de beide naast het sterfhuis wonende 
vrouwen , als "kleedoplegsters" , een zwart 
laken over gehangen wordt , waarin men aan 
het boveneinde evenveel plooijen legt, als 
de overledene jaren telt. Deze lakens of 
"doodkleeden" behooren aan de wees- of 
armenhuizen , of aan de kerk , en zijn in drie 
soorten voorhanden. Voor het gebruik daar- 
van wordt betaald, naarmate de stof van 
het kleed is , door den stand van de overle- 
dene geelscht. Enkele familien bezitten een 
eigen doodkleed. 

Is het lijk gekist en het kleed er over 



gelegd, dan worden de naastbestaanden ver- 
zocht om het te "zien". Aan de buren wordt 
voor hun arbeid weder koffij en brood voor- 
gezet. Den volgenden dag zal de begraving 
geschieden. De familie is verzocht ora den 
overledene de laatste eer te komen bewijzen , 
en daar die familie aan de Zaan nog al 
breed uitgemeten wordt , en alle goede vrien- 
den en bekenden uitgenoodigd worden, zijn 
bij eene begrafenis alligt honderd personen 
achter het lyk te tellen. Velen dezer worden 
echter alleen ter begrafenis verzocht , maar 
al wat familie is of onder de "goede" vrien- 
den behoort , komt na den afloop weder aan 
het sterfhuis terug, of, zooals de' term van 
den boodbrenger luidde : "worden als vriend 
aan huis" verwacht. 

De begrafenisplegtigheid geschiedt veelal 
ten 2 uren 's namiddags. Een uur te voren 
komen de verzochten aan het sterfhuis 
bijeen. Zij vinden daar de kist in het "beste 
end" nedergezet , en om die kist scharen 
zich de vrouwelyke leden der familie: de 
naaste van den bloede aan het hoofdeinde, 
en zoo in afdalende linie; demannen zetten 
zich rond het vertrek , en als er geen plaats 
meer is, in de kamer welke er gemeenschap 
mede heeft. Aan het benedeneinde der kist 
staat het pultrum met den folio-bijbel er op , 
en daarbij plaatst zich "de lezer", die het 
boek openslaat om tot stichting en stemming 
der gemoederen eenige kapittels uit het 
Heilig Woord te lezen. Dikwijls heeft hij 
daartoe slechts de aanwjjzing van den over- 
ledene te volgen, die soms reeds by zijn 
leven heeft opgeteekend, wat hij begeert 
op zijne begrafenis gelezen te hebben; en 
dat niet alleen , er zijn er 'die met zekere 
naauwgezetheid alle de personen opschrijven , 
die hun lijk moeten volgen , en tevens welke 
vereering aan de buren, den "lezer" enz. 
moet uitgereikt worden, ja hoedanig hunne 
geheele begrafenis moet ingerigt zijn ; terwijl 
weder anderen angstvallig het eveneens willen 
hebben als het bij man of vrouw , vader of moe- 
der geweest was, en vooral niet minder begraven 
willen worden dan hunne overledene famielie. 

Het lezen op de begrafenissen geschiedt 
bij de Doopsgezinden steeds door de Ver- 
maners , en wordt dan met gebeden begonnen 



Digitized by VjOOQIC 



VAN "OVER HET IJ." 



385 



en gefiindigd , terw\jl er een troostend woord 
bij gesproken wordt. Dit behoort anders 
tot het ambt van den schoolmeester en levert 
hem een groot deel van zijn salaris op. 
De dikwyls galmende toon van den man, 
die leest als of hij voor het bordje in de 
kerk staat, klinkt niet altijd harmoniesch 
met den rouw die in de harten huist van 
hen , die z66" zijne diensten gebruiken moeten. 
Zoodra is het nor niet geslagen of de 
klok begint te luiden, en de naaste der 
buren, d.i. hij die naar de z\jde der kerk woont, 
treedt, na eerbiedig geklopt te hebben, de 
kamer binnen en : "vrienden , het uurtje is 
geslagen! kunnen wij voortgaan het lijk tor 
aarde te bestellen?" zooluidt de vorm zijner 
"opeisching", die dikwyls met haperende stem 
gesproken wordt ; want het besef van 't gewigt 
zjjner taak doet hem vaak het hart klop- 
pen. Hjj ziet het zachte knikken niet, maar 
veronderstelt het als antwoord op z\jne vraag , 
en sluit met de mannen die hem vergezel- 
len de kist. Z\j dragen ze door de dooddeur 
naar buiten, waar reeds van den vroegen 
ochtend af de baar voor de dear gestaan heeft. 
De dragers verrigten dezen dienst uit buur- 
schap. Van elke zijde van het hnis worden 
zes personen gevraagd , terwgl de vrouwen 
der naastwonenden als "kleedoplegsters" 
dienen. De buurman aan de zy'de der kerk, 
als de naaste, heeft voor alles te zorgen, 
en wil dat steeds doen, en de een voor den ander. 
Ongetrouwden , tenzij ze reeds op jaren zgn , 
worden altijd door ongehuwde personen graf- 
waarts gedragen. Niet ieder evenwel ver- 
vult dien burgerplicht. Velen laten het 
door hunne knechts of door anderen, zich 
daartoe aanbiedenden verrigten en staan 
dan aan dezen het "uitgedeelde" af, of 
betalen eene kleinigheid , zoo er geen "draag- 
geld" gegeven wordt. Dezen dragers wordt v<56r 
de begrafenis steeds een glas bier geschonken. 
Zoodra de kist op de baar geplaatst is, 
wordt het kleed er over gehangen en nemen 
de dragers den last op de schouders, om 
er "statig" mede grafwaarts te gaan. De 
naastbestaanden volgen hen naar graad der 
verwantschap 

De oudsle op straat, 
Da naaste in graat, 
lb70. 



en zoo verder, de ovcrigenzooals ditbijzwggende 
overeenkomst of regeling geschikt is , "mans 
\66t vrouwen" , doch alien paarsgewyze. De 
vrouwen gehuld in hare huiken of regen- 
kleeden, zooals ze ook om de kist gezeten 
hebben. In de kerk is de groeve geopend, 
en met behulp van den doodgraver laten 
de dragers de kist er in neder. De naast- 
bestaanden werpen de eerste schoppen zand 
er op, terwrjl de dragers verder die taak 
vervolgen. Is de kist voor het oog als ver- 
borgen, dan zetten zij de baar over het 
graf en ontblooten het hoofd, ten teeken 
dat de plegtigheid verrigt is. In dezelfde 
orde keert de "ljjkstatie" terug, doch de 
dragers gaan nu er achter , terwijl by het 
verlaten der kerk het luiden ophoudt. Soms 
gebeurt het, dat lijken van eigenaars van 
molens of werven door hunne arbeiders ge- 
dragen worden, en veelal dat bij hunne 
begrafenis alle de knechts het lijk volgen. 
Een enkele maal geschiedtdebegraving zonder 
klokgelui, hetgeen "bijzetten" genoemd wordt. 
In het sterfhuis teruggekeerd , wordt door 
den dominee of vermaner — die met hunne 
vrouwen steeds bij de begrafenis genoodigd 
worden — nog een bemoedigend woord ge- 
sproken. Als dit gefiindigd is , zet men zich 
om de tafel, waar den mannen tabak en 
pijpen aangeboden en eerst thee gedronken 
wordt, en waarna men koffij met wit- en 
krentenbrood , somtijds koek en gerookt 
vleesch opzet. Tot negen of tien ure blijft 
men zoo te zamen , en moge ook dit zamen- 
zyn niet ontaarden in hetgeen van de 
doodmalen, elders gebruikelijk , wel ver- 
haald wordt, en moet men het goede niet 
miskennen , dat oorspronkelijk in dit "na- 
blijven" der betrekkingen en vrienden ge- 
legen is, om den treurenden de ledigheid 
van het huis niet zoo dadelijk te doen ge- 
voelen en hen door deelnemende gesprekken 
op te beuren en te sterken , toch geven die 
bjjkomende spjjzen en dranken alras eene 
andere wending aan de droevige stemming en 
worden de gesprekken wel eens van dien 
aard , dat het doel der zamenkomst als ver- 
geten schijnt, en na het scheiden de ledig- 
heid en het "alleen achterblijven" zich te 
sterker laten gevoelen. 

49 



Digitized by VjOOQIC 



386 



DE OUDE TLTD. 



De treurige plegtigheid is alzoo volbragt 
Er moet nu echter nog een pligt der dank- 
baarheid vervuld worden , eerst aan de buren 
voor hunne hulp — het uitstrekken , kisten , 
en dragen , alles wordt afzonderlijk met eene 
Tereering in geld beloond — dan aan den lezer , 
wien mede eene gift wordt uitgereikt, en 
eindelyk aan de familie en vrienden , wier 
belangstelling vergolden wordt door bet ge- 
schenk van een krentenbrood of koek , welke 
laatste, onder den naara begrafeniskoek be- 
kend, door vorm of smaak zich van den 
gewonen onderscbeidt. Eene enkele maal 
worden er ook begrafenis-penningen uitge- 
deeld. Zeer velen hebben by hunne laatste 
beschikkingen aan kerken , weeshuizen en 
dorp eene som gelds vermaakt, en de ach- 
tergeblevenen haasten zich om den wil des 
overledenen te voldoen. Zoo verzuimen zy 
ook niet om op de zerk, die de groevedekt, 
den naam , ouderdom , ja soms het beroep of 
kwaliteit van den begravene te doen beite- 
len , meest met een zinnebeeld op den naam 
of het beroep , hetwelk by velen later als wapen 
wordt aangenomen. 

Aan uitcrlijke teekenen van rouw ontbreekt 
het mede niet. Heeft gedurende den tijd , dat 
het lyk boven aarde staat, de molen van 
den overledene stil gestaan met het kruis 
naar het sterfhnis gekeerd en zijn al de 
windborden van de roeden afgenomen, na 
de begraving worden die borden wel weder 
opgelegd, doch zes woken lang, als wind- 
stilte of zondagsrust er toe noopt , wordt de 
molen in dezelfde rigting gezet, met "de 
roed v66r de borst". Ook de molens der 
naastbestaanden "rouwen" in dien tyd ; doch 
hier zijn niet alle de borden weggenomen. 
De graad van bloedverwantschap bepaalt 
het getal, en de molens staan slechts op 
den dag der begrafenis stil. Al naar de zwaarte 
van het geleden verlies wordt de rouw door de 
betrekkingen gedragen; de mannen toonen dien 
door een floers om den hoed van smaller of bree- 
der vorm en door het zwarte gewaad; de vronwen 
door het meerder of minder zwart harer 
kleederen. Zoo heeft men den diepen of zwaren 
ronw , welke een jaar — den halven of ligten 
rouw , welke den overigen tijd gedragen wordt , 
om dan nog door telkens flaauwer schake- 



ringen weder in gekleurd over te gaan. Dat 
rouwdragen duurt voor de meest treffende 
verliezen van ouders of echtgenoot twee voile 
jaren , en die lange tyd is wel oorzaak 
by vele familien, dat ze zelden geheel "uit 
den rouw"-*komen. l 

Z66 wordt in de hoofdzaak, by aanzienlyken 
zoowel als by geringen , aan de overledenen 
"de laatste eer" bewezen; het onderscheid 
ligt alleen in de uitvoering. * — 

Wij warcn nog druk in gesprek toen de 
schout mijn vriend kwam bezoeken. Hij was 
mij op dat pas eene welkome verschyning, 
want ik herinnerde my nog zijne mededee- 
lingen op de bruiloft gedaan , en twijfelde 
ook niet , of hij zou mij ook thans weder 
eenige byzonderheden kunnen mededeelen , 
die hem uit den aard zyner betrekking beter 
dan mijn vriend bekend konden zijn. Ik had 
my dan ook niet bedrogen. — Om het zich 
gemakkeiyk te maken vroeg hij myn vriend 
het vroeger genoemde privilegieboek. u Wat 
vroeger in zwang was," zeide hij, "zult ge 
hieruit het best kunnen opmerken, want 
waarom anders die keuren? Ze leeren ons 
ook, dat de mensch in de ernstigste zaken 
al spoedig een reden tot weelde vond , en dat 
de justitie zoowel in 't droevig als in 't bly , den 
verdoolde tcregt moet helpen. Hier heb ik 
een keur van 18 Mei 1616: 

"Alsooinen dagelijks bevinden dat die klock alhier 
van vccl pcrsoneu , over seek ere dooden ofte over- 
ledenen, seer enorm ende onijestadigh boven onre- 
delickheyt wort geluvt, waeruyt liehtclijck ccn 
ongehiek sonde eanseren , 't zy om den klock te 
scheiiren ofle andersinte, e^idc oock tot swarc las- 



1 Het dragen van de hnik na de begrafenis hield 
niet lang stand, ofsehoou bij de doopsgezinden dat 
gewaad bij het viercn van het avondniaal tot in 
het begin der vorige eenw nog gcbrnikt wenl. 

- T)e eerst en werden in de kerk, de anderen op 
bet kerkhof begraven onder de groene zodtm ; beidr 
betaaldcn kerk- en begrafenisregten naarde klasse 
waarin zij zieh aangeven; de armen wenlen voor 
rekening van wicn het aangiug ter aarde b««teld. 
Toen de graven in de kerken alien partieulicr eigen- 
dom ge worden waren, kocht men, als 't noodig 
was, eene grafruimte op het kerkhof en Het dcze 
met eene zerk dekken. Opmerkelijk is bet, dat de 
graven in bet "hekjc" om den prodikstocl , en in 
bet midden der kerk , bij velen de voorkeur hadden 



Digitized by VjOOQIC 



VAN "OVER HET U.' 



387 



ten van den Toorn ende datter aenkleeft ; omme 
wacriune te versien, soo hebben Schout endeSche- 
penen, na voorgaende klachte , gckeurt geordonneert 
en gestatueert, keuren ordonneere ende statueren 
mits deseu : Dat hem niemant sal vervorderen den 
voorsz. klock van nu voortaen nieer te liiyen over 
Dooden ende andersints, nieer dan met drie Man- 
nen oftc oude Pevaonen ende jonge Luyden nae 
advenant, telekens op de boeten van tien Stuyvers 
by elck persoon te vcrbcuren, ende die bekeuriuge 
van die sal ineede gedaeu inogen worden van de 
Schoolmeester , die welcke daerinne volkooinelyck 
sal ghelooft worden, soowel oft de Schovt sclver 
ghedaen hadde." — 

"Die schoolmeester is in onze dorpen een 
gewichtig persoon ," merkte de schout met 
een glimlachje aan. "Behalve dit ambt van 
8tille-verklikker is hij ook doodgraver, al 
laat hij het werk door anderen doen. 
Als zoodanig moet hij zorgen voor het kerk- 
hof en de graafgereedschappen , het maken 
en ruimen der graven ; verder houdt hy het 
begraafboek en ontvangt de regten , die door 
hem echter weder aan kerkmeesters , wier 
koster hij almede is, verantwoord worden. 
Vroeger waren onze graven enkel met stee- 
nen bevloerd; in 1619 is echter het leggen 
van zerken meer in gebruik gekomen. 

"Verder lezen we hier nog: "om by een 
kind , dat dood over de aarde staat , niet 
langer te blijven waken als tot 's avonts ten 
tien are — " ; evenzoo mogten de buren zulks 
niet doen by eenig ander ltjk. — Des Zon- 
dags mogten gecne graven in de kerk geopend 
worden of op het kerkhof "voor en aleer 
de tweede predikatie gedaen ende sal wesen." 

"Niemant, 't zy jonck of oudt, sal hem 
vervorderen eenige Bloemen, palm of ander 
kruyt voor Dooden te garen ofte Hoetjes te 
maecken , noch eenighe Hoetjes aen te han- 
gen". Dit is eene keure van Wormer, die 
zeker al zeer oud is , althans van het begin 
der zestiende eeuw. Van geene onzer andere 
dorpen heb ik eene dergelijke gevonden. Dit 
gebruik, ook van elders bekend, moet dus 
in deze buurt alleen op dit dorp in zwang 
geweest zyn. 

"Hier lees ik weer iets over de kisten , en 
hoe te Wormer eene keur noodig geacht 
werd "dat alle timmerluyden en kistemakers 
gehouden sulle wesen de doodtkisten water- 



dicht te maken". Zeker werd er de hand 
wel eens mede gelicht; en toch laten die 
zaken zich goed betalen. Te Wormer had 
men eene bepaling, die zeker door den een 
of ander voor de gezondheid bezorgde vroed- 
schap is genomen. Op boete namelyk werd 
verboden dat niemant sijn hoet salmooghen 
afhouden, terwyl doode begraven worde". 
Hier heeffc men meer eerbied voor een doode 
wanneer hier iemand op straat eene lijkstatie 
tegenkomt , zal hy steeds het hoofd ontbloo- 
ten en wachten tot dat de stoet voorbij is. 
Daar is ook nog een andere keur in zwang 
geweest, namelijk "dat men geen Doode 
onder de hand sullen mogen ter begraven 
dragen, 't zij dat de Dooden verdroncken 
zyn ofte kraemvrouwen , ofte anders (?) maer 
alle op de schoudera gedragen sullen moe- 
ten worden. Ook hebben wy en de meeste 
andere dorpen keuren, "om op het kerkhof 
geen kleeren te bleeken , noch beesten te 
laten loopen , kalvers noch Hoenders , varkens 
schapen of honden; geen asch, vuyligheyt 
of andere materie te smacken ofte brengen." 
Verder "sal hem niemant vervorderen op het 
kerckhof te loopen rasen, smacken mitstee- 
nen , kluyten of andere ontucht te bedryven , 
er te loopen jagen en springen over de gra- 
ven en andere rebelligheid , ja klootschieten , 
kolven of kaetsen op dat kerkhof of daar- 
omtrent", en dat alles op de boete van 42 
kennemer schellingen , de ouders voor haar 
kinderen te betalen : de Meester voor haer 
knechts, de Vrouwen voor haer meiskens, 
die selve aen haer huer sullen mogen korten." 

"Van gedenkteekenen in uwe kerken zal 
wel geene sprake zyn, denk ik?" 

"Och neen? Zulke beroomde niannen heeft 
ons dorp niet voortgebracht , al kunt ge op 
de zerken een tal van namen lezen van hen , 
wier handel en bedryf eene herinnering waar- 
dig waren. Het eenige wat onze kerk aan de 
westzijde bezit en waarom het volk ze de 
"bullo kerk" heet, is de groote schilderij, 
ter vereeuwiging eener droevige gebeurtenis 
daar opgehangen. Hebt gy dit nog niet ge- 
zien? Niet? Kent gy ook de platen niet, 
die men over des Stiers Wreetheydt heeft 
uitgegeven? Ook al niet? Misschien is u 
dan ook niets van die geheele geschiedenis 



Digitized by VjOOQIC 



388 



DE OUDE TIJD. 



bekend. Welnn, hier hebt ge een versje, 
wat u in eens op de hoogte brengen zal : 
Als men schreef zestien hondert zeven en veertigsict 
Is 't Augustus 20 en 9 tot West Sardam geschiedt 
Dat een Stier, wreed en boos , niet eens maar uienig- 

(malen 
Zijn Meester werpt om hoog en doct hem aan vcel 

(qualeu. 
De Vronw komt om de Man te hclpen in dees nood 



En verder zal de beer schout , voor wien zicb 
toch alle deuren openen , wel zoo goed zijn 
u de schilderij te laten zien." 

Mijn tjjd was echter te beperkt omthans 
reeds van het vriendeliyk aanbod gebruik te 
maken , doch ik recomraandeerde mij voor eene 
volgende gelegenheid. Ik bleef ook liever 
dien dag met mijn vriend en de zijnen te 



De schilderij in de Bullekerk te Zaatidani. 



Hij doet haar desgelijks en scheurt haar op de schoot 
Waardoor eeu Jonge Zoon zeer schielijk komt te vooren 
Lag van de Moer in 't veld vicr vaam door des stiera 

(toren ; 
Dees Man en zijne Vrouw na zes en dcrtig uuren 
Moesten met groote pijn beide de dood bezuuren 
En 't ongeboren kind heeft geleefd maanden negcn 
Is doen mede gerust; geuieten *s Heeren zegen. 

(Naror seller, 1869). 



zamen , om eens in ruste te praten over het 
verleden. ' 



1 Hij vermoedde het nict, onze hooggeacht« 
vriend Honig, dat dit voor hem de laatste maal 
zou zijn, dat hij met zijue vrienden in ruste zou 
mogen praten. Onder het zetten toch vau dezc 
zijne woorden over begrafenis en rouw, werd hij 



Digitized by VjOOQIC 



DORDRECHT IN DEN AANVANG DER 17c EN DER 1 9 C EEUW. 



389 



zelf na een korte ongesteldheid ten grave ge- 
bragt en zijnc zoo gelukkige famielie in ronw ge- 
dompcld. 

Het zoa van groote ondankbaarhcid getuigen , 
zoo we niet een woord van hulde aan de nage- 
dachtenis van onzen geachlen medewerker toe- 
brachten , die steeds onvermoeid zocht en opspoorde , 
wat voor de geschiedenis van de Zaanlanden , waar 
de naam Honig ondcr de meest bekende klinkt, 
van eenig bidang kon zijn eu die tevens, niette- 



genstaaude zijnc veelvuldige werkzaamhedcn , door 
anibts- en verderc betrekk'mgen hem opgelegd , ge- 
legenheid wist te vinden, de vruchten van zijn 
onderzoek aan andcren mede te declen. 

Met wcemoed zien wij den man na, van wien 
nog zoo veel verwacht mocht worden. 

Zijne nagedachtenis zal steeds in eere blijvcn , bij 
allcu , die hem en zijnc werken hebben inogen kennen. 

v. D. K. 



DORDRECHT IN DEN AANVANG DER 17° EN DER 19- EEUW. 

DOOR 

Dr. G. D. J. SCHOTEL. 
(Vervolg van bladz. 249.) 



In den aanvang der XVII eeuw waren 
er in Nederland twee steden, waarin de 
fraaije kunsten, en by uitnemendheid de 
nederduitsche taal en lctterkunde, beoefend 
werden , en die te regt , ;t setels der sanggodin- 
nen", "tempels der musen", "uytneraendein 
const-liefde en constenaren", werden genoerad ; 
Amsterdam en Dordrecht, "mededingsters 
in handel en scheepvaert , susters ghelyckende 
in excellentie van gaven van musyck ende poe- 
876." In "poesye, waerin jeughdige bemin- 
naers als aen hoogescholen werden geoeffent." 
Deze hoogescholen kunnen niet anders dan 
de rederjjkkamers H bloeyend Eglentier , de 
Bijencorfi de witte Lavenderbloem , te Am- 
sterdam, te Dordrecht de Fontein geweest 
zyn. Al de groote dichters aan Amstel 
en Merwe waren kweekelingen en leden dier 
broederschappen. In beide steden hadden de 
dichters hunne Maecenaten, en wat Maiden 
voor die van Amsterdam was , was Devel- 
stein voor die van Dordrecht. Daar vereenig- 
den zich des zomers de uitstekendste geesten 
van den lande : Vossius , Barlaeus , Anna 
Maria van Schurraan , Anna Visscher , gelijk 
te Muiden , Vondel , Reael , Sweeling , Duarte , 
Tesselschade , en mogten de van Beverens 
als geschiedschrijvers en nederduitsche dich- 
ters niet bfl Hooffc vergeleken kunnen wor- 
den, zfl overtroflfen hem als staatslieden en 
beoefenaars der latjjnsche Mnse. 



Vooral bereikte de geestdrift voor muziek 
en poezy te Dordrecht haar toppunt , toen Cats 
er het pensionarisschap bekleedde. Hier schreef 
hij zelve een menigte gedichten , die in zflne 
bundels verspreid z\jn, doorweefde hfl den 
Schat der gezondheid en ongezondheid van 
Beverwyck met zgne zangen. Zelfs poorten, 
gestichten en graven gaven er getuigenis 
van zflne ervarenheid in het punt- en graf- 
dicht. Lydius bragt sommige zijner verzen 
in de taal van Latium over en dichtte in 
zijnen trant ; Jacob de Witt , de van Nispens , 
Godewyck, en zoo vele anderen, werden in 
zyne school gevormd. Doch met zijnvertrek 
week de Muse niet uit de grijze vest. Alle 
soorten van poezy werden meer of minder 
gelukkig beoefend. Reeds gewaagden wij van 
de dramadichters. In het puntdicht noemde 
men Overstege i4 den tweeden Martiael", Jonck- 
tys volgde in het minnedicht Janus Secundus na, 
van den Bos beoefende het heldendicht, 
Abraham van de Mijle de nederduitsche taal 
en dichtkunst beide. Simon van Beaumont, 
Jeremias de Decker, later naar de Amstel 
vertrokken, Samuel en David van Hoogstra- 
ten, Castilleios, Caspar Parduyn, Moesien- 
broeck, Johannes van Someren, Marie de 
Witt, Jacob de Witt, later Jan de Witt, 
voorts Agneta Colvia, Maria Visscher, die 
zich na haar huwelyk met Adriaan van 
Wesel te Dordrecht had ne^rgezet, tok- 



Digitized by VjOOQIC 



390 



DE OUDE TIJD. 



kelden alle de nederduitsche lier. Wij noe- 
nien hier slechts enkelen van velon , en dat 
er tusschen de dichters even als tusschen 
de schilders ecn vriendschappelijke band 
bestond, blijkt uit de menigte liedboekjes, 
waarin zij onder hun zinnespreuke hunne 
luimige dichtstukjes plaatsten , uit de lofver- 
zen die zij voor elkanders werken plaatsten , 
en de gedichten waarmede zy elkanders jaar- 
dagen , bruiloften enz. versierden , en de a tra- 
nen" en "weeklagten" en u droeve zielebeden" 
die zij bij elkanders dood en grafnitstortten. 
Dat ze na de kwijning en eindelijke ont- 
binding der Fontein nog andere vereenigingen 
hadden, waarin zij hunne verzen voorla- 
zen, besnoeiden en lekten, of zich onder- 
ling over de schoone kunst onderhielden , 
is wel waarschijnlijk , docb niet zeker. Ten 
minste ontmoetten wij van de talrijke 
kunstlievende genootscbappen , die zich aan 
het eind der d7 e eeuw schier overal in ons 
vaderland vonnden, er niet e'e'n te Dort. Aldaar 
begon zich, vooral in het laatste gedeelte 
dier eeuw , allengskens een andere rigting te 
openbaren. De geestige en luimige zangers 
uit den aanvang , de meer statige en deftige 
uit de helffc dier eeuw, werden door rijme- 
laars vervangen, die hunne theologische 
denkbeelden en hunne drooge en verveelende 
zedekundige vertoogen en lessen in berijmd 
proza go ten en den "goedgunstigen en dicht- 
lievenden lezer" voorzetten. In het laatst 
der 17 e en het grootst gedeelte der volgende 
eeuw , ontmoetten wy zelfs niet e'e'n dichter , 
waardig dien naara te dragen , aan de Merwe ; 
doch in het laatste gedeelte er van , begon- 
nen Elikink, van den Breugel, Repelaer, 
van Steenbergen , Lamme , Joannes en Pieter 
van Braam,Bluss£, schoon alle nog genootschap- 
pelijke dichters, betere toonen aan te slaan. 
t De meesten zongen in den geest van Young 
en Herveij , of gaven navolgingen van Gel- 
lert. Vooral bragt het verblijf van Hoeufft te 
Dordrecht veel toe om de oude zanglust te doen 
ontwaken. Het was echter eerst in den aanvang 
der 18 e eeuw dat de oude dichteren school 
aan de Merwe wederom geopend werd, en 
er zich manncn in vonnden, die met de 
dichters uit den aanvang der 17 e kon- 
den wedyveren. Wij noemen slechts van 



Groningen, Kisselius, Schouten, en onder 
de dii minores Schull, Bosson, Balen, 
de Jager, van der Meer. Nu werd ook 
Diversa sed Una gesticht. Openlijke ver- 
gaderingen werden gehouden, waarin voor 
een talrijke schaar van vrienden en vrien- 
dinnen van het schoone en goede, niet al- 
leen door de genoemde mannen, maar ook 
door andere begaafde Dortenaren, zooals de 
advocaat Timmers Verhoeven, wiens elogium op 
J. de Decker een welverdienden lof inoogstte 
de even geleerde als smaakvolle Huet en 
Vockestaert, en van den Brandeler, die 
zoowel de nederduitsche als de grieksche, 
latynsche en britsche lier bespeelde , de wel- 
sprekende kerkredenaren Kist, Wildschut, 
vooral B. F. Tydeman, even uitstekend 
dichter als geoefend oosterling, J. G. Velt- 
raan , die met Kist en Tydeman lang den 
presidialen stoel van Diversa bekleedde , 
de geestige en schrandere Schull , en de als 
musicus, dichter en mensch hooggeroemde 
Antoni Kist, de wakkeren oudbeidkun- 
dige en veelzydig gevormde Jan Smits Jr. , 
voorlezingen in poezy en proza , over allerlei 
onderwerpen werden gehouden. De roem van 
het Genootschap lokte ook vele dichters en 
geleerden uit andere oorden des vaderlands 
naar Dordrecht , en ook Scheltema , van der 
Hoop , Tollens , Gebel droegen er hunne mees- 
terstukken voor. 

Waren de openbare vergaderingen ingerigt 
om het letterlievend publiek aangename en nut- 
tige avonden te verschaffen , de bijeenkomsten 
der werkende leden verschaften ook een rijke 
bron van genot. Daar vereenigden zich des win- 
ters op bepaalde tyden de uitstekendste man- 
nen , die Dordrecht toen binnen hare muren be- 
zat, niet- slechts om gedichten en proza - 
stukken te hooren voordragen, maar om er 
hun oordeel over uit te spreken , elkander 
te oefenen en over alles wat in het rijk van 
kunst en wetenschap voorviel te onderhouden. 

Met verlangen werd steeds naar die winter- 
avonden uitgezien ; zeldzaam verzuimde men ze, 
en nooit ging men onvoldaan van elkander. De 
uitstekendste. voortbrengselen van poezy en 
proza , welk in die jaren te Dordrecht in het 
licht verschenen, waren in deze byeenkom- 
sten voorgedragen en beoordeeld. Ook de 



Digitized by VjOOQIC 



DORDRECHT IN DEN AAN V ANG DER 1 7 e EN DER i 9 EEUW. 



391 



beoefening der physica werd niet ver- 
geten, en het genootschap bezat zoowel 
een uitstekende verzameling van physische 
instrumenten als een goede bibliotheek. 
Behalve deze vereeniging waren er toen 
te Dordrecht nog anderen. Zoo vonnden 
de voortreffeljjke van den Noordaa, \jverig 
oudheid- en penningkundige , de meermaal 
genoemde en nooit genfreg door mjy gewaar- 
deerde Jan Smits Jz. , mijn vader en ik , 
toen proponent, een historisch antiquarisch 
kringetje, waarin ons liefhebberij-vak werd 
besproken , soms penningen en oudheden , ook 
wel teekeningen en prenten bezigtigd wer- 
den. Als ik aan deze gezellige bijeenkomsten 
denk, dan roep ik nog met Jufvrouw Post 
nit: 

O, die liebe Abcndstande, 
Kostlich, hciTlich sind sic mir. 

Behalve deze bestond er nog een derde ver- 
eeniging , waarin over letter- en vooral dicht- 
knnde werd gehandeld. Hiertoe behoorden 
Schull en van der Hoop , die toen aan hnnne 
Bijdrctgen tot Boeken- en MenschenkennU ar- 
beidden ; Van Groningen , Kisselius en ande- 
ren , ook ik , werden van trjd tot tijd uit- 
genoodigd aan die bijeenkomsten deel te 
nemen. 

Wij noemden zoo even J. Smits Jz. Deze 
was toen de vraagbaak van Dordrecht in 
al wat geschied- en oudheidknnde betrof. 
Een zyner vurigste wenschen was met mij 
een Beschrgving van Dordrecht in het licht 
te geven. Er was te Dord geen sympathie 
voor onze onderneraing , en de regeering had 
toen niets voor knnsten en wetenschappen 
over , gelijk die ten tijde van Gondhoeven , 



Beverwijck, Balen en van Van der Wall. 
W\j moesten onzen arbeid staken. Hadden w\j 
hem later begonnen, toen een Lotsy of de 
Raadt aan 't bewind waren , en de bekwame 
Secretaris van den Brandeler aan 't hoofd 
van 't Archief stond, wg zouden beter 
geslaagd zyn. 

Nog e'e'ne opmerking. In de 17 e eeuw 
waren er verscheidenen te Dordrecht , die zich 
met het vertalen van oude Grieksche of het 
schrijven van oorspronkelijke romans bezig 
hidden. Wij herinneren slechts aan de 
Grieksche Fenua van van Nispen , de overzet- 
tingen van van Someren, het Tooneelder Jalou- 
syen van Joncktys, de Arcadia en een reeks van 
andere romans van van den Bos. Gedurende het 
tweede gedeelte dier en de geheele 1 8 e eeuw ver- 
scheen er niet e'en , doch in den aanvang 
der 19° maakte zich Brnggemans als ver- 
taler, en Maarseveen als schrijver van oor- 
spronkelflke romans , in den geest van Kist , 
bekend. 

En nn meen ik genoegzaam mijne stelling : 
dat het Dordrecht in den aanvang der 17e 
en der 19 e eeuw den toets der vergelijking 
door kan staan, bewezen te hebben. 

Hoe het thans aan de Merwe gesteld is, 
kan ik niet be^rdeelen. Toch moge ook van 
mfln geboortestad nooit kunnen gezegd worden : 

'\Sy is van d'oiule deught en eeiivoud gautseli ver- 

(vullen, 
"H^r hiiysen, borgteu svn met uvtgestreektehallen, 
"Men leelt er fier eu Irotseh en wint er werells 

(goet , 
"Men smaekt er volop weeM. uien handelt in 

( voorspoct, 
"Maer laey! de<*glykheyt en oude goede zeen, 
"Gansch zv verdwenenzvn , als wolcken naar ik meen. 



GESCHIEDENIS VAN DE KLEEDING IN DE VROEGERE TIJDEN, 

Dooa 

D. VAN DER KELLEN Je. 

Vervolg van bladz. 333. 



Op bladz. 331 is er reeds ter loops ge- 
sproken over de schellendracht , eene mode , 
die in Engeland en Frankrgk weinig, doch 



in Duitschland grooten opgang maakte. Ook 
in ons land schijnt men er nog al mee op 
gehad te hebben ; immers op de afbeeldin- 



Digitized by VjOOQIC 



392 



DE OUDE TIJD. 



gen der Graven van Holland vindt men die 
voor een groot deel met schellen getooid. 

Daaruit zou men opmaken , dat die dracht 
gedurende den geheelen duur der grafelijke 
regeering in de mode was, zoo men niet 
wist, dat die raeeste portretten te gelijker 
tijd , dat is in net laatst der 15 * of in 't begin 
der 16 e eeuw gemaakt zijn en men das daar- 
voor de kleeding van zyn tyd, of die men zich 
uit zijnejeugd herinneren kon, genomen heeft. 

Men droeg klokjes en bellen , nu eens aan 
kettingjes aan den gordel hangende , dan weer 
had men ze aan een ten hand breeden fluweelen 
band , die over den eenen schouder op de andere 
henp afhing, op de wyze als de tamboer- 



en om te toonen , dat die gekheid aan de 
narren behoorde ? Hoe het zij , na dien tijd 
is de bel een der attributen van den nar 
gebleven. 

Ook aan de snavelschoenen hebben we 
reeds een enkel woord gewijd. Zij waren in 
die tijden welnietiets nieuws ,maar toch, to en 
bereikten zij den hoogsten graad van ontwikke- 
ling. Vroeger waren reeds ze verboden , schoon 
't niet hielp ; of men ook aide straf liet dragen 
door den schoen maker, die ze maakte of 
door hem die ze droeg , 6f ook al als straf 
des Hemcls de bliksem aan een bnrggraaf 
en zijne vrouw en anderen de snavels hunner 
schoenen afsloeg, zonder hen verder iets te 



Kleeding in dc tweedc hclft der lie ecu*-. 



majoors die banden dragen ; er waren er ook , 
die met een klokje aan een ketting om den 
hals pronkten. Op een uit dien tijd overgebleven 
borduurwerk ziet men een ridder, die den onder- 
zoom van zijn kleed geheel met bellen heeit 
bezet ; een weinig boven den zoom loopt een 
tweede rei bellen; om de schouders volgt 
een derde rei , terwijl een enkele vrij groote 
klok hem aan den gordel op den rag hangt. 
Hoe een verstandig mensch aan zulke gek- 
heid kwam, de Hemel moge 't weten. Was 
het om de narren na te volgen , of wel gingen 
de narren, die meestal slimme koppen wa- 
ren , ze dragen om de mode te bespotten 



deeren, men stoorde zich er niet aan. En 
toch , hoe lastig de dracht was , blijkt daar- 
uit , dat by meer dan Ce'n gevecht de sol- 
daten de punten hunner schoenen afsneden, 
om zich gemakkelijker te kunnen bewegen. 
En hoe kon het anders, wanneer men aan 
zijne voeten schoenen heeft, die wel drie 
maal de lengte van den voet hebben ; wan- 
neer by het loopen dat overtollige eind nu 
eens slap heen en weer fladdert, of, zoo het 
zeer stijf opgestopt en omgekruld is, altijd 
u een eind voor de voeten vooruitloopt ? als 
gij soms genoodzaakt zoudt zyn, door ket- 
tingjes die lange einden aan de knieen vast to 



Digitized by VjOOQIC 



GESCH1EDENIS VAN DE KLEED1NG IN DE VROEGERE TIJDEN. 



393 



maken ? En nog was dit ongemak nog niet alles , 
maar men droeg daarbij nog bovendien hoaten 
onderschoenen , spottender wys stillegangers 
genoemd , juist wyl ze door hun geklos vcel 
geweld maakten, daar ze blj al hare groote 
leagte slechts door een riem , waar men den 
voet doorstak en later door een riem, die 
over den yoet gekruisd werd, dus vrij los, 
aan den voet verbonden zat , en daardoor bij 
elken voetstap een klossend geluid maakte. 
Aanvankelijk bestonden ze eenvoudig uit een 
plat stuk bout; later maakte men ze met 
hakken en klossen onder den bal van den 
voet, zoodat de snavel, die ook aan ben 



raodellen, die de daar zoo bloeijende kunst 
aan de nijverheid aanbood. De ververijen 
waren ook zeer beroemd door de frischheid en 
duurzaamheid van bare kleuren. 

De vorsten en de adel maakten een mini 
gebruik van al dat moois. Zoo bad Karel 
in den slag van Granson niet minder dan 
honderd rokken met goud gestikt bq zich. 
Ze werden daarin in de verte door de bur- 
gery , die bij die weelde zeer goed stond en 
hoe langer hoe rijker werd, nagevolgd. 

De pracht der kleeding van die dagen 
moge de oogen verblind kunnen hebben , veel 
smaak in de snede heerschte er echter niet. 



Kleeding in de 2e hclft der 15e eeuw, 



niet mocht ontbreken, vrij in de lucht stak en die 
van den eigenlijken schoen daarop kon rusten. 



In de tweede helft der 15 e eeuw was het 
voornamelyk het Bourgondische hof, dat in 
de mode aan het beschaafd Enropa den toon 
aangaf. Zoowel Philips de goede, maar 
meer nog zyn zoon Karel de stoute bielden 
er bizonder veel van , groote pracht en weelde 
in alles , ook in de kleeding tentoontespreiden. 
De Nederlanden waren dan ook destijds de 
rijkste staten , dank zij hnnnen bandel en 
nijverheid. De fijnste, kostbaarste stoffen 
werden er vervaardigd naar de schoone 

1870. 



Bij de galakleeding van de groote heeren 
behoorde destyds een wrjde lange overrok, 
die van voren toegeknoopt kon worden , ge- 
voerd en omzoomd met hermelijn of ander 
bontwerk. De monwen waren wijd en som- 
tijds twee aan e'e'n arm, waarvan de een 
aangetrokken werd, de tweede los van den 
schoader naar beneden hing. Daarentegen 
droegen anderen weder een wel wjjden doch 
korten rok, die nauwelijks een handbreedte 
over de heupen of wel tot aan de kniefin 
kwam en aan den gordel dichtgehaald werd , 
met mouwen , die behalve van onderen ook aan 
de z\jde een lange opening hadden ; beide ope- 

60 



Digitized by VjOOQIC 



394 



DE OUDE TIJD. 



ningen konden naar verkiezing gebruikt worden. 
Bij den langen zoowel als bij den korten overrok 
behoorden de schouders hoog opgestopt of 
opgepoft te worden , min of meer als de pof- 
mouwen die de dames voor een twintig jaren 
droegen , om den schouder breeder te toonen. 
Bij onze heeren echter was het meer te 
doen om den schouder te yerhoogen. 'T was 
zeer wansmakelrjk. 

Geen edelman droeg in die tijden een 
baard, daarentegen lang haar, midden op 
het hoofd gescheiden , of \ wel laag op het 
voorhoofd bijna op de oogen hangend, en 
daar recht afgesneden. De meest gewone 
wijze om het hoofd te beschutten was de 
vilten of kastoren hoed , vrij hoog , eenigsins 
van boven smaller toeloopend en daar afge- 
plat. De bekende hoed van Karel was er ook zoo 
een , doch van geel flnweel ; in plaats van 
het bandje , wat wij om onze hoeden hebben , 
had hij er een kroontje op van groote en kleine 
robijnen en saffieren. Verder daarboven nog 
3 rijen paarlen , en van voren een groot ver- 
siersel van diamanten , robijnen en paarlen , 
waarin een witte en een roode krullende 
veder staken. De hoed werd door de Zwitsers 
buitgemaakt en met nog een diamant voor 
4700 gulden verkocht. 

Daar de hofetikette toen begon te ver- 
bieden, aan het hof den hoed op het hoofd 
to houden , bedachten de ridders er wat op 
om hun hoofd voor de koude te beschutten. Ze 
droegen namelijk onder hun hoed een muts , 
bijna van den vorm van den hoed en van 
een kwast voorzien , doch zonder rand. Die 
hidden ze op 't hoofd , terwijl ze den hoed 
in de hand hadden of aan een band op den 
rug lieten hangen. 

De vrouwen droegen nog zooals vroeger 
twee kleederen over elkaar. Weinig echter 
viel het onderkleed in 't oog; slechts op 
de borst en aan de voeten, waar het met 
een breeden rijkgestikten zoom versierd was, 
kwam het te zien , terwjjldat onderkleed, om 
den fraai gepunten schoen niet te bedekken , 
niet al te lang genomen werd. Bovenaan 
was het van voren wijd'opengesneden , om het 
gemakkelijk te kunnen aantrekken , en 't 
werd vervolgens met een gouden of kleurigen 
veter dicht geregen. 



Aan het bovenkleed, de robe, besteedde 
men zeer veel zorg. De bizonder zware stof , 
waaruit het vervaardigd werd , gaf zeer breede 
en geknotte plooien. De sleep, soms van 
ellen lengte , ontbrak niet , zoodat de dames 
een geduchte vracht aan haar kleed hadden 
mede \e sleepen, waarom zij zich dan ook 
den sleep door pages lieten nadragen. Al- 
leen aan een vorstin of die van den hoog- 
sten adei was het geoorloofd , dit door vrou- 
wen te laten doen; by plechtigheden ge- 
schiedde zulks bij de eerste door eene adellijke, 
die zelf van hoogen rang was en dan bij zulk eene 
gelegenheid haar eigen lang kleed moest 
laten sleepen. Hoe ver men het destijds in 
de etikette gebracht had, blijkt uit devol- 
gende staaltjes. Toen de Dauphin van Frank- 
rijk, voor zijnen vader vluchtende aan het 
hof van Filips den Goede kwam , vond hij 
daar de dames alleen. Toen de Hertogin hem 
tegemoet ging, droeg een der hofdames 
haren sleep, een ridder of jonker die van 
hare schoondochter , de vrouw van Karel den 
Stoute. De andere dames droegen de haren 
zelf. Bij den Dauphin gekomcn lieten en de 
hofdame en de jonker de sleepen vallen tot 
eerbetuiging , en toen later de Hertogin met 
den Dauphin te zamen gingen , droeg haar 
eereridder wel den sleep , maar zij zelf hield 
er steeds de hand aan , alsof zij zelf hem 
droeg. Zoo ging het een ander maal, toen 
zij aan de koningin van Frankrijk hare op- 
wachting ging maken. Aan de deur der 
kamer van de koningin gekomen, nam 
ze den sleep uit de handen van de eerste 
hofdame , die hem tot daartoe gedragen had , 
en liet hem, zoodra zij de koningin ont- 
waarde, dadelrjk vallen. 

Bij de hoogste hoffeesten werd ook de 
mantel omgeslagen , over beide schouders en 
door een kostbaar lint of band bijeen ge- 
houden. De sleep ontbreekt ook daaraan niet ; 
de stof is van de duurste, de voering her- 
melijn of ander bontwerk , en de mantel met 
paarlen en juweelen bezaaid. Voor den man- 
telsleep waren soms wel twee dames tot 
dragen noodig. 

Het zonderlingste van de vrouwenkleeding 
bestond in de hoofddeksels. Maakten de 
mannen veel werk van hun haar , waren zij er 



Digitized by VjOOQIC 



GESCHIEDENIS VAN DE KLEEDING IN DE VEOEGERE TIJDEN. 



395 



trotsch op lange haren te kunnen toonen, 
de vrouwen daarentegen deden al haar best , 
geen enkel haar te laten zien, en wat ze 
niet bedekken konden, brandden zij af of 
trokken ze uit. In plaats daarvan vergroot- 
ten zjj hare hoofddeksels of mutsen (hoe 
zNillen wij ze noemen) nitermate, iets wat 
het Bourgondische hof van het Fransche 
overgenomen had, waar koningin Isabella 
het in de mode gebracht had. Van haar 
vertelt men , ofschoon *t zeker wat overdre- 
ven is, dat de deuren en poorten van het 
kasteel van Vincennes vergroot moesten wor- 
den, om haar en hare hofdames met hare 
geweldige coiffuren te kunnen doen passee- 
ren. De vrouwen geleken gehoornde herten, 
die den kop neigen als zij in 't bosch gaan. 
"Als ze in de kerk gaan," zoo spreekt een 
der oudjes, "geven ze er geen acht op, of 
men haar 't wijwater aanbiedt, och neen, 
zij hebben slechts aandacht voor hare hoorns , 
en bukken zich, opdat die niet zouden af- 
breken." 

'tis jammer, dat ons niet de namen be- 
kend zijn van al die wonderlijke torens en 
gebouwen , die de schoone sexe op het hoofd 
meetorschte. Eene beschrijving er van te 
geven is ook bijna niet te doen : men had 
er in den vorm van een suikerbrood , soms 
van een el lang, uit welks afgeplatte punt 
een lange sluier hing. Om het haar van 
het voorhoofd , wat daardoor nog niet bedekt 
was , onzichtbaar te maken , was aan of onder 
het suikerbrood een breed lint bevestigd, 
dat over 't voorhoofd en tot op de schouders 
hing. Een ander soort bestond uit een ge- 
raamte van koperdraad of karkas , waarover 
de een of andere stof gespannen werd. Maar 
al 't beschrijven helpt niet veel ; een blik 
op het plaatje op bladz. 392 maakt eenige 
der vormen duidelijk. 

Handschoenen werden aan het Bourgon- 
dische hof steeds gedragen. AUeen bij zwa- 
ren rouw over vader of echtgenoot liet 
men ze gedurende den geheelen rouw ach- 
terwege. 

Na den val van Karel den Stoute schijnt 
er eene geheele modeloosheid geheerscht te 
hebben. We zien toch in die jaren allerlei 
meest uiteenloopende kleedingen naast el- 



kaar ; hier de meest nauwsluitende pak- 
ken , daar zware en wijde tot op de voeten 
hangende tabberds; de eene vrouw droeg 
schouders en boezem bloot tot onder de borsten, 
de andere bedekte alles zorgvuldig tot aan 
den hals , ja hulde zich het hoofd in 
doeken en sluiers, zoodat ter nauwemood 
het aangezicht zichtbaar bleef. En 't was niet 
alleen zoo in de Nederlanden , maar in de na- 
burige landen was het eveneens gestcld. 
In de 16 c eeuw echter kwam in alles weder 
meer orde , zooals we later zien zullen , en 't 
werd tijd ook, want het stond met alles 
toen zeer vreemd geschapen, ook met de 
zedelijkheid , die toen als 't ware met de 
zedeloosheid strijd voerde. 

Hoe het met de laatste stond, kan men 
daaruit opmaken , dat men zich niet geneerde 
b.v. bij intochten van monarchen, die te 
doen ontvangen door geheel naakte meisjes. 
Zulks geschiedde nog in i 520 bij de intrede 
van Karel V te Antwerpen. Albert Durer 
was op zyne reis hier te lande daarbjj te- 
genwoordig en schrijft daarover op zijne 
naive wijze aan zijn vriend Melanchton : "De 
overheid van Antwerpen leide bij den intocht 
van Karel V allerlei vertooningen op straat 
aan, waarbij ook voorkwamen de schoonste 
en voornaamste meisjes uit de stad, bijna 
geheel naakt , zonder hemd en alleen met een 
dun floers bedekt." 

De jonge doch ernstige Karel keek daar 
niet naar, maar Durer bekent, dat hij er 
wel degelijk een oogje op geslagen heeft , 
"omdat hij schilder was", dus voor zijne studie. 

Heeft Durer zich niet maar iets wgs la- 
ten maken, en waren die dames werke- 
lijk van de voornaamste , dan zat er bij die 
meisjes niet veel schaamte in , en pleitte het 
zeker niet voor hare zedigheid. 

Bij het mindere volk bleef de kleeding 
over 't algemeen nog by het oude. Altijd 
nog de bloese of hemd , met of zonder gor- 
del, nauwe of wijde broek, die of over do 
kousen hangt, of in de lange kousen ge- 
stoken wordt; lange en korte laarzen of 
schoenen, lage muts op de kort gesneden 
haren , een vilthoed , en de nog altyd geliefde 
kap ; op de heupen een groote lederen tasch , 
en het onontbeerlijk mes in koker aan den 



Digitized by VjOOQIC 



396 



DE OUDE TIJD. 



gordel. Zoo zag een man uit het volk er des- 
tijds uit. En de vrouwen ? Niet ge iecolteerd 
als de hoogere standen hebben we ze ons 
voor te stellen, maar met vrij nauwslui- 
tende kleederen tot aan den hals dichtge- 
knoopt of geregen, mouwen niet te wijd en 
niet te nauw , wijde rokken , kort genoeg om 
de bewegingen der voeten niet te belemme- 



in de laatste tijden groote verandering ge- 
komen. Terwyl de malienhemden nog altijd 
een grooten rol gespeeld hadden, werd in 
het midden der 15« eeuw het gebruik van 
het plaatijzer meer algemeen. Naarmate het 
buskruid en het kanon meer in gebruik k warn en, 
verloor het malienhemd veel van zjjne waar- 
de . — het plaatharnas beschutte beter tegen 



ren , en daarover een wit schort of boezelaar. 
Het haar, bij de boerinnen loshangend en 
niet lang, werd veelal gestrengeld, en ge- 
woonlijk door een dock bedekt, die onder 
de kin vastgeknoopt of los nederhing. Over 
het algemeen was de kleeding van vrouw en 
man meer frisch gekleurd dan vroeger. 
Wat de krijgskleeding betreft , daarin was 



den schok der kogels. Daarom moet men 
zich den ridder uit dien tijd voorstellen ge- 
heel in 't ijzer. De afbeelding hierboven , 
voorstellende de wapenrusting van Karel den 
Stoute , geeffc daarvan een duidelgk denk- 
beeld , terwijl men er tevens uit kan zien , 
hoe men , door verschillende versieringen, ook 
daarvan alweder een prachtstuk wist te maken. 



Digitized by VjOOQIC 



CATALOGUS VAN S&HLDERIJEN . 



397 



CATALOGUS DER SCHILDERIJEN VAN DIEGO DUARTE, TE AMSTERDAM IN 1682, MET 
DE PRIJZEN VAN AANKOOP EN TAXATIE. 



In een tjjdschrift aan den "Ouden Tijd" 
in Nederland gewijd, wordt natuurlijk z66- 
veel over geschiedenis van kunst en kunst- 
werken van allerlei aard gesproken , dat 
ook die der schilderknnst daarin wel eene 
plaats verdient , hoe weinig ze daarin ook tot 
nu toe behandeld is. Doch de bescheiden zijn 
over het algemeen zeer schaarsch ; het is niet 
dan zeer zelden , dat brieven of aanteekeningen 
van oude schilders gevonden worden , en alleen 
de lotgevallen der eertijds zoo rjjke schilderij- 
kabinetten hier te lande hebben bewezen , hoe 
veranderlijk de smaak voor, en waarde van 
kunst is. Overbekend toch is het , hoe rijk ons 
vaderland in de 17 e en 18 e eeuw was aan 
de prachtigste schilderstnkken der eerste 
meesters uit de Italiaansche , Spaansche , 
Duitsche en Fransche school, hoe in een' 
tgd, toen buitenslands alles weinig gewaar- 
deerd werd , die overschoone kunst hier een 
veilig toevlugtsoord vond, tot ze later door 
volslagen gemis aan knnstzin en eenzijdig 
patriotismus geheel door Hollandsche kunst 
verdrongen en voor luttel gelds naar den 
vreerade ging , z66 zeer dat het alleen in de 
Galerij van wijlen koning Willem II was, 
dat men zich aan buitenlandsche kunst ver- 
gasten kon, en daarvan eenige kennis kon 
bekomen. 

Een voortreffelijke leiddraad nu in die ge- 
schiedenis der kunst , van den smaak en der 
waardeering van schilderijen , zyn de cata- 
logussen met prijzen van vroegere en latere 
veilingen , gelijk de heeren Hoet en Ter- 
westen dit in de vorige eeuw terecht begrepen 
hebben , geiyk hunne Naamlijat in 3 dn. 
aantoont, en hunne Fransche en Engelsche 
navolgers , nl. : Blanc, in zijn Cabinet de 
curiosites, Defer in zyn Catalogue de Ta- 
bleaux en J. S m i t h in zijnen voortreffelijken 
Catalogue of Pictures, 9 vol., bewezen 
hebben. Tot die catalogussen acht ik de 
volgende lijst een overwaardig toevoegsel , 
zoowel om het gehalte der beschreven stuk- 



ken als om de bygevoegde aanmerkingcn , 
als ook omdat deze lijst nog 2 jaren ouder 
is dan de eerste , welke Hoet herdrukt heeft. 
De ljjst is afkomstig uit de Joodsche fa- 
milie Jessurun Cardozo, en mg eerst voor 
korten tijd in handen gekomen. Het zal my 
aangenaam zijn zoo deze mededeeling gelijk- 
soortige opgaven uitlokt, en tot allerlei op- 
merkingen , b. v. over de schilderijen en de 
plaats waarzethansberusten, aanleiding geeft. 
Fred. Mullen. 



Register van de Schilderyen , tegenwoordich 
alhier in buys mrj Diego Duarte aen- 
gaende tot heden 12^" July 1682. 
Van Raphael Vrbino. 
No. 1. Een Marienbelt. bestaende in 
on9 Lieve Vrouw , St. Anna en Sint Joseph 
in 't verschiet , gehandelt van Don Ema- 
nuel, Prince van Portugal tegen een dia- 
mant rinck , dc (Hainan t rou cost gld. 2000 
mit noch een achtkantich safirkcn, daerin 
gegravecrt een faustina, en noch een cu- 
rieus Robyntic, bcyde in riuc en te sae- 
mcn wacrdich mit den oncost van de schil- 
dery te laeten herplacken en accomoderen gld. 2200 

No. 2. Een visioen van Ezechiel, be- 
staende in 5 fignren en 2 (?) engclcn in 
de lucht en onder een verschietend lant- 
schapken, beteckent dc vicr Evangelisten 
gekocht tot Uytrccht in den roep (veiling) 
van den ouden Grave van Arondel , die dat 
in zijn leven vcul geestimeert heeft cost 

Van Andreas Del Sarto. 

No. 3. Een Marienbelt, bestacndc in 
9cs fignren Maria, St. Anna, Jesus, S. 
Jan en twee engelen, tot parys gekocht voor gld. 800 

No. 4. Een Maria Magdalena tot aan 
de knieen (halve figure^ cost 

No. 5. Een S. Jan (halve figure) cost 
met oncost van te laten vcrgrootcn(P) en 
accomodeeren 

Deze schilderij schijnt verkocht te zijn 



54 



45 



50 



1 In een tweede lyst staat dat de robyn en safir te 
zamen 160 gl. waard waren, — dus kostte het opplakken 
en accomodeeren 60 gl. 



Digitized by VjOOQIC 



398 



DE OUDE TIJD. 



geworden, volgens de kantteekeuing : "ge- 
sonden aen de Vorstin van Nassaw." 

No. 6. Een schets of model van 't voorn. 
Marienbelt in 't kleyn, maer mot ver- 
anderinge in de ordonnantie cost gld. 48 

No. 7. Een vrouwe-conterfeytsel on- 
volmaeckt „ 9 

Van Titiano. 

No. 8. Een Maria Magdaleen met een 
verschiet gereputeerd voor het eerste 
origineel cost gld. 800 

No. 9. Een Musieck van dry vrouwen 
conterfeytsels en een mans gehouden voor 
syn eyghen „ 255 

No. 9*. Een mans conterfeytsel van den 
vermaarden Bindo Altoni di Ronieyn , cost. „ 80 

No. 10. Een Model, daer Ste. Lauwe- 
rcys op de rooster gebradcn wort, cost. „ 138 

No. 11. Een conterfeytseltien van een 
Venetiaens vrouwken curieus gcschildcrt „ 38 
half (geschildert van Palma al Vecchio). 

Van Georgon da Cas tel-franco. 

No 12. Eene St. Jan in de wildcrni8 
levensgroottc , komt uyt de collectie 
Buckingam cost gld. 60 

No. 13. Een Manskonterfeytsel half 
lijf met eon rode muts in dehant, seggen 
eenen generaal van een leger is geweest. 

cost „ 151 

No. 14. Een Mans konterfeytsel half 
lijf in 't harnas met de hant gehantschoent 

op 't harnas cost „ 35 

Van franco Parmegiano. 

No. 15. Een Marienbelt met 4 figuren 
Maria, Jesus, S. Jan, S. Magdalena en 
een verschiet cost gld. 102 

No. 16. Een Lncresia, halve figure, 
hair dootstekend , „ 60 

No. 17- Een cleyn Marienbelt, twee 
figuerkens „ ? 

No. 1 8. Een cleyn Marienbelt met veel 
figuerkens, in wit en swart geschildert 

eene groote ordonnantie cost „ 54 

Van Jacomo Tintoret. 

No. 19. Een avoutmael van de 12 
Apostelen, gehandelt (getroqueerd) van den 
Prins van Portugal tegen gesteent . . cost gld. 1 50 

No. 20. Een conterfeytsel van Octavius 

da Strada Jacobi filius cost „ 260 

Van Lorenzo Bonnon. 

No. 21 . Een groot stuck. De geboortc Ve- 
nus uyt het schuym der zee met veelc 
naeckte figuren. Van den Prins van Por- 
tugal gehandelt tegen gesteent weert. . . . gld. 200 
Van Palma Vecchio oft den ouden. 

No. 22. Ecu Marienbelt en *t kindeken , 



St. Gommer (?) en een Maria Magdalena 

vier figuren , cost gld. 100 

No. 23. Een conterfeytsel van de ver- 
maerde Bella Laura del Petrarcha . . cost „ 103 

Schilderijen van differente Italiaensche 
meesters. 

No. 24. Een groot stuck van een Lu- 
cretia met eenen poignairt in de hant 
heele figuren van Guido Reno cost gld. 350 

No. 25. Eenen Sint Jan aen een fonteyn 
halve figuur met een schelpxken in de 
hant , van Hannibal Carats „ 55 

No. 26. Eenen nootGodts Marienbelt met 
twee Engelcn van Luca di Cangeadgo cost „ 50 

No. 27. Een St. Joriskcn van Jacomo 
Bassan kompt van Nicolas Lanier „ 4S 

No. 28. Een Jaght met figurken van 
oft naer Jacomo Bassan en met anderen 
overgenomen „ 30 

No. 29. Een Magdaleen van Paris Bordon „ 24 

No. 30. Een Pissend Bacchusken van 
Sementa getroqueert weert „ 30 

No. 31. Een Stuxken van Druyven en 
vruchten van Michael Angelo Caravagio 
oft Angelo Cavalier Mahot „ 160 

No. 32. Twee stucken Prospectiven van 
Biviano costen beyde „ 40 

No. 33. Een stack van dry figuren een 
Cortisaen Jongman en Coppelaere van een 
Italiaensche Meester „ 50 

No. 34. Een H. Sebastiacn met Enge- 
lcn van oft naer Guarcin d'achento „ 20 

No. 35. Een knielend Pristerken oft 
levit van Spaniolcttie. cost „ 36 

No. 36. Een stuck met veele figurkens 
van niinphen in een boscagie daer Perseus 
bijkomt om 't Casket te haelen van Carlo 
Joscpho Warner „ 1 00 

No. 37- Twee conterfeytsels van twee 
bedelaer8 man (Pelgrim) en vrou tot Roo- 
men geschildert van van Dalen. . . costen „ 60 

No. 38. Een marienbelt met het kint 
in Italien geschildert van ***... cost „ 24 

No. 39. Een Italiaens Marienbelt St. 
Joseph en 't kint in een doncker lant- 
schap van Teuiers gecocht voor ., 1 50 

No. 40. Een groot stuck van de maeltijt 
van den vader des huysgesins uit het Evan- 
gelio van Joannue Magus, disci pel van 
Raphel Urbin en schilder van Carolus V „ 200 

No. 41. Ecu groot stuck ecu Goden- 
fjest met veele ciraten van Peleus van Ge- 
orge Pens, Discipill van Raphel Urbin cost „ 40 
Van Antonio More 

No- 42. Ecu seer groot autaer stuck, 
voor desen gestaen iu ons liu vrouwen 
Capel in ons livrouwenkerck . bestaende 



Digitized by VjOOQIC 



CATALOGUES VAN SCHILDERIJEN. 



399 



in figuren en een prospectieve van den 
Tempel geschildert van den ouden de 
Vriesc op swaer panAcl met een swacre 
vergulde lijst cost me 400 gld. oncost van 
*t selve repareren en in staat te stellen cost gld. 600 

No. 43. Een .Conterfeytsel van den 
Cardinaal Granvel als i Was hier Eersten 
Minister van Staet „ 240 

No. 44. Een Conterfeytsel van de ko- 
ningin Maria van Engeland , huysvrou van 
Philippus secundus Koninck van Spanien „ 48 

No. 45.Een Conterfeytsel van Isabella van 
Portugal Huisvrouw van Carolus Quintus 
dit en het voorss. komen uit bet kabinet 
van den Keyser Rudolphi eertyts tot Praag „ 24 

No. 46. Een Conterfeytsel van een 
Vrouwken van ditto Meester gld. 30 

No, 47. Een Cleyn rondeken bet Con- 
terfeytsel van bemselven in de figure van 
S. Paulns. cost , 12 

Van Nederlantsche en andere Schilders 
Van Petro Paulo Rubbens. 
No. 48. Een groot autaarstuck van dry 
figuren wat . meer als levensgrootte van 

Maria Josepb en tkint cost gld. 350 

No. 49. Een groot schawstuck met tien 
figuren genaemt d'ottasie (occasie ?) van 

syn beste manicr cost „ 2000 

No. 50. Een groot scbawstuck van elff 
figuren ecnen dronken Silenus. De vruch- 

ten van Snyders , cost „ 1000 

No. 51. Een scbawstuk met vecle figuren 
bet badt van Diana van bem heel over- 

scbildert ' cost „ 190 

No. 52. Een stuck op paneelheel curi- 
eux genaemt bet stalleken oft verlooren sone „ 1 000 

No. 53. Een stnek op paneel den slagb 
van de Amasoonen vol werckx van syn 
vroege manier. Het lantscbap ofte verschiet 
is gebeel van den fluweelen Breugbel . . . „ 100 

No. 54. Een conterfeytsel van de In- 
fanta van Spanien, de moeder van den 
tegbenwoordigen Kayser in Spanie ge- 
schildert .' „ 30 

No. 55. Het conterfeytsel van een vrouw 
met een spiegeltje in de hand, 't lijf en 
hant van Joannes Bonchorst alias Lange 

Jan • cost „ 15 

No. 56. Het conterfeytsel van den Bor- 
gemee8ter Rockoede. (?)HLyfen bant van 

Lange Jan cost „ 15 

No. 57. Twee scbetsen of modellcn, 
de eene is den roof van de Sabinen de 
andere daer zy de vrede maccken „ 



1 Dit stuk is blgkens eene kanttcekeninp "versonden 
aan de Vorstin van NaBsau. 



No. 58. Het conterfeytsel van Koninck 
van Vranckryck Louis XIII half lyf van 

bem naer *t leven gld. 

Van Antonio v. Dyck. 

No. 59. Een stuck met veele figuren 

kleyn levensgrootte d'historie van d'ont- 

dekking van Achilles gld. 100 

No. 60. Een groot stuck den Prince 
Barbancon gebarnast te peert in een lant- 
scbap met synen pagic dragende syncas- 

quet — levensgroot „ 1 200 

No. 61. Een conterfeytsel van den sel- 
ven Prince van hooil tot voet seer fracy 

en statclyck geschildert „ 500 

No. 62. Een conterfeytsel van Molyn 
van Genoa geschildert op de Italiense mode 

geclect seer goet „ 180 

No. 63. Twee conterfeytsels van En- 
gclsche Dames , halff lijff de eene de gra- 
vin van Northumberland, de andere van 
juff. Oyli (?) my en mon frere aengaende. „ 260 

No. 64. Een conterfeytsel van den grave 
Don Carlo (?) my en mon frere aengaende „ 50 

No. 65. Een conterfeytsel van eenjon- 
gen met gekrolt hair tot beneden de 

schoudercn „ 60 

No* 66. De Konincxkroone en Scbepter 
van Engeland met de Gloob van hem naar 
d' leven geschildert, en door Lange Jan met 
bywerck geappliceert tot een Vanitas cost „ 30 

No. 67- Een conterfeytsel van Sir Jan 
Mints my en mon frere aengaende, van 

hem oil naar hem „ 1 20 

No. 68. Een conterfeytsel van de scboone 
Hertoginne van Richmond in hair kleet van 
Staet, levengrootte van hem oil naer hem „ 40 

No. 69. Een vrouwen-contcrfeytsel met 
twee handen, sittende in eenen rood flu- 
weelen stoel en een roy gordijn seer fray 
geschildert gecocht den 6 Oct. 1682 voor „ 134.8 
Van den ouden Breugel. 
No. 70. Een Boerenbruiloft vol figuren 

cost gld. 225 
No. 71. Een Boerenkarmis watcrverf 

vol figuren „ 255 

No. 72. Een Lantscbapken de vlnch- 

ting van Egypte „ 280 

Van den fluweelen Breugel. 
No. 73. Een Paneel van een stuck seer 
curieux festons van blommen, vruchten, 
gevogelte en gediert vol wercx met een 
aerdich verschiet en 14 figueren van Gon- 
zalos, Mariabelt Engeltiens en andre, al 
over 30 jaer van hem geschildert alles 

zeer curieux cost gld. 1200 

No. 74. Een seer curieus stuck daer 
Volcanus de wapenen van Vranckryck aen 



Digitized by VjOOQIC 



400 



DE OUDE TIJD. 



370 



250 



Venus presenteert vol wercks en een aer- 
dich verschiet, de drie figuerken van van 
Balcn seer goet cost gld. 360 

No. 75. Een offerande van de dry ko- 
ningen , vol wercks , seer curienx ge- 
schildert cost 

No. 76. Een Lantschap met veele figur- 
kens y t gesicht van Andelccht my en mon 
frere aengaende 

No. 77. Een weergade tot het voorsv. 
een lantschap en revier en figurkens my 
aengaende , ,, 150 

No. 78. Een seer curieus lantschapken met 
een rivicr, schepen en vol figurkens. cost „ 

No. 79. Een curieus lantschapken, H 
gesicht van H. Bernard op de rivicr 
schepen en veel figurkens „ 

No. 80. Een boscasiken naar 't levcn 
seer curieus „ 180 

No. 81. Een cleyn landschapken met 
figurkens curieus „ 150 

No. 82. Noch een cleynder met figurken, 
gesicht van Botchart? seer curieus 

No. 83. Een stuck van wapenen van 
den fluweelen Breughel , de 3 figuren van 
La Haye en het lantschapken van Viruli , 
comt samen tc costen 

No. 84. Twee copyen lantschapken met 
veele figurkens , curieus geschildert. costen 

No. 85. Een water met Casteeltien van 
Rammekens in 't verschiet , en de 3 eerste 
schepen die naar Oost-Indien voeren , eenen 
sonnen onderganck 

xVo. 86. Een blompot achtcantich stuck 
van groote en cleyne blommckcns seer 
curieus cost 



100 



60 



60 



190 



31 



Van Geerard Don. 

No. 87. Eenen Hermiet knielent voor 
een autaerken daer eenen grootcn boeck op- 
lcyt met aerdige bywercken seer net en 
meesterlyck geschildert cost 

No. 88. Een vrouwken met een tros 
druyven in de hant met veel bywerck 
seer aardich en curieus 



500 



450 



Van Mieris. 

No. 89. Een nacht met vier figuren en 
een lanterne keers en maenlicht capitaal 
en curieus . . gld. 403 

No. 90. Een cleynder syn conterfcytsel 
tien op sen Italiacns gekleet spelende 
op een Luyt „ 170 

Van Joannes van der Neer. 
No. 91. Een seer curieus stuck van 2 
Jongens spelende met een kat en eenen 
hont met een aardige architecture en 
prospective vol cleyne figurkens .... cost gld. 400 



Van Meester Quinten Matsys. 

No. 92. Een curieus stuck van twee 
groote figuren en veleby wercken genaemt het 
icegerken oft Jetvellier heel curieus. cost gld. 800 

No 92*. Een Marienbelt met het kin- 
deken sittende in een oratoriken, heel 

curieus , 200 

(verkocht voor 600 gld. aan de vorstin 
van Nassau). 

No 93 Noch een Marienbelt met het 
kindeken wat cleyner maar heel curieus goet „ 300 

No. 94. Noch een biddend Magdaleent- 
jen met eenich bywerck van ditto mees- 
ter oft iemant anders van die manier. . . 



30 

. 528 
400 

1000 

460 
240 



Van Wouwermans. 

No. 95. Een seer curieus stuck groote 
pacrdemert vol wercx en een aardich 
verschiet cost gld 

No. 96. Noch een pacrdemert wat cleynder 
oock vol wercx en verschiet , seer goet. cost „ 

No. 97. Vijf groote stucken lantschappen 
van differente gesichten vol wercx seer 
curieus en van een formaat „ 

No 98. Een wat cleynder vol figurkens 
en perdekens die ter jacht gaen heel 
curieus cost „ 

No. 99. Noch ecu diergelycke een 

plundering vol wercx , 

(in geld 140 guldens met een stuk van 
Wouwermans , daer de boercu tcruooyen 
te peert. 

No 100. Een lantschap van (Jocquier?) 
met figurkens van den fluweelen Breugel 
heel goed cost „ 

No. 101. Een conterfcytsel den graaf 
van Southampton levensgrootte op panned „ 

No. 102. Een conterfcytsel half lijf van 
Hans Holbeen van een man met een 
swarte muts op, heel curieus van ditto 
Holbeen oft wel van Quinten Mattij cost „ 

Van Rottenhamer. 

No. 103 Een stuck vol figuren, daer 
de goden en godinncn van de Rivircn op 
't drooge sit ten en Phaeton gestagen wort 
van den blixcm Het verschiet van Paul 
Bril cost gld. 492 

No 1 04 . Een Marienbelt met cngelen St. 
Catharina en een St. Joseph vol wcrx cost 

No. 105. Een Pan en Si ri nga , het bos- 
ken van den fluweelen Breughel . . . cost 

No. 106. Een racr stuck vol figuren 
daer Theseus van Achilous getracteert wort 
in een spelonke. De figuren van deClerck 
heel curieus ende den gront, verschiet en 
alle het bywerck van den fluweelen Bruegel 

cost ,, 240 



200 
120 

100 



70 



62 



Digitized by VjOOQIC 



CATALOGUS VAN SCHILDERIJEN. 



401 



Van Brouwer. 

No. 107. Ecn> lautschapken het verlo- 
ren soontien by de verkens, wat rou 
raaar goet cost gld. 90 

No. 108. Een kurieus stucxken een Toe- 
back dronkerken en andere figuren cost . „ 40 

No. 109. Een conterfeytseltien van Mat- 
hias de la Hay met een glas wijn in de 
hant cost „ 72 

Van Joannes de Maubense. 

No. 110. Een stucxken van dry con- 
terfeytseltiens Henricus Octavus met syn 
twee Busters heel curieus, als jonge kin- 
deren waeren gld. 80 

No. 111. Een conterfeytsel van een man 
met de banden te saemen biddende een Eel 
parsoon de wapen acbter op H Paneel 
geschildert cost „ 81 

Van Cornells Poelenbufg. 

No. 112. Een ons lievrouwen- hemel- 
vaart met veele engeltiens onder een ver- 
schiet heel curious cost gld. 200 

No. 113. Een lautschapken oft aurora- 
ken naar Elshamer maer met veranderingen „ 42 

No. 114. Een cleyn lantschapken met 
figurken „ 42 

No. 115. Een lievrouwen Hemelvaart 
vol wercx , grooter als 't eerste maer niet 
curieus my en mon frere aengaende, cost „ 50 

Van den ouden de He em. 

No. 116. Een seer curieusen Blompot , 
Vruchten en andere aardichheden , synde 
de vier elementen vol wercx cost gld. 330 

No. 117. Een stuck met Vruchten heel 
curieus „ 150 

No. 118. Een seer groot stuck de his- 
toric van Clelia te peert en veele naeste 
figuren van langen Jan cost „ 300 

Van Veerendael. 

No. 119. Een groot e Cartel met festons 
van alderhandc blommen zen besten oyt 
gcmaect cost gld. 510 

No. 120 . Noch een cartel , wat clcynder 
vol werck van allerhande blommen oock heel 
goet „ 410 

No. 121. Een feston van blommen.. „ 41 

Van Adam Elshamer. 
No. 122. Een St. Laurevskeu in een 
lantschapken heel raer en curieus geschil- 
dert cost gld. 306 

No. 123. Een lantschapken genaemt 
het auroraken, dat in print uytgaet.... „ P 
No 124 . Een lantschapken seer curieus 

genaemt den sonnenonderganck „ P 

1870. 



Van Parcellas. 
No. 125 Een groot stuck een water 
met schepen van sijn beste maniere op doeck gld . 240 
No. 126 . Een Noortzee met schepen op 

bert. (op bordpapier) „ 55 

No. 127. Een Spaens Zeeken zeer goet 

cost ., 200 
Van Paulo Bril. 
No. 128. Ecu groot lautschap met ge- 
bergte , watervallen en figurkens curieus . gld . 240 

No. 129. Een lantschap oft boskasien 
met Pan en Seringa van syn beste maniere 

cost „ 200 
No. 130. Een cleyn lantschapken seer 
goet en curieus de figurkens van Elshamer 

cost „ 61 

Van Joannes Fijt. 

No. 131. Een seer groot stuck, een 

wilt swynen Jacht menichte van honden 4 

vronwe en twee mansfiguren te paerde 

met een lantschap maer de figuren van 

Tyssens cost gld. 300 

No. 132. Een stuck met liggendedoode 

beestien* „ ? 

No. 133. Een blompot met roosen cost „ 12 

Van den ouden en jongen Steenwrjck. 

No. 134. Eendoncker kerke met licht 
van onder gld . 70 

No. 135. Een wit kerckscken curieus 

cost „ 36 

No . 1 36 . Eenen kcrcker dacr St. Pieter 
door den* Engel nyt verlost wort vol werck 
van den jongen heel raer „ 100 

Van La Hay. 

No. 137. Vyf stucken de vyf sinuen, 
heele figuren met veel bywercen en 
ciraten ciirieus geschildert cost gld. 240 

No. 138. Noch vyff stucken de vyff 
sinnen figuren half levens met veele by- 
wcrcken en curieus „ 100 

No. 139. Twee conterfetseltiens een 
Joffrouken en keukenmeysken met veele 
bywercken curieus .... 45 

No. 140. Een stnckxken van Danac den 
gulden regen en een out wyff met by- 
wercken cost „ 30 

No. 141 . Een stnckxken van een Hevder 
en Heyderinnen by een fonteyn in een 
lantschap „ 30 

No. 142. Een stucxken van Bersabcin 
*t bat met een out man en moorken en 
een verschiet „ 36 

No. 143. Een stucxken van een Jof- 
frouw haer cledende doende een hondeken 
dansen en een meysken dat haer bedde 

maeckt en meer wercx „ 36 

61 



Digitized by VjOOQIC 



402 



DE OUDE TITO. 



Van Boyermans. 

No. 144. Een offrande van de heydenen 
aen de Apostels met veele figuren en 
een verschiet „ 140 

No. 145. Een cleynder van Meleager 
en Athalante en het lantschap van Spie- 
rincx cost „ 30 

No. 146. Een geboorte Venus cleyn 
stucxken met veele figoren net gcschil- 
dert (my vereert , 18 

No. 147. Een stucxken van Apollo ver- 
volgende Daphne het lantschap van Im- 
melraet „ 40 

No. 148. Eon cartel van vruchten met 
een Marienbelt vol werck gld . 48 

No. 149. Een cleynder cartel van 
vruchten met een Soluator wit en swert „ 24 

No. 150. Een cleyn stucxken van 

vruchten cost „ 6 

(vereert aan de jonge Princes van Nassau) 
Van van Pene. 

No . 151. Een stuck van twee bedelaars 
spelende met de terlingen met een verschiet gld . 30 

No . 152. De wcergade van 3 bcdelaers 
spelende met de kacrte met een verschiet „ 36 

No. 153. Een Cleyn van een Toeback- 
dringster „ 2 

No . 154. Een stuck van vogels , beesten 
en vruchten tot Parijs geschildert door 
Bocl , 52 

No 155. Een seer curiens lantschap- 
kcn met veele clcyne figurkens en ecu 
watcrstroom met scheepkeus naar 'tleven 
van Harman Saegtleven cost „ 50 

No. 156. Een Italiaens iantschapken 
met figurkens van (de) Heusch „ 30 

No. 157. Noch een cleynder van ?.. „ 5 

No. 158. Een groot Marienbelt van 
W. C. Coxcy , 30 

No. 159. Een Moorenconinck oft Prins 
van Joannes van Eyck , 6 

No. 160. Een naeckt vrouken een niu- 
sika met musikale instrumentcn van Jan 
Hem6en „ 20 

No. 161. Een conterfeytsel van eenen 
DomHeer met een purpure muts op 
't hooft van Schorel „ 20 

No. 162. Een stucxken van eenen 
St . Jeronimus met een Magdalientjen met 
een verschietticn van Schorel „ 6 

No. 163. Twee stucxkens antike con- 
terfeytseltien van vrov en man met een 
verschitticn van Schorel „ 8 

No. 164. Een cleyn conterfeytsel tien 
van Jan van Kalker syn eygen conter- 
feytsel van hem gedaen „ 11 



No 165. Een vluchting van Maria met 
veel figuren en lantschap en beesten van 
(Gonbare?) „ 60 

No. 166. Een Marienbelt St. Joseph St. 
Catharina in een lantschap . van Wouters. „ 36 

No. 167. Een oordeeltien vol wercx van 
Jaq. de Backer „ 60 

No. 168. Een Hollants Scheepvaart van* „ 85 

No. 169. Eenen Droncken Bacchus van 
van Dalen „ 12 

No. 170. Een Mercurius met een cupi- 
doken naer antiek geschildert van dito 
van Dalen „ 12 

No. 171. Een boerenkermis daer ze dan- 
sen met een verschiet vol werex van de 
Waal en Malo „ 

No. 172. Een stucxken 't Vonnis van 
Paris van Bisct , het verschiet van Spirincx „ 55 

No. 173. Een Lantschap van (VirulsPj cost „ 78 

No. 174. Een raer stucxken vol wercx 
figurkens van Mostaert „ 300 

No. 175. Een lantschap met figurkens 
en beesten van Berchem „ 60 

No. 176. Een stucxken van een Joffrou- 
ken dat op een Claveciugel spelt metby- 
werck van Vermeer ,, 150 

No. 177. Een lantschap van Artois de 
figurkens van Minderhout „ 87 

No. 178. Een cleyn Iantschapken van 
Genoels „ 10 

No. 179. Twee lantschappen van (Fabri?) 
naer 't leven geschildert en beydc gestof- 
fecrt van Minderhout „ 10 

No. 180. Een Marienbelt met veele 
figuren en een antiek lantschap van Lucas 

van Leyden „ 36 

(vereert aan de Vorstin van Nassau). 

No. 181. Een offerande van Salomon 
aen de afgodt „ 8 

No. 182. Een conterfeytsel van de in- 
fante Isabella „ 30 

No. 183. Een conterfeytsel van Mis- 
tres Coddringen „ 24 

No. 184. Een Bachusfeest van figuren 
van van Balen, het verschiettien vanflu- 
wcelen Breugel „ 100 

No. 185. Een fimytstuckie en stilstaende 
dingen van van den Bronck cost „ 14.8 

No. 186. Een Boerenkermis vol figur- 
kens , in een lantschap van David Teniers 
eertijds geschildert voor den Biscop van 
Gent met syn conterfeytseltien daerin als 
huysman geclect . . .cost „ 200 

No. 187. Een Magdalena keerslicht seer 
goet van van Schalcken gemaugelt tegen 
een Iantschapken en . . . .gl. toegegeven cost „ 120 



Digitized by VjOOQIC 



UIT HET 1 MEMORIAEL-BOUCK VAN BURGEMEESTEBEN VAN DELFT. 403 



UIT HET 1. MEMORIAEL-BOUCK VAN BURGEMEESTEREN VAN DELFT, LOOPENDE 
VAN DEN JARE 1537 TOT 1574. 



BOOR 

Mr. J. SOUTENDAM. 



Ofschoon het beweren volkomen juist is, 
dat de inededeeling van dorre uittreksels 
nit keurboekeu, memorialen en andere ste- 
delijke registers van vroegeren tijd in "de 
Oude Tijd 1 * niet te huis behoort en voor het 
meerendeel der lezers van dat tjjdschrift 
zeer vervelend moet wezen, geloof ik toch, 
dat zij , in hun oorspronkelijk gewaad terng 
gegeven en met de noodige verklaringen 
voorzien, zeer geschikt moeten geacht wor- 
den om de onde toestanden in hun ware 
gedaante te doen kennen. Immers verliezen 
die mededeelingen veel van het eigenaardige , 
dat haar kenmerkt, zoodra men ze in een 
modern pak steekt, en indien het gezegde: 
"le style, c'est Vhomme" waarheid bevat, 
komt het mij voor, dat men met hetzelfde 
en misschien meer regt zou mogen aanne- 
men, dat de stijl het tijdperk kenschetat, 
m. a. w. : dat er een onafscheideljjk verband 
bestaat tnsschen de feiten en de wijze, 
waarop zij worden voorgesteld. Het bewgs 
hiervoor zullen de extracten, in de volgende 
bladzijden meegedeeld , den lezer leveren , 
dien het v6or alles om waarheid te doen 
is , welke in romans en novellen , die geschicd- 
kundig heeten, maar al te vaak en te veel 
aan de behoeften van het behandelde onder- 
werp wordt opgeofferd, waardoor noodzake- 
ljjk scheeve voorstellingen en valsche begrippen 
worden geboren en voortgeplant. De onde 
taal schrikke dns niemand af; zij behoort 
bij de feiten, even goed als de Spaansche 
kleeding bij de krachtige gestalten der Ne- 
derlanders nit de 16« eeuw.. — 

(Fol. XHI ro.) Up huyden den XXVI. 
nonembri a . XVc. ende XL, heyt Cornelis 
Willemsz. die bnrgemrs. vergadert zijnde in 
de bnrgemrs-camer geclaeght, dat tsheren 
dienaers np dinxsdache lestleden zeer onma- 



nierlick an zyne doeren (deur) clopten, wil- 
lende bier getapt hebben inder nachte. — 
Ende alzoe zijnre huysvrou den seluen die- 
naers antwoirde gheen bier te tappen soe 
laet, soe zijn die selue dienaers van daen 
gesceyden, sprekende hair zeer violeynicken 
(vileinig) toe. Ende zjjn wedergecommen 
tsandernachts tswoensdacs ('s woensdags) om- 
trent des middernach(t) zeker vjjf tsheren 
dienaren, cloppende ende stoetende zeer on- 
maenierlick upter doeren, ropende dat zfl 
van tskeysers wegen die duere updoen souden. 
Ende alsoe zjjnre hnysvrouwen haestelick ter 
doeren liep, soe hoerden (hoorde) hjj, aleer 
die seine zijn huysvrou ter doere mochte 
geraeken, dat die duere up gestoten ofte 
geslagen worden van die selue dienaers , die 
zeer quaelick ieghens zjjnre huysvrou spraken » 
seggende: "ghij bent een mancke hoere , 
alle mane huere , vleijshoere , mit meer dier- 
gelflck onbetaemelicken woirders; comende 
upter cameren voir zijn bedde ; daer hij naecte 
(naakt) leggende was, bij namen Jan vis- 
coeper, soghe labbe ende Wouter, ende 
hebbende elxs een bloot langhmesse in zijnre 
handt, drigende dair mede hem clager ende 
sprekende hem zeer quaelicken toe , ropende » 
"ghij hebt een huere getrout, toeet ghij 
wel wat ghij gedaen hebt" slaende die 
voirsz. Wouter hem omme z\jn kynnebacken , 
gaende alzoe entelick, zeer quaet gelaet ma- 
kende, van daen. — 

Den mi e decembri a . XL heyt die voirsz. 
Cornelis den burgemrn geclaeght, dat voir 
zynen huyse gewest (geweest) zgn , upt huy- 
den omtrent Vm uren, Vranck Moyses (de 
verdere namen zijn niet ingevuld) tsheren 
dienaers, hem quaelicken toesprekende , dat 
hq oner henluyden den burgemrn geclaeght 
hadde , seggende dat hfl J t nimmermeer be- 
wflsen en sonde ende hem wel verleeren 't 



Digitized by VjOOQIC 



404 



DE OUDE TIJD. 



selue meer te doen. Ende naer veel gelijcke 
driegende (dreigende) woordens, soe heyt 
Vranck Moyses entelick geseyt: "Wij gebie- 
den U vrede te houden ende inne te gaen 
leg gen ieghens ons vijfuen, van tskeijsers 
tcegen, gaende alzoe van daen. — 

(Fol. XXVII r°.) Up huyden den VI cn april 
a«\ XLm heyt Trijn Ziuerts, huisvrou van 
Heyndrick Gerritsz. vander Gou, clachte- 
lick den burgemrn. te kennen gegeuen, hoe 
dat inder nacht die dienaers, als bij namen 
Vrank Moyses ende langhe Pier hair doir 
(dear) up geloopen hebben ende hair, leg- 
gende bij haer getroude man, Heijndrick 
Gerritsz, verdoft (verdoofd), ende nair hem 
genomen, ieghens hair wille, speck, vleijs, 
tynne (tinnen) vaten ende anders, thoirluy- 
der appetite. Ende noch mit hem dair en 
tenden genomen tbedde, dekenen, oircus- 
sens, dair zij np geleghen hadden, ruckende 
tselue bedde vuyt (uit) haer naers. Ende 
nair (nadat) bijsonder Vranck Moyses hier 
np gehoirt is geweest, soe heyt hij onder 
andere woerders (woorden) geleden (beleden), 
dat die vrou bij accordt twe jaeren hem luy- 
den gegeuen hadde tellick jaer II L. hollts. 
in twe terminen, omme alzoe te moghen 
bij den voirsz. man (te) blijfuen , twelk die 
vrou hoerende (hoorende) heyt tselue bekent 
gesciet te zijn omme vexatie te scutten , etc. 
Ende nair dat hemluyden gelast was tguet 
weder te brenghen totte voirsz. vrou, soe 
en heyt dies iegenstaende die vrouwe tguet 
niet moeghen (mogen) crighen, dan tselue 
guet seluer halende ende betalende die knechts 
noch XV. st. — 

(Fol XXII v°.) Fjjtgen pietersdr. van 
Utrecht ontboden zjjnde ende gestraft van 
dat zg dagelixs tapt, sonder consente van- 
der earner (nl. van Burgemeesteren) ende 
sonder poirtrische (poorteresse , burgeresse) 
te zgn ende oick contrarie tverbot hair tan- 
deren tjjden bij burgemrn. gedaen , bekende 
zedert dien tgt getapt te hebben , beghe- 
rende datmen hair tselue vergeuen wilde, 
ende dat doir dien mijnheer die scout hair 
tselue toegelaten ende geconsenteert heyt 
gehadt, die zij ter cause van dien HI. L 
heyt te betalen, te weten XV. st. gereet 
(contant) betaelt ende die reste pinxsteren 



naestcomende ; bekennende oyck dat hair 
tselue verboden zijnde, die dienaers hairge. 
raden hebben te gaen big die scout, omme 
te duen tgundt zij gedaen hebben. — Actum 
den lesten april a°. XV C . XLIDI. — 

Het bovenvermelde doet ons een blik slaan 
op den toestand van het polietiewezen in die 
dagen. Zoowel de Schout, plaatsvervanger 
of commissaris van den landsheer Karel V, 
graaf van Holland , als zijne dienaars maken 
van hun magt misbruik , om geld af te per- 
sen, en verkrachten de keuren en ordonnan- 
tien op het stuk van personen, die "in on- 
echte sittende" bevonden worden, ! dreigen 
met verboden wapenen, ' gebieden vrede 
te houden met verzuim der vereischte formali- 
teiten 8 en mishandelen burgers in hun woning. 
Wat moet men denken van een Schout » 
die tegen betaling van III L , aan een vrouw 
toestaat , tegen het uitdrukkeljjk verbod van 
Burgemeesteren in , te tappen , terwgl zijn 
dienaars haar den weg wijzen, langs welken 
het consent en de oogluiking kunnen wor- 
den verkregen ? Van correctie of straf tegen 
dat verregaand misbruik van gezag uitge- 
sproken wordt niets gemeld. Men begrgpt, 
dat wanneer schout en dienaars gemeene 
zaak maken, de toepassing der bij de keu- 
ren vastgestelde straffen achterwege moest 
blyven en dat de mishandelde personen zich 
te vergeefe over het hun gedane onregt en 
geweld beklaagden. "Omme vexatie te schut- 
ten" , d. i. : om zich tegen kwelling en over- 
last van den kant der geregtsdienaars te 
waarborgen , te beschutten , betaalt een vrouw, 
die voor een hoer wordt uitgemaakt, jaar- 
ljjks II L. bij accoord. Niettegenstaande dat , 
wordt zij in haar huis, op haar bed lig- 
gende, mishandeld, bestolen en nadat den 
dienaars gelast was het gestolen goed terng 
te brengen, geschiedde dit niet; integendeel 
moest zq het zelve gaan halen en bovendien 
aan de knechts , die het haar thuis bragten , 
nog als fooi 15 st. betalen. Die goede, onde 



1 Zic: Keuren en Ordonn. v. Delft, v. d # 
aanvang d. 16e eeuw tot 1536; Delft, 1870, gr. 
8° bl. 89 en 90 *-). 

* Ibid., bl. 64. — 

» Ibid., bl. 70 en 71. 



Digitized by VjOOQIC 



UIT HET 1, MEMORIAEL-BOUCK VAN BURGEMEESTEREN VAN DELFT. 405 



tijd ! Waarlijk , op 't punt van veiligheid en 
bescherming van personen en eigendommen 
liet hjj , hoe veel goeds er in vervlogen eeuwen 
ook bestond en tot stand kwam, nog al 
wat te wenschen over. De Crimineel-boeken 
en Sckepenvonnis8en kunnen daarvan getui- 
gen , maar tevens leveren zij ook het be- 
wijs, dat alle mogelijke soorten van straffen 
en boeten weinig of niets vermogen , zonder 
een goede organisatie der politie, wier die- 
naren , zoo als boven Week , weleer nit winst- 
bejag accordeerden met de overtreders der 
keuren, die zij moesten hand haven. 

Enkele uitdrukkingen , in bovenstaande 
extracten voorkomende , hebben welligt eenige 
verklaring noodig. — In de middeleeuwen 
en , gelijk nit de klagt van Cornells Willemsz. 
blijkt , ook in lateren tjjd , was men gewoon 
geheel ongekleed te slapen. Om slechts e*e"n 
voorbeeld aan te halen, is het voldoende 
hier te wjjzen op het gedicht getiteld Jley- 
naert de Fos, waar sprake is van Tibert 
den kater, die door een looze streek van 
Reynaert in den strik loopt, welken "die 
pape" (de pastoor) in zijn schnur gespannen 
had. Op het gerucht , dat de venneende dief 
gevangen was, liepen alien, die in huis 
waren , toe en , gaat de dichter voort : "Selve 
die pape ne wilde niet sparen, Qnam uten 
bedde moedernaect" . Sparen beteekent hier 
dralen, toachten. — De uitdrukking: "zeer 
quaet gelaet makende" bednidt : zich zeer 
kwaadaardig aanstellende , waarvoor men 
ook vindt: hem (zich) z. k. gelaten; van 
gelaet -=z uiterlijk voorkomen. — "Thoir- 
luyder appetite" kan men 't best verklaren 
door naar hun welbehagen, hun believen, 
het fr. : selon leur bon plaisir. — Onze voor- 
onders, die de dingen bij haar naam plag- 
ten te noemen en de zoogen. kiesche om- 
schrijvingen meestal niet gebruikten — men 
denke o. a. aan vader Cats — spraken 
overal hun moeders taal , en Trijn Ziuerts 
zeide dan ook rondnit in haar klagt by Bur- 
gemeesteren ingediend, dat de dienaarshaar 
't bed "vuyt haer naers", d. i. : van onder 
haar, hadden weggernkt. 



(Fol. XLVm r°.) Is bij die earner, als 
scout en scepenen, geconsenteert Cornelis 



Aelbrechtsz. , als ontfangher ouer die boeten , 
vallende onder die vroetscappen , te betalen 
vuyt die penninghen vande seine boeten ge- 
comen , mr. dire pijnsz , scout , vier rijns- 
gulden ende XVI. st. , die hij ten achteren 
is , als reste van XV. rynsguldens ende nn. 
st. , die hjj betaelt heyt den ytaliaen , die 
vuyt alderbouenste veynsteren van der nyewe 
kercksthoren , bij een coerde needer y upter 
aerden gedaelt w, tot voir den huyse van 
gerrit dirckz den boer , genaempt die Keyser , 
den XVI. angnsti a*. XLVHI. 

Mij dnnkt, dat die italiaansche Blondin 
voor zijn waagstuk goed betaald werd , als 
men nagaat, dat een latijnsche "scoelma- 
gi&ter" (schoolmeester) een jaarlijksch trac- 
tement trok van XLII car. gulden, zoo wat 
/ 75, — van onze munt. Een rtjnsgulden 
bedraagt omtrent 30 st. — Zie hier een 
staaltje van de condition, waarop een prae- 
ceptor werd aangesteld: 

(Fol. XLIX r«.) Florys Outwflnz is ange- 
nomen bfl burgemrn. , omme inde groete ' 
(groote) scole die jongkste kynderen te leren 
lesen ende scriuen (schrflven) ende daer zij- 
nen gehelen tijde, inder schole zijnde, te 
moeten toe scicken (wrjden) ende employeren , 
sonder daer yet anders te moeghen doen off 
te handen trecken (ter hand te nemen.) En- 
de oyck die ktcere (het koor) in d' een 
Kercke te bewaren, sulxs (zoo als) dat be- 
hoirt, mits dat burgemrn. hem jairlixs be- 
taelen sullen voir zijnen arbeyt XLII. caro- 
lusse guldens, daer die stadt toe betalen 
sal XXXVI. car. gul. ende die rectoer (rector) 
VI. car. guldens. Ende bevindende, dat hij 



1 Dc verlenging vau den korten voeaal, thans 
door verdubbeling van den klinker geschiedende , 
werd vroeger bewerkt door toevoeging van een e 
of i. Het is hier de plaats niet om over ditpunt 
uit te weiden; evenwel moet ik, naar aanleiding 
van de spelling groete waarschuwen tegen een ver- 
kcerdc uitspraak van de letterver binding o«, die 
niet altijd een tweeklank vonnt, maar dikwijls 
als een dubbele o moet worden beschonwd en uit- 
gesproken. Geert Groete zou men nu Groote schrij- 
ven; 's mans naam heeft met het znw. groete 
(salutatio, salut) niets gemeen. Heir, meir y hair 
oir , enz, zijn voorbeelden der verlenging door 
toevoeging van de i. De tweeklank oe wordt in 
de taal der 16e eenw meestal on geschreven. — 



Digitized by VjOOQIC 



406 



DE OUDE TIJD. 



hem zeer wel draghet (gedraagt) in zijnre 
officie (bediening) , soe sal men hem noch 
een doeghde tsiaers doen van III. ofte VI. 
guldens. Actum den XV en decembri a . 
XV<\ XLVHI. 

Upt huyden den XVQpn decembri a . 
XV C . XL VIII heyt cornelis arentz. gelient 
(geleend) florys outwjjnz voirsz. een graewen 
tabbert (graauwen tabbert), een saertse en- 
de een koercleet (een sarge- of sergekleed 
en een koorkleed), ten mjwesen van mi- 
chael iansz. , burgemr. , ende simon heyn- 
dricz. , twelk oick die selue florys alsulcxs 
(geheel zoo) vanden voirsz. cornelis beken- 
den ontfangen te hebben. — Wat "die kuere 
beicaren" beteekent , kan men bjj Bleysw. , 
Besch. v. Delft vinden. De latijnsche school- 
meesters waren gehouden met hunne leerlin- 
gen in het koor mee te zingen, in vereeni- 
ging met het koorpersoneel der kerk, dat 
door de "Sangmeesters" of "seven-ghetijde- 
meesters" werd gedirigeerd ; zq toch waren , 
zooals Bleysw. schrqft, "als Heeren en Mees- 
teren over dese Chore en Musicale Bende 
ghestelt." — De uitdrukking: u iemand een 
doeghde doen" beteekent, wat men thans een 
gratificatie of douceur geven pleegt te noe- 
men. Men hoort nog wel eens zeggen : "het 
doet mjj deugd" voor: het verheugt mij, 
het doet my goed. Deugd wordt bij Kiliaen 
overgezet met beneficium, weldaad. Om van 
meer voorbeelden niet te gewagen, haal ik 
hier alleen Vondel aan, die in zijn Gijsbr. 
v. Jemst. , bedr. I. 2 , zegt : 

"Gij hebt de stadt en mij geen kleinen dienst gedaen ; 
Een deught, die nimmer zaluitmijn gedachtengaen." 



(Fol. LVI vo.) Up huyden ten daghe com- 
pareerden inde burgemrncamer bynnen der 
stede van delf, pouwels claesz. pannebac- 
ker ende belie heyndricsdr. , zijne huysvrouwe , 
voir burgemrn. ende enighe hoeftmans (hoofd- 
mans) vander geselscappe vande clovenierders , 
die tot des selfs comparants versoke (verzoek) 
vergadert waeren. Ende verclairden die selue 
comparanten , hoe dat thonis pouwelsz. hoirl. 
(hunluider) zoon, oudt wesende ontrent VI. 
jaeren , geweest was den XJLUl. Septemb. 



lestleden inde clovenierders doelen, aldair 
die scutters scietende waeren die papegaye, 
omme hooghe upgerecht (op een staak ge- 
plaatst). End 3 alsoe Jan Jansz. potter , mede 
scietende als scuttere nae die selue pape- 
gaye , hoirl. voirsz. zoene (zoon) bij onno- 
telheyt (zonder boos opzet) ende ongevalle 
doireoeten (doorschoten) is geweest. Twelck 
sy seyden langhen tijde ter harten getrocken 
(genomen) hebbende, niet en hebben connen 
verge ven. Soe hebben sy noch tans , nu hem 
beraden hebbende mit God almachtich ende 
guede (goede) menschen, voir ons verclaert, 
vervangende alien hoeren (hunne) kynderen, 
vriendens ende maghen, dat sg vergeven 
vuytter harten (van harte) ende om goodts 
willen den voirsz. Jan Jansz. alle tgundt 
die selue daer enichersins an misdaen ofte 
misbruyct (verkeerd gehandeld) sonde moghen 
hebben; belovende tselve den voirsz. Jan 
Potter ofte zijnen kynderen tot ghenen tij- 
den (nimmer) achter te houden (na te hou- 
den), te verwiten ofte hem van dien te be- 
claghen (deswegens aan te klagen) in eny- 
gher manieren. Aldus gesciet den X en 
Octobri a°. XV C , LI, mijn Iegenwoirdich 
(nl. de secretaris), ter presentie van vranck 
van der meer pietersz. , heyndric Jansz. en 
adriaan claesz. burgemrn, cornelis aelbrechtsz., 
pieter pietersz. , mr. willem tielmansz. , cor- 
nelis michielsz. , huyg die groot ende simon 
heyndricz. , hoeftmans. — 

De manslag, in 't bovenstaand extract 
meegedeeld, was door onvoorzigtigheid be- 
dreven, en den dader, volgens het oude 
strafregt, niet tocrekenbaar , m. a. w. hij 
was "exeusabel" De tusschen de magen van 
weerszijden ontstane veete werd , nu zfl "mit 
vrientscappen" verzoend waren, opgeheven 
en was voor altijd nit de wereld Het is 
hier de plaats niet om over de regtspleging , 
die bij het treffen van den zoen plaats had , 
te handelen; in de Nederd. regtsoudh. 
van Noordewier en in andere werken, als 
in de Besch. r. Brielle door v. Alkemade 
en v. d. Schelling, is dit onderwerp uiteen- 
gezet, dat een voornaam punt van het 
oud-Holl.- en municipaal- of gemeentelgk 
regt uitmaakt. Ik meen echter den lexer 
geen ondienst te doen met de mededeeling 



Digitized by VjOOQIC 



UIT HET i* MEMORIAEL-BOUCK VAN BURGEMEESTEREN VAN DELFT. 407 



van het volgende, getrokken nit het werk 
van Joost de Damhouder, "Doctor in beyde 
de Rechten, ende Raedt Ordinaris van de 
Keyserlycke Majesteit Xarel de V e ," die 
in zijn Practycke in Griminele saecken , bl. 
126 v. het volgende meedeelt: "Item, wor- 
den gheexcuseert van doodt-slaghe , alle de 
gheene die doodt-slagh committeeren (begaan) , 
niet uyt quaden wille oft meynighe , maer 
onnooselijck (in het extract: by onnoselheyt) 
by eenigh accident , ende by onghevoile. — 
Ende daerom en wordt sulck mischievelycke 
(tyj ongeval) ende casueele (toevallige) doodt- 
slagh, den facteur (dader), alwaer hy Prie- 
ster, niet gheimputeert (toegerekend) tot 
eenigh irregulariteit (onregelmatigheid in 
zyn gedrag), ghelyck den text verhaelt van 
een Priester, die te paerde rijdende (om 
appetyt te krijghen) dat seer wilt was ende 
den breydel (teugel) brack, waer by hy *t 
dan niet regeeren en koste (konde), maer 
het ontdroegh hem (het ging met hem door) , 
soodat het een kindt doode in sijns Moe- 
ders arm; om welck faict (feit) den Prie- 
ster niet irregulier en was, want hy gheen 
onbehoorlijcke faict en dede met ryden , en- 
de het dooden van den kinde was misval 
(ongeval, ongeluk) zonder schalt. Een ander 
exempel verhaelt den text van twee Klerc- 
ken , ' daer d' een den anderen in d' aerde 
(op den grond), by spel en worstelinghe , 
werpt; ende daer den valder, by ongelucke, 
in sjjn handt hadde een mesken (mesje), 
daer den werper in viel, hem soo quetste, 
dat hy daer van sterf j in welcke meschief 
(ongeval) den onderleggher , met den messe 
niet culpable (schuldig) en was. Maer is in 
dit casueel meschief te noteeren, dat nie- 
mandt daer by geSxcuseert en wordt, dan 
die 't doet onversinnelyck (uit onvoorzigtig- 
heid) , sonder intentie (boos opzet) , meyninghe 
oft wille, ende oock in sulcke wercken (be- 
dryf, handelingen) , die synen persoon ghe- 
oorlooft ende beqoaem (overeenkomstig) zijn , 
ende dat met alder diligentie (naarstigheid) 



1 Een JclercTe is een geestelijke. Zij droegen een 
"cruyn" of ook geen , maar altijd klerckelicke t 
d. i. geestelijke kieeding. Tegenover hen stonden 
de leeken. 



om het pcrijckel te beletten. — " 2 De clovenier- 
dertdoelen was de plaats, waar de schutters 
die de coluvre bij hnnne oefeningen en uit- 
spanningen gebruikten, bij elkaSr kwamen. 
Volgens Bleysw. , bl. 562 , was de bena- 
ming coluvre afkomstig van "een Frans 
woord, beduydende sooveel als een Basse 
ofte Roer, gelyck 't selfde in die beteeke- 
ningh in d' Oude Chronjjck van Hollandt 
dickwils gelesen word." Hetgeen hij verder 
over de Schutterijen en Doelens meedeelt 
is zeer lezenswaardig. Zie hem van bl. 
557 — 572 zyner Beschrijv. — 



Het le Memoriaelbouck van Burgemrn. 
bevat vele ordonnantien van betaling , 
door den stads-tresorier te voldoen, betref- 
fende zeer verschillende en curieuse onder- 
werpen, waarvan ik er cenige wil meedeelen. 

(Fol. LX v°.) Heer,tresorier pieter vranckz. , 
burgemrn ordonneren u te leveren in han- 
den van cornelis dircz. beest ende arent wil- 
lemsz. , attelgerymgrs (artilleriemeesters) , 
LUn car. guld. , omme daennede inden toe- 
comenden ommeganck te vervallen (te be- 
stryden) die costen, die alsdan vallen sullen 
van bier , broot, hammen ende anders voir 
den person en, die ommegaen sullen en van 
pyperen (pijpers) ende trommelaers , naer 
ouder gewoenten (gewoonte), mits gehouden 
te zyn guede rekeninghe daer van te doen. 
Actum den H en Juny a". XVc ende LII. 

(Fol. LXIX vo.) Heer tresorier, enz. bur- 
gemrn ordonneren uw te leveren in handen 
van die attelgeriemgrs dezer stede L H. van 
XL gr. tpont, omme mede te vervallen die 

« By gelegenheid dat de Damhouder spreekt 
van de ontoerekenbaarheid van jonge kinderen, 
laat hij deze klagt hooren: "Ende seecker, wy be- 
vindcn, dat de kinderen van onsen teghenwoordi- 
ghen tijde, snooder ende veel argher (slimmer, 
boosaardiger) zijn, dan de kinderen van voorleden 
tijden waren, (Godt betert!)" Men ziet, dat het 
gezegde : "II n'y a plus d'enfants !" voor ruim 
drie eeuwen even waar meet geweest zijn, als in 
onzen tyd van vooruitgang en ontwikkeling , nu 
de jeagdige hersenen, eer zij gesloten zyn, ten 
koste van het teere ligchaam, worden gepijnigd 
en opgevuld met begrippen, die de kinderlijkc on- 
bevangenhcid in "snoodheyt" doen verkeeren. — • 



Digitized by VjOOQIC 



408 



DE OUDE TIJD. 



costen van den aenstaenden ommeganck, be- 
roerende die spys ende drank, die men in 
den doelen behouen (behoeven) sal voor tge- 
meen geseUcap (d. i. : voor al de leden der 
schutterij), trommels lager 8 , sluyerdoeh voir 
die beveeUluydens (bevelhebbers , hoplieden) , 
ende diergelflck , mits gehouden te zfln , enz. 
Actum den X- n Junij a . XVc LIII. 

De "omweganck", waarvan in bovenstaande 
ordonnantifin sprake is, was de vroeger zoo 
vermaarde groote processie of Delfsche Om- 
megangh , die jaarljjks op den eersten zon- 
dag na St. Olof of Odulphus plaats had. 
Bleysw. schrijft daarvan o. a. het volgende: 
"En het schijnt, dat de Burger-wagt ofte 
Schutterifin van ouds met haer antjjks-geweer 
dese Processie ofte Ommegang mede hebben 
gevolgt (geljjck in diergelijckc gelegentheyt 
hedendaegs [nl. in 4667] t'Antwerpen en op 
andere plaetsen na de moderne wijse ge- 
schiet); of dat dese monstering van geweer 
en wapen-handeling in desselfs plaetse op 
de Jaer-marcten is gemtroduceert (ingevoerd) ; 
want ick dese actie van de Schutterie ver- 
scheyde mael en selfs in haer Ordonnantie 
met de naem van Ommegang gementioneert 
(vermeld) vinde". — Na de Keformatie bleef 
de oude benaming van Ommegang behonden , 
maar gaf toen niets anders te kennen dan 
hetgeen Bleysw. een "monstering van geweer 
en wapen-handeling" noemt. Wij zonden het 
nu groote inspectie en parade van de schut- 
terij knnnen heeten, die tegenwoordig nog 
door een wandeling langs de voornaamste 
straten der stad gevolgd wordt. De Schut- 
terij werd na den afloop der plegtighcid, in 
den Stads Doelen op bier, brood en ham ont- 
haald, waarbij de tamboers en pijpers niet 
werden vergeten. Met "sluyerdoeck" wordt 
bedoeld de stoffage , benoodigd voor de slnyers 
of sjerpen (6charpes) der hoplieden ; de kos- 
ten daarvan werden door de stad betaald, 
die den "beveehluydem" van tijd tot tijd 
nieuwe singers, bij wflze van gratuileyt, 
zoo als men vroeger een cadeau noemde, 
vereerde. 

Pol. LXXIII vo. komen drie ordonnantifin 
voor, die op 'tzelfde onderwerp slaan, nl. 
het verbigf in October 1553 van den bu- 



schop van Ebron, suffragaan van "mgn 
beer die bisscop van Utrecht" , in de "grjjze 
Govaertsstad" , zoo als Delft in dichterlijke 
bewoordingen dikwijls wordt omschreven ; de 
historie moet er echter protest tegen aan- 
teekenen. De reden waarom heb ik vroeger 
reeds vermeld. Zie hier de ordonnantifin zelve: 

Heer tresorier enz. , bnrgemrn deser stede 
ordonneren n te leveren in hoeren (hunne) 
handen XXV L van XL groot tpont , omme 
dieselve voorts bij (door) hen vuytgereyckt 
(overhandigd) te worden mijn heer die sof- 
fragaen van Utrecht, tot een gratuytee, 
van dat hij bynnen deser Stede zekere da- 
ghen gevaceert heyt (zich onledig gehouden 
heeft) mit a" administreren tsaer amentum 
confirmacionh (het sacrament van 't vorm- 
sel), enz. Zijn hem dese voirsz. penninghen 
ten voirsz. daghen toegeleyt bij rayn heeren 
van de Wet , collegialiter (gezamentlyk) ver- 
gadert z|jnde, enz., omme te betalen die 
soffragaen XX L. , die eappellaen HI L. , 
ende die twe dienaers H L. , van zijnre 
voirsz. vacatifin (zittingen). Ende sullen (nl. 
myn heeren vande Wet) daer en tenden (daarna) 
afdoen alle tgundt hij in zinte Aeghten ver- 
teert heyt, den tyt voirsz. dat hij totter 
confirmacie gevaceert heeft, ende daer en 
tenden oick van alle den tijt, dat hg in 
beyde die Kercken (de Oude en de Nieuwe 
Kerk) XIII. daghen gevaceert heyt int con- 
sacrertn (wijden) [van] die outaers , etc. — 
De kosten van wyn en anderains in 't con- 
vent van St. Aagten gedaan, beliepen L H. 
XHn st. , van XL groot vlaems tpondt , en 
aan mr. Joost heyndricz. werd VIII L. ver- 
goed "vande costen, tzgnen huyse gedaen 
bij mqn heer die bisscob van ebron , soffra- 
gaen van mijn heer die bisscob van Utrecht , 
mit zijnre familie (gevolg) , ten tijt van drie 
dagen, doen (toen) hij inde nyeice Kerch 
vormende was." 

De suffragaan , van het lat. suffraganeus , 
ook wijbi88chop geheeten, was de vicaris 
of plaatsvervanger van den aartsbisschop of 
metropolitaan van Utrecht en stond dezen 
in zijn bediening ter zijde, voornameljjk bg 
het wgden van bisschoppen, dat de aarts- 
bisschop alleen niet doen mogt. — Over het 
klooster van St. Aagten heb ik bfl een 



Digitized by VjOOQIC 



UIT HET l e MEMORIAEL-BOUCK VAN BURGEMEESTEREN VAN DELFT. 409 



vorige gelegenheid reeds gehandeld, als de 
plaats, waar de htooge geestelyke en wereld- 
lijke Heeren op stads kosten plagten ont- 
haald te worden ' . Het re/cctorium of reefter, 
waar de kloosterzusters hare dagelyksche 
maaltijden hidden , bood een uitstekende ge- 
legenheid aan om, gelijk men toen sprak, 
"te coste te gaari\ 



Behalve Delflandsche boter, Delfsche 
knapkoek , gerookte schapen- of lamsbout- 
je8 , hengstpaarden enz. gaven Burgemeesters 
nog andere cadeaux of "gratuytees" aan ver- 
schillende "goede Heeren" , die men ver- 
s to nd, dat aan de stad in deze of gene 
"affaire" goede diensten zouden kunnen en 
willen bewyzen. In myne Mededeelingen uit 
het archie/ der stad Delft, bl. 132 vv. , 
teekende ik er eenige op. Fol. Li 111 v°. van 
het l c Memoriael lees ik nog iets derge- 
lijks : Heer tresorier , enz. , burgemrn ordon- 
neren uw te betalen cornelis arentz V L. 
XII st. , van XL gr. tpondt , die hy verleyt 
heyt (verschoten heeft) van XII scapen casen , 
die onlanis geleden tot Brusele gesconcken 
ztjn eenighe guede heeren aldaer, enz. Den 
XXVIII™ novembri a . XV<*. LHI. — In 
1556 nam de secretaris, in plaats van mr. 
cornelis , op zich , "op zynen bequaemen tij- 
de" (tegen den behoorlyken tyd) te bezorgen 
eenige "schapen billekens, hammen, roeck- 
vleys (rookvleesch) ende tonghen (ossetongen) 
zoe men die best sal moeghen becoramen, 
omme mit die zelfde te gratificeren enighe 
heeren. " Dergelyke "kleine attenties" namen 
Burgemeesters te baat, om zich "vrunden" 
(vrienden) uit den onregtvaardigen Mammon 
te verwerven, die de belangen der stad, 
vooral bij de "veelheyt van processen," 
zouden behartigen en voor de "goede expe- 



» In Maart 1554 werd de Stads-tresorier gelast 
aan den prior van St. Aagten, van XXVII I 
maaltijden, beloopende LXII car. guld. IV st., 
en van wijn XX car. guld. XV I II st. te betalen; 
de knecht van den prior kreeg XII st. voor fooi. 
Die tcerkosten werden gemaakt door "mijn heeren 
Numan ende Hanneman" , Commissarissen van 
*s Keizers wege gezonden, om de stads-rekening 
van het vorige jaar na te zien. 

16 70. 



ditie van de justitie" (d. i. : voor een be- 
slissing ten voordeele der stad) veel zouden 
kunnen uitwerken. De Delfsche magistraat 
begreep zeer goed — wy kennen het ver- 
schijnsel ook , maar passen het geneesmiddel , 
omdat het onzedelijk is, immers nooit raeer 
toe? — dat "praatjes geen gaatjes vullen," 
"que les petits cadeaux entretiennent raraitie"' 
en — "que le ventre gouverne lo monde." 
En z66 zal het wel blyvcn. — 



In dezen tyd van oorlog en geruchten van 
oorlog, waarin achterladers en mitrail- 
leuses een hoofdrol spelen , komt het my niet 
ongepast voor het volgende uittreksel mee 
te deelen, dat een opsomming bevat van 
verschillende soorten van geschut , door Bur- 
gemeesters van Delft aan den graaf van 
Bossu, Stadhouder van Holland, gezonden, 
in het najoar vau 1569. 

(Fol. CLXXXVII v°.) Up huyden den 
XI en Octobris a°. XV C . LXIX syn bij mijn 
heeren den burghemrn. deser stede aen den 
persoon van myn heer den grave van Boussu , 
stadthouder van hollandt , by Willem pietersz. 
van Wormer ende symon claesz. van amster- 
dam , beyde schippers ende damloopers (d. i. 
die met hun schepen den Leidschen dam 
konden passeren), ghesonden ende bestelt 
(bezorgd) dese naevolgende partyen van ge- 
schut, te weten: XII falquenetten ende 
kleyne serpentynen , hebbende allegaderhet 
delfsche wapen, wesende die selve gheteyc- 
kent, het l ,r stuck aldus V; noch een stuck 
met du8danighe II kerfkens (kerfjes); noch 
een stuck met dusdanighe I kerf ken; noch 
een stuck met tghetal XI; noch een stuck 
met tghetal XVI ; noch een stuck met XIII ; 
noch een stuck met XII ; noch III stucken 
met het getal 1550; ende noch II stucken 
zonder ghetal. Ende tot elcken van de voirsz. 
stucken ghedaen (gevoegd) twe earner en , 
op haer ghetal ende teycken (d. i. : die bij 
elk stuk behoorden.) Item noch vier langhe 
veltstucken met loofxoerck y te samen heb- 
bende het delfsche wapen, ghemaeckt by 
(door) Johannes Tolhuys, spnder laeden. 
Item noch ses ysere bassen , met twe cleyne 
bassen met haer ysere comers, ende noch 

52 



Digitized by VjOOQIC 



410 



DE OUDE TIJD. 



mi grote vellstucken ghenaemt (met den 
naam er op van) hans poppenreyder , elex 
met zijn teycken , te weten , d' een van St. 
J oris, die H St. Huybrecht, die IIP St. 
Sebastiaen ende het HIP St. Cristofel; 
maeckende te zamen XXVIH stucken ghe- 
schuts, al te samen bij Karel van Bcntynck 
(als daertoe bij synder Excell^. gecommit- 
teert) volghende sijnre visitatie ghefiligeert 
ende begeert (d. i: na een door hem ge- 
daan onderzoek uitgekozen en verlangd); 
met noch tot elcke stucke gheschuts XXV 
ysere cloten (kogels), makende VII C cloten. 
Hebben oick mede ter selver tijdt aenden 
voorn. (voornoemden) Grave van Boussu ghe- 
sonden nil grote ysere quartierslang ende 
XX ysere bassen, te samen gheteyckent 
V. D. , toecomende (behoorende aan) de vis- 
scherjje (d. i. : de haringvisschery van Delft , 
die te Delfshaven gevestigd was), ende tot 
elcken stucke gheschuts II ysere cameren , 
mede gheteyckent als voren ende tot elcke 
stuck gheschuts een dozyn ysere cloten. — 
De benamingen van "falquenetten" cfeine 
serpentijnen" en "quartier slangs" zijn ont- 
leend aan het dierenrqk , nl. aan den valk 
en de slang. Men vindt ook gewag gemaakt 
van kanonnen, die basiliscus , nachtegaal, 
valkhaan en coluvrtjn (van couleuvre , adder) 
werden genoemd. Het zou mij te ver leiden 
hier een beschrijving van het kaliber enz. 
dier verschillende stukken mee te deelen. In 
het Militair woordenboek van Landolt, Leid. 
1 861 , 8 * en in de geschiedenis d. Nederl. ar til- 
ler ie van Kuipers, Nijm. 1870, 8' wordt 
over dit punt breedvoerig gehandeld. — 
Door "earner" wordt aangeduid dat gedeelte 
der ziel van een vuurmond, dat bestemd is 
om de lading te bevatten. Bij deoudeartil- 
lerie was een earner een ijzeren cylinder, 
waarin de lading werd gedaan , en die daarna 
in de kulas van het stuk werd geplaatst. Zij , 



die in 1863 en 1869 de tentoonstellingen 
van oud- en merkwaardigheden en van wa- 
penen , te Delft en Amsterdam gehouden , 
hebben bezocht, znllen zich misschien den 
serpentijn herinneren, die daar op zijn af- 
fuit — men noemde dit oudtyds lade , ge- 
lgk nu nog de schaft der handvuurwapens 
heet — en met zyn van een handvat voor- 
ziene, losse earner stond te prijken. — Het 
"looftcerck" werd bij het gieten van 'tstuk 
daarop aangebragt ; in musea van artillerie , 
o. a. in dat te Kopenhagen, vindt men 
prachtige proeven van kanongieterskunst ; 
het behoorde tot de poezie van den krijg. - - 
"Bassen" , zoo genoemd naar het geluid dat 
wij gewoonlgk blaffen heeten , ' waren kleine 
stukken, die nog voortleven in de draai- 
bassen der kanonneerbooten. — De kanon- 
gieter Johannes of Jan Tolhuys is bekend, 
al was het maar uit het Boek der opschrif- 
ten, bl. 255 vv. Wie Hans Poppenreyder 
was, is mij niet gebleken. Natuurlgk goot 
hij de vier groote veldstukken , die in het 
uittreksel worden genoemd. Zij waren ver- 
moedelijk op kosten van de gilden, wier 
teeken of merk zij droegen , vervaardigd , en 
gelijk Bleysw. bl. 637 v. verhaalt van een 
stuk genaamd de Kuiper van Delft (Zie 
Boek d. opschr. , bl. 257) , dat aan 't kui- 
persgilde toebehoorde, zoo zullen de veld- 
stukken respectivelyk aan de broederschappen 
van de schutters, van de bakkers (St. Obrecht), 
van die van de handboog en van de zakke- 
en bierdragers hebben toebehoord of althans 
uit de kas van elk der genoemde gilden 
bekostigd zgn geworden. — 



1 De geleerde Lipsius zegt in zijn Woordenb. 
dat bassa (basse) beteekent catulus (een jonge 
hond) en dat het wordt afgeleid van latrare, dat 
bassen of blaffen beduidt. Dus : iets dat een bag- 
send geluid maakt. Vgl. het woord baf, dat kleine 
kinderen gebruiken om een hond aan te dniden. 



A 



Digitized by VjOOQIC 



REGISTER. 



Aanteekemng, 309. 
Abdij van Bern, 33. 

u n Ondwijk, 367. 
Abtatede, 335. 
Admiraalzeilcn, 92. 
Advertentien, 199. 
Afhoavren der vnist, 4. 
Afzetten, (Been-) 103. 
Alkmaar, (Weeshuis te) 39. 
Arrestatie, 5. 
Augustijnen, 35. 
Avondmaalsbeker, 67. 



Baars, 52, 144. 
Baker, 209, 264. 
Bathinge, 65. 
Bavo Lepinus, 44. 
Bedelary, 82. 
Bedevaarten, 5. 
Bedilles, 254. 
Bedslede, 98. 
Beer, (Dansende) 272. 
Behangsels, 98. 
Begraven, (Levend) 4. 
Belasting, 199, 240. 
Belegeringsvertooning , 60. 
Berdaxen, 299. 
Bern, (Abdij van) 33. 
Beul , 7. 

• sloon, 7. 186. 
Beunazen, 29. 

Bcurs, (Amsterdam ache) 129. 
Beurtvecr, 50. 

Bezigheden eens pronkers, 39. 
Bewcegmiddel , (Nieuw) 63. 
Bczoldiging, 361. 
Bier, 352. 

a buyzen, 302. 
Bisschop, (Kabinet van) 132. 
Blauwboekjes, 105. 
Bleekerijen, 274. 
Bloemruiker, 808. 
Bodenstavcn, 376. 
Boeier, 51, 201. 
Boek, (Zonderling) 11. 

// winkcl, 218. 
Boelgaaf, 360. 
Boerenbedrjjf, 109. 
liedje, 305. 



Bocrman, 45. 

Boete op dronkeuschap, 107. 

Bohcmiens, 17. 

Borgstelling, 73. 

Born i us vrijaadje, 163. 

Bonvrvallen van Batinghe, 69. 

Bollen, 168. 

* bakker, 170. 
n tumult, 170. 
Braders, 800. 
Braderijen, 800. 
Breekens, 115. 
Brief van een non, 62. 
Brouwcrijen, 302. 
Bruidstranen, 353. 
Bruigom, (Dronken) 40. 
Bruiloft, (Na de) 22. 

u sk oaten, 28. 

ii stafel, 22. 

u sverzen, 358. 
Burgemeester, 137. 
Bybel, 242. 
Bygeloof, 173, 215. 

c. 

Cameretten, 80. 
Caprocn, 298. 
Caros van staat, 139. 
Catechiseermeester, 285. 
Catalogus v. Schilderijen , S97. 
Cen8uur,.(Kerkei;jke) 159. 
Ceremonieel, 138. 
Ceremoniemeester, 314. 
Clopscheentje , 160. 
Codden, 299. 
Contract, 327. 
Coolhaes, 125. 
Cornelia Jan Pauwelsz, 73. 
Courauten, 71, 108. 

D. 

Damscbuiten, 51. 

Dankbaarbcid , 188. 

Dans, 353. 

Descartes woning, 131. 

Dessert, 146. 

Deugd docn. 

Deviczen, 99, 298. 

Dichtcrs, 248. 

Dienaren, ('sHeeren) 403. 

Dienstboden, 13. 



Dieverij, 291. 
Dolhuis, 334. 
Dood, (De zwarte) 328. 
Doop, 292. 

// eling, 293. 

// sformulier, 127. 

* vonten, 294. 
Dordrecht, 88, 137, 171,205, 

237. 
Droogmaking, 131. 
Droogscbeerders , 28. 
Dramas, 14. 
Drenkeling, 236. 
Drinkgewoonten , 133. 
a boom, 114, 155. 
ii gereedschap, 221. 
Duif, (Geverfde) 272. 



Eenvoud, 136. 

Eerewijn, 58. 

Eetwaren, 58. 

Egmond, 260. 

Eik van Zuylichem, 60. 

Eleonora vau Frankrijk, 59. 

Emmertjes, 315. 

Entbenge, 71. 

Erfpachten, 70. 

Excys, 301. 

P. 

Fceaten, 58. 
Feestmaal, 306. 
Formulior, (Doops-) 127. 
Francis de Oroote, 181. 
Franken, 121. 
Fulco, (Ridder) 34. 

G. 

Oalcrij, 53. 
Gallier, 101. 
Oarenzieden, 214. 
Gastbuis, 224. 
Gasterije, 299. 
Gebcd, 198. 
Geldbocten, 6. 
Gclcerdhcid, 131. 
Genceskundc, 102. 
Geneesheer, 361. 
Germaan, 101. 



Digitized by VjOOQIC 



412 



REGISTER. 



Gescbiet, 409. 

Gevecht van studenten, 42. 

Gevel, 88, 137, 161. 

n steen, 85, 149. 
Gezondheidsregel , 71. 
Gild van St. Kathelijne, 155. 
Gilde, (Snijdcrs-) 30, 31. 

a gocdcren verkocht, 156. 
Gipsies, 17 

Glazen tcntjacht, 89, 91. 
Goudleder, 98. 
Graftombe, 38. 



Halmgcven, 80. 
Handel, 91. 
Hcidenen, 16. 
Heilige deur, 356. 
// steen, 216. 
Heksenproces , 8. 

n wegen, 339. 
Hemdcn, 252. 

Hemony klokkengieter, 327. 
Historie van Belgie, 43. 
Hoedekens, 298. 
Hofhouding, 345. 
Hofwijck, 208. 
Holland een tuin, 132. 
Hondenslagcr, 7, 72, 87. 
Hottingahuis, 15. 
Hont, (Alkmaarder) 130. 
Hnis Batbinge, 65. 

// Zuylichem , 21 . 

» bouden, (Kwaad) 111. 

w houding, 150. 
Huldigingsreis, 59. 
Huwelyksaanvragcn, 71. 
ti penning, 22. 
// voorwaarden , 162. 

I. 

Inocculatie, 220. 
Intredc, 138. 
Israelieten, 129. 



Jaar, (Nieuwe) 1. 

// mark ten, 154, 371. 
Jaapmaatjes, (Delftsche) 374. 
Jacht op heidencn, 19. 

// partij, 26. 



Kabinet van Bisscbop, 132. 
Kamerbeschntling , 98. 
Kan, 149. 
Kandeelstok, 245. 
Kantoor, 53. 
Kap, 192. 

Kappen, (Spaausche) 76. 
Karel de Groote, 26. 
Kasteel van Gorincbem, 343. 
Kastijding, 39. 
Kattengeslacht, 217. 
Kei, 181. 

Kerk te Dwingelo, 66. 
n te Egmond, 108. 



Kerken, 51. 
a gaan, 232. 
n nilen, 99, 303. 
// wijdingen, 154. 
Kermis, 153, 187. 271, 233. 

/' wenschen, 375. 
Keukcnboek, 306. 
Keur, 261. 
Keurslijfmaker, 32. 
Retting, 353. 
Kindermalen, 214. 

a stoel, 113. 

// en nit overspcl, 128. 
Kinderkleeren , 244. 
Kleeding, 100, 120, 191, 250, 
328. 406. 
" van een pronker, 39. 

» te Dwingeloo, 66. 

" te Hindeloopen, 281. 

Kleerkoopers, 29. 
Kleermaker, 25, 45. 
Klooster, 349. 
Klopbot, 136. 
Knijpen, 299. 
Koek, (vergulde) 2. 

n (Leuvensche) 2. 

n Kramen, 373. 
Koepel, 132. 
Koetskarren, 85. 
Koopacte, 160. 
Kop, (gouden) 317. 
Koorn, (gebrand) 148. 
Kordewagen, 115^ 
Kost (Zaanschc) 90. 

n cn v. vervoer, 56, 147. 
« * benlszwaarden, 181. 
n it promoveercn , 327. 
Kavel, 298. 
Kraamhcer. 213. 

// kamer, 211, 244. 

// kloppertje, 200. 

f malen , 214, 

// vrouw, 210. 
Kramers, 271. 
Kracbt der pen, 302. 
Krankzinnigenbuis, 257. 
Kromscbaren, 27. 
Kroonen, (De vier) 334. 
Kruis en mnnt, 8. 
Kunst, 172. 

u stukken, 45. 405. 
Kwakzalver, 187. 

L. 

Lakenkooper, 27. 

Lappedieven, 27. 

Ledekantje, 103. 

Leges voor 't beksenwegcn , 242. 

Lemnie, 45. 

Leven8wijzc te Dokkum, 123. 

Leverijen, 298. 

Lied (Kinder) 187. 

// (Minne) 190. 

// (Scharenslijpers) 265. 
(Boeren) 

a erbockja, 315. 
Loopen op stelten, 46. 
Loterij, 222, 256, 

u kaart, 223, 257. 



Lotery deviezen, 223. 

u pryzen, 225. 

n trekking, 226, 258. 
Lucbtbuis, 55. 
Luiercorf, 212. 
Lijkplechtigheid, 238. 

M. 

Maaltijd, 134. 
Macnstik, 214. 
Maljeniers, 373. 
Manslag excnsabcl, 406. 
Martcrs, (Tarame) 81. 
Meelmolen, 205. 
Mcineed, 110. 
Menschen met ee*n oog , 45 
Meter, 213. 

Metten, (Dommclde) 72. 
Middagmaal, 230, 234. 
Minne, 210, 241. 
Mi-parti, 255. 
Mirakel, 34. 
Mis, (Paepscbe) 110. 
Misgeboorte, 46. 
Mitrailleuse, 297. 
Mode, 25. 
Mocras, 132. 
Moesjes, 108. 

u doosjc, 108. 
Molens, 130. 

• (versierde) 351. 

o (Meel) 205. 
Mommerijen, 2. 
Monnikenwoert, 36. 
Moorden, 111, 181. 
Mopsje, 315. 
Morgengave, 23. 
Musicyns, 206. 
Musiekvereeniging, 206. 

N. 

Naaikamer, 228. 
Naaimeisjes, 20. 
Naamfeest, 62. 
Narrendeviezen, 99. 
Narreschip, 289. 
Negers, (Omgaandc) 29. 
Netjes-droogen, 350. 
Non, (Brief v. een) 62. 
Nonncn, 349. 

o. 

Oliekoeken, 372. 

Ondcrtrouw, 309. 

Onkosten bij lykplcchtigh. , 238. 

Onmatigheid, 106. 

Onschuld der Hollanders, 133. 

Ontdekking, (Vreemde) 131. 

Ontheiliging derZondag, 111. 

Onzedelykheid, 13. 

Opcnbricf, 75. 

Opschudding in een kerk, 40. 

Opzitten, 310. 

Oudcwater, 339. 

Oudwijk, 367. 

Overspel, 111. 

Overstroomingen , 291. 



Digitized by VjOOQIC 



REGISTER. 



413 



Overwinden v. schepen, 202. 
P. 

Paardje, ('t geleerde) 272. 
Palmknoopen, 354. 
Pamfletteti, 105. 
Paruiken, 102. 
Pastoorshuishouding , 150. 
Paters, 349. 

u vaatje, 301. 
Penning, (Huwelijks) 22. 
Pestzieken, 362. 
Peter, 213. 
Pillegiften, 295. 
Pincrs, 114. 

Plakaat tegen bcdelcn, 84. 
Policicwezen 16* eeuw, 404. 
Pomade, 102. 
Predikant, 55. 
Priemen, 299. 
Promotie, 323. 
Pronk (Te) stellcn, 41. 
Pronkjonker, 39. 
Prijs van hnisbenoodigdheden , 

152. 
Prijs van Heeding, 32, 151. 

n /r spijs en drank. 150. 
Pijnbank, 9. 
Pijpen, 50, 90, 145. 



Rantsoenen, 119. 

Recbten en voorrcchten , 69. 

Rechtsgedingen, 74. 

a pleging, (Haarl.) 176. 

n spraak, (Oude) 3. 
Reeuwers, 362. 
Reiskosten, 147. 
Rhijnwyn, 135. 
Rinck, 299. 

Ring, (Zenven dubbeltiens) 173. 
Rondjes, 310. 
Ruiker, 357. 

s. 

Sardam, 51. 

Scheper,(de Drentscbe) 266, 285. 

Scheppers, 28. 

Scbieten, (In 'tnieuwe jaar) 2. 

Scboenkramcn , 373. 

School, 229. 

// Latjjnsche, 171, 247. 
mecster, 363. 405. 

ii ii gehnnrd, 185. 

Schoonb. der Holl. vrouwen, 133. 
Scboonmaakkosten , 56. 
Schoorsfeen, 98, 321. 
Schnit, (Blauwe) 289. 
Scbutters, 271. 
Slaadje, (op een) 132. 
Slaapkamer, 227. 
Slagt, 146. 

Sleepen der iaponncn, 362. 
Slot te Schagen, 321. 
Sluizcn, 90. 
Sluijerdeeck , 408. 
Smuijchtapper , 301. 
Snijder, 27, 29. 



Snijderswinkcl , 38. 

Snijkamer, 335. 

Soeteman, 218. 

Soykens, 155. 

Spsarpotten, 237. 

Spaansche kappen, 76. 

Speelgocdkraam , 153. 

Spcl, (Vaderlandsch) 269. 

Spiljoenen, 299. 

Spook, 216. 

Spreekwoord, 15, 148, 320. 
| Stadskeuren, 200. 
I Staten-collegic, 42. 

Staven, 299. 

vStelten, 46. 

Stichtings-diploma, 36. 

Stokman, 72. 

Stoom, 13. 

Stoven, (Bad) 263. 

(Fatsoenlijke) 263. 

Straffen, 4, 6, 231. 

Stranding van walvisscben, 42. 

Studentcn, 42. 

Suikcrwerk, 22, 246. 

Swobs laanwe, 15. 



Tafel, 76, 345, 349. 
Tappers, 404. 
Tentamen, 324. 
Tentjacht, 89, 91. 
Tentoonstelling , 104. 
Terechtstelling, 178. 
Toiletboekcn , 306. 
Titels v. boeken, 11. 
Tollen op linnen, 108. 
Tonyn, 42. 
Tooncclaankondiging, 333. 

a spelers, 129. 

a speelknnst, 207. 
Tooverteeken , 7. 
« poeder , 8 . 
Torenschuit, 51 . 
Tortnur, 9. 

Tontenburg, (Georg van) 69. 
Touwslagerij , 273. 
Tredraolen, 125. 
Tronvren en vrijen, 22. 

n in stilte, 22. 
Tuin van Pinto, 130. 
Tulpomanic, 131. 
Tuniek, 191. 
Tydverdrijf, 81. 



Uithangborden , 52. 
Uitspanningen , 171. 
Uitvindingen, 63. 
Uitzct, 315. 

• ting van stndenten, 42. 
Upsteeckers , 299. 

V. 

Vaderland, 129. 

Vaernewijck , (Marcus v.) 43, 44. 

Vantijd, 245. 

Varken, (Steenen) 852, 361. 



Vechten, 299. 
Vcrdrinken, 4. 
Veerschuit, 49. 
Verjaargeschenk , 62. 
Verven der huid, 251. 
Veroordeelde gered, 186. 

// ing van dieren, 10. 
u a n kinderen, 10. 

Vertooning v. een belcgering, 60. 
Vervolging der heidencn, 19. 
Verzoekschrift op rijra , 93 , 249 . 
Vexatie schutten, 404. 
Visscherij, (Grocnlands) 220. 
Vischmaal, 23. 

// koken, 135. 
Viziocn, 35. 
Volkssmaak, 15. 
Voorpoort, 37. 

u teckencn, 3. 
Vosscnvangers , 99. 
Vrcde van Utrecht, 350. 
Vrocdvrouw, 212. 
Vrouwcnstraffen, 666* 
Vrijaadje van Bornius, 163. 
Vrijdom van axcijns, 301. 
Vuist, 5, 76. 
Vuurbaak, 130. 

a proef, 7. 

W. 

Waelcn, (De) 51. 
Wagen, (De vergulde) ggg. 
Walviscb, 41. 
Wantsnijders , 373. 
Watercn, (Kostelyke) 125. 
Wcelde, 105. 
Weeshnis, 193, 227. 

o reglementcn, 39. 
Werktuigkunde, 46. 

a digen, 45. 

Wcrktuig voor droogmaking, 63. 

a n besproeing, 63. 

Werven, 51. 
Weezen, 39. 
Willekeur, 261. 
Winnebrooden , 115. 
W issel wagen , 85. 
Woeker, 112. 
Wollenaaisters , 28. 
"Wondcrcn, 47. 
Wgn, 146. 

IJ. 

IJdelheid van Regentcn, 196. 

z. 

Zedelijke toestand, 110. 
Zecdienst, 129 
Zeelieden, 119. 
Zeilen in rompagnie, 92. 
Zelfmoord, 10. 
Zigeuncrs, 16. 
Zindelijkhcid, 129. 
Zoen treffen, 406. 
Zuylichera, (Huis te) 21. 
Zweep, 87. 
Zwik, 314. 



Digitized by VjOOQIC 



LUST DER PLATEN. 



Biz. 

Een heidcnkamp 1 

Arrestatie op een gewijde plaats 5 

Tortuur 9 

Hcidenen , naar Rembrandt 16 

Heidcnen op weg, naar Callot. ... 17 

Het huis te Zuylichem, naar P. Huygcus. 21 

Dc klecrmaker, naar Brekelenkamp 25 

Dc snijder, naar J. Ammon 29 

Graftombc van Arcnd van der Sluis 36 

Voorpoort van de abdij van Bern (van binnen) 37 
u a nun u buiten) 37 
Walviseh in 1598 op het strand bij Katwijk 

geworpen 41 

De Lemmie 45 

Gedrochten nit "der nature bloeme" 48 

Zaandammcr veerschuit 49 

De eik van Zuvlichem 61 

Dwingeloo 64 

Het huis Bathinge 65 

Bouwvalien van het huis Bathinge 69 

D' vergulde wagen 85 

Huis in de Wynstraat te Dordrecht 88 

Tent- of glazenjagtje 89 

Een kamer uit de 17c eeuw te Dordrecht. 96 

Bedstede en kamerbetimmering , 17 e .ccuw. 97 

Germaansche vrouwen 101 

Gennaan 101 

Gallier 101 

Het ledckantje te Egmond aan den Hocf. . 104 

Moesjesdoosje 108 

Het boerenbedrijf in de 17 e eeuw 109 

Kinderstoel 113 

Frankische mannen 121 

Frankische vrouwen 121 

Moddermolen 125 

Geveltje uit Dordrecht 1 37 

Visschers van over 't TJ 145 

Oude gevelsteen 149 

Speelgoedkraam 17 c eeuw 153 

Dordsche huizen 1 61 

De bollebakkcr 169 

Gcvangcnis in de 17 e eeuw 177 

Een wonderdoktor 189 



Biz. 

Mannen uit de 10e en lie eeuw. 192 

Vrouwen u u u u n n 193 

Het kraamkloppertje 200 

De meelmolen 205 

De baker 209 

De kraamheer 213 

Vreemd dnnkgereedschap 221 

Loterijkaart van Egmond 224 

Spaarpotten 237 

Kraamkamer 244 

Minne 245 

Kleeding uit de 12e en 18e eeuw 252 

a a a n u u v ........ 253 

Kaart van de loterij voor het krankzinni- 

genhuis te Amsterdam 257 

Scharenslijper 265 

Een vaderlandsch spel 269 

Touwslagerij 273 

Glasschilderij 280 

Hindelooper kleederdracht 284 

De blauwe schuit 289 

Een doopeling 293 

De mitrailleuse 297 

Boerenbinnenhuis 805 

Zaandamschc dame 309 

Gouden kop 317 

De schoorstecn op het slot te Schagen .... 821 

Kleeding 1350— 1430 329 

Vrouwenklecding omstreeks 1400 332 

Abtstcde 337 

Het kastcel van Gorinchem 344 

Tafeltje uit de 17e eeuw 349 

Versierde molen aan de Zaan 353 

Schoolvertrek 17° eeuw 364 

Des schoolmecsters troon 365 

Oudwijk 369 

Bodenstaven 376 

Zaaodamsche rouw 381 

De schilderij in dc Bullekerk 885 

Kleeding in de 2e helft der 15e eeuw 392 

tt U II II II u u H 393 

Wapenrustiug van Karcl den Stoutc 396 



Digitized by VjOOQIC 



INHOUD. 



Biz. 

Nieuwejaar 1 

Oude rechtsspraak , door Mr. A. Verstcr. . . 3 
Beschouwingen eu opmerkingen naar aan- 

leiding van een zonderling boek, door 

D. P. van Heyst 11, 43 

Swob's Laauwe. Friesch spreekwoord 15 

De heidenen , iazonderheid met betrekking 

tot hnnne behandeling in ons vaderland, 

door Mr. J. W. Staats Evers 16 

De naaimeisjes in 1748 20 

Het huis te Zaylichem, door Mr. A. Ver Huell. 20 

Het vrijen en trouwen 22 

Geschiedenis van de kleeding in de vrocgere 

tijden, door D. van der Kellen Jr., 25, 

100, 120, 191, 250, 328 

De abdij van Bern 33 

Hoe een pronkjonkcr in den aanvang der 

18 e eeuw zijn dag passeerde 39 

Weezentucht 39 

Een dronken bruigom 40 

Walvisch in 1598 op bet strand bij Katwijk 

geworpcn 41 

Van over 't IJ , door J. Honig Jz. Jr. 49, 

89, 135, 144, 201, 218, 307, 350, 380 
Onkosten aan de vervulling ecner predikants- 

plaats verbonden in de 2e hclft der 17e 

eenw, door Dr. R. C. H. Romer 55 

Uit den tijd van Karcl V, door Dr. En- 

gelbregt 57 

Dceik van Zuylicbem, door Mr. A. Ver Huell. 60 
Brief van cene non nit de Byloke aan den 

preloat der St. Pieters-abdij , medegedceld 

door F. de Potter 62 

Uitvindingen 63 

Dwingeloo en wat'tnog meer te zien geeft, 

door C. van Schaick 64 

Opmerking 71 

Bladvulling 71 

Hondeslagers, door E. Lanrillard 72 

Jan Pauwcls Comelissen, door J. H. van 

Dale 73 

Tamme martcrs 81 

Nog iets over bedelary in dc 17 c eeuw, 

door Dr. Jan ten Brink 82 

Iete over de eerste Gcldersche wissclwogens, 

door Mr. A. Ver Huell 85 

De hondenslagers in Belgie, door Jan Broec- 

kaert 87 

Oude gevels te Dordrecht 89 

Verzoekschrift op rijm van den sehout der 

vrijheid Etten Picter Nuyts 93 



Biz. 
Wat er alzoo in een burgerhuis van de 17c 

eeuw te vinden was, door D. van der 

Kellen Jr 95, 209, 241 , 291 

Kerkuilen, door Jan Broeckaert 99 

Deviezen van narren 99 

Vosscnvangers 99 

Proeven van geneeskundige behandeling... 102 
Het ledekantje te Egmond aan den Hoef, 

door C. W. Bruinvis 103 

Tentoonstelling van Zceuwsche oud- en merk- 

waardigheden te Middelburg 104 

Hit den ouden tijd. Mededcelingen van Mr. 

J Dirks 105, 163, 240 

Verzcnding onzcr couranten naar Engeland 

in het laatst der vorige en in het begin 

dezer eeuw ] 07 

Mocsjes 108 

Het boerenbedrijf in de le helft der 17e 

eeuw 109 

Een blik in den zcdelijken toestand der 

mnatschappij van vroegeren tijd, door 

S. Piccardt 110 

De kinderstoel 113 

Het Sluischc Sint-Kathclijnegilde en zijn 

merkwaardige drinkhoorn, door J. H. van 

Dale 114, 155 

Het dagelijksch brood onzer zeclicden voor 

50 jaar door Th. Jorissen 119 

Hoe men in den aanvang dezer eeuw nog 

te Dokkum lcefde 123 

De tredmolen 124 

Colhaes distillateur, door Dr. G. 1). J. Schotel. 125 
Een oud doopsfbrmulier in Drentbe in ge- 

bruik , door C. van Schaick 127 

Een wandcling door een boek , door Mr. A. Ver 

Huell 129 

Drinkgewoontcn onzcr vaderen in de 17eceuw. 133 

Geveltjc uit Dordrecht 137 

Zondcrlinge verkiezing van een Burgemccstcr. 137 
Ceremonieel bij H. H. M. , practicabel om- 

trent de aanwezende Ministers van vreemde 

Potcntaten, door P. A. Leupe 138 

Staaltje van straf in de vorige ccuw, eenen 

predikaut opgelegd, door J. van der Bann. 147 

Spreekwoorden , door Harrebomee 148 

Een Postoors huishouden in de 18e eeuw, 

door Jan Broeckaert 150 

De kermis, door D. van der Kellen Jr... 153, 

187, 271, 333 
Eene kerkclijke censuur bij de Hervormde 

gemccntc te Neuzen , door J. van der Baan . 159 



Digitized by VjOOQIC 



1NH0UD 



Biz. 

Dordtsche huizcn 160 

Bollen, door J. ter Gouw 168 

Dordrecht in den aanvang der 17« en der 

19e eeuw, door Dr. G. D. J. Schotel. 171, 
205, 247, 389 
Bijgeloof in Drcnthe, daar waar ik thuis 

was, door C. van Schaick 173, 215 

Haarlcmsche rcchtspleging , door Mr. A. J. 

Enschede 176 

Francis de Groote, door J. II. van Dale.. . 181 
Op welke voorwaarden Claes Pietersz. in 

1636 tot schoolmeestcr te Wormerveer wcrd 

gchunrd 185 

Een vcroordeelde door een maagd gered . . . 186 
Hoe een scherprechter in 1608 betaald werd. 186 

Kindcrliedjc 187 

Ben dag in een wecshuis in de 18« eeuw, 

door VV. M. Seheltema Ez 194 

Bclasting op advertcntien 199, 227 

Het kraamkloppertje 200 

De Meelmolen 205 

Hofwijck , door Frederiks 208 

Garen zieden 214 

De inocculatie in 1774 220 

Vreemd drinkgereedschap 221 

De Loterijcn 222, 256 , 378 

Een vorstclijk drenkcling, door A. Aarsen. 236 

Spaarpotten 237 

Lijkplechtigbcid voor den Heere van Was- 

senaer , door Mr. A. J. Enschede 238 

Een rederijkcrsverzoekschrift 249 

lets over de stadskeuren, a)s rijke bronn'en 

voor de kennis der Nederl. taal, door 

Mr. J. Soutendam 260, 298 

Scharenslijpers liedje 265 

De Drentsche Scheper, door A. L. Lestur- 

geon . . . . 266, 285 

Een vaderlaudsch spel, door Dr. Romer. . . 269 

Touwslagerij 273 

De Haarlemsche blcekerijen, door Mr. A. 

J. Enschede 274 

De kleederdracht der Hindelooper vrouwcn. 281 



Biz. 

De blaauwe schuit of *t Narreschip 289 

Dieverij bij overstrooraingen 291 

De mitrailleuse in vroegere tijden 297 

De kracht der pen 302 

Kcrkuilen, door C. v. Schaick 303 

Boerenliedje 305 

Toilet en kcukenbocken 306 

Een fcestmaal omstreeks 1722 306 

Afbeelding van den gouden kop door de 

• staten van Holland en West-Friesland vcr- 

•cerd aan de Witt, de Ruijter en van Gent 

1667, door P. A. Leupe 317 

Sprcekwoord , door P. J. Harreboinee 320 

De schoorsteen op het slot te Schagen , door 

C. W. Bruinvis 321 

Een promotie in de 18e eeuw, door Frederiks. 323 
Contract tusschen de 8 tad Haarlem en den 
klokkengieter Hemony, door Dr. C. Ekama. 325 

Utrechts Abstede, door D. Buddingh 335 

Het heksenwegen te Oudewater, door H. 

C. Rogge 339 

Het kasteel van Gorinchem 343 

Hoe de tafels in de hof houding van Prins ' 
Maurits waren ingcdeeld, door P. A. Leupe. 345 

Tafeltje uit hot laatst der 17c eeuw 349 

Paters en nonnen in een kiooster 349 

De geneesheer in de 18e eeuw 361 

Verzorgers van pestzieken 362 

Het slecpen der japonnen 362 

De schoolmeestcr in den aanvang der 17 e eeuw 363 

Oudwijk's Abtdye, door D. Buddingh 367 

De Jaarmarkt te Briclle in 1445 , door Mr. 

J. Soutendam 371 

Bodcnstaven 367 

Catalogus der schilderijcn van Diego Daarte 
te Amsterdam in 1682, met de prijzen 
van aankoop en taxatie, raede^edeeld door 

Fr. Mailer " 377 

Uit het inemoriacl-bouck van burgemeesteren 
van Delft, loopende van den jare 1537 
tot 1574, door Mr J. Soutendam 403 



Digitized by VjOOQIC 



Digitized by VjOOQIC 









Digitized by VjOOQIC 



-Srrr*-' 



.Ob 

\W0 



3 0000 108 640 248 



** 



Digitized by VjOOQ 



Digitized by VjOOQIC